Vestdijkkroniek. Jaargang 1985
(1985)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
Martin Hartkamp
| |
[pagina 26]
| |
borrels, en altijd op eigen initiatief, zonder dat hij er met zakenvrienden op uittrok, dit laatste vooral om zijn broer, stralend huisvader en moralist, geen wapen tegen zich in handen te spelen. Zonder plan of overleg stortte hij zich dan in een dolle avond, die in een bar begon en in een hotel eindigde; de vrouwen, met wie hij zich afgaf, waren uitsluitend oudere demimondaines, liefst niet al te dom, vrouwen die aan zakenlieden gewend waren.’ En nu het sonnet dat De Roy van Zuydewijn op basis van deze passage heeft gemaakt, waarbij men nog moet weten dat ‘werk en een grote liefde’ inderdaad in de mond van Oliviers broer bestorven ligt: zie Een moderne Antonius, p. 98 (2 ×), p. 208 en p. 225. Olivier 2
De maanden, volgend op de laatste eer,
heb ik mij door de dagen heen gebeten;
de lege kamers, het met niemand eten,
de avonden bij zoel, warm, windstil weer.
Heel soms breng ik de nacht door met versleten
demi-mondaines, die ik niet zozeer
voor bedgeneugten zoek, als om een keer
het suizen van de stilte te vergeten.
Mijn broer dringt bij mij aan opnieuw te trouwen.
‘Werk en een grote liefde’ zijn devies,
laat hij zelfs vrijsters bij mij stage lopen.
A la bonne heure, maar waarom van die ouwe?
Ik houd nog liever aan op koersverlies
dan nu al voor een dumpprijs te verkopen.
Dat is een goed sonnet, maar het gaat wel over een andere Olivier. De Olivier van De Roy van Zuydewijn heeft veel meer moeite met het overlijden van zijn vrouw dan Vestdijks hoofdpersoon. Ook de relatie met zijn broer krijgt in een paar zinnen meer vorm, al is het ook gedeeltelijk een andere vorm, dan in Een moderne Antonius het geval is. Dat stage lopen van die ouwe vrijsters bij voorbeeld heb ik niet bij Vestdijk kunnen vinden en het lijkt mij ook in tegenspraak met het advies ‘een | |
[pagina 27]
| |
grote liefde’. Dat is echter een detail. Het gaat om de benadering als zodanig en dan moet ik eerlijk zeggen dat ik de Olivier van De Visionair eigenlijk interessanter vind dan die van Vestdijk. Ik las De Visionair in één ruk uit, terwijl ik moeite had met het herlezen van de roman, die mij toch na aan 't hart lag, want toen ik voor 't eerst bij Vestdijk kwam, kreeg ik van hem dàt boek, mèt opdracht. De roman viel mij dus tegen. Zelfs de stijl - al zijn er heel wat betere passages dan het eerdere citaat met die oubollige c.q. studentikoze formuleringen: ‘periodiek fuifleven’ en ‘dolle avond’ - maar vooral de wijze waarop Olivier is neergezet. Olivier wordt bezocht door hallucinaties en andere verschrikkingen, maar ik vroeg mij nu voortdurend af waarom juist hij, want Olivier is bij Vestdijk tamelijk kleurloos. Je kijkt als het ware naar een web, waar wel een vlieg in zit, maar je ziet eigenlijk alleen het web en je wacht op de spin. Bij De Roy van Zuydewijn zie je veel meer de vlieg, waardoor uiteindelijk het web ook interessanter wordt. In De Visionair is de hoofdpersoon inderdaad een ‘ik’, terwijl hij bij Vestdijk een ‘hij’ blijft, een bankier op afstand.Ga naar eind2. Dus geen Vestdijk, maar toch ook niet helemaal een De Roy van Zuydewijn, zoals ik al aangaf. In feite is De Visionair een wonderlijk amalgaam van Vestdijk en van Achterberg. ‘Ik houd nog liever aan op koersverlies/ dan nu al voor een dumpprijs te verkopen.’ En dat ‘A la bonne heure’, dat men precies zo tegenkomt bij Achterberg.Ga naar eind3. En voorts de vorm. De Roy van Zuydewijn gebruikt konsekwent slechts twee rijmklanken in zijn octaven en hetzelfde doet Achterberg in zíjn sonnettencycli Ode aan Den Haag en Ballade van de gasfitter en in veel andere gedichten. Technisch is het zonder meer een tour de force. Kortom, De Visionair van H.J. De Roy van Zuydewijn is om meerdere redenen een kurieus debuut, waarin een zwakkere roman van Vestdijk opgevijzeld wordt met hulp van Achterberg. Een huzarenstukje, en ik wacht dan ook met spanning op De Roy van Zuydewijn. |
|