Vestdijkkroniek. Jaargang 1975
(1975)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
De man met de gummivingers
| |
[pagina 20]
| |
positum, vingers. Dit is echter op zijn beurt zo veelduidig, dat het in dit stadium methodisch onverantwoord zou zijn, om zich met betrekking tot deze tekst, ongezien, door bepaalde implicaties te laten leiden. Hoewel gummi geen universeel symbolisch begrip is, kan het, met name wanneer het met een bekend symbool samengenomen wordt, versymboliseerd worden, dat wil zeggen binnen een bepaalde context de functie van symbool gaan vervullen. Het wordt dan subjectief gemaakt, doordat het opgenomen wordt in een symbolenrij. Zo'n incidenteel psueudo-symbolisch element noemen wij semiotisch tekenGa naar eind(4).. De vraag wat het vermoedelijk representeert, kunnen we pas op verantwoorde wijze beantwoorden tijdens de analyse van het verhaal zelf.
Op grond van het verschil tussen dromen en waken kan men in Gummivingers twee delen onderscheiden, namelijk een droom en een werkelijkheid, evenwel zonder dat duidelijke grenzen zijn te trekken. Hier vloeien deze toestanden bijna ongemerkt in elkaar over. Binnen de droom in het verhaal menen wij bovendien een structuur aan te kunnen wijzen, die wij verderop zullen schetsen en motiveren.
Het verhaal begint met de vlucht van huis door de hoofdfiguur RudiGa naar eind(5).. De lezer krijgt de indruk direct al in een onwezenlijke wereld terecht te zijn gekomen, want ‘Geen half uur was er nog verstreken nadat Rudi zijn besluit om weg te lopen ten uitvoer had gebracht, of hij kwam zijn ouders al tegen’. Ze waren hem dus niet achternagelopen zoals men zou hebben verwacht, maar ze kwamen hem tegemoet ‘en dat reeds een half uur nadat hij het ouderlijk huis verlaten had’Ga naar eind(6).. Vestdijk gebruikt hier de tijdsorde als middel om aan te geven dat de beschreven ontmoeting geen realiteit is. Rudi overpeinst de ongewilde ontmoeting, die niet alleen door de wonderlijke snelheid een transcendentaal aspect krijgt, maar ook doordat zijn ouders vermoedelijk gezweefd hadden, ‘hand in hand, onder het slaken van schrille vogelkreten’. In termen van Jaspers gesproken hebben we hier te maken met een chiffre, een element uit de taal der transcendentie.Ga naar eind(7). In dit geval een schokkend beeld, waarin een waarheid omtrent zijn ouders Rudi onthuld wordt; hij ‘ziet’ zijn ouders zonder de emotionele beladenheid van de ouder-kind relatie en wordt door dit ‘zien’ gedwongen terug te keren om opnieuw. maar nu als het ware gefundeerd en in vrijheid zoals in de loop van het verhaal blijkt, afscheid van zijn ouders te nemen. Ze vormen dan ook geen eenheid meer, maar verschijnen afzonderlijk voor hem. ‘Het gezicht van zijn moeder herinnerde hij zich als vermoeid en wezenloos opgezwollen als dat van een dronken vrouw, en met een paar vuile vegen er overheen’. ‘Daarentegen had zijn vader, aan de andere kant van de weg, er uitgezien alsof hij kwaad was. De bolhoed had hij in zijn ogen getrokken, zodat de rode oren opzij stonden’. Essentieel hierbij is onzes inziens, dat de ouders op terugtocht zijn. als haveloze, verzwakte oude mensen: ‘Zo zag Rudi de processie van zijn ouders voorbijtrekken, hun terugtocht, hun onherstelbare nederlaag. Dat waren geen mensen van wie hij iets te vrezen had’.Ga naar eind(8).. De suggestie van ouderdom wordt nog geaccentueerd door het tijdstip, namelijk de avond. Tekenend in deze situatie is, dat Rudi van het centrum (van de stad) af gaat en zijn ouders er naar terug. Terugkeer, avond en centrum zijn in de symbo- | |
[pagina 21]
| |
liek drie zeer frequent tezamen optredende principes.Ga naar eind(9).. Het centrum is het begin- en eindpunt, de oorsprong en het doel. Als men begint te leven wendt men zich er vanaf, als men gaat sterven, keert men er weer naar terug. De terugkeer geschiedt dan ook in de avond, verderop in het verhaal zal blijken dat de vlucht vanuit het centrum 's ochtends moet plaatsvinden. Deze gebeurtenissen vormen een aspect van het aan de levenscyclus ten grondslag liggende ‘principe de clôture ou secret hermétique’.Ga naar eind(10).. Rudi beseft de betekenis van hetgeen zich afspeelt: ‘Dat was het vreselijke: dat hij hen nu als het ware op de rug keek’.
