| |
| |
| |
L.F. Abell | De vakpsychologische benadering van Vestdijks werk. Een overzicht van de laatste tien jaar.
Vestdijk was vakpsycholoog en incorporeerde psychologische ideeën in zijn literaire werk. Het spreekt dus vanzelf dat de vakpsychologie een belangrijke bijdrage moet kunnen leveren aan de Vestdijkstudie. Ja, men mag zelfs stellen dat sommige van Vestdijks geschriften - ik noem hier bijvoorbeeld De redding van Fré Bolderhey - zich slechts vanuit de wetenschappelijke psychologie geheel begrijpelijk laten maken. Het is daarom verheugend dat de laatste tien jaren een aantal belangwekkende publikaties uit deze hoek het licht zagen.
Zo behandelden Pepplinkhuizen en De Smit in 1973 in Forum der Letteren het zojuist genoemde De redding van Fré Bolderhey, en wel vanuit de Jungiaanse optiek. De ondergrond van de roman bestaat uit het telkens vloeiend in elkaar overgaan van werkelijkheid en hallucinatie in de geest van de schizofrene hoofdpersoon Eddie Wesseling. Door het boek symbolisch te interpreteren, tonen Pepplinkhuizen en De Smit aan, dat hier het Jungiaanse individuatieproces beschreven wordt, zoals dit zich ontwikkelt bij de hoofdpersoon Eddie. Diens individuatie mislukt, Eddie slaagt er niet in zich los te maken uit een sterke passiviteit, en de sexualiteit als symptoom van de volwassenheid te aanvaarden.
De theoretische basis van hun hier toegepaste benaderingswijze: het begrijpelijk maken van het literaire werk door het interpreteren van de daarin aanwezige symboliek, behandelden Pepplinkhuizen en De Smit in een afzonderlijke gedegen artikel, getiteld ‘De interpretatie van symbolen in literatuur’. Het verscheen in dec. 1974 in Forum der Letteren. De beide artikelen werden in 1975 - '76 in enigszins gewijzigde vorm opnieuw gepubliceerd in de Vestdijkkroniek (nr 10 en 11).
Op dezelfde wijze als zij Fré Bolderhey begrijpelijk maakten, verduidelijkten Pepplinkhuizen en De Smit de novelle Gummivingers in ‘De man met de gummivingers’ (Vestdijkkroniek nr 8). De uitleg die zij daar geven aan de gast, de man met de gummivingers, is opmerkelijk. Deze figuur moet voor Vestdijk een belangrijk psychisch fenomeen geweest zijn, en wel de belichaming van het principe dat men kan aanduiden met Hermes psychopompos. Die immers beheerst slaap en dromen (de novelle bestaat zo goed als geheel uit de beschrijving van een droom van de
| |
| |
hoofdpersoon Rudi). Hermes is als god van de individuatie (Jungs Symboliek van de geest), de opvoeder van de jeugd. De gast is Hermes Psychopompos, leider der ziel, een man met diabolische krachten, geen oppervlakkige vriend van de vader maar een ware vriend van de dromer, die hij redt uit de banden van een benauwende ouder-kind relatie.
In ‘Simon Vestdijks greep op de religie’ (Vestdijkkroniek nr 17) zochten N. Verwey en B. Verwey naar gelijkenissen tussen Freud en Vestdijk. Volgens de vanuit psychoanalytisch standpunt opererende auteurs vertonen Freuds en Vestdijks ideeën verschillende treffende overeenkomsten. B. Verwey verbreedde en verdiepte dit artikel tot een uitstekende analyse van de overeenkomsten èn verschillen tussen hun ideeën over religie. (‘Opvattingen van Vestdijk en Freud over religie’, Vestdijkkroniek nr 30). Zoals Vestdijk zijn opvattingen vooral neerlegde in De toekomst der religie, zo deed Freud dat in Totem und Tabu, Die Zukunft einer Illusion en Das Unbehagen in der Kultur. Van de vele overeenkomsten die Verwey noemt volgen hier een paar frappante voorbeelden: De projectie is zowel bij Vestdijk als Freud een sleutelbegrip. De mythologische en religieuze voorstellingen worden zowel door Vestdijk als Freud afgeleid uit de jeugdsituatie, voor beiden is het godsbeeld een projectie van het vaderbeeld. Beiden zijn er van overtuigd dat het doorzien en het opheffen van de projectie noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het individu. Ook wat de verschillen betreft geven we enkele voorbeelden: Freud kan totaliteitsgevoelens niet anders herleiden dan tot vroegkinderlijke ervaringen. Vestdijk gebruikt het kinderlijke totaliteitsbeleven slechts als voorbeeld. Het kinderlijke totaliteitsbeleven is geheel onbewust; de naar totaliteit strevende mens moet een grote mate van bewustwording nastreven, om een bewust totaliteitsbeleven deelachtig te worden. Bij Freud blijft de mens verdeeld in zichzelf door de twee tegengestelde driften: de sexuele drift en de agressieve drift, of de constructieve en de destructieve krachten. Bij Vestdijk leidt het bewuste totaliteitsbeleven tot een oplossing van de tegenstellingen.
