| |
| |
| |
R. Marres
Het gespleten bewustzijn van een sadist.
Over Vestdijks De Held van Temesa
Vestdijks roman De held van Temesa, uitgekomen in 1962, heeft als onderwerp een bepaalde archaïsche vorm van godsdienst, een eredienst, die de hoofdpersoon, een priester, met politiek geïntrigeer in stand tracht te houden, maar die tenslotte toch wordt opgeheven. In dit stuk zal ik me voornamelijk bezig houden met het raadselachtige karakter van deze hoofdpersoon. Daarbij zal ik diverse interpretaties van zijn gedrag en mentaliteit die mij onbevredigend voorkomen onder de loep nemen en er mijn eigen opvatting tegenoverstellen. De protagonist vertelt het verhaal in de ikvorm en dat schept het speciale probleem van zijn al of niet betrouwbaar zijn. Daarop zal ik ingaan waar het nodig is.
De geschiedenis speelt zich af in Temesa, een op het oude Griekenland geöriënteerde stad, gelegen aan de Westkust van Zuid-Italië, in de vijfde eeuw v. Chr. Hier wordt elk jaar aan de Heros ofwel Held Polites een mensenoffer gebracht, een huwbare maagd die niet ouder dan vijftien jaar mag zijn. Deze Polites, een legendarische figuur, had indertijd een meisje aangerand en was door de burgers dood gestenigd. Toen men het idee kreeg dat zijn wraakzuchtige schim de stad onveilig ging maken, deed het orakel van Delphi de uitspraak dat hij door zo'n bloedoffer verzoend moest worden. De hoofdpersoon van de roman, Plexippos, is de priester van het heroön ofwel heiligdom van Polites, die als beschermheer van de stad fungeert als hij zijn offers maar krijgt.
Het offer wordt op de volgende manier gebracht. Het meisje, dat door het lot is aangewezen, wordt met een drank bedwelmd en tegen het invallen van de nacht in de cella gelegd, het allerheiligste van de tempel. Ook de priester neemt een slaapdrank en brengt de nacht in de cella door in de hoop op orakelspreuken of voorspellingen van Polites (20). Als verklaring van de slaapdrank wordt ook gegeven dat het niet aangaat de priester getuige te laten zijn van de gruwelen (272). (Deze verklaring krijgt door wat volgt een macaber ironische bijklank.) De cella is verzegeld. Niemand mag zich die nacht in de buurt van het heiligdom ophouden. 's Morgens is het meisje dood, blijkbaar door Polites als offer aanvaard.
| |
| |
Voor de moderne lezer ligt het voor de hand te denken dat de priester er de hand in heeft. Maar ook in Temesa waar het geloof aan de Held lang niet meer algemeen is doet een gerucht de ronde dat de priester de enige is die als dader in aanmerking komt (305). De filosoof Lampriskos zegt tegen Plexippos dat de Held tot vrijwel niets is vergaan en dat de moorden door iemand anders in zijn naam begaan worden, duidelijk misdadige demonen (195).
Maar de vraag blijft natuurlijk hoe het dan wel precies toegaat, want de priester slaapt. Het spannende van de roman is dat je niet weet wat er precies gebeurt. Je kunt wel je vermoedens hebben, maar zekerheid heb je niet. Voor wie de roman niet gelezen heeft zal ik de spanning moeten wegnemen, want ik wil de vraag bespreken wat voor soort persoon deze priester is en daarvoor hebben we alle gegevens nodig.
Er komt een beroemd vuistvechter in de stad, Euthymos, winnaar in de Olympische spelen, die Polites wil uitdagen. Na enige tegenstand krijgt hij toestemming. Zichier wat hij 's nachts in fakkellicht ziet en tegen Plexippos zegt ‘U was opgestaan van het rustbed, en u liep met de ogen dicht en de handen vooruit naar het andere rustbed. U deed het in uw slaap, of misschien ook niet in uw slaap, dat zult u zelf het beste weten. Bij het andere rustbed bleef u staan, en uw handen tastten naar het slapende meisje, haar borst, haar keel, haar gezicht. Misschien heb ik mij toen bewogen, misschien schrok u in uw slaap, want u ging terug ()’ (294). Plexippos antwoordt dat hij in zijn slaap het verlangen moet hebben gehad om het meisje te beschermen omdat ze hem vroeger na heeft gestaan. Dat hij slaapwandelt wist hij niet. Euthymos zegt dan dat Plexippos altijd de Held geweest is, de laatste vijftien jaar. Sinds hij priester is werden de meisjes weer gewurgd (295). Bij de vorige priester kregen ze zo'n sterke dosis van het slaapmiddel dat ze daar al aan stierven. Plexippos heeft ze ook verkracht, in elk geval soms (297). De eerste keer had hij krabben in het gezicht door tegenstand van het meisje. En ook later was wat hij deed aan zijn kleren te zien.
Nu is er nog een tweede cruciaal gegeven, dat eerder in de roman gepresenteerd wordt. Plexippos heeft tijdens een liefdesspel in de nabijheid van het heiligdom zijn eerste vrouw, Orseïs, die hij als meisje van naar zijn indruk 15 of 16 jaar getrouwd had, anderhalf jaar later (45, 57) gedood door haar nek te breken, misschien per ongeluk of misschien ook niet. Dit zal ik nog bespreken. Plexippos is in elk geval erg bedroefd over zijn verlies. De grote vraag is wat het verband is tussen dit doden en het latere van de offermeisjes.
| |
| |
| |
De interpretatie van Van der Paardt
Rudi van der Paardt meent nu in zijn erudiete en op vele punten verhelderende studie Over de Griekse romans van Simon Vestdijk dat het doden van de offermeisjes op ‘neurotische Wiederholungszwang’ berust, herhaling namelijk van de scène waarin Plexippos Orseïs ombrengt. ‘Al wat nu volgt kan verklaard worden als onbewuste pogingen deze traumatische ervaring te verwerken.’ stelt hij (p. 90)
Ik heb problemen met deze verklaring. Het begrip ‘neurotische herhalingsdwang’ is op zichzelf genomen voornamelijk beschrijvend. Wel wordt deze dwang vaak opgevat als veroorzaakt door een poging zich tegen iets te beschermen waardoor de persoon zich bedreigd voelt. Maar in dit geval doet de persoon dan steeds juist datgene waardoor hij zich bedreigd zou voelen en dat is toch geen bescherming.