Na deze confrontatie wordt Rudi actief in zijn droom: ‘Toen hij zich oprichtte, kraakte en knapte hij in zijn gewrichten als een oude man; maar dat ging over, hij had ook wel heel ongemakkelijk gezeten daar aan de vochtige slootkant, en hoewel zijn hart bonsde als van een achternagezeten misdadiger, liep hij heel gewoon, vlug en lenig, de schermige weg af, terug naar de stad. Een half ur later, het was reeds donker geworden, belde hij aan het huis van zijn ouders aan’. Met deze eerste thuiskomst begint tevens de eerste actieve fase van de droom. Rudi heeft zelf het gevoel, dat zijn keuze van de richting naar huis een willekeurige is, zuiver op toeval berust. Als dieperliggende motieven hem drijven, wil hij dat zichzelf niet toegeven. Hij zou niet willen erkennen, dat hij nog niet rijp is om van zijn ouders afscheid te nemen. Logischerwijze gaat Rudi dan ook terug in de tijd. Zijn vader is plotseling weer jong en vrolijk en merkt niet op, dat Rudi bleek is geworden en flauw schijnt te zullen vallen.Ga naar eind(11).. Rudi krijgt twee kwartjes om sigaren te gaan halen; er is onverwachte visite. Hij moet daarvoor naar een plein, in het centrum van de stad. Hij faalt: hij verliest één van de twee kwartjes. Als hij dat terugvindt, is het te laat; de winkels zijn dicht. Nu wil hij het geld te eigen bate aanwenden, namelijk voor een vlucht.Ga naar eind(12).. Echter, de nieuwsgierigheid naar de bezoeker wint het en hij keert voor de tweede maal naar huis terug, waarmee de tweede fase van de droom wordt ingeleid.
Het huis blijkt nu een feesthuis te zijn geworden met lawaai en veel visite. Er is een roep om genotmiddelen: de gast ‘verrekt van de trek in sigaren’ en de jongens willen sigaretten. Rudi moet ze echter teleurstellen: ‘Alles was dicht’. Zijn moeder komt met uitgestrekte hand een paar treden omlaag: Rudi wordt behandeld als een boodschappenjongen.Ga naar eind(13).. Hij mag de genotmiddelen wel verschaffen. maar mag bij het genieten niet aanwezig zijn. Het is trouwens een duivels feest daarboven: ‘Een barbaars gedonder, aangevoerd door mannenstemmen, doorscheurd van meisjesgegil, overstelpt door kinderkoren, galmde door het huis; honden schenen mee te doen, ezels, katten, uilen, parkieten en kaketoes’. Bovendien ontdekt Rudi, dat hij toch nog maar één kwartje bezit, terwijl hij er zeker van is, dat hij het verloren muntje op straat heeft opgeraapt.
Na de moeder komt een ‘vriend’ hem te hulp. Deze zal met hem het kwartje gaan zoeken en leidt hem door de mist.Ga naar eind(14).. Deze mist tekent de sfeer van onbestemdheid en is typerend voor de ontwikkeling, de overgang van het oude naar het nieuwe. De vormen van het verleden ziet men niet meer, maar die van de toekomst zijn nog niet te onderscheiden. Soortgelijke situaties treft men vaak | |
[pagina 22]
| |
aan in oude Ierse teksten, bijvoorbeeld tijdens de reis van Bran en in het verhaal van Senchan Torpeist, als die zijn zoon Murgein naar koning Fergus stuurt.Ga naar eind(15).. De mist gaat steeds vooraf aan belangrijke gebeurtenissen. De betekenis van de mist als wending wordt in Gummivingers bevestigd en versterkt doordat de vriend Rudi aanpraat dat deze vandaag jarig is. ‘Ik ben niet jarig’, zegt Rudi. Uit de dialoog blijkt dat het hier inderdaad niet om een gewone verjaardag gaat in onze dagelijkse betekenis van het woord, maar om het begin van een nieuwe cyclus in het bestaan aan te duiden, een mijlpaal, een begin op een nieuwe weg, zo men wil geestelijke hergeboorte, onafhankelijk van de in werkelijkheid erkende geboortedag.Ga naar eind(16)..
