Vestdijkkroniek. Jaargang 1987
(1987)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Nummer 57: Vestdijk als vertaler. Bevat de bijdragen aan het gelijknamige symposium, Leusden 3-10-1987]P. Verstegen
| |
[pagina 2]
| |
beoordelen, als die gebaseerd zouden zijn op verminkte versies. Maar gelukkig kunnen de door Vestdijk gebruikte teksten niet verminkt worden genoemd. Het is waar dat de uitgave van Johnson de eerste geheel betrouwbare editie is, waarin ook ED's grillig gebruik van hoofdletters en haar neiging streepjes te zetten bij wijze van punt of komma is gerespecteerd. Naar mijn mening zijn die hoofdletters en liggende streepjes in ED's gedichten van belang, maar voor de vertaling doen ze niet echt terzake, en hetzelfde geldt voor kleine wijzigigen in de strofeindeling, zoals het schrijven van twee regels als één. Bij het bezien van de vertalingen kunnen we desgewenst de liggende streepjes en hoofdletters in gedachten zelf aanbrengen. Echte veranderingen ten opzichte van de Johnson-editieGa naar eind1. (inclusief ‘variant readings’) van 1955 zijn er in de door Vestdijk gebruikte tekst heel weinig. Johnsons harde woorden, door Martin Hartkamp aangehaald, slaan op de uitgaven van voor 1914, het jaar waarin ED's nicht en literaire erfgenaam, Martha Dickinson Bianchi, The Single Hound publiceerde. Over die uitgave zegt Johnson: ‘alterations in the text of The Single Hound are refreshingly few’,Ga naar eind2. en uiteraard geldt dat niet minder voor de uitgaven van de Complete Poems die ED's nicht, mevrouw Bianchi, vanaf 1924 verzorgde en waarop Vestdijk zijn vertalingen heeft gebaseerd. Martin Hartkamp haalt ook nog een recensie van Vestdijk aan, uit 1939, over een ED-biografie van George Frisby Whicher, waarin sprake is van schrijffouten, vergissingen, mislezingen en eigenmachtige wijzigingen, ook in de door Vestdijk gebruikte editie van Complete Poems. Dat lijkt niet te rijmen met die ‘refreshingly few alterations’ waar Johnson het over heeft. Nu is het nogal eenvoudig om achter de waarheid te komen, je hoeft de door Vestdijk gebruikte tekst maar te vergelijken met Johnsons variorumeditie en te tellen hoeveel verschillen er zijn. Van de dertig vertaalde gedichten waren er negen waarin de tekst afweek. In totaal zijn 15 van de 1962 woorden van deze dertig gedichten veranderd. In vier gevallen is een aanvoegende wijs veranderd in een tegenwoordige tijd; in de overige gevallen gaat het om een vermoedelijke mislezing (‘just asleep’ i.p.v. ‘fast asleep’) of om vervanging door een gewoner woord (‘think’ i.p.v. ‘fancy’). Vergeleken bij de zeer ingrijpende veranderingen die Vestdijk zelf al vertalende heeft aangebracht in de teksten van ED vallen de onnauwkeurigheden in de door Vestdijk gebruikte editie volkomen in het niet. Voor ik de vertalingen onder de loep neem, wil ik iets opmerken over | |
[pagina 3]
| |
Vestdijks waardering voor ED. Daar lijkt iets ambivalents in. Vestdijk geeft hoog van haar op, stelt in zijn genoemde ‘Toelichting’: ‘Dat zij Amerika's grootste dichteres is, is het mininum, dat men voor haar mag opeischen’ en zegt in zijn Forum-stuk over het beroemde ‘To make a prairie’ (no. 1755; voor verwijzing naar de gedichten houd ik Johnsons nummering aan): ‘Dit volmaakte versje vervangt een verhandeling over het Kantianisme!’Ga naar eind3., en tegelijk slaat Vestdijk een wat patroniserende toon aan. Hij heeft het geregeld over haar ‘gedichtjes’, soms wel maar niet steeds tussen aanhalingstekens. Hij vindt dat haar poëzie nog het meest lijkt ‘op die van Blake, dien zij overigens niet gekend heeft.’ Nu is er hoogstens enige vormovereenkomst aan te wijzen met bepaalde gedichten van Blake en hoogstwaarschijnlijk heeft ED Blake op school gelezen; maar hoe kon Vestdijk zulke pertinente beweringen doen zonder eigenlijk iets van haar af te weten? Want dat hij alleen maar wat sprookjes over haar gelezen had, wordt aannemelijk aan het einde van zijn Forum-stuk, waar Vestdijk opmerkt dat hij misschien te weinig heeft gezegd over ED's persoonlijkheid, karakter en levensloop. ‘Wil men bijzonderheden, anekdotes?’ vraagt hij retorisch. ‘Dat zij drie boeken bezat, Emerson, Keats en de Bijbel?’Ga naar eind4. Gezien de context lijkt Vestdijk dit voor waar aan te nemen. Terwijl hij gemakkelijk beter had kunnen weten. Verzamelingen van ED's brieven, waarin ze blijk gaf van grote belezenheid, waren al verschenen sinds 1894. Trouwens, Vestdijk zelf besluit zijn ‘Toelichting’ bij de eerste uitgave van zijn ED-vertalingen, uit 1939 (‘Gedichten van Emily Dickinson’) met een literatuuropgave bestaande uit de Collected Poems, plus drie bronnen: zijn eigen Forum-stuk, de biografie van Whicher die hij had gerecenseerd en Letters of Emily Dickinson, van 1931. Maar als Vestdijk die collectie brieven intussen gelezen had, heeft hij er toch nooit aanleiding in gezien om zijn onjuiste en lichtelijk smalende opmerking over haar ‘drie boeken’ te schrappen in de herdrukken van zijn essay (vanaf 1939 in Lier en lancet). Vestdijk had wel oog voor de geraffineerde compactheid van haar gedichten, maar miskende totaal de strakke structuur. In de ‘Toelichting’ zegt hij zelfs: ‘Teneinde de weergaloze geslotenheid en concentratie dezer gedichten niet geheel te verspelen, werd in het algemeen van een strenger rijm- en maatschema gebruik gemaakt dan het origineel volgt.’ Het is waar dat Vestdijk in twintig van de dertig gevallen rijm heeft toegevoegd - hoezeer hij daarvoor de inhoud geweld heeft moeten aandoen zal nog blijken - maar dat hij van een strenger maatschema gebruik | |
[pagina 4]
| |
heeft gemaakt is geheel onwaar. Integendeel, Vestdijk heeft de gedichten in metrisch opzicht ernstig verwaterd: ED's strakke metra, met de vaak hamerende cadans van haar jamben en trocheeën, zijn nergens in Vestdijks vertalingen terug te vinden. Een van de kenmerken van ED's poëzie is juist dat ze de tomeloosheid van haar gevoel, de exuberantie van haar ideeën en beelden, perste in de vormen van het Angelsaksische kerkgezang, met name de Hymns van de New Englander Isaac WattsGa naar eind5.. Veel van haar gedichten laten zich zingen op de wijzen van die Hymns: korte regels, afwisselend van drie en vier voeten (al zijn er varianten), vaak met antimetrie in de eerste voet, maar overigens heel maatvast, zodat bij het lezen bijna een dreun ontstaat. Ik neem een van ED's bekendste gedichten (182) als voorbeeld (en citeer Vestdijks editie): If I shouldn't be alive
When the robins come,
Give the one in red cravat
A memorial crumb.
If I couldn't thank you,
Being just asleep,
You will know I'm trying
With my granite lip!
Bij Vestdijk wordt dit:
Als ik niet meer in leven zal zijn
En de roodborstjes komen, zal je dan schenken
Dat eene met 't dasje van karmozijn
Een kruimel brood als aandenken.