Op zo'n oorzaak beroept Van der Paardt zich ook niet. De kern van zijn verklaring is dat de dwang zou voortkomen uit een poging tot verwerking van de dood van Orseïs. Als het dat is, mislukt het in elk geval totaal, want Plexippos gaat steeds maar op dezelfde manier door tot een ander hem stopt. Maar goed, dat iets steeds mislukt wil nog niet zeggen dat het geen poging zou kunnen zijn. Ik zie echter niet in op welke manier het in slaaptoestand verkrachten en wurgen van de offermeisjes een verwerking kan zijn van het doden van Orseïs. Als iemand iets ergs heeft meegemaakt en het beeld ervan dringt zich steeds weer op, is dat op te vatten als een poging tot verwerking. Maar zo'n persoon zal het rampzalige niet opnieuw laten gebeuren. Dat zou geen verwerking zijn, maar herhalingsdwang. Maar waardoor komt die dwang dan tot stand als het niet is door een poging tot verwerking?
Van der Paardt lijkt deze poging tot een oplossing zelf ook niet afdoende te vinden, want hij komt, wanneer hij Plexippos in een breder karakterologisch kader plaatst, nog met een geheel andere verklaring na al eerder opmerkingen in die richting gemaakt te hebben. Hij constateert dat Plexippos het karakter heeft dat Vestdijk in zijn essay De toekomst der religie toeschrijft aan het metafysische type: stelselmatig, energiek, vatbaar voor discipline etc. Dit type projecteert een godheid die onafhankelijk van de mens zou bestaan. Het verdringt bepaalde neigingen naar het onbewuste. Deze gespletenheid van het bewuste en onbewuste is bij Plexippos totaal geworden, zegt Van der Paardt zeer terecht.
Nu zou Plexippos verder als gevolg van zijn opvoeding beheerst worden door een voortdurend schuldbesef. Al eerder heeft VdP betoogd dat
| |
| |
sexualiteit voor Plexippos met angst verbonden is (89). Ook Gomperts meent dit (1981, 63). Volgens de door Vestdijk aangehaalde wet van Baudouin betekent dit dat het onbewuste zieleleven geprikkeld wordt om juist dat te doen wat men bewust vermijden wil, namelijk zondigen, en voor de metafysische mens is de seksualiteit de zonde bij uitnemendheid (1975, 241). Het verkrachten van jonge meisjes wat Plexippos als Politespriester telkenjare doet wanneer zijn bewustzijn door de drank is bedwelmd, zou de wraak van de onderhelft zijn, het uitleven van een naar het onderbewuste verdrongen behoefte. Want dat hij op circa 15-jarige meisjes valt is duidelijk, aldus VdP (ibid., p. 94).
Hier is dus geen sprake meer van ‘verwerking’ van het trauma van het per ongeluk doden van Orseïs, maar van iemand die zijn onbewuste lusten botviert. Daar ben ik het mee eens, maar niet met de reden die VdP geeft voor dit botvieren.
| |
Geen ‘wraak van de onderhelft’
Vestdijks idee dat voor de metafysische mens het sexuele de zonde bij uitstek is, gaat wellicht min of meer op voor het Christendom in zijn orthodoxe vorm, maar is in zijn algemeenheid gemakkelijk door een tegenvoorbeeld te weerleggen. De Islam is een metafysische godsdienst, en metafysisch ingestelde karakters voeren er dus volgens Vestdijks redeneerwijze de boventoon, maar het sexuele is voor haar aanhangers helemaal niet bijzonder zondig. En voor de oude Grieken met hun vele geprojecteerde goden betwijfel ik het ook ten sterkste, al hadden ze zoals elke cultuur bepaalde taboe's en regels betreffende het sexuele.
Maar of het idee juist is of niet, Vestdijk meende het nu eenmaal, kan men tegenwerpen, en het zou natuurlijk kunnen dat hij zijn karakters star volgens deze overtuiging opbouwt. Maar hij was allerminst dogmatisch, zoals ook weer direct zal blijken uit de schildering van dit karakter.
Sexualiteit is voor Plexippos niet met angst of schuldgevoel verbonden. Hij is als jongen wel bang voor Polites die door opvoeders als boeman wordt gebruikt, maar dat geldt ook voor een vriendje, en hij toont zich wanneer hij de zaak gaat onderzoeken meer nieuwsgierig dan bang. Als volwassene geniet hij, na enig tegenstribbelen in het begin, volop van de kunsten van de sexueel bedreven Orseïs (hs. 7). VdP haalt een passage aan waarin Plexippos zich moe en neerslachtig op de gedachte betrapt dat er zich maar het beste een derde een keer van Orseïs meester zou maken. Deze passage (56) komt echter voor in een alinea waarin er sprake is van zijn
| |
| |
jaloersheid wegens de vermoede sexuele promiscuïteit van het genotzuchtige Sybaris, waar Orseïs vandaan komt. Als er een keer een ander kwam, was hij tenminste van de angst haar te moeten delen af. Dit is geen angst voor het sexuele, maar angst haar niet helemaal voor zich alleen te hebben.
Toch wil ik VdP's uitspraak dat de ongebreidelde erotiek van Orseïs Plexippos verontrust, niet ontkennen. Plexippos kan bang zijn voor misdadige neigingen op sexueel gebied die hem buiten de maatschappij zouden plaatsen als hij er geen gewettigde uitlaat voor vindt, en die Orseïs zou kunnen uitlokken, maar dit is nog geen angst voor het sexuele op zich.
Hij valt op plusminus 15-jarige meisjes, zoals VdP opmerkt, en is dit misschien zo'n misdadige neiging? Meisjes van 14 en 15 jaar, van de offerleeftijd dus, worden als huwbaar beschouwd, en die mag hij rustig begeren. Opvallend is wel dat hij ook op kind-meisjes wel eens een oogje werpt, maar hij heeft zelfs dit niet verdrongen, hij komt rond voor zijn verliefdheid op zo'n meisje uit (131). We merken ook geen schuldgevoel hierover bij hem op. In de havenbuurt waar Plexippos voor en tijdens zijn tweede huwelijk hoereert staat hij bekend als een Dionysos (80, 105), omdat hij wilder te werk gaat dan men daar gewend is. In zo'n buurt kan Plexippos zijn neigingen in elk geval uitleven. Mocht hij ook kind-meisjes sexueel willen hebben - wat zeer wel mogelijk is, maar niet door hem wordt uitgesproken -, dan zijn er - naar hij opmerkt - negenjarige meisjes in de bordelen voorhanden (81). Zijn neiging tot 14- en 15- jarigen heeft voor die tijd niets onbehoorlijks, en gesteld dat hij sexueel begeren van kind-meisjes verdrongen zou hebben, dan is het verkrachten van de huwbare offermeisjes daarvoor geen uitlaat.
