Vestdijkkroniek. Jaargang 1978
(1978)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |||||||||||||||
Harry Bekkering en Fokkelien von Meyenfeldt | Fantoches
| |||||||||||||||
VestdijkWat moeten we nu met dit duistere verhaal? | |||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||
Laten we de tekst eens op de voet volgen, te beginnen met de titel. Fantoches zijn marionetten, speelpoppen. Wij komen hier later op terug. Opvallend in de eerste alinea is het feit, dat voor de ik-figuur het sanatorium nog altijd het kasteel representeert: ‘Maar toen had het seigneurale beeld zich reeds in mij vastgezet: ...’ (p. 126). In de tweede alinea spreekt hij ook van ‘het kasteel’. Dat kasteel, wekt bij hem de associatie op van een groot poppenhuis, waarvan een wand is weggenomen: ‘Ik overzag zes ramen, en achter elk dezer open ramen lag een man of een vrouw te lezen of te sluimeren; ik zag (...) een gedeelte van de kamers, die alle op dezelfde wijze waren ingericht, met dezelfde platen op het lichte behang en dezelfde nikkelen bedden’. (p. 127). Juist het feit dat hij in één oogopslag een overzicht krijgt van kamers en bewoners geeft hem dat idee. Het poppenhuis is de eerste verwijzing naar de titel. We noteren dat op elk nachttafeltje een glas oranje limonade staat. De zwarte man treedt op in de derde alinea. Deze passage krijgt de sfeer van een droomtoneel. De wijze waarop hij beschreven wordt, doet de lezer onmiddellijk denken aan de Dood: ‘Hij was zwarter dan alles wat men zich kon voorstellen in zulk een omgeving, waar het donkere groen van dennen en sparren reeds zwart lijkt’. (p. 127), ‘... als een met rouwfloers omwikkeld knipmes’. (p. 128). In deze alinea worden de regels van Verlaine geciteerd, waarop we later uitgebreid zullen terugkomen. Dat de zwarte figuur inderdaad met de Dood geïdentificeerd mag worden lijkt ook sterk naar voren te komen in de vierde alinea: ‘Hij was zo lang geweest, en zo zwart. Doktoren, zelfs die doodvonnissen kwamen aanzeggen, droegen lichtere kleren. Aansprekers kwamen niet in sanatoria’. (p. 128). Er komt wat licht in de duisternis in alinea vijf. De ‘Dood’ is weer aanwezig, nu met een oranje lampion in zijn hand. Dat oranje verwijst onzes inziens terug naar de oranje limonade in het sanatorium: we kunnen dit waarschijnlijk een droomaanleiding noemen voor de ik-figuur. Het heeft er de schijn van dat de lampion het levenslicht symboliseert. Dat idee wordt nog versterkt door het beeld van de verkeersagent (p. 129), die op het drukste punt het verkeer regelt: komen de levenspaden van de mensen hier bij elkaar, | |||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||
bij de ‘Dood’? Het blijft niet bij dit ene oranje lichtje: in de verte bewegen zich in statige cadans een hele stoet dwaallichtjes (p. 129), waarvan de zwarte figuur zegt: ‘De andere patiënten’. De term ‘dwaallicht’ is eigenaardig. Een dwaallicht is volgens Van Dale: 1. een blauwachtig vlammetje boven moerassen en kerkhoven; 2. een verkeerde leidsman. Als we van de eerste betekenis uitgaan, dan zouden we als volgt kunnen interpreteren: de dwaallichtjes zijn de doden, die anderen binnen hun gebied willen lokken. Het motief van doden die levenden lokken komt bij Vestdijk wel meer voor, o.a. in het gedicht ‘De doode zwanen’ uit de bundel De uiterste seconde. Dit lokken impliceert meteen de tweede betekenis van dwaallicht. Deze talloze dwaallichtjes zijn niet blauwachtig, zoals dat hoort, maar ook weer oranje, nota bene een ‘lieflijke en vrolijke’ kleur. Dat oranje versterkt het idee dat er sprake is van een droomassociatie (zie boven). Zodra de zwarte figuur zijn eerste (tevens laatste) woorden uitspreekt, dooft de lampion en verdwijnt het beeld. Ook dit is weer typerend voor het droomidee: een droom eindigt vaak plotseling wanneer de dromer iets hoort of meent te horen. In de laatste alinea lijkt de droom afgelopen. De ik-figuur denkt er nog wat over na. De dwaallichtjes neemt hij niet erg serieus, meer waarde hecht hij aan de lampion van de zwarte figuur. De laatste zin van het verhaal is moeilijk te plaatsen, wanneer we aannemen dat de ik-figuur gedroomd heeft. Immers, het is niet gebruikelijk om over détails in een droom, iets irreëels, uitsluitsel te gaan vragen aan buitenstaanders, reële personen, i.c. het sanatoriumpersoneel.
