Vestdijkkroniek. Jaargang 1983
(1983)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Nummer 40]L. Nachtergaele
| |
[pagina 2]
| |
raadzaam nader in te gaan op Vestdijks opvatting van de historische roman. Ik zal daarna nagaan hoe bepaalde essayisten, nl. Martin Hartkamp en J.G. Kooy, Vestdijks interesse voor de historische roman in verband brengen met een belangrijk thema in zijn romans. Die belangstelling kan in feite herleid worden tot een wezenskenmerk van Vestdijks persoonlijkheid. | |
Vestdijks opvatting van de historische romanToen Vestdijk op 17 februari 1966 een lezing moest houden aan de Rijksuniversiteit te Groningen (lezing die bedoeld was als gastcollege), koos hij de historische roman als onderwerp.Ga naar eindnoot3. Daarin komt hij tot de vaststelling dat de historische roman in feite een onmogelijk genre is. Hij lijdt inderdaad aan een teveel en aan een tekort: een teveel, nl. aan beschrijving, omdat de schrijver erin moet slagen een hele maatschappij op te bouwen en dus allerlei details aan de meestal onwetende lezers moet verstrekken; een tekort, nl. aan inlevingsvermogen in de figuren uit een ander tijdperk. De mensen die in vroegere eeuwen leefden waren inderdaad niet alleen anders gekleed maar dachten en leefden ook op een andere manier dan wij. De romancier die een historische roman wil schrijven kan zich voor dergelijke beslissende details niet op de gegevens van de geschiedwetenschap beroepen. De historische bronnen vermelden ongetwijfeld wel onder welke omstandigheden een oorlog uitbrak of een verdrag werd afgesloten, maar tot voor kort werd door historici nooit overwogen of gegevens omtrent neigingen, vooroordelen, liefdesgedragingen, enz, van hun tijdgenoten het nageslacht belang zouden kunnen inboezemen. De psychologische authenticiteit van historische personages kan men dus altijd sterk betwijfelen. In de huidige geschiedwetenschap wordt daar enigszins verandering in gebracht. Thans interesseren de historici zich inderdaad hoe langer hoe meer voor de mentaliteit die voor een bepaalde historische periode kenmerkend was. Hier gaat het echter om vrij recente historiografische trends die in Vestdijks tijd vrijwel niet bestonden. Wanneer men de historische roman met zijn tegenhanger, nl. de contemporaine roman, vergelijkt, komt de eerste dan ook duidelijk als een minderwaardig genre voor, aldus Vestdijk. Om een ‘geslaagde’ roman te schrijven acht Vestdijk het wenselijk niet te veel bijzonderheden of verwarrend bijwerk in te lassen. In zijn essay Over de compositie van de romanGa naar eindnoot4. duidt hij dit principe aan met de term ‘ekonomie’. | |
[pagina 3]
| |
Meestal houdt een historische roman tamelijk veel beschrijvingen van voorwerpen, kostuums, gebouwen, enz. in waardoor inbreuk wordt gemaakt op dit belangrijke compositieprincipe. Bovendien weet ieder Vestdijklezer (al zou hij slechts één boek uit zijn monumentale oeuvre gelezen hebben) dat Vestdijk bijzonder veel belang hecht aan de psychologie. In een historische roman schijnt het vrij moeilijk dit aspekt tot zijn recht te laten komen, zodat hij opnieuw (althans in Vestdijks ogen) tekort schiet t.o.v. de contemporaine roman. Om het rangverschil op te heffen, zou men volgens Vestdijk een historische roman als een contemporaine roman moeten schrijven. Zoiets zou mogelijk zijn dankzij de algemene beweging der grensoverschrijdingen. Om duidelijk te maken wat Vestdijk hiermee bedoelt, blijkt het noodzakelijk terug te grijpen naar de definitie van de historische roman die hij aan het begin van zijn essay Over de historische roman voorstelt. In feite geeft hij geen echte definitie. Hij stelt zich tevreden met het aangeven van twee grensbegrippen, nl. ‘de historie’ en ‘de roman’ (met die term wordt natuurlijk de niet-historische of contemporaine roman bedoeld). Vestdijk legt er de nadruk op dat het hier geenszins om starre grenslijnen gaat. Hij meent dan ook dat de historische roman en de historie enerzijds en de historische roman en de ‘gewone’ contemporaine roman anderzijds vloeiend in elkaar kunnen overgaan. Een historische roman zou dus zodanig