Vestdijkkroniek. Jaargang 1979
(1979)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |||||||||
Ed van Dompselaar | Tal en teken
| |||||||||
Voorspel. Valladolid, 24 Juni 1559.In het Voorspel beschrijft V. de verbranding van een aantal ketters, onder wie Antonio de Herrezuela, de vader van de later in de roman een hoofdrol spelende monnik Esquerrer. Een familielid van De Herrezuela. Don Fernando Ramon Alvarez de Cisneros, protesteert bij de koning tegen de onwaardige manier waarop zijn zwager behandeld wordt. De koning is oppermachtig en dit wordt gesuggereerd door de datum 24 juni. Op deze dag staat de zon het hoogst aan de hemel en ter gelegenheid daarvan worden er de avond tevoren dan ook vuren ontstoken. De vrouw van De Herrezuela, Leonor Alvarez de Cisneros, is voorlopig bezweken voor de druk van de Dominicanen en heeft een bekentenis afgelegd, waardoor ze voor de brandstapel gespaard blijft en in het gevang terecht komt. Een jaar later wordt zij echter toch gerelaxeerd, omdat ze wroeging gekregen heeft en herroept. Haar verbranding vond plaats op 28 september 1568Ga naar eindnoot2.). Hier maakt V. 9 april 1560 van en hij laat deze dag samenvallen met de vierde zondag in de Vasten, Midvasten. In de roman wordt ook vermeld dat 9 april de naamdag is van Maria van Egypte. Zij was een | |||||||||
[pagina 47]
| |||||||||
zondares die 47 jaren in de woestijn doorbracht om te boeten voor haar zonden. De Vasten stellen de veertig dagen voor dat Jezus in de woestijn vertoefde. Deze verdubbeling van het woestijnmotief zal tekenend blijken te zijn voor de geïsoleerde positie van de vrouw in H.V.Z.. De 24-ste juni is niet alleen de dag van de hoogste zonnestand, maar ook de feestdag van Johannes de Doper, reden waarom bovengenoemde vuren ook Johannesvuren heten (12)Ga naar eindnoot3.). Johannes de Doper was de voorloper van de Messias en we mogen in 24 juni dus een teken zien voor het optreden van de Verlosser later in de roman. | |||||||||
Eerste hoofdstuk. Escorial 2 Mei 1583.De schilder Dominico Theotocópuli, bijgenaamd El Greco, is op weg naar het Escorial om een meesterwerk, Het martelaarschap van de Heilige Mauritus, af te leveren. Hij wil door middel van dit schilderij eerste hofschilder van de koning worden. Dat hij nog niet klaar is voor de confrontatie met de koning - de afrekening met de vader - bewijzen onder meer de volgende citaten: ‘In een opwelling van vrees draaide de Griek zich om’ (d.w.z. van het paleis af; blz. 23) en: ‘Maar dat centrum zelf vermeed hij nog steeds, in een schier heilig ontzag.’ (24) Op weg naar het Escorial neemt El Greco de moeilijke, korte weg door de bergen in plaats van de langere over Madrid, die gemakkelijker was. Op dit bergpad raakt hij herhaalde malen het spoor bijster. ‘De diepere grond dezer peripetieën lag niet in Messer Dominico's afkeer om tol te betalen, - er waren er vijf op de langere weg en aan Diego had hij dit als motief opgegeven, -...’ (24). In de eerste vijf boeken van de bijbel wordt de Wet behandeld. Het getal vijf kan dus de Wet voorstellen of de Vader die de Wet representeert. Het samengaan van vijf met tol wordt nu duidelijk: door de vijf tollen te vermijden verzet El Greco zich tegen de Wet of de vader. Tijdens zijn tocht door de bergen komt Greco in een onweersbui terecht. Een punt van het zeildoek dat over de Mauritius heen ligt, wordt door de storm opgewaaid ondanks het feit dat er zes mannen | |||||||||
[pagina 48]
| |||||||||
aan hangen. Zes was bij de Pythagoreeërs een perfect getal omdat zes gelijk is aan de som van zijn eigen delers: 6 = 1 + 2 + 3. De kerkvader Augustinus nam deze betekenis vrijwel over en maakte zes tot het getal van de aardse perfectie of bovenmenselijke kracht, omdat God de aarde in zes dagen schiep. Uit het feit dat het perfecte aantal van zes mannen niet voldoende is om de Mauritus te beschermen tegen de storm, blijkt de onafwendbaarheid van de komende gebeurtenissen in het Escorial. Het schilderij wordt gered doordat een achttal Aragonnezen te hulp schiet. Aragon is in 1583 erg opstandig tegen de koning omdat het in zijn rechten beknot wordt. Ook de Aragonnezen zijn dus een versterking van het vaderthema. Als de onweersbui wegtrekt, worden eerst drie