Vestdijkkroniek. Jaargang 1982
(1982)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Nummer 36]G.H. Wynia | Vader en zoon. Een structuuranalyse1. InleidingOver de dichter Vestdijk heeft Max Nord eens gezegd, dat hij de weg die dichters als Bloem en Slauerhoff bewandelen, in tegengestelde richting volgt. Hun poëzie moet afstand scheppen; iets waarover die van Vestdijk reeds bij voorbaat beschikt. In zijn gedichten schrijft hij naar zichzelf en de eigen werkelijkheid toe, ‘hij lost zich als het ware op in duizenden levens om dat ene te vinden’.Ga naar eind1.) Zo bezien, valt er in zijn gedichten een vorm van narcistische reflexie te ontdekken. Dit naderen vanuit een afstandelijkheid tot een bepaald punt dat gesitueerd kan worden in de private gevoelswereld van een belevend subject, en de neiging zich op te splitsen, om op die wijze via een omweg (in feite niets anders dan een zelf gecreëerd object, en derhalve een schijn-object), tot het eigen wezen te kunnen geraken, zijn beide terug te vinden in de reeks gedichten Vader en zoon uit de bundel Gestelsche liederen.Ga naar eind2.) In dit artikel wordt de structuur van deze tiendelige reeks geanalyseerd. Alle verzen hebben het in de titel aangeduide thema tot onderwerp, en geprobeerd zal worden aan te tonen, dat de volgorde waarin deze verzen verschenen zijn, de reeks tot een ingenieus gecomponeerd geheel maakt. Sötemann heeft misschien gelijk wanneer hij opmerkt dat deze gedichten tot ‘de minst “geconstrueerde” verzen’ behoren,Ga naar eind3.) maar voor het ensemble geldt dit zeker niet; waaruit dan weer geconcludeerd mag worden dat ook de afzonderlijke verzen geconstrueerder zijn dan ze in eerste instantie volgens Sötemann lijken. Hoe het ook zij: in het nu volgende staan niet zo zeer de verschillende gedichten centraal, maar de I tot en met X genummerde gedichtenreeks Vader en zoon.
In een artikel over Thanatos aan banden, geeft J.M.J. Sicking een aanzet tot een structuuranalyse van die sonettencyclus. In tegenstelling tot de intern antithetische methode die Cornets de Groot voorstaat, spreekt Sicking een voorkeur uit voor de zogenaamde specificerende methode; eventueel gecombineerd met de evoluerende methode.Ga naar eind4.) (Voor een nadere toelichting van deze terminologie wordt verwezen naar Vestdijks studie Albert Verwey en de Idee,Ga naar eind5.) of naar genoemd artikel van Sicking). Deze combinatie lijkt ook mij de meest vruchtbare om tot een juiste en | |
[pagina 2]
| |
afgeronde analyse van de reeks Vader en zoon te komen. Waarmee dan gelijk de bewering van Cornets de Groot ‘dat ook Vestdijks eigen cycli in Gestelsche liederen door dit structuurmechanisme (= de intern antithetische methode. GW) worden bestuurd’,Ga naar eind6.) tot een loze bewering wordt.