En hoor je dan mijn dankwoord niet,
Diep uit de donk're groeve,
Weet, dat ik 't tóch zal beproeven
Met mijn lippen van graniet.
Vestdijk heeft zich niets aangetrokken van het trocheïsch metrum, maar heeft er ook zeker niet iets even maatvasts voor in de plaats gesteld. Er is helemaal geen sprake van enig metrum bij Vestdijk: hij heeft twee tot | |
[pagina 5]
| |
drie accenten per regel en de regels variëren van zeven tot twaalf lettergrepen. Ze missen de kracht van ED's versregels, ze zijn slap en praterig. Daardoor is ook de compactheid van het origineel verdwenen, maar afgezien van één zelf verzonnen regel en een zeer ten onrechte veranderde werkwoordstijd is de inhoud van het vers in deze vertaling niet al te ingrijpend aangetast. Het gaat me bij dit voorbeeld om de metrische verwatering, waar geen van de vertalingen vrij van is. Het is moeilijk te begrijpen dat Vestdijk vond dat hij een strakker maatschema had aangehouden dan ED zelf. Voor ik inhoudelijk op de vertalingen inga wil ik summier aangeven wat er naar mijn idee van een poëzievertaling mag worden verwacht. Het ideaal is - zoals bij al het vertalen - dat alle aspecten van het origineel in de vertaling worden overgebracht. Volgens sommige geleerden is dit nooit mogelijk, ook niet bij proza, want als er ‘moon’ staat in het Engels en je maakt er ‘maan’ van in het Nederlands, dan zou er toch al iets veranderd zijn. Dit is mij te esoterisch. Het zou betekenen dat ook met hetzelfde woord, verschillend uitgesproken in diverse delen van hetzelfde taalgebied, niet meer hetzelfde zou worden aangeduid. ‘You say tomahto and I say tomayto’: maar het gaat er juist om dat dezelfde tomaat is bedoeld. Lip is in het Engels hetzelfde als lip in het Nederlands, granite in het Engels is hetzelfde als graniet in het Nederlands, en with my granite lip is hetzelfde als met mijn granieten lip in het Nederlands: het is even expressief of beeldend, als u wilt even gezocht, in elk geval evenzeer Emily Dickinson. Maar met robin zit het anders. In Engeland bedoelen ze met robin het ook bij ons bekende roodborstje (Erithacus rubecula), een kleine vogel, 14 cm., met een oranjerode borst. Maar ED's Amerikaanse robin (Turdus migratorius) is een lijsterachtige die bijna tweemaal zo groot wordt. In zo'n geval - de Amerikaanse robin wordt een Europees roodborstje - verandert er iets bij het vertalen, door - zeg maar - een cultureel verschil. Vaker komt het voor dat woorden in de ene taal geen of maar gedeeltelijk equivalenten hebben in de andere taal, en parafrase moet dan uitkomst bieden. Overigens hoeft parafrase geen verandering van betekenis in te houden. Men kan hetzelfde nu eenmaal op heel wat manieren zeggen, en ‘hij woont liever buiten de stad’ kan worden vertaald met ‘he prefers living in the country’, waarmee hetzelfde is gezegd, maar met voornamelijk niet-equivalente middelen. Kortom, bij proza is het heel vaak mogelijk een tekst zo te vertalen dat alle aspecten adequaat zijn overgebracht in de andere taal: m.a.w. dat er geen echte verandering | |
[pagina 6]
| |
