worden de hoofdpersonen geconfronteerd met een doorbraak van de waarheid die nu een keer weinig heel laat aan illusies die we over ons bestaan menen te mogen koesteren.
Het tweede motto dat Kellendonk bij zijn laatste verhaal heeft geplaatst dunkt ons typerend voor deze hele tegelijk van scherpte en mildheid of om een uitspraak van de schrijver zelf te citeren van het vitalistische principe doortrokken bundel: ‘Human kind can not bear very much reality.’
Een indirect bewijs van de kracht en individualiteit van elk van de drie verhalen is de neiging die de lezer voelt opkomen ze onderling tegen elkaar af te wegen, een neiging die ook de jury niet heeft kunnen weerstaan en die tot uiteenlopende voorkeuren voerde zonder dat dit gepaard ging van de wens tot enige rangorde.
Kellendonk heeft zelf eens gezegd deze drie verhalen als een veelvormige staalkaart van zijn kunnen te hebben willen presenteren. We dachten dat juist tegen de achtergrond van deze inderdaad overtuigende veelvormigheid een vestdijkiaanse aanmoedigingsprijs bij uitstek tot z'n recht kon komen. Ook de relatie tussen autobiografie en schrijverij die hoe complex ook zo'n prominente rol speelde in de Anton Wachtercyclus van Vestdijk heeft in het werk van Kellendonk kennelijk een zeer stimulerende functie.
In aansluiting op de gerezen discussie over de al dan niet typische aard of het tot een school behoren van het werk van Kellendonk willen wij in alle onschuld stipuleren dat wij deze schrijver in hoge mate als een meester van de anecdote hebben genoten en gewaardeerd en dat we dat blijven doen ook al wordt ons van bepaalde zijde ingehamerd dat de man en zijn werk tot het academisme behoren. Een zin als ‘De dagen liepen nog krom onder de winter toen uit het duister van de buitenwereld de heer Cranckx de stationsrestauratie binnenwandelde’, zo'n zin die zich met gemak met tal van andere voorbeeldige citaten laat vermeerderen, vinden wij helemaal geen weinig effect sorterende woordkunst maar gewoon pakkende, persoonlijke stijl. Zoals we Kellendonks in een der verhalen gehanteerde virtuoos verzonnen dialect bij een der optredende figuren juist zo geslaagd, zo typerend, zo anecdotisch vinden omdat dit dialect zo vlak tegen het bestaand dialect aanligt maar het net niet helemáál is. Is het zo niet met sterke literatuur?