in de richting van de geschiedwetenschap kunnen groeien dat het werk als een historische verhandeling zou moeten worden beschouwd. Een historische roman zou ook zó geschreven kunnen worden dat er geen principiële verschillen meer te vinden zouden zijn met een ‘gewone’ contemporaine roman. Vestdijk merkt op dat het hier slechts om theoretische konstrukties gaat. Toch meent hij concrete voorbeelden van grensoverschrijdingen te kunnen geven. Als eerste voorbeeld noemt hij de ‘vie romancée’ waarin de historie naar de historische roman neigt. De mogelijkheid tot deze uitwas legt Vestdijk op de volgende manier uit: hij stelt vast dat de beoefening van de geschiedwetenschap niet alleen in het nauwkeurig onderzoeken van de historische werkelijkheid bestaat maar ook in het navertellen hiervan. ‘Het geschiedverhaal strekt dus reeds uit zichzelf voelhorens uit naar de historische roman, die óók een verhaal is’.Ga naar eindnoot5. Zodoende wordt een romantisering van de geschiedenis mogelijk. In de ‘vie romancée’ die Vestdijk als een voorbeeld van romantisering beschouwt, beoogt de schrijver het navertellen van het leven van grote historische figuren. Hij moet zich dus op historische feiten baseren maar vervormt die met zijn | |
[pagina 4]
| |
verbeelding en fantasie. Doordat hij zijn aandacht toespitst op het leven van opzienbarende figuren (in tegenstelling tot de meeste historische romanciers die volkomen onbekende figuren als helden kiezen) zal zijn boek bijna uitsluitend berusten op het ‘echt-gebeurd-zijn’. Slechts d.m.v. fantasierijke en fiktieve toevoegingen zal hij naar het ‘echtgebeurd-zou-kunnen-zijn’ van de historische roman tenderen, wat tot gevolg heeft dat de geschiedkunde nooit echt als een historische roman zal kunnen worden naverteld. De kroniek is een voorbeeld van de tegenovergestelde tendens: de historische roman neigt meer naar de historie. Te dien einde is het eerst en vooral noodzakelijk een uitgebreide dokumentatie ter beschikking te hebben, zodat alle gegevens van het verhaal op de historische werkelijkheid teruggevoerd kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn schaars (Vestdijk noemt slechts het boek van E. du Perron Schandaal in Holland). Meestal gaat zo'n poging uit van een romancier. Maar, hoezeer hij zich van zijn letterkundige scholing ook tracht te bevrijden, toch zullen zijn boeken ‘op en top’ romans blijven. Wat het tweede grensbegrip betreft, nl. ‘de roman’, geeft Vestdijk geen enkel concreet voorbeeld van grensschending. Toch wijst hij de weg aan die de historische roman zou moeten volgen om in de richting van de ‘gewone’ contemporaine roman te kunnen groeien.Ga naar eindnoot6. Hierbij benadrukt hij het feit dat een volledige anneksatie steeds een illusie zal blijven, wat echter niet wegneemt dat hij als een belangrijk vertegenwoordiger van dit hopeloze streven moet worden beschouwd. Wanneer men de recensies over de een of andere historische roman van Vestdijk leest, valt het inderdaad op dat de meeste recensenten die romans als geen echte vertegenwoordigers van het genre beschouwen, maar eerder als psychologische romans met dezelfde thematiek als de zogenaamde autobiografische en contemporaine romans. In Puriteinen en piraten, filosofen en sluipmoordenaars (een essay verschenen in de bundel De eigenzinnigheid van de literatuur), schrijft K. Fens: ‘Het bij besprekingen van Vestdijks werk vaak gemaakte onderscheid tussen historische en psychologische romans heb ik nooit goed kunnen begrijpen. Voor een bepaalde probleemstelling kunnen een andere tijd en andere omstandigheden noodzaak zijn’ (p. 54). G. Stuiveling (Triptiek) blijkt precies dezelfde mening te zijn toegedaan. In een recensie over De vuuraanbidders merkt hij op dat de personages uit deze roman opgebouwd zijn volgens gegevens uit de moderne psychologie. ‘Een roman als deze is enkel mogelijk bij iemand die Freud en Adler en andere moderne psychologen grondig kent en de typisch twintigste-eeuwse opvattingen over de hei- | |
[pagina 5]
| |