van betekenis valt aan te tonen. Hetzelfde geldt voor poëzie die niet rijmt. Metrum vormt meestal geen groot probleem, met kleine variaties in de zinsbouw zijn metrische problemen doorgaans wel op te lossen, maar de ambitie om het rijm te handhaven - als architectonische bouwsteen, om de muzikaliteit, hoe dan ook als een esthetisch aspect van het gedicht - is vaak onmogelijk zonder de inhoud geweld aan te doen. Uiteraard heeft de ene vertaler meer taalvaardigheid dan de andere, maar voor alle vertalers geldt dat vele gedichten niet te vertalen zijn zonder dat er schade wordt aangericht. Een vertaler zou aan zijn werk zodanige eisen moeten stellen dat hij alleen die vertalingen van poëzie publiceert waarbij het - door speciale genade of door stom toeval - echt gelukt is: misschien één op de tien keer, zodat de vormaspecten op een natuurlijk klinkende wijze bewaard zijn en ook de inhoud - hoe ook geparafraseerd - in hoofdzaak is overgebracht. En passant noem ik nog de opvatting dat een gedicht een herschepping mag zijn: een nieuw gedicht in de eigen taal waarvoor het originele gedicht als model heeft gediend. Het verschilt aanzienlijk van het originele gedicht, maar dat is niet erg, omdat een mooi gedicht is toegevoegd aan de eigen literatuur. Robert Lowell heeft op die manier een aantal gedichten onder handen genomen, maar hij noemde zijn nieuwe versies wel Imitations. Auteursrechtelijk zou hier een probleem van te maken zijn, maar verder is er weinig tegen. Waar wel iets tegen is, dat zijn mengvormen van die herscheppende activiteit en serieus vertalen. Want spreek je van vertalingen, dan wek je de verwachting dat er in de nieuwe versie in hoofdzaak hetzelfde staat als in het origineel. Wat beoogde Vestdijk nu precies? Hij zegt in dit verband, in zijn al genoemde ‘Toelichting’: ‘De hier gepubliceerde oefeningen zijn op te vatten als parallel-verschijningen, die de dichterlijke intentie trachten te benaderen, zonder overal aanspraak te maken op tekstueele betrouwbaarheid.’ Vestdijk houdt dus flink wat slagen om de arm, maar als hij niet overal aanspraak maakt op tekstuele betrouwbaarheid, dan toch wel in de meeste gevallen. Opmerkelijk is overigens dat het woord ‘overal’ is verdwenen uit de Bert Bakker-herdruk van Vestdijks ED-vertalingen uit 1969, waardoor de zin compleet van betekenis verandert. Misschien gaat het om een zetfout, maar het feit dat Vestdijk in deze uitgave het aantal vertalingen van dertig heeft teruggebracht tot vijftien versterkt het vermoeden dat hij zelf minder gelukkig was met zijn vertalingen van Emily Dickinson. Vestdijk gebruikte de term ‘tekstueele betrouwbaarheid’. Daaronder | |
[pagina 7]
| |
kan, lijkt mij, worden verstaan, ten eerste, dat de toon niet totaal veranderd wordt: dat ‘look at’ niet ‘gluren’ wordt (520), ‘was’ niet ‘troonde’ (1083), ‘condemn’ niet ‘de huid volscholdt’ (1545). Een tweede punt is dat er niet wordt weggelaten of toegevoegd, althans niet op zo'n manier dat de inhoud daardoor echt verandert. Als er over Teneriffe, bedoeld is de berg op het eiland, die tot boven de sneeuwgrens reikt, in een gedicht staat ‘Still clad in your mail of ices’ (686), en de vertaling luidt: ‘Gekleed in maliën, stormhelm en veder’, dan is het verlies dat ‘of ices’ verdwenen is, want dat ijs was nodig om het bedoelde beeld op te roepen, maar evenzeer is het verlies dat ‘helm en veder’ zijn toegevoegd, een