Uit wat we tot nog toe hebben gesteld is af te leiden, dat wij de eerste twee alinea's zien als een beschrijving van de realiteit (iemand keert terug naar een plek uit zijn jeugd). Het vervolg doet door zijn curieuze gebeurtenissen aan als een droom, waarin een zwarte figuur - waarschijnlijk de Dood - optreedt, het slot lijkt een overdenking daarvan. De titel, Fantoches, met het daarop aansluitende poppenhuisbeeld zijn nog buiten beschouwing gebleven. | |||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||
Verlaine en de komedieWe hebben bij deze eerste analyse Verlaine nog niet betrokken. Bij het doorkijken van de inhoudsopgave van het Verzameld Werk van Verlaine stuitten wij op de titel Fantoches, een gedicht uit de bundel Fêtes Galantes.Ga naar eind2. De door Vestdijk geciteerde regels vormen de tweede strofe van dit gedicht. We laten het hier eerst volgen, met daarna een zo letterlijk mogelijke vertaling. Scaramouche et Pulcinella
Qu'un mauvais dessein rassembla
Gesticulent, noirs sur la lune.
Cependant l'excellent docteur
Bolonais cueille avec lenteur
Des simples parmi l'herbe brune.
Lors sa fille, piquant minois,
Sous la charmille en tapinois
Se glisse demi-nue, en quête
De son beau pirate espagnol,
Dont un langoureux rossignol
Clame la détresse à tue-tête.
S en P, verenigd in een slecht ontwerp, gebaren druk, afstekend tegen de maan. Evenwel, de voortreffelijke Bolognese dokter plukt langzaam geneeskrachtige kruiden tussen het bruine gras. Terwijl zijn dochter, met een lief, charmant gezichtje, zich in het geheim half-naakt onder de heg laat glijden, op zoek naar haar mooie Spaanse piraat, over wie een weemoedig klagende nachtegaal de wanhoop uitschreeuwt alsof zijn leven ervan afhangt.
Scaramouche en Pulcinella zijn figuren uit de Commedia dell'Arte; ook de ‘docteur Bolonais’ blijkt daarin thuis te horen. Zij hebben de | |||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||
volgende functies en kenmerkenGa naar eind3. Scaramouche (het woord betekent schermutseling) is een Napolitaanse vechtersbaas, altijd in het zwart gekleed; Pulcinella valt te vergelijken met onze Jan Klaassen; De dottore is een kwasi-geleerde uit Bologna. Zijn taal is doorspekt met verbasterde Latijnse spreuken. Gewoonlijk speelt hij niet de rol van medicus. Zijn kostuum is helemaal zwart. Hij draagt een masker, dat alleen zijn voorhoofd en neus bedekt. | |||||||||||||||
Vestdijk en VerlaineWe bepalen ons verder tot de enige door Vestdijk geciteerde strofe, dus tot de personage van de ‘docteur Bolonais’. In het gedicht van Verlaine speelt de Bolognese dokter, net als in de Commedia dell' Arte, een nogal belachelijke rol: terwijl de werkelijk belangrijke toneelgebeurtenissen zich afspelen tussen Scaramouche en Pulcinella, zoekt hij geneeskruiden tussen verschroeid of verdord gras. Dit geeft wel een ander beeld van de zwarte figuur dan we uit Vestdijks verhaal krijgen. Kunnen we er iets mee doen? Het is eigenaardig, dat een figuur uit de Commedia dell' Arte, per definitie een belachelijk type, een rol speelt in een verhaal dat toch moeilijk als komedie aangemerkt kan worden.