De titel van de reeks luidt Vader en zoon. Volgens de specificerende methode kan ieder gedicht gezien worden als een bizondere uitwerking van het algemene thema vader-zoon relatie. Vestdijks notatiesysteem volgend, noemen we dit thema a. De tien gedichten kunnen nu als volgt worden weergegeven: a1-a2- ...a10. Het eerste gedicht staat naast, dat wil zeggen op hetzelfde niveau als het tiende, in die zin dat het ook een illustratie in versvorm is van de vader-zoon thematiek. Anders gezegd: de gegeven volgorde kan gewijzigd worden; immers: de gedichten zijn vergelijkbare grootheden, zonder dat het ene gedicht organisch-logisch beschouwd, het volgende voortbrengt. Omdat dit laatste wel het geval zal blijken te zijn in de onderhavige reeks, moeten we haar ook vanuit een andere invalshoek bestuderen. De tweede methode waarvan we voor onze structuuranalyse gebruik zullen maken, de evoluerende methode, wordt door Vestdijk het tegendeel van de specificerende genoemd. Deze laatstgenoemde volgend, is ‘den algemeenen “zin”’Ga naar eind7.) niet gelegen in de gedichten die de reeks vormen, maar er buiten. Dit moet in verband gezien worden met het feit dat de gedichten geen logisch consistent geheel vormen. Volgens de evoluerende methode is het algemene organisch verweven met de afzonderlijke gedichten; in elk volgend gedicht evolueert het vader-zoon thema verder. Het is duidelijk dat deze twee methoden een vruchtbaar paar vormen. Ze vullen elkaar aan, daar waar de verschillen groot worden. Zou een reeks gedichten zich volgens het specificerende principe rechtlijnig in de richting van een verdwijnpunt bewegen, de evoluerende methode brengt een ontwikkeling opgang die de reeks van een duidelijk beginpunt naar een einddoel leidt. Daarnaast signaleert Vestdijk het gevaar, dat het evolutieprincipe de verschillen tussen de gedichten onderling verwaarloost,Ga naar eind8.) terwijl vanuit specificerend oogpunt bezien, ieder gedicht uit de reeks juist geen voortschrijdend element bevat; elk gedicht verwoordt ‘gewoonweg’ een verschillend aspect van een algemene thematiek. Dit is niet de plaats om dieper in te gaan op verschillen tussen de door Vestdijk geschetste methoden; verschillen die soms wat krampachtig | |
[pagina 3]
| |
aandoen, tussen methoden die nu en dan bedacht lijken te zijn uit puur methodisch plezier, waarbij een dwingende noodzaak in de praktijk van de poëzietheorie wordt gemist. Waarmee echter niet gezegd wil zijn dat alle opmerkingen die Vestdijk in dit deel van zijn studie betreffende Verweys poëzie maakt, genegeerd kunnen worden. In de eigenlijke structuuranalyse die nu volgt, zullen dus principes uit zowel de specificerende, als uit de evoluerende methode gehanteerd worden. Het algemene is in de reekstitel vervat; het bizondere vindt zijn uitwerking in de tien gedichten. Betrekken we nu het evoluerend principe erin, dan zal blijken dat de diverse gedichten zich niet op een zelfde niveau bewegen; er is een climax aan te wijzen in de eerste helft, en tevens is er sprake van een stijgende lijn in de laatste vijf gedichten. Schijnbaar twee helften, want ze zijn enkel voor het gemak van de analyse onderscheiden. Met de specificerende methode zijn we horizontaal bezig: tien verbeeldingen, verbizonderingen van één, algemeen thema, waarbij opvalt dat zowel intensiteit als gerichtheid van de vader-zoon problematiek, telkens op een andere wijze tot uitdrukking worden gebracht. De evoluerende werkwijze volgend zijn we meer verticaal bezig. Dan zijn we ook in staat om intensiteit en gerichtheid binnen het algemene thematische kader van de reeks, nader te preciseren. | |
