Een ogenblikje
Met plezier spelde ik de artikelen van H.U. Jessurun d'Oliveira, Martin Hartkamp en Gerben Wynia over ‘De uiterste seconde’. Ieder behandelt de tijd van de slotstrofe, maar geen van drieën trekt de lijn van de tijd door tot het uiterste. Ten overvloede roep ik het eindkwatrijn in de herinnering op.
Maar dat dit alles wàs: een werk'lijkheid,
Die duren zal tot de uiterste seconde;
Dit is de ware wedloop met de tijd:
De halsband los, en zij met de twee honden.
Ik stel voor om het als volgt te lezen: vs. 1 = verleden tijd, vs. 2 = toekomende tijd, vs. 3 = tegenwoordige tijd en vs. 4 = altijd, want daar ontbreekt de persoonsvorm en nu rondt de eeuwigheid de lijn verleden-heden-toekomst af en sliert zij die lijn in een cirkel. Gelet op de dubbelpunt achter vs. 3 vind ik dat vs. 4 ontstaat door de kunst. Zeker, het leven is een wedloop met de tijd, maar de wedloop van de kunst met de tijd is pas je ware, de kunst wint die wedloop. Vandaar dat die slotregel de lezer zo goed bijblijft. Ja, hij zou een sjibbolet kunnen zijn waaraan Vestdijkwerkers elkaar herkennen: A zegt: ‘De halsband los.’ en B antwoordt: ‘En zij met de twee honden.’ Je zou ook kunnen zeggen dat met dit vers het gedicht losgeschoten is en voorgoed op vrije voeten is gesteld.
J.H. de Ridder