De titel Fantoches bij Verlaine wil zeggen, dat de Commedia dell' Arte-figuren door hun vaste karaktertrekken en kostumering bijna als marionetten aandoen. Gaat Vestdijk verder, en zijn niet alleen toneelspelers poppen, maar alle mensen?
Opvallend is ook de verandering ten opzichte van Verlaine, die Vestdijk bij zijn ‘docteur’ toepast. In plaats van geneeskruiden plukt (of plukt hij niet) een bloem (p. 128). Hieruit blijkt in ieder geval al, dat de dokter bij Vestdijk een andere functie heeft. De bloem wordt verderop een lampion (‘... de rechterhand voor zich uitgestrekt, alsof hij de bloem tussen de vingers hield’. ‘Hij liep met een dun stokje in de rechterhand, waaraan een oranje lampion bengelde’. (p. 128). | |||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||
Vestdijk en de komedieWe kunnen op dit moment vier vragen stellen:
Gaat het in dit verhaal om een droom? De ik-figuur komt op een plek van vroeger, waar hij in een dagdroom vervalt. Hij ziet het sanatorium immers nog steeds als een kasteel. De limonadeglazen worden als het ware ‘inductoren’ voor het droombeeld van de oranje lampions. Figuren uit de Commedia dell' Arte passen in de ouderwetse kasteelsfeer - ze traden vroeger wel in kastelen op. Juist doordat de ik-figuur dagdroomt, komen de beelden hem zo reëel voor, dat hij meent er uitsluitsel over te kunnen vragen aan het sanatoriumpersoneel. In de laatste alinea is hij nog maar juist uit zijn dagdromen ontwaakt, en zich daardoor nog nauwelijks bewust van de overgang naar de realiteit.
Waarin is Vestdijk afgeweken van Verlaine?
Wat is de rol van de dokter?
| |||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||
Vestdijk zou de figuur van de ‘docteur’ gekozen kunnen hebben op grond van zijn uiterlijke kenmerken: zwart gekleed, zwart gemaskerd (kinloos masker, waardoor het lijkt of hij geen kin heeft), wat al doet denken aan de Dood. Dat hij überhaupt een toneelfiguur heeft gekozen, zou erop kunnen duiden dat hij het leven ziet als een ‘schouwtoneel’. Het type ‘docteur Bolonais’, kwasi-geleerde, zou hij gekozen kunnen hebben, omdat de dood vaak wordt omgeven door veel geheimzinnigheid, zwaarwichtigheid, kortom niet wordt beschouwd als een verschijnsel dat op normale wijze beschreven kan worden. Waarschijnlijk kunnen we de dokter dus toch blijven zien als de personificatie van de Dood, waarvoor we al eerder een aantal argumenten hebben gegeven.
Wat is de betekenis van de poppen? De vraag die we al eerder stelden, nl.: zijn de poppen alle mensen, menen wij bevestigend te kunnen beantwoorden. Vestdijk ziet de mensen als marionetten, die zo lang hun lichtjes mogen dragen als het de Dood belieft.
In hoeverre heeft nu de interpretatie van dit verhaal een uitbreiding gekregen door het gedicht van Verlaine? In de eerste plaats is duidelijk geworden hoe Vestdijk aan zijn verhaaltitel komt. Hij heeft de betekenis ervan bij Verlaine uitgebreid tot iets algemeens: de mensen (niet alleen acteurs) zijn marionetten. Verder heeft de vergelijking duidelijk gemaakt, dat Vestdijk de dood ziet als onderdeel van de komedie van het leven. |