Het vermoorden van de offermeisjes is geen wraak van de onderhelft, geen reactie op een verdrongen sexualiteit, want deze onderhelft is op gewone wijze royaal aan zijn trekken gekomen, en het gewoon sexuele is niet verdrongen. Maar ook in de havenbuurt kan hij niet een neiging uitleven om meisjes om te brengen.
VdP's soort van interpretatie zou globaal, mutatis mutandis, bruikbaar zijn voor de roman Moïra van de Franse romancier Julien Green, waarin de bedwongen sexualiteit van de protestantse, kuise, jonge hoofdpersoon tot uitbarsting komt in verkrachting en dan moord omdat het meisje hem voor zijn gevoel tot de verkrachting heeft gebracht, maar geldt niet voor deze heidense priester.
| |
| |
| |
Uitgelokt sadisme
Toch ben ik het met VdP eens dat Plexippos zijn onbewuste neigingen uitleeft. Ook anderen hebben het zo gezien (Van Vlierden, 1963, 434; H. van den Bergh, aangehaald in Van der Paardt, ibid., 96). Maar wat is de verklaring als de gekritiseerde onaannemelijk is? Laten we om een andere te vinden eens goed naar de cruciale scène van de dood van zijn vrouw Orseïs kijken die zich afspeelt vlakbij het heiligdom. Zij zegt tegen hem ‘Doe alsof je de Held bent’ (61). Menend dat zij denkt aan een gevaarlijk Sybaritisch spelletje, grijpt hij haar speels dreigend bij de keel. Zij vraagt hem harder te drukken. Plexippos is afgemat door het voorafgaande gevrij en Orseïs spoort hem, terwijl ze met haar hoofd half over een kuil heenhangt, verder aan met de woorden: ‘Schud me heen en weer, ben jij Polites?’ (62). Dit doet hij met zijn handen om haar keel. Haar hoofd knakt achterover en ze is dood. Als verklaring dat hij aan haar verzoek gevolg geeft zegt Plexippos: ‘ik moet geschrokken zijn van die naam, of geprikkeld door een laatste rest van wrevel; of ik wilde alleen maar mijn gewilligheid tonen ()’. En hij vervolgt: ‘Of het is anders gegaan, maar bij alle machten boven en onder de aarde kan ik zweren dat ik dit niet had gewild’ (63).
Het eerste dat ik wil vaststellen is dat Orseïs een masochiste is of zich althans zo gedraagt. (Deze beperking voeg ik toe omdat ze in Sybaris les heeft gehad in de beoefening van de liefde en misschien zo doet omdat ze meent daarmee haar man te behagen.) Dat haar gedrag masochistisch is blijkt meer dan genoeg uit wat ze in het noodlottige liefdesspel van hem vraagt en is al eerder uitgekomen. Orseïs had een ‘zengende hartstocht’ voor hem opgevat en hij vertelt: ‘Wij worstelden. Ik moest haar slaan, bijten en openbreken als een vrucht’(56). Daargelaten het bijten en openbreken wil ik er de aandacht op vestigen dat ze het prettig lijkt te vinden geslagen te worden. Dit bereidt de lezer al voor op de besproken scène die beslissend is voor haar masochisme.
De vraag die zich dan opdringt is of Plexippos een sadist is in de oorspronkelijke, psychiatrische betekenis van de term, iemand die sexueel genot beleeft door een vrouw te mishandelen en te doden. We mogen rustig aannemen dat hij haar dood zoals hij zegt niet gewild heeft. Hij wil haar niet missen en hij wil evenmin als misdadiger te boek staan. Maar niettemin heeft hij aan haar verzoek voldaan. Haar dood is deels een ongeluk - dat haar hoofd half over een kuil hangt is door een laag mos niet zichtbaar - maar deels ook niet. Zij heeft het uitgelokt, maar hij heeft het gedaan.
Nu blijkt later dat hij als slaap wandelaar jaar na jaar het offermeisje ver- | |
| |
moordt en in elk geval soms ook eerst mishandelt en verkracht (141). Een van de offermeisjes is ook in het gezicht geslagen (111) en dit doet denken aan het slaan van Orseïs. Slaapwandelend doet men iets waartoe men in elk geval door een deel van zijn wezen gedreven wordt. Waarom wordt hij dat?
Mijn antwoord is dat hij in aanleg een sadist is, dat zijn sadisme door Orseïs gewekt is en later in zijn priesterschap van Polites bevrediging vindt.
Alles klopt met deze interpretatie. Toch is het een veronderstelling omdat bepaalde gegevens ontbreken. Zo zegt Plexippos niet dat hij, de dood van Orseïs niet willend, toch wel genot ontleende aan haar dood door zijn hand. Vereist mijn duiding dit niet? Niet per se. Het is genoeg dat hij door haar dood voorvoeld heeft dat zo'n moord hem zou kunnen bevredigen. En Plexippos zegt wel dingen die suggereren dat hij wat gebeurt (half) verlangde, namelijk dat hij ‘de hunkering’ had ‘tot het uiterste te gaan’ (cursivering van mij) en het gevoel dat Polites bij zijn vrijen met Orseïs aanwezig was (61). Dat hij niet nog duidelijker is spreekt niet tegen het feit dat hij een sadist is. Hij is er een die het zich niet wil bekennen. Toch komt hij al gauw in de buurt van de oplossing als hij zegt dat hij zich tenslotte meer als werktuig in Polites' hand zag dan als slachtoffer van een ongelukkig toeval (65). Voor hemzelf die aan Polites gelooft geldt dat als een verontschuldiging, maar het houdt in dat hij bezeten is geraakt en wat schijnbaar per ongeluk gebeurd is heeft uitgevoerd. Hij voegt er echter aan toe dat hij het niet werkelijk geloofde. Het inzicht doet zich voor, op indirecte manier, maar hij kan het niet geloven, d.w.z. het niet zo voelen. Vandaar ook dat hij de offers als slaapwandelaar verkracht en doodt. Hij is onbewust een sadist.