melijke werking van ons onderbewuste als juist aanvaardt’ (p. 117). De personages uit dit boek, waarvan het historische kader door het zeventiende-eeuwse Nederland gevormd wordt, zouden dus geen echte zeventiende-eeuwers zijn, maar vermomde twintigste-eeuwers. Voor Vestdijk wordt dus de literaire waarde van een historische roman bepaald door de mate waarin de schrijver erin geslaagd is van zijn ‘historische’ roman een contemporaine roman te maken. Als het zo ver gaat, dan vervallen de twee bezwaren die Vestdijk t.o.v. de historische roman opperde. Het teveel aan beschrijving zou inderdaad overwonnen worden en de personages zouden ook psychologisch verantwoord zijn. | |
De betovering van het verledenVerstdijks essay Over de historische roman waarin zijn opvatting van de historische roman uitgelegd wordt geeft echter geen enkele aanwijzing omtrent de volgende vraag, nl. ‘Waarom heeft Vestdijk zo'n belangrijk deel van zijn oeuvre als romancier aan de historische roman gewijd? Waarom plaatst hij soms zijn typisch Vestdijkiaanse figuren in een historisch kader?’ In een gesprek met Nol Gregoor zei Vestdijk dat ‘het bepaald geen blijk van historische belangstelling’ was.Ga naar eindnoot7. Met zo'n antwoord zijn we natuurlijk niet erg gevorderd. Zijn essay De betovering van het verledenGa naar eindnoot8. biedt ons gelukkig meer houvast. Daarin probeert hij inderdaad uit te leggen waarom een schrijver (en dus ook hijzelf) zich tot het genre ‘historische roman’ aangetrokken voelt. Zo'n schrijver staat volgens hem onder de betovering van het verleden. Maar waarom wordt die schrijver zo sterk door het verleden gefascineerd? Daarop geeft Vestdijk zelf geen enkel antwoord. Maar de essayisten Martin Hartkamp en J.G. Kooy trachtten die vraag met betrekking tot Vestdijk te beantwoorden. In zijn artikel Identifikatie en isolementGa naar eindnoot9. brengt Martin Hartkamp Vestdijks fascinatie voor het verleden (met als gevolg het schrijven van historische romans) i.v.m. een thematiek die men dikwijls terugvindt in zijn boeken. Om te begrijpen hoe hij dit verband heeft kunnen leggen, blijkt het noodzakelijk Hartkamps betoog stap voor stap te volgen. Vooraleer we daartoe overgaan moet ik een opmerking maken over de termen identifikatie, eenwording en versmelting die in de volgende pagina's voortdurend gebruikt zullen worden. In zijn artikelGa naar eindnoot10. tekent Hartkamp aan dat, alhoewel men die termen bij Vestdijk vrij vaak aantreft, ze toch nooit op nauwkeurige wijze gedefinieerd zijn. Zelfs de | |
[pagina 6]
| |
vraag of die begrippen op een psychisch en/of fysiek verschijnsel betrekking hebben laat hij in het midden. Volgens Hartkamp is de beste oplossing dan ook die termen als verwisselbaar te beschouwen. Om het begrip van het betreffende verschijnsel enigszins te vergemakkelijken, haal ik hier de door mij vertaalde definitie van G. Thinès en A. Lempereur aan:Ga naar eindnoot11. De identifikatie is een proces dat plaatsvindt in het onderbewustzijn van het subjekt. Ze blijkt van wezenlijk belang te zijn voor de opbouw van het ‘ik’ en van het ideale beeld van het ‘ik’. De identifikatie is het middel waardoor het subjekt zich in de plaats van de andere stelt, op grond van motieven die hij echter miskent. Wat dit verschijnsel echter motiveert is het verlangen naar eenzijn, versmelting. Het subjekt construeert zichzelf langs een reeks identifikaties met de door hem geliefde objekten die hij trouwens gedurende zijn ontwikkelingsproces tijdelijk moet laten varen. De opzet van Hartkamp is het hele oeuvre van Vestdijk tot één centraal motief te herleiden. Nadat hij alle werken van Vestdijk aandachtig had gelezen, stelde hij vast dat haast alle romanpersonages naar identifikatie streven, er evenwel meestal niet in slagen. Soms komt die versmelting toch voor (ofwel in de droom, ofwel in de werkelijkheid); ze brengt dan de krachtigste emoties met zich mee. Maar die toestand is steeds van korte duur. Die drang naar identifikatie probeert Hartkamp te doorgronden. Hierbij neemt hij de drie volgende aspekten in aamerking, nl. het doel van het identifikatie-streven, het subjekt of individu dat naar versmelting hunkert en de objekten waarop het