bergtoppen zichtbaar en dan zeven. Drie kan verbonden worden met God (Drieëenheid) en vier met de aarde of de mens; het getal zeven is dus symbool voor de verhouding God - mensGa naar eindnoot4.). De splitsing van het zevental bergtoppen in drie en vier is een toespeling op de confrontatie tussen de mens en God, de Vader of in dit geval tussen El Greco de koning. Bij het paleis aangekomen merkt de schilder een twintigtal seminaristen op, die uit een raam hangen te wijzen en te lachen. De Griek is er niet zeker van of de vrolijkheid hem geldt of de Aragonnezen. Het getal twintig is hier functioneel omdat het een hogere vorm is van het getal twee, het getal van de dualiteit en de twijfel. Aan het eind van de dag heeft El Greco een uiterst betekenisvolle droom waarin hem driemaal het gezicht van een monnik voor ogen zweeft. V. gebruikt het getal drie hier om zijn nadruk, want pas bij de derde keer valt ons de regelmaat op in een serie gebeurtenissen (een, twee, veel). Het hoofdstuk sluit met de zin: ‘Het was één uur in de nacht’. Zowel de formulering als het gebruik van het getal één benadrukt nog eens de voorafgaande droom. Het hoofdstuknummer 1 is symbolisch uit te leggen. Zoals alle natuurlijke getallen in kiem in het getal 1 aanwezig zijn (door herhaald optellen te verkrijgen), zo zijn ook in dit eerste hoofdstuk de belangrijkste thema's in beginsel aanwezig. Voor het verzet tegen | |||||||||
[pagina 49]
| |||||||||
de vader is dit duidelijk. De al eerder genoemde isolatie van de vrouw wordt gesuggereerd door de prinses d'Eboli, die in een kerker gevangen zit (31) en door de vergelijking van het Escorial met een bijenkorf (27); in een bijenkorf is de koningin immers onzichtbaar. | |||||||||
Tweede hoofdstuk. De Heilige Mauritius.De volgende morgen gaat El Greco direct na het ontbijt op zoek naar zijn vriend Pompeo Leoni. Op zijn zoektocht door het paleis wordt hij ‘één keer van heel hoog door gips besproeid’ (33). Door het gebruik van het getal één wordt de aandacht op deze besproeiïng gevestigd en krijgt ze door deze isolatie een symbolische werking. Eén wijst naar God, de Schepper, hetgeen versterkt wordt, doordat het gips van heel hoog komt De auteur geeft opnieuw een vooruitwijzing naar het oordeel van de koning over de Mauritius. Het hele paleis is al op de hoogte van de afwijzing en de Griek moet zich de spot van een vijftal lagere hovelingen laten weggevallen, die in zijn aanwezigheid gissen naar de reden van de weigering en een oordeel geven over de Mauritius. Dit samengaan van een oordeel en het getal vijf (de Wet, de vader) wijst opnieuw naar de naderende confrontatie met de koning. Tot dit treffen komt het, doordat de hofnar de Mauritius belachelijk maakt en El Greco in zijn boosheid een audiëntie aanvraagt om Philips II rekenschap te vragen. Deze audiëntie staat wat Greco betreft geheel in het teken van de tweestrijd tussen hem en de koning: ‘Deze man moest te dwingen zijn.’ Philips blijft bij zijn weigering en woedend wil El Greco terug naar Toledo. Juist voor zijn vertrek krijgt hij echter een briefje waarin de koning het schilderij wel accepteert, maar niet om boven een altaar te hangen. De Griek wordt verder naar de bibliotheek verwezen om daar in de Apocalyps de bijbeltekst over de opening van het vijfde zegel op te slaan die in verband staat met de reden van afwijzing: het schilderij zou niet genoeg om wraak roepen. Greco ontmoet hier de monnik van wie hij gedroomd heeft. Deze monnik kan niet ouder zijn dan acht- of negen-en-twintig (49). Hij blijkt later de zoon te zijn van Antonio de Herrezuela. Dit kind was in 1559 drie jaar oud (9), en is in 1583 dus 27 jaar. Nu is | |||||||||
[pagina 50]
| |||||||||