Hij is niet het soort sadist voor wie het slaan en doden de sexuele activiteit vervangt, maar hij is er een voor wie het ‘het uiterste’ is, het laatste genotmiddel wanneer de andere middelen zijn uitgeput. In zijn sadisme heeft zijn sexualiteit zich verbonden met zijn gewelddadige natuur. Deze natuur komt later uit in de nog te bespreken moorden die hij op mannen pleegt, waaronder twee door wurging, zoals bij de offermeisjes, maar blijkt ook al in zijn jeugd. Als hij een kameraadje een geheim wil ontfutselen, zet hij hem niet onder druk op een manier die onder jongens gewoon is, maar hij dreigt hem de polsen met een scherpe schelp open te snijden (29), wat heel wat verder gaat.
Ik zei al dat hij zich ook uitleeft in de hoerenbuurt. Hij is verder in zijn daagse leven gek op jonge meisjes. Hij is een half jaar evenzeer verliefd ge- | |
| |
weest op de dan ongeveer tienjarige Pherenike, een vriendinnetje van zijn dochter, als hij op Orseïs was, afgezien van de gloed en koortsachtige verwachting (131). Hij zit met haar tegelijk met zijn dochter op schoot. Dit meisje zou later, door het lot als offer aangewezen, zijn slachtoffer geworden zijn als Euthymos het niet verhinderd had (225). Hij is ook verliefd op zijn eigen dochter, die een jaar jonger is. Plexippos verdringt niets, behalve dit ene dat hij een sadist is.
Wat hij over zijn leven vertelt ondersteunt mijn opvatting dat Plexippos in aanleg de sadist is die hij wordt. Als jongen heeft hij al een grote belangstelling voor de Politesdienst, na te weten te zijn gekomen dat deze Held elk jaar een meisje krijgt dat verkracht en gedood wordt (29-30). Hij dringt zich op als tempeldienaar, wat hem een geluksgevoel geeft (35-36). In een offernacht gaat hij het heroön bespieden - wat ten strengste verboden is - en merkt op dat Polites niet komt. Op dat moment weet hij nog niet dat het gewoonte is dat de priester de nacht ook in het vertrek doorbrengt waar het bedwelmde meisje ligt (37), maar later wel. De door hem - onbewust - te maken gevolgtrekking ligt voor de hand dat de priester doet wat aan de Held wordt toegeschreven.
Hij biedt zich na de dood van Orseïs aan als vervanger van de zieke tempeldienaar Krokinas en wordt dan als man van zeer goede familie vanzelf de opvolger van de fungerende priester (72-73). Het heeft misschien de schijn alsof Plexippos er per toeval inrolt, maar in feite heeft hij de functie die aan zijn onbewuste drijfveer de kans geeft op onopvallende wijze gezocht.
| |
Maatschappelijke beweegreden
Er komt bij - maar deze beweegreden beschouw ik als secundair - dat Plexippos ook eigenbelang heeft bij de dood van de meisjes. Daardoor blijft men aan de god geloven en behoudt hij zijn functie (97). Hij heeft zijn ambt niet nodig voor zijn levensonderhoud, maar het geeft hem aanzien. Hij heeft zich de eerste keer voorgenomen om ontslag te nemen als het offermeisje de volgende dag nog leeft (101). Voordat de slaapdrank hem bedwelmt bidt hij om de verschijning van Polites; anders wordt hij als priester onmogelijk (103). Het meisje blijkt 's morgens gewurgd, waarvoor hij de goden op zijn knieën dank mag zeggen. Hij is bang dat men hem bij uitschakeling van de Politesdienst als onttroond en overbodig zal beschouwen (200). Anderzijds blijkt aan het slot dat hij ook wel een ambt als priester van een andere godheid kan krijgen. Dit motief is bijzaak.
| |
| |
| |
Weet hij wat hij doet?
Een slaapwandelaar herinnert zich gewoonlijk niet wat hij gedaan heeft. Toch is het voor sommige lezers moeilijk te aanvaarden dat Plexippos niet beseft wat hij in de offernacht doet (Haasse, 1965a, 61). Hij weet dat de Held sinds zijn aanstelling weer met wurgen begonnen is (141). Bij de vorige priester werd het offer al door een grote dosis van de bedwelmende drank gedood. Daardoor zal men kunnen denken dat Plexippos moet kunnen vermoeden dat hij het zelf doet. Verder heeft hij van een filosoof al de mening gehoord dat niet Polites de moorden pleegt. Achteraf blijkt hij ook nog op de hoogte te zijn geweest van een gerucht dat hij zelf als de moordenaar in aanmerking komt, wat hij niet eerder vermeld heeft omdat het volgens hem te onzinnig was (305). Zou hij zich dan nog niet kunnen realiseren wat er aan de hand is?
Maar daar staat tegenover dat ieder steeds tegen hem zegt dat het zijn schuld niet is wat er gebeurt (228, 253). Verscheidene passages maken het mijns inziens waarschijnlijk dat hij het niet weet, maar ik wil een beslissende handeling naar voren halen. Euthymos dringt voor de nacht waarin hij Polites gaat bestrijden aan op brandende fakkels. Plexippos heeft zich daar eerst tegen verzet - het gaat in tegen de rituele gewoonten - maar er zich toch bij neergelegd. Als de beambten komen blijken ze echter geen opdracht te hebben fakkels achter te laten. Dan is het Plexippos zelf die hen ertoe prest (271). Als hij wist of slechts vermoedde wat hij 's nachts uitspookt zou hij dit nooit gedaan hebben. Afgezien van wat we weten over slaapwandelen, blijkt dus ook uit de roman zelf dat Plexippos niet beseft dat hij voor Polites speelt.