identifikatiestreven gericht is. Om die aspekten beter te kunnen belichten, heeft hij alle voorbeelden van streven naar versmelting grondig geanalyseerd om de gemeenschappelijke kenmerken van die ervaring te kunnen achterhalen. Aan het einde van zijn essay werkt hij een soort prototype uit ‘waar alle aspekten van de drang naar eenwording op kunnen worden teruggevoerd’.Ga naar eindnoot12. Wat valt er eerst en vooral op te merken i.v.m. het doel? In de identifikatie zoeken de personages naar het duurzaam geluk, de eeuwigheid, de onverstoorde harmonie. Ze proberen de wereld en het leven, de tijd en het verval te overwinnen. Die identifikatie is in feite een poging om de eeuwige ongescheidenheid te bereiken. Het subjekt is een individu dat naar versmelting streeft. Wanneer een romanpersonage zich in zo'n situatie van eenwording bevindt, blijkt hij zijn individualiteit grotendeels te hebben verloren. De identifikatie heeft | |
[pagina 7]
| |
dus als gevolg een gewijzigd ik-besef. Wat de objekten betreft, is het identifikatieproces meestal gericht op een persoon (de geliefde) maar soms ook op een deel van de natuur (de zee, de rotsen of de bergen). Ook abstracte eenwordingsobjekten kunnen voorkomen als het Niets, dat dus een positieve connotatie krijgt. Wat kunnen al die objekten met elkaar gemeen hebben? Volgens Hartkamp zijn die objekten in feite symbolen die voor iets of iemand anders staan. Om het gesymboliseerde te achterhalen poogt Hartkamp de persoonlijkheid van het subjekt te doorgronden. Daarbij stelt hij vast dat zo'n persoon naar identifikatie streeft omdat hij zich geïsoleerd voelt en dat isolement wenst te doorbreken. De pogingen van het subjekt om aan zijn isolement te ontsnappen voert Hartkamp op meer fundamentele, dieper liggende gevoelstrukturen terug. Hierbij neemt hij als uitgangspunt enkele passages uit Sint-Sebastiaan (Sint Sebastiaan is het eerste deel van de Anton-Wachter cyclus, waar dus de geboorte en de prille jeugd van het jongetje verteld worden). Aan de hand van die passages merkt hij op dat de kleine Anton Wachter de geboorte ervaart als een uitstoting die tot gevolg heeft dat hij zich veroordeeld voelt tot eenzaamheid. De herinnering aan de prenatale eenheid met de moeder blijft in hem voortleven en die wil hij terugvinden. Kan dit streven naar de vroegere prenatale eenheid als het prototype van de identifikatiedrang beschouwd worden? Nadat hij de eenwordingsobjekten en het mechanisme van de identifikatiedrang nader bestudeerd heeft, meent Hartkamp dat het antwoord op die vraag bevestigend moet luiden. Hartkamp probeert eerst en vooral de verschillende objekten van het versmeltingsstreven op het veronderstelde prototype (nl. het eenzijn met de moeder) terug te voeren. Vestdijks personages worden soms geobsedeerd door een drang naar vereenzelviging met de geliefde, maar dit is in feite niets anders dan een verlangen naar de oorspronkelijke ongescheidenheid met de moeder. Inderdaad, de moeder komt soms voor onder de gedaante van de geliefde. De rollen van moeder en geliefde zijn verwisselbaar, want er bestaat tussen hen een nauwe zielsverwantschap. Het Niets en de zee zijn symbolen van de oorsprong en fungeren (net als de geliefde) als surrogaten voor de moederfiguur. De bergen blijken ook de moeder te connoteren (men denke aan de associatie moederlichaam, venusheuvel en berg). Tenslotte kan ook de aarde (Moeder Aarde!) een objekt van identifikatiedrang zijn. | |
[pagina 8]
| |
Daarna beschouwt Hartkamp de prenatale kant van het vcrsmeltingsstreven, naar aanleiding waarvan hij het verband legt met de bekoring die van het verleden op Vestdijk uitgaat. ‘Streven richt zich typisch op de toekomst, maar bij Vestdijk zou dat het verleden zijn. Vestdijks subjekten zouden in de tijd die zich beweegt in slechts één richting - vóórwaarts - streven naar een toestand die achter hen ligt: achterwaarts streven, streven tegen de tijd in’.Ga naar eindnoot13. De tijd is inderdaad van groot belang in het werk van Vestdijk. Dit blijkt niet alleen uit datgene wat zonet gezegd is betreffende de romans en de poëzie, maar voorts