zevenëntwintig de derde macht van drie en volgens Augustinus wijst de derde macht in het algemeen op vergoddelijking, en zeker de overtreffende trap van de Triniteit, zoals hier het geval is. De leeftijd van de monnik komt dus overeen met zijn ChristusrolGa naar eindnoot5.). Een andere aanwijzing voor zijn rol als Verlosser is de naam van de monnik: Esquerrer. Dit zou afgeleid kunnen zijn van het Franse equerre. Equerre is een maconniek symbool, in het Grieks gnomon gehetenGa naar eindnoot6.). Gnomon betekent: (naald van de) zonnewijzer, of: die weet, die begrijpt. Het is ook mogelijk om Esquerrer in verband te brengen met het Franse woord esquier, dat schildknaap betekent. Dit zou dan een argument zijn voor de wachtersrol die ik de monnik toeschreef in Greco's tocht langs de planetensferenGa naar eindnoot7.). Bladerend in de bijbel die Esquerrer hem gegeven heeft, springen El Greco brokstukken van zinnen uit de Apocalyps in het oog die verwijzen naar de vader en de moeder: ‘... en haar kind werd weggerukt tot God en Zijn troon...’, ‘... Sta op, en meet de tempel Gods...’ (51). Onder de indruk van het uiterlijk van Esquerrer nodigt Greco de monnik uit hem in Toledo op te komen zoeken om model te staan. Deze invitatie wordt verstoord door de hofnar van de koning. Alles in dit hoofdstuk staat in het teken van de dualiteit, die al gesuggereerd wordt door het hoofdstuknummer twee. | |||||||||
Derde hoofdstuk. Toledo.In het holst van de nacht komt El Greco thuis. Zijn vrouw Gerónima staat vanaf het begin in het isolement: ‘Die nacht sliep hij niet bij haar’. (53) Gerónima is vijftien jaar jonger dan El Greco, die op dit moment nog 41 is (255). Zij is dus 26 jaar oud. Volgens Augustinus wijst dit aantal van 26 op aanstaande vergoddelijking, omdat het één minder is dan 27. De leeftijd van Gerónima wijst op het isolement van de vrouw en tegelijk wordt in het getal 26 haar aanstaande verlossing aangekondigd. De Griek kan zijn nederlaag niet verkroppen, hij zal voortaan zijn eigen weg gaan in zijn protest tegen de koning. (53). | |||||||||
[pagina 51]
| |||||||||
Philips wordt van bigotte huichelarij en van wreedheid beticht (61), hij wordt in die geest van de schilder tot een wantrouwende, rancuneuze intrigant (61), kortom de aartsvijand (65). In zijn besluit om zijn eigen weg te gaan komt de schilder voorlopig met zichzelf in het reine; deze synthese wordt door V. in het ontwerp van H.V.Z.Ga naar eindnoot8.) expliciet aangegeven. De uiteindelijke synthese ligt in Covarrubias, de dove kanunnik die El Greco aan het eind van het hoofdstuk opzoekt. V. geeft dit hier al aan met: ‘... oude man, want ik heb e lief’ (65). Door zijn doofheid vertegenwoordigt Covarrubias voor El Greco de afgeslotenheid van het eiland Creta, waar hij ongestoord had kunnen schilderen als zijn vader er niet geweest was. Het nummer van dit hoofdstuk geeft traditioneel synthese aan en ook hier is dus overeenstemming tussen getal en inhoud van het hoofdstuk.
Bij het bezoek aan Covarrubias kijkt El Greco uit het raam en ziet een verwaarloosd huis met een kapotte, zeskantige lantaarn. Dit huis blijkt later van Don Fernando Alvarez de Cisneros te zijn. Aangezien zes het getal van de aardse perfectie was, kunnen we in de kapotte, zeskantige lantaarn een verwijzing zien naar Don Fernando, die alleen blijkt te leven voor zijn wraak op Philips II. | |||||||||
Vierde hoofdstuk. Doctor Don Pedro Moya de Contreras.V. begint dit hoofdstuk met: ‘De geschiedschrijver, die de dienaren van de Spaanse Inquisitie als “Suzannaboeven” bestempelde...’. Hij verwijst hiermee direct naar een bron die hij gebruikt heeft, nl. ‘A history of the inquisition of Spain’ van H.C. LeaGa naar eindnoot9.). Uit deze bron komen niet alleen alle gegevens die betrekking hebben op de inquisitie, maar ook de achternaam van de inquisiteur Don PedroGa naar eindnoot10.). Don Pedro valt onder het teken VirgoGa naar eindnoot11.), een aardeteken. De aarde is het vierde element in de serie: vuur, lucht, water en aarde; en zodoende wordt aarde gerepresenteerd door het getal vier. Het uitgesproken aardse karakter van de inquisiteur blijkt uit zijn belangstelling voor zwarte vrouwen uit Morenwijk van Toledo, en verder uit zijn horizontaal ingedeelde wapen (275). Horizontaal is immers passief, aards, terwijl verticaal actief, omhoogstrevend is. Ook de | |||||||||
[pagina 52]
| |||||||||