2. StructuuranalyseZoals gezegd, is Vader en zoon opgebouwd uit tien gedichten die, hoewel genummerd van I tot en met X, toch ook allemaal een eigen titel dragen. Het eerste dat opvalt, zijn de zeer verschillende verslengtes: het kortste (eerste) gedicht telt 12 regels, het langste (laatste) gedicht 149 (de witregels meegerekend). Maar aan dit soort formele aspecten zal slechts zijdelings aandacht worden geschonken. Van elk gedicht wordt een korte inhoudelijke analyse gegeven, waarbij principes uit beide bovengenoemde analysemethoden door elkaar lopen. Het eerste gedicht (De oude molen), zet in met een algemeen gestelde strofe: er is sprake van een vader, een man en anderzijds van een jongen en het kind. Dan volgen twee strofen van drie regels die gaan over een Wij, een hij en ik. Twee niveaus dus: r-1 tot en met r-4 een abstract niveau; r-5 tot en met r-12 een meer concreet niveau. De verbizondering van het vader-zoon thema zou als volgt kunnen worden geformuleerd: in het | |
[pagina 4]
| |
algemeen is de vader een man die er niet in slaagt zijn zoon te begrijpenGa naar eind9.). De belevingswerelden van een vader en een zoon zijn te verschillend; er bestaat een onoverbrugbare afstand tussen beide. Concreet wordt dit uitgedrukt in woorden als ontgooch'ling en schrik, in negatief en ontkennend gestelde bewoordingen (eerste strofe), in regel 11 culminerend in een eeuwig verwijt. Het tweede gedicht (Een afscheid), bestaat uit vijftien strofen van vier regels. Het gaat om een ik-hij relatie, waarbij de ik de zoon is en de hij de vader. Het fatalisme dat in De oude molen nog wat omzwachteld werd, klinkt in dit gedicht, direct in de tweede regel, al veel onomwondener. De vader is mislukt (r-17) en alles wordt nu, als in een kansspel, op de zoon 't eigen vleesch en bloed gezet (r-64). Ze nemen afscheid bij het station. De vader vertrekt en laat zijn zoon achter. Het ressentiment is duidelijk aanwezig en precies halverwege het gedicht is de vader veranderd in zijn karikatuur: de zakenman (r-37). Hoewel de zoon een beslissing had genomen: Ik had besloten: geen besluit (r-11), en die dus eigenlijk geen beslissing is, blijkt de vader overtuigd van iets dat niet het geval is, want: Zeker van mijn nieuw besluit ziet de ik hem weglopen (r-67). Het onbegrip bij een afscheid kan niet navranter beschreven worden. In het derde gedicht (De twee slapers) opnieuw een ik als zoon en een hij als vader. De thematiek van vader en zoon wordt met een steeds scherper lancet blootgelegd; het raakt bij iedere nieuwe aanzet dieper en gevoeliger vlees. Was het vooraleerst enkel een smartelijk aangevoeld tekort waar het de inleving in elkaars denk- en gevoelswereld betrof, nu lijken de twee partijen elkaars slachtoffer te worden in een strijdperk waaraan niet te ontkomen valt. Een niet geringe intensiteitstoename van dat, waaronder een verstandhouding gebukt en stuk dreigt te gaan. In De twee slapers haat de zoon de vader (laatste regel). De zoon staat in het teken van de nacht. Het kind dat dóet alsof het slaapt (r-33), maar dat in feite pas echt leeft wanneer de maan schijnt. De maan die licht uit kan stralen bij de gratie van het zonlicht (een spieg'ling, r-60). Of zoals het eerder in het gedicht staat (r-21/22):
De zoon die enkel leven kan
Omdat de vader 't eerder kon, -
De vader staat in het teken van de zon: ied're zonn'ge ochtend (r-38) gaat hij op pad. Beiden slapen ze: de vader de slaap (r-59) en de zoon de zelfverwekte droom (r-61); een droom om uiteindelijk van hem verlost te | |
[pagina 5]
| |
worden. Iets waaraan hij zelf niet afdoende bijdragen levert. Een daadwerkelijke verlossing van de vader, is nog niet denkbaar in dit stadium; het behoort nog tot de onwaarschijnlijke mogelijkheden. Het vierde gedicht (Homunculus) bestaat uit zestien strofen van vier versregels. Wat in het vorige gedicht nog tot de onmogelijkheden gerekend bleek te moeten worden, lijkt hier werkelijkheid te worden: de haat doet de zoon groeien Tot vader moordenaar (r-63). Lijkt, want deze zoon zegt van zich zelf: Ik ben niet geboren (r-61). De beginregel van het eerste gedicht: Een vader blijft steeds ver buiten zijn kind., lijkt een soort adagium te zijn voor de reeks tot nu toe. Begon dit gedicht De oude molen op een abstract niveau, de tweede helft was veel concreter; lijkt een