Onze auteurs
R.A. Cornets de Groot, Oude Singel 16 te Leiden. Leraar Nederlands te Rijswijk.
In Vestdijk als poëziekritikus en de persoonlijkheid als norm onderscheidt de auteur de ‘persoonlijkheid-stijl Du Perron’ van de ‘persoonlijkheid-stijl Vestdijk’. Eerstgenoemd begrip streeft o.m. een stilistisch ideaal na: de perfectionering van de huis-, tuin- en keukentaal; Elsschot gaf in Achter de schermen van dat proces van vervolmaking een idee. Het streven gaf het licht aan een soort ‘groepstaal’: die van zulke Forumadepten als Greshoff, Elsschot en Du Perron.
Het tweede begrip persoonlijkheid laat onze auteur practisch samenvallen met de ‘natuurlijk-volmaakte mens’ die in De toekomst der religie een hoofdrol speelt. Iedereen is dan een ‘persoonlijkheid’. Maar natuurlijk heeft niet iedereen ‘talent’.
Vestdijk maakt in Muiterij tegen het etmaal onderscheid tussen het ‘bijbels-statische talent’ en het ‘vitaal-dynamische’.
Met het eerste valt te woekeren (rederijkers, dichtgenootschappers): het is het talent der ‘sierpoëten’, waar Forum bezwaar tegen maakte, - een talent dat dan ook sterk verband houdt met de taal en haar vormen, en dat daarom een zeker epigonisme sterk bevorderen kan.
Het andere talent dat een levensproces is, en daarom onherhaalbaar en onaanleerbaar, is veel meer met de psycho-fysische kanten van de taal verbonden, met de persoonlijkheid van een individu, met de kwaliteiten van zijn stem, die hees kan zijn en hijgen kan. Als Vestdijk het over talent heeft, heeft hij het over dít talent.
Het is de vraag of Forum tegen dit talent ook maar enig bezwaar zou hebben gehad.
P. Kralt, Zandkamp 36, Amersfoort, geb. 9-9-1935 te Leiden, leraar Nederlands aan het Farèlcollege te Amersfoort.
Aantekeningen bij kanttekeningen is een reactie op het artikel van R.A. Cornets de Groot in Vestdijkkroniek 14. Enkele vroegere beweringen van de auteur, in Vestdijkkroniek 10 en 12 te vinden, worden gecorrigeerd, andere genuanceerd en weer andere verdedigd.
In Experimenten met het historische ik wordt aan de hand van het perspectief in Vestdijks historische ik-romans nagegaan in hoeverre zijn schrijverschap op dit beperkte gebied traditioneel en in hoeverre het experimenteel genoemd kan worden. Bij een externe benadering worden de teksten binnen het bekende schema van Franz K. Stanzel geplaatst, in een intern onderzoek worden de moeilijkheden waarvoor de auteur zich geplaatst zag en de oplossingen die hij vond geschetst.
G.W. Otterloo Geboren te Amsterdam in 1932. Gymnasium en studie psychologie te Utrecht. Daarna achtereenvolgens een vagantisch leven als dichter en schilder, assistent van een psycholoog, studie moderne talen en taalwetenschap, docent bij het middelbaar onderwijs en aan een soort volksuniversiteit, en sinds 1976 Nederlands lector aan de universiteit in Göteborg. Bezig met een proefschrift over Achterberg. Sinds 1965 woonachtig in Göteborg.
De stelling van E.M. Beekman dat Vestdijk door opeenstapeling van realistische details in zijn gedichten het beeld zou doen desintegreren, zie Vestdijk Kroniek, sept. '76 nr.13, is een slag in de lucht.
Niet alleen begrijpt hij de ter adstructie aangevoerde gedichten niet, zoals blijkt uit de vertaling of parafrase, hij haalt ook door hemzelf gemaakte onderscheidingen dooreen. Indien hij Vestdijks ideeën over de poëzie begreep, waarom zou hij ze dan niet kunnen toepassen?