voornaam Pedro (Zwarte Piet, duivel) is in dit aardse verband veelzeggend. Vier punten kunnen de hoekpunten van een regelmatig viervlak vormen, de eerste ruimtelijke figuur in de serie: punt (1), lijn (2), driehoek (3) en tetraëder (4). Vier kan op deze manier ruimte voorstellen. Don Pedro is de enige persoon wiens karakter met behulp van ruimtelijke beelden getekend wordt: ‘Hij leek slaperig, uitermate onschadelijk, animaal tevreden als een afgodsbeeld; en op een moeilijk definiëerbare wijze werkte zijn aanwezigheid in op de gehele omgeving: op de schilderijen vooral, die plat en levenloos schenen te worden, beroofd van al hun stereoscopie, alsof de verderaf gelegen partijen zich naar de voorgrond hadden begeven om de kunst der ronde driedimensionaliteit af te kijken van hèm! Dat hij daar zat, op dìt ogenblik werd mogelijk gemaakt door zijn positie. Maar ook die positie was een macht, die anderen - het bewustzijn dier anderen - als het ware afplatte, doordat het hen beroofde van hun diepere, wezenlijke reacties!’ (150). Op blz. 78 denkt Don Pedro in termen van opdoemende en omklappende ruimten. Ook als de inquisiteur zijn mening geeft over de Orgaz legt hij meer de nadruk op het ruimtelijke dan op het tijdsaspect: ‘Hoe dit zij, het schilderij groeit meer dan het vordert (curs. V.), zou men haast zeggen.’ (151) Als het nodig is onderdrukt Don Pedro zijn sexuele verlangens door zich in bijzonderheden een wandeling voor te stellen met zijn moeder langs een rivier (79,282). De beide malen dat Don Pedro van deze truc gebruik maakt vermeldt V. uitdrukkelijk de leeftijd van het kind: het was zeven jaar oud. De betekenis van zeven moet in dit verband in de taboesfeer gezocht worden. De Babyloniërs beschouwden o.a. de 7-de, de 14-de, de 21-ste en de 28-ste dag van de maand als gevaarlijkGa naar eindnoot12.). Zeven was bij hen dus het getal van het taboe, zoals ook in de latere psycho-analyseGa naar eindnoot13.). Het lijkt erop dat Don Pedro zijn lusten onderdrukt door het incesttaboe ten opzichte van de moeder over te brengen op de begeerde vrouw. Op grond van het feit dat Don Pedro de koning heeft ingewijd in de straatliefde (70), stel ik dat hij de personificatie is van de donkere kanten van de vader. | |||||||||
[pagina 53]
| |||||||||
De inhoud van dit hoofdstuk bestaat voor een groot deel uit de beschrijving van Don Pedro en is dus in overeenstemming met het getal vier. | |||||||||
Vijfde hoofdstuk. Esquerrer.Dit hoofdstuk is een verslag van één van de maandelijkse bijeenkomsten waarop El Greco vrienden en bekenden ontvangt. In de loop van de avond komt de Franciscaner monnik Esquerrer bij Greco op bezoek en stelt zich beschikbaar als model voor een van de monniken op De begrafenis van Graaf Orgaz. Greco, die hier helemaal niet meer op gerekend had, is volledig van slag door de emotie die het verschijnen van de monnik bij hem oproept. Hij brengt zelfs om middernacht een dronk uit op de koning (!), die de volgende dag jarig is. Als het getal vijf tekenend is voor de inhoud van dit hoofdstuk, dan zullen we dit getal in verband moeten brengen met Esquerrer. Hiervoor is de verbinding van vijf met de Wet niet bruikbaar, maar zoals alle lagere getallen is ook het getal vijf op meerdere manieren te interpreteren. We kunnen hier denken aan de kwintessens, de quinta essentia, het levensprincipe. Dit zou dan op de Christusrol van de monnik slaan. Een andere mogelijkheid die eveneens op Esquerrer's functie van Verlosser wijst, is de connotatie van vijf met Soter (Verlosser), dat immers vijf letters telt. Het getal kan ook een aanduiding zijn van Venus, want in het drietal Zon, Maan en Venus staat Venus in de plaats van de vijf overige planeten die er naast Zon en Maan in de oudheid bekend waren. Via Venus symboliseert het getal vijf dan het effect van de schilder ten opzichte van de monnik. | |||||||||
Zesde hoofdstuk. La Casa del Greco.Zoals de naam al aangeeft is dit hoofdstuk huiselijk van aard; er worden een aantal bezoeken bij El Greco afgelegd. Het protest van de Griek tegen de koning krijgt na de gesprekken met Esquerrer steeds meer gestalte. De schilder groeit steeds verder van de Orgaz af in de richting van een nog ongevormd schilderij dat een kreet om wraak zou moeten zijn, een aanklacht tegen God. | |||||||||
[pagina 54]
| |||||||||
Het getal zes als nummer van een huiselijk hoofdstuk is alleszins plausibel, gezien de betekenis van aardse volmaaktheid. De ruzie van El Greco met de aartsburgerlijke broer van Gerónima, Juan de las Cuevas, is een voor Greco typische variant op deze ‘perfectie’. | |||||||||