persoonlijke jeugdherinnering te zijnGa naar eind10.). Deze suggestieve kracht van de persoonlijk doorleefde gebeurtenis, wordt naar mate we verder lezen, steeds zwakker. Het gedicht De twee slapers benadert de allegorie; Homunculus is er een. De zoon is een steen en raast voort, de vader voorbij. De zoon heeft hem achter gelaten, m.a.w. de vader is niet langer vader, is als zodanig dood. Aan het eind van het gedicht werpt de zoon dan ook zand op de kist. Er lijkt iets te zijn afgerond. Grotere intensiteit in de noodlottig gegeven vader-zoon haat, kan niet onder woorden worden gebracht. Intensiteit 100%; gerichtheid in I t/m IV eenzijdig van de zoon op de vader. Het lijkt een soort hogere fysica, maar het enige dat nog gevarieerd kan worden is de gerichtheid. Deze kan 180o gedraaid worden: van vader op zoon. In de schitterende Ballade van het vierde kruis gebeurt dit. Hier spreekt het lyrisch-ik God direct aan. God die zijn Zoon vermoorden laat, en dus ook schuldig is aan die moord. Een gelijkenis die zich spiegelen laat met Homunculus, en die tenslotte resulteert in een vervloeking van dit prototype van de vaderGa naar eind11.). De leer van Arius die stelt dat Christus door God uit het niets is geschapen, wordt aan de kant geschoven: hoe het ook zij, God en Christus zijn één (r-11). In Homunculus is de vadermoord dichtbij; in deze ballade wordt deze wens geprojecteerd op de gebeurtenis in de hof van Gethsemane. Het lyrisch-ik wil het slachtoffer wel oproepen net als toen uit de dood te verrijzen, teneinde door een nieuwe hemelvaart (r-29) wraak uit te oefenen. De gevoelens van vervreemding die culmineerden in een expliciet uitgesproken vaderhaat, worden tot een uitbarsting gebracht; het gedicht krijgt een extra bezwerende kracht, door een telkens herhalen van dezelfde zin. De zoon beroept zich op de geschiedenis van | |
[pagina 6]
| |
die andere Zoon. Beiden zijn een copie van een vaderfiguur (vergelijk Een afscheid, r-46 en dit vijfde vers, r-3); beiden in verschillende mate lijdend onder diens macht, levend in diens schaduw. De wens van het lyrisch-ik dat God de Vader vermoord zal worden, is een ijdele. Wat rest is een gespannen relatie, bol staand van spijt en rancuneuze wensen. In deze projectie van eigen zieleroerselen speelt iets mee van machteloosheid. Een daadwerkelijk uit de wereld helpen van de vader zou niets oplossen. De hele problematiek komt voort uit het innerlijke van de zoon. In en door hemzelf zal een oplossing gevonden moeten worden. Daar staat een vader buiten. Hier willen we een scheiding aanbrengen: de discrepantie zowel qua gerichtheid, als qua intensiteit, is tot een maximum aan span- en zeggingskracht opgevoerd.
Het zesde gedicht, De werkplaats in het bosch, bestaat uit twaalf strofen van vijf regels en kent een fraaie structuur. Net als het eerste gedicht van de eerste reekshelft, en net zo als de reeks als geheel, valt ook dit gedicht uiteen in twee helften. Bekijken we eerst de strofen I tot en met VI. Strofe I kan beschouwd worden als een soort inleiding op de fabel die ons verteld zal worden, en staat in het teken van inkeer en bezinning: chaotische en duistere toestanden liggen achter het lyrisch-ik: hij komt nu in een heldere en zuivere omgeving. De weg die hij gevolgd heeft geleek een navelstreng (r-2). Het is waarschijnlijk niet te ver gezocht hierbij aan een wedergeboorte te denken. Daarna volgen dan nog vijf strofen die een beschrijving geven van de handelingen van God. Deze eerste helft eindigt met drie puntjes. De eerste regel van strofe VII, roept nogmaals de associatie op van een opnieuw geboren worden, van een andere, nieuwe wereld. Deze strofe drukt twijfel uit: de ik vraagt zich ten zeerste af, of de macht van God wel ver genoeg reikt; handelen de mensen wel naar zijn wetten? In strofe VIII en IX spreekt de ik tot God. Het klinkt als een profetie en er wordt in gezegd dat Gods bedoelingen altijd verre van de mensen zullen blijven. Dit herinnert ons aan het fatalisme in de eerste vijf gedichten en met name aan de ondoorgrondelijke God die de mensen aan hun lot overlaat uit de Ballade van het vierde kruis. Strofe X gaat over God die onverstoorbaar voort gaat met het werk dat zijn handen verrichten. Het gedicht eindigt met twee strofen waarin Hij | |