uit zijn essay Het eeuwige telaat. Hier beweert Vestdijk dat men zich de tijd bewust wordt als men ergens te laat voor is. De tijd kan slechts een negatieve vorm aannemen. Het doel dat nagestreefd wordt in de identifikatiedrang is dus het herstellen van een vroegere situatie of de terugkeer naar een oorspronkelijke toestand van ongescheidenheid. Maar de tijd blijft onomkeerbaar. Zou er dan geen enkel middel zijn om de postnatale gescheidenheid, het telaat, de tijd te overwinnen? Toch wel. De mens kan zich inderdaad tegen het telaat verweren d.m.v. de verbeelding en de herinnering. Hij probeert zijn innerlijke aandacht op het verleden toe te spitsen. Het verleden wordt dan als zijnde actueel ervaren. De tegenstelling ‘heden-verleden’ wordt opgeheven. Het verleden (de prenatale eenheid met de moeder) dat de ideale toestand vertegenwoordigt wordt heden. Deze bijzondere houding t.o.v. de tijd verklaart waarom Vestdijk het in zijn essay Over de historische roman heeft over een ‘eenheid van historische en contemporaine roman’, waarom hij verder stelt dat een historische roman geschreven zou moeten worden ‘alsof hij een contemporaine roman was’. Er is bij Vestdijk duidelijk een wil om het verleden te annekseren, om van het verleden een heden te maken. In de romanpersonages uit Vestdijks oeuvre, die telkens min of meer projekties zijn van hun geestelijke vader, valt duidelijk een hunkering naar de vroegere situatie van eenzijn met de moeder op te merken. Vestdijk zelf drukt zijn verlangen naar het verleden in zijn keuze van dit thema en in zijn intense belangstelling voor de historische roman uit. In zijn historische romans tracht Vestdijk voortdurend het verleden nieuw leven in te blazen, zodat men die romans niet kan isoleren van de rest van zijn overige romanproduktie, en dus niet als een afzonderlijke groep beschouwen. Veel essayisten hadden wel ingezien dat het bij Vestdijk onzin was een onderscheid te maken tussen de historische en de contemporaine of autobiografische romans; hiervoor gaven ze echter geen echt | |
[pagina 9]
| |
overtuigende verklaring. Wanneer de grenzen tussen heden en verleden vervagen, is het alsof wij de tijdloosheid of eeuwigheid ervaren. In de laatste pagina's van zijn essay maakt Hartkamp ons echter duidelijk dat dit streefdoel buiten ons bereik ligt, het is slechts een ideaal. In zijn prille jeugd, als het nog niet geconfronteerd is geweest met de dood, weet het kind niets af van vergankelijkheid; het is dus in zekere zin eeuwig maar die eeuwigheid is slechts ‘een niet-ervaren van niet-eeuwigheid’.Ga naar eindnoot14. Wat de volwassene verlangt is de tijd te kunnen ervaren, evenwel zonder het ‘telaat’. Dit is echter onmogelijk want zoals blijkt uit Vestdijks Het eeuwige telaat, alleen het telaat bestaat. En het is uit het telaat dat hij de tijd afgeleid heeft, als abstractie. De droom van de eeuwigheid vindt dus zijn oorsprong in het verste verleden van het subjekt. Maar die oorspronkelijke ongescheidenheid wordt niet als zodanig nagestreefd. Het subjekt wil een blijvende ongescheidenheid bereiken die ook als blijvend wordt ervaren. Dit bewust herstellen van de verloren tijd is echter noodzakelijkerwijs tot falen gedoemd. In verband met de historische romans van Vestdijk impliceert dit dat hij er nooit in zal slagen een historische roman met een contemporaine roman gelijk te stellen. Hij zal zijn lezers nooit ervan kunnen overtuigen dat ze een contemporaine roman in handen hebben. Door diverse middelen kan hij echter proberen het ideaal van een totale anneksatie van het verleden te benaderen. | |
Van de historische naar de contemporaine romanIn zijn historische romans (Gemakshalve zal ik de traditionele typologie van Vestdijks boeken blijven gebruiken, alhoewel ik in feite van ‘vermomde’ historische romans zou moeten spreken) tracht Vestdijk het verleden tot een heden te metamorfoseren. Het enige middel om de afstand tussen heden en verleden te overbruggen bestaat volgens hem in het schrijven van een historische roman alsof het een contemporaine roman was. In deze afdeling zal ik op enkele literair-technische middelen wijzen die Vestdijk gebruikt om dit op het eerste gezicht volkomen onbereikbare doel enigszins te benaderen. Twee door Vestdijk gebruikte procédés werden in feite al aangegeven toen hij de tekortkomingen van de historische t.o.v. de contemporaine roman aanstipte. De eerste tekortkoming van de historische roman was volgens hem ‘het teveel aan deskriptie, de beschrijvingswoede, het | |