Zevende hoofdstuk. De Heilige Jacobus Major.In de lange zittingen met Esquerrer verwijdert Greco zich hoe langer hoe meer van de schoonheid van de Orgaz en Gerónima. Voorlopig culmineert dit protest tegen de vorm in het schilderij De Heilige Jacobus Major, dat op geen enkele manier voldoet aan de wensen van de opdrachtgever Don Pedro. Het hoofdstuknummer zeven (dat de verhouding God-mens aangeeft) is tekenend voor dit protest van Greco tegen de vader, in de vorm van Don Pedro. De Christusrol van Esquerrer begint gestalte te krijgen in zijn pogingen om El Greco terug te brengen tot Gerónima. | |||||||||
Achtste hoofdstuk. Infierno.Acht betekent dood en wederopstanding in de achtste sfeer. Voor een nadere uitwerking van de overeenkomst van dit hoofdstuknummer met de hellevaart die Greco maakt, verwijs ik naar ‘Ik zie sterretjes’Ga naar eindnoot14.). Dat deze tocht door de onderwereld juist op Sacramentsdag plaatsvindt zal stellig geen toeval zijn. | |||||||||
Negende hoofdstuk. Ketters, rebellen en alumbrados.In dit hoofdstuk is Don Martin de Ayala de centrale figuur. Hij is historisch en terug te vinden in het reeds eerder genoemde boek van H.C. LeaGa naar eindnoot15.). Deze vriend van El Greco is een werktuig in de handen van de Jezuïeten, die een aanslag beramen op het leven van de koning. Don Martin gaat naar Portugal om de door hem aanbeden zieneres Maria de la Visitación te aanschouwen. Tamelijk onverwacht krijgt Ayala de beata inderdaad te zien en voor één keer heeft zij een echt visioen: zij geeft hem opdracht het leven van de koning te redden. Negen kan staan voor verscheidenheid die streeft naar unificatie (9 + 1 = 10). In de opdracht die de warrige Don Martin krijgt van Maria de la Visitación zouden we zijn unificatie kunnen zien. | |||||||||
[pagina 55]
| |||||||||
Tiende hoofdstuk. Het vijfde zegel.Nummer tien voor het titelhoofdstuk van de roman is bij uitstek geschikt gezien de plaats die het getal tien inneemt in ons decimale stelsel. El Greco en Esquerrer vertellen elkaar hun levensverhaal. Het leven van de Griek is beheerst door de vaderfiguur of representanten daarvan. In zijn vlucht voor de ‘vader’ komt Greco in Rome terecht waar hij een huwelijk aangaat met Alexander Clovio. Alexandra weigert hem echter de bijslaap, tenzij hij teruggaat naar Creta om daar propaganda te maken voor het Roomse geloof. Te duidelijk ziet Greco in wat hij op het spel zet als hij met deze vrouw teruggaat naar Creta. Alexandra verlaat hem en Greco probeert het huwelijk te laten ontbinden. Hierbij wordt hij op laaghartige wijze verraden door zijn vriend Beccadelli. Vol wrok vertrekt de Griek naar Toledo. Over het jaar van aankomst in Toledo spreekt V. zich herhaalde malen tegen. In 1570 gaat El Greco naar Rome (213-214) vanwaar hij naar een vijfjarig verblijf (216) naar Toledo (217) vertrekt. Dit is echter in strijd met o.a. de mededeling van Pompeo Leoni dat zijn vriend in 1583 al zes jaar in Toledo woonde (30). Kennelijk heeft V. zich verslikt in de twee jaren waarvan niet met zekerheid bekend is waar Greco ze doorgebracht heeft. In Spanje zoekt de Griek een vrouw: Gerónima. Zij moet haar plaats innemen in zijn stekelig levensschema; in Gerónima neemt El Greco op een subtiele manier wraak op die andere vrouw in Rome, die hem in zijn vrijheid wilde beknotten. De isolatie van de vrouw verbeeldt dus niets anders dan de wraak van El Greco op de vrouw die hem in zijn vrijheid beperkt, m.a.w. in H.V.Z. vallen het vaderthema en het moederthema samen. Esquerrer's leven wordt beheerst door het beeld van de moeder. Hierdoor wordt verklaard dat de monnik Greco en Gerónima wil samenbrengen. Na een lange voorbereidingsperiode voltooit El Greco De opening van het vijfde zegel. In dit werk verwijdert Greco zich zo ver mogelijk van alle conventie, het schilderij is een uiting van zijn protest tegen Philips. De martelaren schreeuwen om wraak en verwijten God zijn lankmoedigheid; maar tegelijk is het een uiting | |||||||||
[pagina 56]
| |||||||||
van de Goddelijke tevredenheid over de creatuur die zich niet slaafs neerlegt bij het onvermijdelijke. In het voltooien van dit schilderij kunnen we de unificatie zien die tien als hogere vorm van de één aangeeft. | |||||||||