operetteeffect dat hier geen enkele functie heeft. Verhaspeling is ook ernstig, ik bedoel taalgebruik dat zonder raadpleging van het origineel nauwelijks te begrijpen is, zoals ‘Een circus staat ver achteraan/Bij hen die er naar kijken gaan’ (1206) of - het gaat over de ziel -: ‘Maar zoo zij met ontzag/Voor zichzelf zichzelve slaat’ (683). Vervlakking van de woordkeus is ook zeer ongewenst; als ‘screams Chanticleer’ wordt weergegeven als ‘hanen kraaien’ (289), zijn beide elementen vervlakt: er stond niet ‘crows’ maar ‘screams’, en waarom moest die verwijzing naar de wereld van de Vos Reinaarde verdwijnen? Het ergste is als de vertaler de oorspronkelijke auteur dingen laat zeggeen die deze nooit voor zijn of haar rekening zou hebben willen nemen, zoals in 1545: ‘De Bijbel is een verouderd boek’ voor ‘The Bible is an antique volume’ gevolgd door ‘Door verdroogde [!] menschen geschreven’ voor ‘Written by faded men’. In hetzelfde gedicht wordt Satan ‘the Brigadier’ genoemd, en dat betekent: (hoge) generaal; bij Vestdijk wordt het ‘de Koddebeier’ (de betekenis van het Nederlandse ‘brigadier’: ‘rijksveldwachter van de tweede klas’ zal hier wel debet aan zijn); ‘Judas - the great Defaulter’ in hetzelfde gedicht wordt ‘Judas - de grote Oplichter’, terwijl bedoeld wordt: iemand die financieel of moreel heeft gefaald en/of die verstek heeft laten gaan (bijvoorbeeld door zelfmoord te plegen), zoiets als ‘de grote Verzaker’. Deze voorbeelden zijn opmerkelijk omdat ze niet te verklaren zijn uit rijmdwang, de kunstgreep om op de gewenste plaats een rijm te krijgen door de inhoud te wijzigen: 1545 is het enige gedicht dat Vestdijk zonder rijm heeft vertaald. Want ‘rijmdwang’ is in dit verband een kernwoord. Het eerder genoemde ‘gluren’ moest rijmen op ‘ochtenduren’, ‘troonde’ stond er voor het rijm op ‘woonde’, ‘stormhelm en veder’ waren erbij verzonnen vanwege het rijm op ‘neder’; ‘hanen kraaien’ rijmde op ‘de zon is al aan | |
[pagina 8]
| |
't draaien’, wat er in het Engels overigens ook niet stond (er staat: ‘the sun has got as far/As the third sycomore’). Geen van Vestdijks vertalingen vertoont qua vorm of inhoud voldoende overeenkomst met het origineel. Ik geef, in de volgorde waarin Vestdijk zijn vertalingen publiceerde, en aldus genummerd, nog wat voorbeelden. No 1 (1755) - het beroemde ‘To make a prairie it takes a clover and one bee, - /One clover, and a bee,/And revery./The revery alone will do/If bees are few.’ Hier eindigt de vertaling bij VestdijkGa naar eind6. met een lelijk, zeer on-Dickinsoniaans enjambement en een m.i. potsierlijke wending: Of droomerij alleen,
Wanneer er weinig bijen op de been
Zijn.
No 2 (94): ‘Eng'len (..)/Knoppen streelend met hun handen’ staat hier voor ‘Angels (..) Do the buds to them belong?’ en de knoppenstrelende handen (waar moesten ze trouwens anders mee strelen?) zijn ingelast voor het rijm op ‘Eng'len onder 't zonnebranden’ wat staat voor ‘Angels when the sun is hottest’: je zou hier haast van dubbelrijmdwang kunnen spreken. No 3 (130): Het gedicht gaat over de laatste hete dagen in het najaar; sommige vogels zijn daardoor zo in de war dat ze terugkeren van hun trek naar het Zuiden, ED laat zich ook haast misleiden maar ziet de najaarstekenen van zaadjes en een eerste blad dat valt. Ze vergelijkt deze laatste zomerse hitte met een laatste avondmaal. Het eerste couplet luidt bij Vestdijk: ‘Dit zijn de dagen, dat de vogels -/O weinig maar, een enkel paar -/terugkeeren, allang reisklaar.’ (‘These are the days when Birds come back -/A very few, a bird or two -/To take a backward look.’) De derde regel van ED is bij Vestdijk verdwenen, maar wat Vestdijk er voor in de plaats stelt is behoorlijk onlogisch, omdat de vogels al aan hun trek begonnen waren; ‘allang reisklaar’ zou alleen ter zake zijn geweest als ze maar niet hadden kunnen besluiten om te vertrekken. In ditzelfde gedicht worden ‘summer days’ ‘zomerweken’ (voor het rijm op ‘breken’, maar het gaat juist om de paar laatste dagen), wordt ‘a timid leaf’ verveelvoudigd tot ‘bedeesde bladervlucht’ (voor het rijm op ‘lucht’, maar de eerste herfstbladeren vallen niet af met een hele vlucht tegelijk), en wordt ‘last communion in the haze’ een ‘mistig | |
[pagina 9]
| |
laatste avondmaal’, maar in dit verband is ‘haze’ natuurlijk dampige nevel als gevolg van de hitte - het koude ‘mistig’ is wel zeer misplaatst. No 4 (666), over Teneriffe, is al aan de orde geweest. In dit korte gedicht wordt ‘mountain’ weergegeven als ‘wonder’, terwille van het rijm op ‘blauwe dragonders’, wat op zichzelf al niet zo'n geslaagde weergave is van ‘Sapphire Regiment’; vreemder nog is het slot: ‘Voor u houdt de dag zijn rood afscheid op til’ staat voor ‘Days drops you her red Adieu’, want er was een rijm nodig op ‘stil’, maar de wending ‘op til houden’ is eenvoudig geen Nederlands. Van het vijfde gedicht (520) heb ik het ‘gluren’ voor ‘look at’ al genoemd; ‘in the upper floor’ wordt ‘bovenop’ i.p.v. eventueel ‘bovenin’ het huis; opmerkelijk is couplet vier (‘hij’ is de zee): ‘Het was of hij mij wou verzwelgen,/Zooals de dauw elk spoor/Van bloemen kan verdelgen,-/En toen ging 'k er vandoor.’ Zou dauw zo'n fatale uitwerking op bloemen kunnen hebben? In het Engels staat dat de zee de ikfiguur in het gedicht zo compleet leek te gaan verzwelgen als (gold het) dauw op een paardebloem (‘And made as he would eat me up/As wholly as a dew/Upon a dandelion's sleeve’). In het zesde gedicht (723), over een klein schip, ten prooi aan storm, vertaalt Vestdijk: ‘It spun and spun,/And groped delirious, for morn.’ als ‘Hij draaide zich en wendde/Zich om 't morgenlicht te vinden,’ alsof het weglaten van ‘delirious’ wordt goedgemaakt met een pleonasme en een onnatuurlijk enjambement. Erger is dat in dit gedicht ‘Ah, brig, goodnight/To crew and you’; wat hoogstens de interpretatie toestaat dat het scheepje in de golven verdwenen is, bij Vestdijk wordt: ‘Mijn brik, met man en muis vergaan,/Adieu, -’. Het zevende gedicht, het bekende ‘How happy is the little stone’ heeft als vierde regel ‘En bij geen enkel vak behoort’, waar in het Engels staat ‘And exigencies never fears’, wat betekent ‘en nooit bang is voor een crisis’; het woord ‘onvergank'lijk’ als kwalificatie van de kiezelsteen is toegevoegd om te rijmen op ‘onafhank'lijk’ en bij Vestdijk is de steen voortgebracht ‘Door 't gansch heelal’, wat enigszins overdreven lijkt: bij ED staat ‘A passing universe’, een voorbijgaand of veranderend heelal.