[pagina 10]
| |
museumachtige etaleren van historische en culturele kennis’.Ga naar eindnoot15. Om dergelijke storende uitweidingen te voorkomen, moet de schrijver van historische romans eerst en vooral een selektief gebruik maken van de dokumentatie die hij verzameld heeft. Hij moet ook proberen de gegevens betreffende de ‘couleur locale’ onopzettelijk in het verhaal te integreren (Met de term ‘couleur locale’ wordt bedoeld de gegevens die karakteristiek zijn voor een bepaalde tijd en die meestal betrekking hebben op de kleding, de huizenbouw, de politieke constellaties, de sociale geleding, de religieuze overtuigingen). ‘Couleur locale moet in ieder geval aangebracht worden. De historische roman kan niet zonder. Maar ze moet steeds als terloops ter sprake komen, als een vanzelfsprekende zaak die eigenlijk niets ter zake doet’.Ga naar eindnoot16. Als er toch uitgebreide beschrijvingen zijn, moeten die een duidelijke functie in het geheel van het verhaal vervullen. Tenslotte zijn er bepaalde dingen die de auteur aan zijn lezers moet meedelen, als hij het verhaal niet onbegrijpelijk wil maken. Hij moet er echter steeds op bedacht zijn dat die niet als geleerde ballast ervaren worden. Een ander middel om een bepaalde historische periode op een sobere manier te beschrijven is het invoeren van een ik-verteller. Een ik-figuur wordt inderdaad geacht een ooggetuige te zijn van de gebeurtenissen waarover hij het heeft. Dit impliceert dat hij over deze gebeurtenissen meer weet dan niet-tijdgenoten. Hij toont er zich echter veel minder op bedacht. Hij wordt bijv. niet getroffen door de kleding van sommige personages of de werking van het een of andere voertuig en weidt er bijgevolg niet breedvoerig over uit. De ik-vorm brengt dus mee, dat de schrijver er vanzelf toe komt zijn beschrijfdrift in toom te houden. Het gebruik van de ik-vorm draagt nog op een andere manier bij tot het verlevendigen van het verleden. Vestdijk zelf wees hierop in een radiogesprek met N. Gregoor: ‘(Je zou kunnen zeggen) dat het verleden zo ver weg is en moeilijk benaderbaar, dat ik er meteen een fors stuk leven in breng. Al weer aangenomen, dat een ik dat beter doet dan een hij. Dus dat je meteen, niet je eigen ik, maar een denkbeeldig ik midden in dat dooie verleden zet en dat dan meteen de hele zaak verlevendigd wordt’.Ga naar eindnoot17. In een essay over VestdijkGa naar eindnoot18. heeft M. 't Hart het gebruik van de ikvorm en de hij-vorm in de romans van Vestdijk nagegaan. Hij komt tot de conclusie dat, terwijl Vestdijk in zijn contemporaine romans de voorkeur blijkt te geven aan de hij-vorm, hij in zijn historische romans geneigd is eerder naar het ik-vertelperspectief te grijpen. Op zijn vijftien | |
[pagina 11]
| |
historische romans heeft hij er inderdaad acht in de ik-vorm geschreven. In de overige romans (er zijn er nog zevenendertig) gebruikt hij slechts twaalf maal de ik-vorm. Vestdijk zelf gaf in een gesprek met N. Gregoor toe dat hij de ik-vorm gemakkelijker vond. Nu de ik-vorm een middel blijkt te zijn om het verleden te annekseren, kan die voorkeur teruggevoerd worden op zijn streven om de tegenstelling tussen heden en verleden op te heffen. Het tweede zwakke punt in de historische roman was volgens Vestdijk het tekort aan psychologische authenticiteit. Voor hem die beslist wil voorkomen dat de psychologische analyse van zijn personages te oppervlakkig en schetsmatig blijft, bestaan er volgens hem twee oplossingen. Hij kan eerst en vooral op het ‘algemeen menselijke’ vertrouwen: mensen uit verschillende tijdperken hebben dezelfde reakties. In zijn essay Over de historische roman merkt Vestdijk op dat daardoor soms grove fouten kunnen worden begaan. Een