Elfde hoofdstuk. Alejandro Sénsino.Dit hoofdstuk is het hoofdstuk van het verraad. Sénsino en Diego verraden Greco door een boek van Luther in zijn bibliotheek te zetten. Tante Eufrosina verraadt de schilder door tegen Don Pedro te zeggen dat de Heilige Jacobus Major wel klaar is en in de kelder staat. Padre Inigo de Cazares verraadt zichzelf door zijn medewerking te verlenen aan de activiteiten van Don Pedro. Elf is als overtreding van de tien geboden het getal van de zonde. Nummer en inhoud van het hoofdstuk dekken elkaar dus volkomen. | |||||||||
Twaalfde hoofdstuk. Spoken.Sénsino moet Greco aan de praat houden om Diego de gelegenheid te geven het boek van Luther binnen te smokkelen. Teneinde de criticus Sénsino de mond te snoeren brengt de Griek hem naar de kelder, waar hij zijn revolutionaire schilderijen van de laatste tijd bewaart. Bij het zien van deze werken is Sénsino ontredderd. Het geluid van een vallend zwaard en brekend glas worden hem te veel. In paniek vlucht hij weg, bang als hij is voor spoken. Het spook blijkt te bestaan uit de persoon van Don Fernando Alvares de Cisneros, die de Griek waarschuwt voor een naderend inquisitieproces. Twaalf uur is het spookuur. We kunnen het hoofdstuknummer dus opnieuw opvatten als tekenend voor de inhoud. | |||||||||
Dertiende hoofdstuk. El Santo Officio.Dertien is traditioneel het ongeluksgetal. Deze connotatie is terug te voeren tot de Babyloniërs. Zij kenden maanden van dertig dagen en hielden dus per jaar vijf dagen over. In het zesde jaar lasten ze dan een dertiende maand in die als overschrijding van het twaalftal een ongunstig karakter had. De zaken ontwikkelen zich in dit hoofdstuk dan ook uitermate ongunstig voor El Greco. In plaats van | |||||||||
[pagina 57]
| |||||||||
in het inquisitieproces als getuige op te moeten treden, blijkt de Griek zelf beklaagde te zijn. Hij wordt verhoord door een driemanschap o.l.v. Antonio Silvestre de Priego y Cabrejas, fiscaal bij de inquisitie. Deze welluidende naam is terug te vinden in LeaGa naar eindnoot16.) en is samengesteld uit de namen van twee leden van de inquisitie van Murcia nl. Antonio Silvestre Espinoza en Andrés de Priego y Cabrejas. Tijdens het verhoor geeft Greco voor het eerst toe aan dwang: hij besluit zich te schikken in het kleinerende gebruik van het opzeggen van de Apostolische Geloofsbelijdenis. Gedurende de ondervraging verschuift het vaderbeeld: van het Heilig Officium naar de toornende koning, om via de vader te culmineren in God. In hoogste nood gebracht door de fiscaal weet Greco zich voor een geestelijke instorting te behoeden door een bliksemsnelle identificatie met de naamheilige van zijn vrouw, de Heilige Hiëronymus. Ik zie hier een vooruitwijzing in naar de terugkeer van El Greco bij zijn vrouw en dus ook bij de vader. In dit moment van gelukzalige vereniging ‘ontmengen’ zich de persoonlijke levensfilosofie en de geloofsovertuiging van de schilder. Voor het eerst en het laatst gelooft hij niet meer aan het bestaan van een God, maar evenmin gelooft hij aan het niet-bestaan van God, omdat zowel het één als het ander hem diep onverschillig laat. Bij het verlaten van La Casa Santa suggereert Don Pedro de schilder het stopzetten van het onderzoek in ruil voor Gerónima. | |||||||||
Veertiende hoofdstuk. De uitdrijving van de wisselaars.Don Pedro komt Gerónima opeisen. Greco reageert door een verfboekje weg te smijten; hij weigert zijn vrouw uit te leveren ten behoeve van een ongestoorde uitoefening van zijn kunst. El Greco verkoopt zijn ziel niet aan de duivel: de Griek als anti-Faust. Veertien is het aantal staties van de Kruisweg. In ‘De Kruisweg en Het vijfde zegel’Ga naar eindnoot17.) heb ik al behandeld dat de Kruisweg hier slaat op Esquerrer, ‘... die een knokige hand, gekromd onder het licht, ophief als om de last op te tillen van een gewicht van jaren en jaren...’ (291). Op grond van het feit dat in het voorafgaande deel van de roman het kruis op de schouders van El Greco heeft gelegen | |||||||||
[pagina 58]
| |||||||||