Maar al is bekend dat een slaapwandelaar zich niet herinnert wat hij doet, mysterieus blijft het. Het is een van de verschijnselen die in dit opzicht doen denken aan hypnose. Tijdens hypnose kan amnesie opgewekt worden, verlies van herinnering. In het algemeen: een neiging of ideeënsysteem kan afgesplitst zijn van de persoon en als een onderbewuste, ondergeschikte persoonlijkheid bestaan. Deze kan in hypnose openbaar worden. Hierover gaat de dissociatietheorie van het onderbewuste van de experimentele psycholoog Ernest Hilgard; in zijn studie Divided consciousness ziet hij slaapwandelen als een verwant verschijnsel (95). Hilgard behandelt ondermeer het optreden van een veelvoudige persoonlijkheid bij een en dezelfde mens, waarbij één van de elkaar afwisselende persoonlijkheden zich niet herinnert wat de andere is en gedaan heeft (hs. 2). De dissociatietheorie onderscheidt zich van de Freudiaanse, doordat ze meer be- | |
| |
schrijvend dan verklarend is en geen onbewuste aanneemt, maar een onderbewuste constateert, dat op bepaalde momenten bewust is, maar later niet onthouden wordt en dan onder de drempel van het heersende bewustzijn ligt.
Het geval van Plexippos wordt door deze theorie gedekt. Zijn slaapwandelen is misschien een soort zelfhypnose, waarin de persoon op dat moment beleeft wat hij doet en in zoverre bewust is, maar er geen reflexief bewustzijn van heeft, zodat hij het in zijn waakleven vergeten is.
| |
Geen masochisme: uitschakeling van zijn tweede vrouw
Bij velen - bv. Krafft-Ebing, Freud - bestaat de mening dat sadisme en masochisme in een persoon altijd met elkaar verbonden voorkomen (vgl. Halberstadt-Freud, 1977, 37 en passim), maar bij Plexippos is geen greintje masochisme te bespeuren. G. Deleuze (1967) heeft aan de hand van teksten van Sacher-Masoch en De Sade betoogd dat sadisme en masochisme aparte neigingen zijn. De sadist streeft naar bezitten zonder instemming van het slachtoffer. Schaamte, wroeging en behoefte aan boete zijn hem vreemd. Het sadisme wordt volgens Deleuze gekenmerkt door een actieve negatie van de moeder en een zelfvergroting van de man en vader, die zich boven de wetten stelt, en zich incestueus wil verenigen met de dochter (1967, 20, 35, 60-61). Dit gaat in elk opzicht voor Plexippos op, zoals uit het volgende zal blijken.
Met zijn tweede vrouw, Anaxibia, trouwt hij omdat ze de dochter is van een belangrijk zakenman, die vaak in het stadsbestuur zit, en hem van nut kan zijn voor het handhaven van zijn eredienst. Maar dat ze de leiding wil nemen bij sexuele bedrijvigheid doodt bij hem meteen elk sprankje liefde; haar liefdesgedrag dat hij als moederlijk ervaart wordt eerst in positieve termen beschreven - ‘goddelijk en gelukbrengend’, een ‘heerlijke dikke zoete stroop’ - en dan met één zin naar de schroothoop verwezen (92). Mocht hij ook aanleg tot masochisme gehad hebben, dan was hier zijn kans geweest om een begin te maken, maar hij moet er niets van hebben. Hij gaat haar haten om wat hij ziet als haar heerszucht en probeert van haar af te komen door haar tot ontrouw te verlokken. Wanneer dat niet lukt besluit hij haar te vergiftigen als het hem te veel wordt of als zijn strijd met haar om het hart van hun dochtertje Mekionike in zijn nadeel uitvalt (118).
Hij hoeft daar niet toe over te gaan omdat ze bij een ongeluk omkomt (128-129), maar is het werkelijk voor honderd procent een ongeluk? Van
| |
| |
der Paardt karakteriseert het met een term die hier zeer passend lijkt: een ‘Fehlleistung’ (ibid., p. 90). Ze sterft doordat bij een aardbeving een loszittende tempelsteen op haar neervalt. Min of meer door zijn schuld, bekent Plexiposs, want het gebeurt terwijl ze ruzie hebben. Maar daar komt bij dat hij haar daarbij een duw geeft. Volgens hem liep ze vervolgens iets terug om haar evenwicht te herstellen en zo treft de steen haar. Dit is typisch een situatie waarin schuld moeilijk vast te stellen is, maar wel degelijk kan bestaan, meer dan de verteller toegeeft. Door enige schuld in algemene zin te bekennen kan de ik - verteller afleiden van de bijzondere reden van zijn schuld. De verteller kan zonder apert te liegen door iets weg te laten of een kleine nuance van zijn formulering zijn meewerken aan het ongeluk verdonkeremanen. Wat er staat wekt verdenking. De steen treft haar omdat ze na de duw iets terugloopt, vertelt hij, en lopen is iets actiefs, ze heeft het dus zelf bewerkt, maar anderzijds loopt ze terug om haar evenwicht te bewaren, en dat is eigenlijk een automatische reactie. ‘Lopen’ is een niet helemaal juiste term voor de stap(pen) die men zet om de lichaamsbalans te herstellen. Je kunt ook zeggen dat zijn duw haar in de baan van de steen brengt, al suggereert hij dat het aan haar ligt. De toedracht van haar sterven is evenzeer dubbelzinnig als de dood van Orseïs. Van deze tweede vrouw wilde hij af, al zegt hij wanhopig te zijn als het gebeurt. Zo vreemd zit de mens in elkaar, is zijn lakonieke commentaar op dat gevoel.
Tegen deze argwaan kun je echter inbrengen: waarom zou Plexippos er niet voor uitkomen als hij het ongeluk in de hand gewerkt heeft, daar hij eerder niet verzwijgt dat hij haar onder bepaalde omstandigheden uit de weg zou ruimen?
| |
Verder karakter en ontwikkeling van Plexippos
Wat is Plexippos verder voor een man? Hij is door Pierre H. Dubois in zijn recensie een psychopaat genoemd (1963, 222) en meer recensenten reageerden zo. Anne Wadman (1965) heeft hem met ambtenaar-massamoordenaar Eichmann vergeleken wegens de nauwgezette en formalistische vervulling van zijn ambt. Behalve Orseïs en de offermeisjes doodt hij aan het slot ook drie mannen. Is hij niet alleen een sadist maar ook een psychopaat?