sprekend voorbeeld hiervan is de moeilijkheden die veel tieners tijdens de zg. vlegeljaren ervaren: ze streven naar onafhankelijkheid, ze zijn op zoek naar hun identiteit... Vroeger deden dergelijke problemen zich onder de jeugd niet voor om de eenvoudige reden dat het begrip ‘tiener’ niet eens bestond. Jonge mensen van een jaar of twaalf namen al deel aan het produktieproces (meestal als leerjongen in de een of andere gilde). Thans gaan de jongeren langer naar school en in de meeste gevallen is het pas na hun twintigste jaar dat ze tot de actieve bevolking kunnen worden gerekend. Om dergelijke vergissingen te voorkomen, zou men moeten achterhalen wat er in een bepaald tijdperk psychologisch mogelijk is, maar dit blijkt bijna onmogelijk te zijn gezien de historiografie ons daarover geen enkele informatie verstrekt. Hoewel bepaalde karaktertrekken (of zelfs psychologische types) slechts in bepaalde perioden kunnen voorkomen, toch mag men aannemen dat het grondpatroon van de menselijke psyche in alle tijden hetzelfde is. Vestdijk heeft dan ook soms een beroep gedaan op het ‘algemeen menselijke’, zowel in zijn historische als in zijn contemporaine romans, waardoor de mogelijke verschillen op het gebied van de psychologische typering tussen beide genres opgeheven worden. R.A. Cornets de Groot heeft op dit aspekt van Vestdijks oeuvre gewezen in de literaire verkenning Vestdijk op de weegschaal. ‘Doordat Vestdijks verhaal geheel of ten dele op een al dan niet genoemde mythe berust, en doordat zijn mensen, al is dat dan onzichtbaar voor de leek, | |
[pagina 12]
| |
opgezogen worden in de beelden van de dierenriem’,Ga naar eindnoot19. stelt hij vast dat de afstand tussen de mens van toen en die van nu toch niet erg groot blijkt te zijn. Een andere kunstgreep betreffende de psychologie waardoor de historische roman dichter bij de contemporaine roman komt te staan, is het toepassen van een ‘anachronistische’ psychologie, waarbij de schrijver de vertrouwde eigentijdse strukturen gebruikt om die te projekteren op bijv. de oude Romeinen of de tijdgenoten van Lodewijk de veertiende. Zoiets vereist echter een flinke dosis meesterschap, welke Vestdijk echter wel bezit. De personages die Vestdijk in zijn historische romans ten tonele voert zijn inderdaad onderhevig aan typisch twintigste-eeuwse spanningen. Zowel het gedrag van Gerard Criellaert in De vuuraanbidders als dat van Robert Farfrae in Iersche nachten kan men nader toelichten door gebruik te maken van de hedendaagse dieptepsychologie. Een ander middel om het verleden dichter bij het heden te brengen, om het in zekere zin te ‘actualiseren’, is het gebruik van een individuele optiek op de vertelde gebeurtenissen. In een artikel getiteld Simon Vestdijk - De jacht op het verledenGa naar eindnoot20. wijst J.G. Kooy erop dat er in een historische roman twee verschillende visies op de gebeurtenissen mogelijk zijn. Het perspektief kan van episch-panoramische aard zijn. Hiermee wordt bedoeld dat er een synthetisch overzicht van de betreffende periode geboden wordt. In Het vijfde zegel (dat in feite kan worden beschouwd als ‘het meest historische’ van al de historische romans die Vestdijk geschreven heeft) waarin hij dit perspektief gekozen heeft krijgen wij een inleiding met dateringen. Zo'n procédé versterkt ongetwijfeld het historisch karakter van het boek. Maar de gebeurtenissen kunnen ook gezien worden ‘vanuit de hoogst individuele optiek van één man, ik of niet-ik’.Ga naar eindnoot21. Zo'n beperkte visie valt volkomen samen met de manier waarop wij de gebeurtenissen in de hedendaagse wereld waarnemen. Voor ons is het inderdaad volkomen onmogelijk een synoptische visie te hebben van feiten omdat wij met de neus er bovenop staan. In De vuuraanbidders heeft Vestdijk zo'n individuele visie gekozen waardoor zijn historische roman de contemporaine roman enigszins benadert. Een wezenskenmerk van het romangenre is dat het uiteindelijk om het uitbeelden van een fiktieve werkelijkheid gaat. In de historische roman doet de schrijver een beroep op echt gebeurde feiten. Vestdijk tracht zich zoveel mogelijk van de historische werkelijkheid te distantiëren door personages te laten optreden die meestal niet tot de grote historische figuren behoren en waarover er met geen woord gerept | |