en in dit hoofdstuk overgenomen wordt door Esquerrer, ligt het voor de hand om te veronderstellen dat El Greco en Esquerrer twee verschillende kanten van de kunstenaar uitbeelden. In dit hoofdstuk vindt de ommekeer plaats: de kunstenaar keert zich af van het vormeloze, voorgesteld door de mysticus Esquerrer, en kiest voor een terugkeer naar de conventionele vorm, die uitgebeeld wordt door Gerónima. Anders gezegd: het verfboekje wordt weggegooid en de schilder wordt vervuld van een liefdesgevoel voor Gerónima (280-281). Parallel met deze ontwikkeling verloopt het erkennen van de ongevaarlijkheid van de koning, die hij nog één keer van zijn leven zou willen zien om te weten wat er omging achter dat bleke voorhoofd. (279) Het eminente belang van dit hoofdstuk blijkt ten overvloede nog eens uit het feit dat dit hoofdstuk het oorspronkelijke titelhoofdstuk wasGa naar eindnoot18.). | |||||||||
Vijftiende hoofdstuk. Judas.De ontwikkeling uit het vorige hoofdstuk wordt voortgezet. De angst voor de koning slaat om in een idealisering. ‘De koning werd iets hoogs en onaanraakbaars voor hem, een werkelijk heerser, die de levens van zijn onderdanen beïnvloedde zonder dat hij het zelf wist. Maar was het daarom minder noodzakelijk zich van hem te bevrijden?’ (311) Voor deze bevrijding kiest Greco het meest probate middel: liefde. Hij verraadt het complot tegen het leven van de koning en hoopt daarmee op een ingrijpen van de vorst in het inquisitieproces. Nog één keer gaat de schilder terug naar zijn kelderschilderijen waar hij nu afstand van neemt; de schilderijen vernietigen zichzelf in zijn bewustzijn. Greco gaat vanuit de kelder terug naar het daglicht. Deze terugweg vanuit het vormeloze naar het conventionele wordt aangegeven door het geval vijftien. Vijftien is een lichtsymbool vanwege zijn verbinding met de volle maan. | |||||||||
Zestiende hoofdstuk. La Inmaculada Concepción, 8 december 1583.De ontwikkeling in de vorige hoofdstukken wordt nu afgerond. | |||||||||
[pagina 59]
| |||||||||
El Greco gaat naar Covarrubias om naar de processie te kijken ter gelegenheid van het feest van De Onbevlekte Ontvangenis. Hij wil nog één maal de koning zien, maar deze komt niet opdagen. De rol van de vorst in de ontwikkeling van El Greco is voor de schilder niet meer van belang. De ware vader is herkend in de persoon van Covarrubias. Esquerrer vermoordt Don Pedro en verlost daarmee Greco en Gerónima van het kwade. In V.'s beschrijving van de moord komen we een fraai staaltje van getallensymboliek tegen. Vier maal gebruikt de auteur het getal twee op blz. 326: ‘..., hij zwenkte om twee Dominicanen heen,...’, ‘...in zijn rechterhand een mes, dat hij twee maal, kort na elkaar (neer liet dalen)...’, ‘... meende aan hun bewegingen... te bespeuren, dat die twee stoten nog door meerdere werden gevolgd’, ‘... waarna hij onbeweeglijk liggen bleef, vlak voor de voeten van twee vrouwen uit het volk’. In verband met de datum 8 dec., het feest van Maria's Onbevlekte Ontvangenis, is de laatste zin niet zonder betekenis, hoewel we in deze feestdag ook een toespeling kunnen zien op de terugkeer van El Greco bij Gerónima. De roman begint met de datum 24 juni en eindigt op 8 december. De zon is van zijn hoogste stand in het Voorspel gedaald om op de 8-ste december leeg te bloeden. Deze stand van de zon geeft de ontwikkeling aan van de heerszuchtige vader in H.V.Z.. Het Voorspel begint op de feestdag van Johannes de Doper en het laatste hoofdstuk speelt zich af op de feestdag van De Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Johannes de Doper en Maria zijn twee van de drie smetteloos geborenen van de Deësis (een Grieks-Katholiek begrip waarin de Heilige Maagd en Johannes de Doper als smekelingen voor Christus staan (52, 147)). Aangezien de feestdagen van Johannes de Doper en Maria de roman begrenzen, ligt het voor de hand om te veronderstellen dat ook Christus in de roman optreedt. Deze rol viel toe aan Esquerrer, die Greco en Gerónima verenigde. De Zoon die de Vader verbindt met de Heilige Geest is een Grieks-Katholieke Christus. Greco is op 5 nov. 1541 geboren in Candia (255) en is aan het eind van de roman dus 42 jaar oud. Dit getal 42 komen we nog twee | |||||||||
[pagina 60]
| |||||||||