En een tweede, minstens even belangwekkende vraag is: hoe beïnvloedt de onthulling zijn godsdienstige opvatting, zijn idee van Polites? Is de waarheid een bevrijding voor hem of blijft hij gebonden? Zijn afrekening met de bokser Euthymos, die de Held Polites ontmaskert, is sterk bepalend voor de beantwoording van deze vragen.
| |
| |
Plexippos zegt dat hij uit wraak tegen Euthymos gaat optreden en er is geen reden eraan te twijfelen dat wraakzucht sterk meespeelt. Zij zijn tegengestelde karakters. Plexippos haat Euthymos al bij vlagen vóór de uitschakeling van Polites omdat hij Euthymos een domme snoever vindt, die de mensen voor zich inneemt (232, 256). Daarna berooft Euthymos hem van zijn eredienst en uitlaat voor zijn sadisme. Toch denkt hij dan nog niet aan moord. Beslissend is de praktische reden dat Euthymos hem voor de keus stelt: een gerechtelijke aanklacht of toestemming om zijn 14-jarige dochter Mekionike te verkrachten, op wie Plexippos meer dan gewoon gesteld is. Hij bedenkt, later, naar hij zegt, dat hij niet zo sterk staat als Euthymos hem zou aanklagen. Slaap is geen verontschuldiging. Als de rechter niet in Polites gelooft is Plexippos de enige die als dader in aanmerking komt (305). Op een aanklacht kan hij het niet laten aankomen, en de verkrachting kan hij niet accepteren.
Ogenschijnlijk is de brave borst Euthymos gaan lijken op Polites die hij bestreden heeft, iets wat Plexippos eerder in het algemeen gezegd heeft (210). Wel geeft Euthymos als motief op zodoende de priester te willen straffen. Diens eigen dochter zal nu aangedaan worden wat de slachtoffers gebeurd is. En als straf werkt het doeltreffend: de doorgaans onverstoorbare Plexippos krijgt een flauwte als hij het hoort (299-300). Maar in dit stadium is nog niet zeker dat straffen het ware en enige motief van Euthymos is. Misschien wil hij het meisje werkelijk verkrachten.
Na een hinderlaag opgesteld te hebben in de tempel valt Plexippos Euthymos aan met zijn offermes, maar mist de halsslagader. Zijn dochter, tot dan toe een onpeilbare sfinx (310), blijkt hem tenslotte dan toch volledig toegedaan en brengt Euthymos de beslissende messtoten toe. Daarna kussen zij elkaar langdurig op de mond; het is of hij Orseïs terug heeft (328).
| |
Tegengestelde interpretaties van Haasse en Fens
Nu zijn er twee tegengestelde interpretaties gegeven over wat dit alles betekent. De ene is van Hella Haasse en Rudi van der Paardt, de andere van Kees Fens.
Volgens Haasse wil Euthymos, daar hij Mekionike wil verkrachten, Polites spelen. Plexippos straft zijn overmoed af. Als hij dan vervolgens priester van Hermes wordt, is dit het teken van zijn innerlijke metamorfose en ontwikkeling, het overwinnen van de onderwereld doordat hij inzicht in zichzelf heeft gekregen (Haasse, 1965a, 63; 1965, 50). Van der Paardt concludeert hier logisch uit dat in dat geval Plexippos als hij Euthy- | |
| |
mos doodt in hem Polites doodt en zo zijn eigen projectie verbrijzelt. VdP presenteert deze opvatting onder voorbehoud. Hij brengt er terecht tegen in dat nergens blijkt dat Plexippos Polites afgezworen heeft (ibid., 90-91).
Ik heb nog een ander bezwaar. Plexippos doodt Euthymos om Polites te wreken die hem door Euthymos afgenomen is, en omdat deze hem zijn dochter betwist. Euthymos is ook geen tweede Polites, want hij zei wel Plexippos' dochter te willen verkrachten, maar dat was, zoals we nu kunnen opmaken uit zijn gedrag, om Plexippos te treffen, want wanneer hij meent de kans ertoe te hebben, probeert hij alleen maar haar met woorden over te halen met hem mee te gaan naar zijn woonplaats. Zijn houding tegenover het meisje wordt door zijn verklaarde vijand Plexippos weergegeven met woorden als ‘beschaafd’ en ‘geruststellend’. Deze opvatting is daarom niet houdbaar.
Die van Fens is in de kern het tegendeel ervan. Volgens hem heeft Plexippos door wat hij doet zijn idool niet verbrijzeld, maar juist zijn ideaal veilig gesteld: hij is de leerling, Polites de meester gebleven. Door de onthulling van Euthymos is gebleken dat hij, de dienaar en leerling, gelijk was aan Polites, de held en meester. Hierdoor stort zijn wereld in. Hij verliest zijn dienst, maar niet zijn geloof. Nu meent Fens verder dat Plexippos in Euthymos Polites doodt en ‘ook de Polites in zichzelf.’ Daardoor maakt hij aan het gelijk-zijn van Polites en hemzelf een eind (1964, 49). Waarom Plexippos door de moord ook de Polites in zichzelf zou doden, blijft bij Fens echter in het duister.
Van der Paardt ziet als moeilijkheid hierbij dat het dubieus is dat Plexippos aan Polites is blijven geloven (ibid., p. 91-92). Die twijfel aan het geloof van Plexippos gaat mijns inziens te ver. Op meer plaatsen blijkt dat hij zijn geloof met enige reserve behoudt (bv. 330). Je kunt het meningsverschil over zijn behoud of verlies van geloof oplossen door een onderscheid te maken. Hij kan wel nog aan Polites als schim in de onderwereld geloven, maar zijn geloof aan Polites als de Held, als de meester, heeft hij moeten opgeven. Plexippos neemt tenslotte van Euthymos aan dat hij heeft geslaapwandeld. Het lijkt er zelfs op dat hij niet geheel uitsluit dat hij gedaan heeft wat Polites werd toegeschreven (305-306). Hij hoeft Polites niet af te zweren, maar wel de Held, Polites als op aarde werkzame kracht (330).
| |
Wraak over het ontmaskeren van een meester
Ik zei al dat de mening dat Euthymos zich als een Polites ontpopt door het gedrag van Euthymos wordt gelogenstraft. Haasse en Fens die dit beiden
| |
| |
aannemen gaan te veel af op wat Euthymos zegt, maar niet doet, en op wat Plexippos suggereert.