[pagina 7]
| |
een antwoord geeft op de noodlotsvoorspelling van de ik. Hij richt verwijtende woorden tot hem. Diens jeugdzonden (gestolen knikkers, verwaarloosde poppen en een stuk getrapt kasteeltje) worden hem kwalijk genomen. God herstelt dit alles: in dit zuivere leven, voorbij Chaos, kan het vorige met schone lei als van voren af aan herbegonnen worden. In het gedicht De weg wordt de afhankelijkheid van de zoon van de vader symbolisch verwoord: de vaderlijke weg is verouderd en bij zonen niet in trek (r-4); de weg die regelrechte taal (r-26) spreekt, staat voor de vader, de zoon wordt gesymboliseerd door het zich daar van af splitsende zijpad dat betoverend glanst onder een bladerpracht. Dan komt de herfst en alles wordt dof. De bladeren vallen, het woud wordt kaal en het pad is nog slechts met moeite te volgen. Hopelijk is het rechte pad van de vader nog terug te vinden. De laatste regel lijkt dit tot een illusie te bestempelen. Bewoog de zoon zich in de eerste vijf gedichten van Vader en zoon steeds verder van de vader af, in deze tweede helft is de zoon op weg met de bedoeling en de wens de vader te bereiken. Heeft hij hem eerst met kracht zo ver mogelijk van zich af gestoten, nu werkt hij toe naar een verstandhouding die geen aanklacht inhoudt, maar waarin plaats is voor liefdevolle toewijding. Vader en zoon zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden hoedanigheden. Tot deze wetenschap moet de zoon wel geraken en in de laatste verzen erkende hij dit zonder ergernis; in tegendeel. In De werkplaats in het bosch werd de aanzet hiertoe gegeven: de vader-figuur is als een God in de hemel, de zoon als zijn schepsels, zijn evenbeelden, een wezen op aarde. God stelt wetten, de mensen gehoorzamen niet, handelen naar eigen goeddunken. Een vader oefent macht uit over zijn zoon, de zoon wil zijn eigen weg bewandelen, tot hij van dit besluit terug moet komen, inziend dat het een doodlopende weg is die hij volgt. In het gedicht De vader komt dit besef duidelijk naar voren: een vader is noodzakelijk, is gegeven met het zoon-zijn. Hij maakt het mogelijk op gepaste wijze te leven en te sterven. De strijd om zich van hem los te maken, levert als uiteindelijke winst diezelfde vader op. En zo ben je weer even ver als aan het begin, maar wel een stuk wijzer. In de laatste twee strofen wordt het als een algemene wet geformuleerd. De allereerste regel van deze reeks blijkt zeker niet als adagium te kunnen gelden voor het geheel. De eenheid die in gedicht I tot en met V ver te zoeken was, wordt hersteld. In het gedicht De overlevende verbindt de zoon zich op symbolische wijze | |
[pagina 8]
| |
met de overleden vader. Hij is als een treurwilg: een opgaande stam, maar met op de aarde neerhangende takken; de grond rakend waarin de vader begraven ligt, bij de moeder. Ook hij zou willen dood gaan, maar hij moet verder leven, hij is de overlevende. Dit gevoel van te willen sterven met de vader, en te moeten leven zonder hem, wordt op verschillende manieren verbeeld: een stam die zoals gezegd uit de aarde omhoog rijst, takken die er naar terug keren; witte bloesem, opstijgend als een bruid, neerdalend als sneeuwvlokken; de zoon die achterblijft, zou een treurboom willen zijn maar moet bloeien In 't tweeslachtig plantsoen, geen stad, geen land (r-16). De stad waar de (over)levende mens, de zoon, naar terug moet keren, en het land waarin de vader, een deel van de zoon, achter gelaten wordt om uit te rusten van dit leven. De wil van de zoon om bij de vader te blijven, om de eenheid daadwerkelijk te bereiken, is zo sterk, dat hij de wens uitspreekt met de vader te sterven. Een ijdele wens, want de zoon is Gedoemd (r-14) verder te leven. Zal de eenheid dan nooit bereikt kunnen worden, zal het een eeuwig durend streven blijven en dan ook nog tevergeefs? Het laatste gedicht, Het nieuwe gezin, lijkt op deze vraag een antwoord te geven. Een ideale situatie wordt geschetst: stel dat ik vader was geweest, denkt de zoon, dan zouden wens en vervulling samen op gaan. Dan zou er een eenheid zijn (r-13/14). Er zou geen ruzie ontstaan, want het vaderlijk bevel zou de gespiegelde uitdrukking zijn van de kinderlijke onwetendheid: hoewel van verschillende aard, toch behorend tot dezelfde essentie waarin vader en zoon als twee aspecten van dezelfde persoon versmolten zijn. Vestdijk noemt het een losse vastheid waarin men woont (r-120). Het heeft dan ook niet zoveel zin om over vaders enerzijds en zonen anderzijds te spreken. Dit is een schijnbare tegenstelling die in de taal zit ingebakken. Het zijn slechts etiketten die gemakkelijk te vervangen zijn, en die alleen maar aanleiding geven tot onnodig onbegrip en verdriet. Of met andere woorden: een man is altijd Zichzelf gelijk en toch een ander (r-121). Ze houden elkaar in stand, vullen elkaar aan in hun tegendelen en vervolmaken elkaar in hun samenspel. In een apocaliptische slotstrofe wordt deze levensvisie beschreven: de vader, een oude, vuile adelaar (r-138), stijgt als verjongd op naar de top van de berg om daar te sterven. Maar in die uiterste seconde, vindt hij nog de kracht om geboorte te geven aan een kind dat zal worden die hij is geweest! (r-149). Zo is de cirkel gesloten. Zoon is vader, vader is zoon. De | |
[pagina 9]
| |
strijd van de ik-figuur in de eerste vijf gedichten, blijkt nu een strijd tegen de bierkaai geweest te zijn. Het was een spiegelgevecht: de onvrede met zijn afhankelijke bestaan als zoon, kwam verhuld naar buiten in de vorm van het haten van de vader, een man die in afhankelijkheid van zijn zoon vader is. De betrekkelijkheid van dit alles inziend, wenst de zoon een te worden met de vader want ze zijn elkaars gelijke in een nieuw verbond. | |
3. SamenvattingStond de eerste helft van de reeks in het teken van de gescheidenheid, in de tweede helft wordt toegewerkt naar een opheffing daarvan; een streven naar toenadering en identificatie. In hun tegendelen hebben de beide helften elkaar nodig binnen het grotere verband van de gehele reeks. Hoewel ze heel goed op zichzelf kunnen staan, drukt ieder gedicht een geïsoleerd aspect van de algemene thematiek uit dat in de geconcentreerde vorm verwoord wordt. Toch is het daarnaast heel goed mogelijk de gedichten volgens het evoluerende principe, in onderlinge samenhang te lezen. De reeks als geheel en derhalve tevens de afzonderlijke gedichten, worden dan meer recht gedaan en tegelijk wordt duidelijk waarom ze in deze en geen andere volgorde gepubliceerd zijnGa naar eind12.). De onderlinge verschillen worden dan wat minder opvallend omdat het voortschrijdende element dat met genoemd principe wordt ingevoerd, de aandacht richt op het progressieve karakter van het geheel: hoe ontwikkelt het ene gedicht zich logisch-organisch uit het voorgaande? De reeks begon op een punt waar al sprake was van een afstand tussen vader en zoon. Deze werd gaandeweg groter. Een climax bereikte deze ongestreden strijd in de Ballade van het vierde kruis: de machtige Vader, tronend in de hemel, en de vermoorde Zoon op aarde. Deze hemel-aarde metafoor werkte nog door in het gedicht waarmee de tweede helft inzette. De ik twijfelde nog aan de overbrugbaarheid, God leverde het bewijs door zijn jeugdjaren in de vorm van speelgoed te herstellen. Hemel en aarde werden tot ‘normalere’ proporties gereduceerd, om tenslotte in een soort gelijkenis te eindigen. Vader en zoon werden weer tot elkaar gebracht. De reeks komt aldus uit op een punt dat psychologisch gezien op een eerder en hoger niveau ligt dan waarop de bizondere thematiek van De oude molen zich afspeelt. De ondertitel een cyclus zou de reeks Vader en zoon niet hebben misstaan. |
|