maal tegen in de roman, nl. in het Voorspel, waar op blz. 8 sprake is van de jongste van de 42 en op blz. 50 is een flard uit de Apocalyps: ‘... een tijd, tijden en een halve tijd’. Een tijd, tijden en een halve tijd is 3½ jaar of 42 maanden. Dit gebroken zevental stelt in de bijbel een periode voor van grote onderdrukking, gezien in een eschatologisch perspectiefGa naar eindnoot19.). Greco werkt zich onder de druk van de vader uit en komt in het slothoofdstuk aan in het Nieuwe Jeruzalem. Greco's leeftijd staat kennelijk in nauw verband met het hermetische karakter van de tekst. Het historische jaar van aflevering van de Mauritius was 1582 en het enige argument dat ik kan bedenken om het verhaal in 1583 te laten spelen is juist deze leeftijd van El Greco. Uit het feit dat Jorge Manuel, het zoontje van El Greco en Gerónima, door V. zes jaar oud gemaakt is, blijkt dat er ook iets met deze leeftijd aan de hand is. We mogen veronderstellen dat het V. na al zijn voorstudies bekend was dat het jongetje in 1583 hoogstens vijf jaar oud kon zijn en bovendien is een zesjarig zoontje na een verblijf van zes jaar in Spanje erg onwaarschijnlijk. Nog vreemder is het gesteld met de leeftijd van Jorge's Moorse speelmakker Pablo de Fez. Die is elf jaar oud op blz. 83 en 300, terwijl hij op blz. 256 negen jaar is (en hij is vanaf de geboorte bij de Griek in huis geweest! - zie blz. 256-257). Om de leeftijden van de beide jongens te verklaren is het gewenst eerst de onderlinge verhouding tussen de kinderen te bekijken:
De tegenstelling Jorge - Pablo kunnen we interpreteren als de dualiteit licht - donker of Greco - Gerónima. Het is mogelijk de leeftijden van de jongens in te passen in deze dualiteit. Zes is immers het getal van de aardse perfectie en elf geeft zonde aan. Ook negen is te verbinden met zonde, omdat de negen engelenscharen verwijzen naar de val van Lucifer, waarna dit negental overbleef. V.'s vergissing (?) in de leeftijd van Pablo is te verklaren als we er van uit gaan dat de schrijver bij de leeftijd | |||||||||
[pagina 61]
| |||||||||
van het Moortje inderdaad de zojuist beschreven symboliek voor ogen stond. De roman bestaat uit een Voorspel gevolgd door twee keer acht hoofdstukken. De acht symboliseert een hermetisch proces bestaande uit acht fasen en zestien duidt op een positief en een negatief proces. Het eerste deel van H.V.Z. begint met Greco's tocht naar het Escorial en het tweede deel met Ayala's reis naar Portugal. Het ligt dan ook voor de hand om de positieve acht te betrekken op El Greco en de negatieve op Ayala. Greco overwint de vader en Ayala komt in het gevang. | |||||||||
SlotsomDe roman H.V.Z. kan beschouwd worden als de roman over een kunstenaar die alle conventies doorbreekt in een poging het volstrekte weer te geven, de wraak, het punt waar de realiteit raakt aan het demonische. De conventies worden gesymboliseerd door de koning en Gerónima en de mysticus Esquerrer staat voor het volstrekte. Als de kunstenaar zich realiseert dat het onmogelijk is vorm te geven aan dit volstrekte, keert hij terug naar het normale (Gerónima) en pleegt daarmee verraad aan zichzelf, in de persoon van Esquerrer. Het getal is een integrerend bestanddeel van H.V.Z.. Aantallen, data, leeftijden en hoofdstuknummers worden door V. gebruikt ter ondersteuning van het hoofdthema. Misschien is dit aanvechtbaar bij de hoofdstuknummers. In een vroeg stadium kende de roman nl. geen zestien hoofdstukkenGa naar eindnoot20.) en ook bij de publicatie van het eerste deel van H.V.Z. in Groot Nederland was de hoofdstuknummering niet conform aan die van de eerste boekuitgaveGa naar eindnoot21.). In Groot Nederland heeft V. het Voorspel gepubliceerd als hoofdstuk 1 en hoofdstuk 1 als hoofdstuk 2 enz.. Nu is het zo dat het Voorspel de gehele roman in kiem bevat, zodat hier het nummer 1 wel op zijn plaats zou zijn. Greco's tocht naar het Escorial kunnen we onder de twee van twijfel laten vallen, maar vanaf het volgende hoofdstuk loopt de symboliek fout. Persoonlijk zie ik geen mogelijkheid om het hoofdstuk van de confrontatie met de koning in verband te brengen met de drie van synthese. Eén van V.'s | |||||||||
[pagina 62]
| |||||||||
beweegredenen om de hoofdstukken in de eerste boekuitgave te hernummeren t.o.v. de publicatie in Groot Nederland is misschien geweest dat de getallen door deze hernummering een symbolische functie kregen. |
|