Zo kan ik, zoals dat heet, doorgaan. In 8 (436) wordt de wind, die binnenwaait, door ED beschreven als ‘A rapid, footless guest,/To offer whom a chair/Were as impossible as hand/A sofa to the Air.’ Bij Vestdijk wordt het, wel zeer bizar: ‘Voor wien - men zag geen rug of been -/ | |
[pagina 10]
| |
Een stoel iets weinig passends scheen./En wie vernam ooit dat een wolk/Een pluchen sofa heeft bevolkt?’(!) Ik besluit met een paar plaatsen waar onvoldoende kennis van het Engels Vestdijk parten lijkt te hebben gespeeld: In 9 (289) fantaseert ED dat er wordt ingebroken bij een oud echtpaar. Er staat ‘There's plunder’ wat betekent ‘Er is buit’, ‘Er is wat te halen’. Bij Vestdijk wordt het (door interferentie met het Nederlandse ‘plunderen’): ‘Roof - en lang niet mis’. In 15 (1711) beschrijft ED iemand met een zo hard en liefdeloos gezicht dat een steen er zich dermate bij zou thuisvoelen dat ze oude kennissen lijken, al hebben ze elkaar nog maar net ontmoet’: ‘Would feel as thoroughly at ease/As where they old acquaintances, - /First time together thrown.’ Bij Vestdijk is dit geworden: ‘Als oude vrienden die 't nog heel goed weten:/Die eerste keer tezamen weggesmeten.’ Blijkbaar kende Vestdijk het idiom ‘throw together’ niet. In de vertaling lijkt dit slot mij onbegrijpelijk, maar Vestdijk zelf moet er wel iets achter gezocht hebben, want hij noemt de laatste regel in zijn Forum-stuk ‘veelzeggend’.Ga naar eind7.
In 22 (650), een gedicht over pijn, lijkt de tweede strofe bij Vestdijk niets gemeen te hebben met het origineel. In het Engels staat er: ‘It has no future but itself,/Its infinite realms contain/Its past, enlightened to perceive/New periods of pain.’ Er staat dus ongeveer dat pijn geen toekomst heeft die géén pijn is, dat haar oneindigheid ook haar verleden in zich sluit, dat al genoeg inzicht had om de komende pijn te voorzien. Bij Vestdijk: ‘Aan alle toekomst geeft zij onderdak,/Aan elk verleden;/Tot ver in 't rond/Belicht zij alles uit haar brandend heden.’ Heel veel is hier veranderd, maar interessant is weer Vestdijks eigen commentaar in zijn Forum-essay: ‘De oneindigheid van pijn, zijn licht uitwerpend uitsluitend om nieuwe perioden van pijn te ontdekken, mag men gerust een vondst noemen, die bepaalde ideeën van Nietzsche nog toespitsen kan.’Ga naar eind8. Maar ‘enlightened’ heeft niets te maken met ‘Tot ver in 't rond/Belicht zij’ of met ‘licht uitwerpend’, het betekent: van binnen verlicht, wijs geworden. Nog twee voorbeelden uit de vierendertig pas vorig jaar gepubliceerde vertalingen: In 747 zegt ED ‘I reviled myself/For entertaining plated wares/upon my silver shelf’, een beeld dat bij haar vaker voorkomt (bv. 1453): plate als nep tegenover zilver als echt. Er staat dus ongeveer: Ik hekelde mezelf omdat ik nepzilver in mijn zilverkast had gezet. Bij | |
[pagina 11]
| |
Vestdijk is dit geworden: ‘Mezelf heb 'k (..) berispt (..)/ Om die verharde zilverplaten/In mijn kleinodieënschrijn...’ En al net zo wonderlijk heeft Vestdijk in 266 ‘Merchantmen poise upon horizons’, wat betekent: ‘Koopvaarders (koopvaardijschepen) balanceren op de horizon’, weergegeven als ‘Kooplieden wegen aan de horizon’.
De conclusie moet wel zijn dat Vestdijk weinig aanleg had voor vertalen. Dat doet niets af aan zijn vele verdiensten, maar die verdiensten mogen ook niet blind maken voor zijn zwakheden op, bijvoorbeeld, dit gebied. Ik ben bang dat vele poëzieliefhebbers zullen zijn afgeschrikt door Vestdijks ED-versies, of althans zullen hebben gedacht: Is dat nou alles?
De uitspraak van Robert Frost, Poetry is what gets lost in translation is niet meer dan een boutade, maar er bestaan vertalingen waarvoor het opgaat en Emily Dickinson is er bij Vestdijk het slachtoffer van geworden. |
|