In ‘Droom en werkelijkheid’ (Vestdijkkroniek nr 24, juni '79) gaf B. Verwey een duidelijke analyse van het ontstaan van angst bij Visser uit Meneer Visser's hellevaart. Verwey legt uit door welke oorzaken er een extreme angst ontstond bij de tienjarige Willem Visser, toen hij na de dood van zijn vader in huis werd gedaan bij zijn oom Richard, en dus eigenlijk ook zijn moeder verloor. De grote angst had heftige ‘anti- | |
| |
angst’ reacties ten gevolge, die de vreemde gedragingen van de latere Visser verklaren.
Evenals Pepplinkhuizen en De Smit schreef de fenomenoloogpsycholoog N. Beets een studie over De redding van Fré Bolderhey (‘De ondergang van Eddie Wesseling’, Vestdijkkroniek nrs 6, 7 en 9). Hij ziet Fré Bolderhey als een pathopsychologische roman van fenomenologische huize, d.w.z. uit de traditie van de Verstehende Psychologie. De fenomenologische werkwijze volgend geeft Beets een uitgebreide en gedetailleerde beschrijving van de psychose van de hoofdpersoon Eddie. Wij kunnen van dit boeiende verslag maar een fractie samenvatten door een enkele passage te citeren uit Beets' ‘Slotopmerkingen’: ‘De in het begin zo normaal lijkende zestienjarige jongen wordt in korte tijd een “ziel in nood”. Hij blijkt net als zijn achterneef Fré Bolderhey aan schizofrenie te lijden. We volgen hem stap voor stap in de transformaties van zijn ervaringen, de veranderingen in zijn belevings- en verbeeldingswereld. De strikt eigen wereld waarin hij komt te leven is er een waarin alles mogelijk lijkt en het Ongehoorde zich presenteert. Dit Ongehoorde meldt zich in menigvuldige gedaanten uit een demonische onderwereld, die, zo men dat wil, gemakkelijk als het Onbewuste kan worden gezien. Het alledaagse wordt hiermee tot een strijd van de enkeling, op leven en dood, tegen irrationele, demonische machten, waarbij de gezonde tegenmachten het afleggen... Maar opvallend is dat Eddie's in verval gerakende wereld desondanks geen totaal ont-menselijkte wereld wil worden... Het menselijke vecht zich een weg terug in Eddie's psychotische wereld. Deze roman kent geen laatste woord’.
In zijn bekende proefschrift De grote jongen (dat de leeftijd van tien tot veertien, vijftien jaar bestrijkt) behandelt Beets ook romanschrijvers uit de wereldliteratuur die belangrijke informatie over de puerale periode verschaffen. Daarbij zag hij Vestdijk over het hoofd, die met Sint-Sebastiaan, Surrogaten voor Murk Tuinstra en Terug tot Ina Damman deze periode bestreek. Om het verzuin tegenover de ‘formidabele ontwikkelingspsychologische informant Vestdijk’ goed te maken, begon Beets in de Vestdijkkroniek een artikelenreeks onder de titel ‘De jeugdpsychologische roman en Vestdijk’.
In het eerste deel van de reeks (Vestdijkkroniek nr 15) gaf Beets een breed overzicht van auteurs uit binnen- en buitenland, die ontwikkelingspsychologische romans schreven, en in het bijzonder de leeftijd van tien
| |
| |
tot veertien, vijftien jaar zorgvuldig observeerden.