Tegen Fens’ idee spreekt de situatie van de moord, die goed wordt uitgedrukt in de kreet waarmee Plexippos met het mes in de hand op Euthymos aanstormt: ‘Hier is Polites’ (327). Door de moord doodt hij niet de Polites in zichzelf. Integendeel, hij weet dat hij, die zich de dienaar van de Held waande, nu zelf diens werk moet doen. Hij heeft zijn meester verloren, zoals ook de schaker in Vestdijks bekende gedicht ‘De meester’ overkomt, maar wil zich wel nog wreken op degene die hem zijn Held heeft afgenomen, voordat hij in het verlies berust. Dat de moorden door de stad aan Polites worden toegeschreven wiens schim nog eenmaal uit de onderwereld zou zijn opgestegen om zijn gram te halen, is dan ook heel toepasselijk. Al is het letterlijk genomen niet waar, symbolisch is het dat wel.
Plexippos is gedwongen zijn geloof aan het werk van zijn meester op te geven, maar het brengt hem niet tot zelfinzicht, enkel tot enige twijfel (20). Als hij wrokkig spreekt over de goddeloze tijd waarin hij gedwongen is te leven (149), kan hij, als priester van Hermes, alleen op het verlies van het geloof aan de Held bij de anderen doelen.
Waarmee moet Plexippos zich tevreden stellen? Zijn sadisme kan hij niet meer uitleven, maar hij heeft nog zijn incestueus lijkende verhouding met zijn dochter, die, ongetrouwd, bij hem blijft. Hij heeft bereikt wat volgens Deleuze de droom van de sadist is. Door de gemeenschappelijke moord op Euthymos zijn haar gevoelens voor hem uitgekomen. Zo'n moord bindt meer dan de diepste genegenheid, meent Plexippos. Hij vraagt zich zelfs af of de bedoeling van de val die hij voor Euthymos opzette niet was om haar op de proef te stellen (331). Ook over zijn incestueuze neiging, zo niet praktijk, heeft hij uiteraard geen schuldgevoel. Voor de sadist die boven de wetten wil staan moet de overtreding van een universeel verbod als het incesttaboe wel de ultieme bevrediging zijn.
Wat is nu het verband tussen de lustmoorden en het willen bezitten van de dochter? Dit laatste is niet vanuit zijn sadisme te verklaren, want hij wil haar voor zich winnen zonder haar te dwingen. Ik heb alleen een speculatief antwoord, dat ik graag opgeef voor een beter. Stel dat een verhouding met een dochter altijd al zijn diepste wens was. Dan voelt hij het krijgen van haar aan als een terugvinden van Orseïs, omdat deze laatste een substituut was voor de dochter die hij toen nog niet had. En hij vermoordt de offermeisjes omdat het bezit van geen enkel ander meisje dan zijn dochter hem kan bevredigen. Dan is het begrijpelijk dat hij zijn dochter niet ver- | |
| |
moordt en zou hij nu ook geen neiging tot het vermoorden van andere meisjes meer hebben. Volgens deze verklaring komt zijn sadisme onder andere voort uit zijn incestueuze neiging.
| |
Plexippos een psychopaat?
Voor de beantwoording van de andere vraag, die of Plexippos een psychopaat is, moeten we ook nog kijken naar de moord op de tempeldienaar Krokinas. Plexippos vindt hem op zijn weg in zijn conflict met Euthymos.
Hij zegt dat hij Krokinas van wie hij gelooft dat deze hem altijd heeft tegengewerkt en verraden aan Euthymos niet haat. Hij laat hem na een gesprek onder vier ogen bij de tempel dan ook gaan, al denkt hij hem te kunnen doden, en begint aan voorbereidselen om Euthymos in de val te laten lopen. Dan ziet hij Krokinas weer die is blijven rondhangen en iets hiervan opgemerkt kan hebben, wat hij kan overbrieven, en Plexippos wurgt hem (307-309).
Het doorslaggevende motief lijkt dus de mogelijkheid van nieuw verraad te zijn. Moeten we geloven dat hij Krokinas inderdaad niet haat? Ik vind dat opvallend, want tegen Euthymos is hij wraakzuchtig genoeg. Maar de reden kan zijn dat Krokinas hem ook lange tijd diensten heeft bewezen (268), waaronder niet de minste is dat hij de afkeer van de bevolking van de eredienst voor hem heeft opgevangen, en dat hij aan hem gewend is. Verder dat hij als man van de hoogste stand deze dienaar uit het volk (zijn moeder is een vroedvrouw en zijn vader wordt niet eens genoemd) als een te laag staand wezen beschouwt, enkel als een soms voor hem schadelijk insect. Hierop wijst zijn geringschattende commentaar over het lijk dat Krokinas dood nog lelijker is dan hij levend was. Pas als de man zijn wraak op Euthymos kan dwarsbomen moet hij geëlimineerd worden.
Plexippos doodt Krokinas op dezelfde manier als hij met de meisjes deed. Hij is sterk in zijn handen. Ook een metgezel van Euthymos is door hem gewurgd. Zijn uitoefening van geweld in het daagse leven en die van zijn sadisme lopen in deze gevallen parallel. Maar Euthymos wordt afgeslacht met het offermes, waarmee dieren aan Polites geofferd worden. Hij is het laatste geschenk van de priester aan zijn Held.
Nu hebben we de gegevens om te beoordelen of Plexippos een psychopaat is. Het ligt er nogal aan welke van de uiteenlopende definities je hanteert. Ik kan ze niet allemaal nagaan. Een gangbare bepaling is dat zoiemand a) op impulsieve wijze in hoge mate, onverantwoordelijk en asociaal gedrag vertoont, zonder een belangrijk motief, ook om een kleinigheid
| |
| |
dus, en er weinig of niets bij voelt en b) niet denkt aan de gevolgen ervan voor hemzelf. Zoiemand zal zich daardoor in geen enkele baan kunnen handhaven, en evenmin succes in de misdaad hebben (vgl. Sarason, 1976, 477, 492). Een treffend voorbeeld is de moordenaar die beschreven is in het boek The executioner's song van Norman Mailer, en die beroemd is geworden doordat hij zijn executie verkoos boven levenslang. Doorgaans zijn psychopaten biografisch en voor de literatuur oninteressant maar deze had iets extra's.