[pagina 13]
| |
wordt in geschiedkundige werken. Zodoende kan hij zijn helden welke avonturen dan ook laten beleven zonder dat hij het gevaar loopt afbreuk te doen aan bepaalde historische feiten. Vestdijk behoort dus niet tot die schrijvers die hun toevlucht nemen tot een andere wereld waar zij al vertrouwd mee zijn. Dankzij zijn fantastisch vermogen om een nieuwe wereld te creëren, hoeft Vestdijk slechts zelden een beroep te doen op bekende historische gegevens. In De vuuraanbidders, is de familie Criellaert aan de fantasie van de auteur ontsproten. Er wordt weliswaar op historische figuren gealludeerd, zoals bijv. Prins Maurits, keurvorst Frederik, Mansfelt... In de loop van het verhaal komen de eigenlijke ‘helden’ zelfs in aanraking met deze historische mensen. Ze worden ook soms geportretteerd maar ze nemen eigenlijk geen deel aan de intrige, waardoor vermeden wordt dat het relaas van de verteller in botsing komt met bepaalde historische gegevens. Bovendien moet nog gewezen worden op het feit dat Vestdijks oeuvre grotendeels gezien moet worden als een projektie van het eigen ‘ik’ waardoor hij in feite als een romanticus beschouwd kan worden. Hijzelf beweerde dat in de roman zijn ziel zich in volkomen vrijheid kon uitdrukken. Meestal ontleent hij zijn stof aan eigen ervaringen; de hoofdpersonages zijn de dragers van zijn eigen problematiek. Bepaalde kenmerken van zijn persoonlijkheid worden dus in zijn boeken verbeeld en omgezet in een aantal typisch Vestdijkiaanse motieven, als het motief van de verre geliefde, van de ouderbinding... Zowel zijn historische als zijn contemporaine romans (wat de autobiografische romans betreft, spreekt dit vanzelf) staan dus in het verlengde van zijn persoonlijkheid. Doordat in feite dezelfde psychologische problemen in beide genres aangeroerd worden, wordt de afstand tussen verleden en heden door dit typisch Vestdijkiaanse procédé nog verminderd. In zijn artikel Simon Vestdijk - De jacht op het verleden wijst J.G. Kooy op de grote rol die de spanning tussen heden en verleden in de romans van Vestdijk speelt. Net zoals Hartkamp meent hij dat het thema van het onbereikbare verleden in verband moet worden gebracht met het thema van de onbereikbare geliefde. Zoals reeds eerder aangestipt, vindt men de uitbeelding van dit konflikt tussen heden en verleden zowel in zijn historische als in zijn contemporaine romans. J.G. Kooy wijst tenslotte nog op een ander gemeenschappelijk punt tussen die twee door Vestdijk beoefende genres nl. ‘de spanning tussen een “toen” en een “nu” in de vorm van een ik-figuur die hoofdpersoon en verteller is’.Ga naar eindnoot22. Tot de historische romans waarin dit procédé uitgewerkt wordt beho- | |
[pagina 14]
| |
ren o.a. De nadagen van Pilatus, De vuuraanbidders, De held van Temesa... De Slingeland - trilogie en Zo de ouden zongen... zijn contemporaine romans waarin de hoofdfiguur ook naar zijn verleden terugblikt. Roel Starmans bijv., de hoofdpersoon en verteller in Zo de ouden zongen... wordt ons in twee verschillende gedaantes voorgesteld: de ‘Roel-van-toen’ en de ‘Roel-van-nu’. Door bepaalde literair-technische middelen te gebruiken zoals het invoeren van een ik-verteller, de toepassing van een individuele optiek op het gebeurde, slaagt Vestdijk erin de beschrijvingen die kenmerkend zijn voor de historische roman te beperken of in het verhaal te integreren. Bovendien gebruikt hij in zijn historische romans de motieven, thema's en psychologische typering die we ook in zijn contemporaine romans aantreffen. De afstand tussen zijn historische en contemporaine romans wordt dus in sterke mate overbrugd, zodat zijn historische romans eigenlijk als psychologische contemporaine romans zouden kunnen worden beschouwd. Maar in bepaalde opzichten zullen zijn historische romans toch nog altijd ergens tekort schieten, zodat dit wel als een enigszins overdreven stelling bestempeld moet worden. |
|