In het tweede deel (Vestdijkkroniek nr 17) analyseerde hij - volgens de fenomenologische methode - Sint-Sebastiaan en Surrogaten voor Murk Tuinstra, tot aan Antons verhouding met Dirk Touraine. Daarbij kwam hij tot de volgende conclusies: ‘In Sint-Sebastiaan - zo zouden we terugblikkend kunnen stellen - was het hoofdthema dat van de psychologie van de angst en de verveling. Sebastiaan vertegenwoordigde lijden en bevrijding uit het isolement van de angst. Murk Tuinstra was een ideaalgestalte en de belichaming van de verdrijving van de dodelijke verveling. We vonden bij Vestdijk aanlopen tot een psychologie van de angst, psychologie van verlost-worden, psychologie van de vriendschap en van de verveling. In het Surrogatenboek een bijna hartstochtelijke en dwangmatig zoeken naar aansluiting bij de anderen, opgaan in een collectief. De overheersende psychologie is nu die van meester-en-slaaf dus machtspsychologie.’
Als men bovenstaande vakpsychologische studies overziet, is het opmerkelijk dat alle psychologische benaderingswijzen verhelderend blijken te werken. Dit is eigenlijk wel begrijpelijk. Bij een boek met veel symboliek (Fré Bolderhey) krijgt men een bevredigend resultaat wanneer men de symbolen interpreteert. Bij werken waar het leven zoals het zich voordoet ‘fenomenologisch’ wordt beschreven (de Anton Wachterromans), bereikt men vooral veel met de fenomenologische methode. Een roman waarin men bijna uitsluitend met het gedachtenleven en de dromen van de hoofdpersoon wordt geconfronteerd (Meneer Visser) leidt het gebruik van de psychoanalytische benaderingswijze tot een goed resultaat.
Vestdijk heeft zich trouwens over alle drie methoden waarderend uitgelaten. Voortbouwend op wat zijn voorgangers hem geschonken hadden, creëerde hij een geheel eigen psychologie (Het wezen van de angst). B. Verwey (‘Droom en werkelijkheid’) wees erop dat men met deze Vestdijkiaanse psychologie Vestdijks literaire werk verhelderend kan interpreteren, zoals Mevr. Abell-van Soest beweest met analyses van o.a. Sint-Sebastiaan en Meneer Visser's hellevaart. De toepassing van de Vestdijkiaanse psychologie is door Verwey zeer treffend de ‘zuivere methode’ genoemd: het verklaren van Vestdijk met diens eigen psychologie.
| |
| |
| |
Literatuur
Beets, N., De ondergang van Eddie Wesseling. Vestdijkkron. nr 6, dec. '74, p. 1-16; nr 7, maart '75, p. 2-16; nr 9, sept. '75, p. 1-14. |
Beets, N., De jeugdpsychologische roman en Vestdijk. Vestdijkkron. nr. 15, maart '77, p. 7-16; nr 17, sept '77, p. 2-18. |
Pepplinkhuizen, L. en J.F.P. de Smit, De symbolische implicaties van De redding van Fré Bolderhey. Forum der Letteren, jrg. 14, afl. 4, dec. '73, p. 255-279. |
Pepplinkhuizen, L. en J.F.P. de Smit, De interpretatie van symbolen in de literatuur. Forum de Letteren, jrg. 15, afl. 4, p. 224-234. |
Pepplinkhuizen, L. en J.F.P. de Smit, De redding van Fré Bolderhey als symbolische roman. Vestdijkkron. nr 10, dec. '75, p. 1-14; nr 11, maart '76, p. 1-11. |
Smit, J.F.P. de, en L. Pepplinkhuizen, De man met de gummivingers. Vestdijkkron. nr 8, juni '75, p. 19-28. |
Verwey, N. en B. Verwey, Simon Vestdijks greep op de religie. Vestdijkkron. nr 17, sept. '77, p. 32-46. |
Verwey, B., Droom en werkelijkheid. Vestdijkkron. nr 24, p. 45-51. |
Verwey, B., Opvattingen van Vestdijk en Freud over religie. Vestdijkkron. nr 30, dec. '80, p. 32-44. |
| |
| |
Deze uitgave kwam tot stand mede dankzij een subsidie van het Ministerie van CRM. Dit geldt eveneens voor het maartnummer 1981.
Het decembernummer 1980 waarin opgenomen de bijdragen aan twee symposia over Vestdijk's De toekomst der religie kon verschijnen dankzij een subsidie van het Prins Bernhardfonds.
Doordat het bericht van toekenning werd ontvangen toen het nummer al in produktie was, is het pas nu mogelijk onze erkentelijkheid hiervoor te betuigen.
|
|