Het is meteen duidelijk dat Plexippos allerminst aan b voldoet. Hij is zeer berekenend en voorzichtig. Maar aan a voldoet hij grotendeels ook niet. Hij heeft belangrijke motieven om Krokinas en Euthymos te doden, terwijl hij om Euthymos zelf te kunnen aanvallen eerst diens metgezel uit de weg moet ruimen. Blijft dus alleen over de vraag of hij wat voelt. Hij zegt geen schuldgevoel te hebben over de moord op Euthymos (331) en er blijkt ook nergens iets van in zijn gedrag. Over het doden van Krokinas en de metgezel spreekt hij niet eens meer. Volgens Christelijk-humanistische norm is hij gewetenloos. Dat hij zich schuldig voelt dat hij zijn dochter aan gevaar heeft blootgesteld om Euthymos in de val te lokken, zal niet veel indruk maken op wie die norm aanlegt. Maar geen schuld voelen bij het doden van persoonlijke vijanden is in bepaalde tijden niet ongewoon. Men kan er zelfs trots op zijn, zoals je dat aantreft in de autobiografie van de Renaissance-kunstenaar Benvenuto Cellini. Plexippos heeft ook dat niet. Behalve een sadist is hij ook een - als hij het nodig acht - gewelddadige man, maar een psychopaat is hij niet.
Rest de vraag waarom Plexippos zijn verhaal opschrijft. (Waarachter natuurlijk de vraag schuilt waarom Vestdijk in dit geval de ik-vorm koos.) Welk zin heeft het voor Plexippos drie moorden wereldkundig te maken en zijn reputatie van eerbiedwaardig Hermespriester te grabbel te gooien, zoals Kralt (1977, p. 46) het formuleert. Zijn antwoord lijkt me raak: hoewel Plexippos zich niet schuldig voelt is hij niet zeker van zijn onschuld. Hij is immers niet zeker van het bestaan van Polites, hij gelooft nog wel aan hem, maar in de vorm van het waarschijnlijk vinden (330). En hij beseft dat als Polites niet bestaat, al het gebeurde op hem neerkomt. Daarom legt hij het geval voor aan anderen. Deze twijfel en het feit dat hij een godheid als rugdekking wil impliceren dat hij niet de volkomen, van zichzelf zekere sadist is, maar de ‘volkomen sadist’ is ook slechts een abstractie, die in de werkelijkheid niet voorkomt. Over het negatieve oordeel van de meeste moderne lezers over hem hoeven we niet onzeker te zijn. Ik heb dat, al heb
| |
| |
ik hem als een sadist gekarakteriseerd, in andere opzichten proberen te relativeren.
Vestdijk heeft vaker belangstelling voor het sadisme getoond. Niet alleen heeft hij van de hoofdpersoon van Meneer Visser's hellevaart een sadist in de populaire zin van het woord gemaakt, iemand die leeft van kwellen en treiteren, zonder de sexuele lading. Maar ook geeft hij Anton Wachter in de aan hem gewijde cyclus sadistische gevoelens in eigenlijke zin mee voor Esther Ornstein, het geboren slachtoffer, zoals ik in mijn boek besproken heb (1983, 199-200). Wat in de roman De rimpels van Esther Ornstein slechts een aspect is, is hier hoofdzaak geworden. Wat daar bewust is en fantasie, wordt hier onderbewust en daad. In mijn ogen is deze figuur een voorbeeld van iemand die zich met zijn perverse neiging maatschappelijk kan handhaven in een maatschappij die hem nog juist de gelegenheid geeft ze uit te leven.
Elke maatschappij kent grenzen, geboden en verboden. Er zijn altijd individuen die door hun aanleg moeite daarmee hebben. De markies De Sade werd langdurig opgesloten en moest zijn fantasieën tot de literatuur beperken. Plexippos vindt echter een geïsoleerde hoek van zijn maatschappij waarin hij zijn gang kan gaan.
Het niet meer geloven in het ingrijpen van een god - of, in dit geval, een soort halfgod - op aarde is, in het algemeen, een fase in geloofsverlies. Eerst raakt men het geloof kwijt dat goden ingrijpen, bv. door wonderen, waar het Rooms-Katholicisme lange tijd sterk aan hechtte. Een volgend stadium is het calvinistisch geloof dat God alles voorbeschikt heeft zonder zo nu en dan eens tussenbeide te komen, wat Vestdijk in De vuuraanbidders behandelt. Maar voorbeschikking is te vervangen door de overtuiging dat er natuurwetten zijn en dan hoeft men ook niet meer aan zijn bestaan te geloven.
| |
Bibliografie
Dubois, P.H. 1963 ‘De held van Temesa’. Je kunt er toch bij blijven zitten, een verzameling kritieken op de romans van S. Vestdijk, red. R. van der Paardt. Amsterdam 1983. |
Deleuze, G. 1967 Présentation de Sacher-Masoch. Paris. |
Fens, K. 1964 ‘Puriteinen en piraten, filosofen en sluipmoordenaars’. De eigenzinningheid van de literatuur. Amsterdam. |
Gomperts, H.A. 1981 ‘Terug tot Simon Vestdijk’. Intenties 2. Amsterdam. |
Haasse, H. 1965 ‘Het heroön van Temesa: over een romanthema bij Simon Vestdijk’. Leestekens. Amsterdam. |
| |
| |
Haasse, H. 1965a ‘De “Griekse” romans van S. Vestdijk’. Haasse 1965. |
Halberstadt-Freud, H.C. 1977 Het sadomasochisme: Proust en Freud. Amsterdam. |
Hilgard, E.R. 19862 Divided consciousness: multiple controls in human thought and action. New York etc. |
Kralt, P. 1977 ‘Experimenten met het historische ik’. Vestdijkkroniek 16. |
Marres, R.F.M. De vertelsituatie en de hoofdmotieven in de Anton Wachter cyclus van S. Vestdijk. Amsterdam 1983. |
Paardt, R. van der 1979 Over de Griekse romans van Simon Vestdijk. Amsterdam. |
Sarason, I.G. 19762 Abnormal psychology, the problem of maladaptive behavior. Englewood Cliffs, N.J. |
Vestdijk, S. 19794 De held van Temesa. Verzamelde romans 37. 's-Gravenhage-Rotterdam. |
Vestdijk, S. 19755 De toekomst der religie. Amsterdam. |
Vlierden, B.F. van 1963 ‘Onuitroeibare heldenverering’. Dietsche warande en Belfort 108. |
Wadman, A. 1965 ‘Biecht van een Griekse Eichmann’. Handdruk en handgemeen. Utrecht. |
|
|