De gast is tot nu toe een vrij schimmige figuur gebleven, doordat we hem in dit stadium alleen nog maar kennen uit enkele losse mededelingen van anderen. Zo langzamerhand echter begint zijn persoon zich wat duidelijker af te tekenen. Zo vernemen we over hem dat hij de sigaren van Rudi's vader niet pittig genoeg vindt. Wat dat heeft te betekenen, kunnen we nu nog niet bevroeden. Hij is een vriend van de vader en reiziger in caoutchouc-artikelen. Eens in de drie maanden komt hij op visite en zet dan het huis op stelten. ‘Geen aardige man misschien, maar onbarmhartig vrolijk, en veeleisend in die vrolijkheid’.Ga naar eind(17).. Zijn opvallendste grappenmakerij bestaat in het uitdelen van stukken gasslang die net om de vingers pasten. ‘Weldra droegen alle kinderen dan bruine verlengstukken aan de vingers, zelfs de oudere meisjes en Rudi's broer die op kantoor was; kon men de man geloven, dan liepen zijn eigen jongens ook altijd zo rond...’. Daaruit wordt duidelijk, dat het dragen van gummivingers toch niet zo'n onschuldig kinderspelletje is als het op het eerste gezicht moge lijken.
Al peinzend over de vriend van zijn vader wordt Rudi in de steek gelaten door zijn eigen vriend, die bovendien nog het kwartje meepikt. Weer een afscheid van een voorbije fase, hier van een weinig diepgaande jeugdvriendschap. Hij keert voor de derde maal naar huis terug, waarmee onzes inziens de derde fase in de droom aanvangt. ‘Misschien waren ze allemaal naar bed gegaan, op bevel van de gast, die op zijn vrolijke manier van de vrolijkheid genoeg had en over sigaren wilde dromen. Maar neen toch, daar brandde het licht, achter drie ramen, drie grote gele ramen, zwart bekruisd...’Ga naar eind(18).. Hiermee zijn we aangekomen op een voor de interpretatie gewichtig moment. Deze passage namelijk bevat dermate duidelijke aanwijzingen, dat we om een dieptepsychologische duiding eenvoudig niet meer heen kunnen. Het venster laat een andere wereld vaag doorschemeren nl. de onbewuste componenten van zijn persoonlijkheidGa naar eind(3).. Het getal drie en het licht zijn hierbij de onvermijdelijke attributen.Ga naar eind(20).. De kleur geel als de felste kleur uit het spectrum wordt in de symboliek nogal eens vereenzelvigd met principes als dynamiek en mannelijkheid en zou bij voorkeur de kleur der goden zijn.Ga naar eind(21).. Wat dynamiek en mannelijkheid betreft, geldt voor het getal drie hetzelfde. De zwarte kruisen duiden eveneens op een andere wereld, die van nà dit leven, of die van het onbewuste.Ga naar eind(22).. Achter de ramen zijn duistere schimmen zichtbaar. Er wordt gedanst. Iedereen is in de macht van de man met de gummivingers. Het geheel maakt duidelijk dat het gaat om een heidens, diabolisch feest, nog opgesloten doch kennelijk met voldoende energie en kracht ge- | |
[pagina 23]
| |
laden om naar buiten te kunnen treden om zich aan de meer oppervlakkige lagen der persoonlijkheid te manifesteren, en wat psychologisch belangrijk is, deze te veranderen.
De gast heeft duidelijk de macht in handen. Ondanks dat hij zogenaamd jarig is, is Rudi buitengesloten. Hij belt vijf minuten lang, maar wordt ook dan zelfs niet binnengelaten. De man van de gummivingers komt naar buiten. Er volgt een beschrijving van zijn uiterlijk. Hij ziet eruit als iemand die vlak voor zich een fantastische wereld ziet ontstaan en daarin handelend moet optreden.Ga naar eind(23).. Hij is een ambivalente figuur: naast een lomp besneden gezicht en een vrij ploertige knolneus, bezit hij een hoogmoedige, hoekig breekbare kin, die men zich achter de fijnste jabot had kunnen denken. Wij leren hem nogmaals nadrukkelijk kennen als iemand van twee werelden en met twee karakters. Eerst blijft hij nog onpersoonlijk: hij noemt Rudi met een andere naamGa naar eind(24).. Psychologisch gezien duidt dit op het feit dat de man Rùdi nog vreemd is, hij is de manifestatie van een onpersoonlijke (collectief-) onbewuste kracht, een diabolische figuur uit zeer, diepe lagen van het onderbewuste. De man wijst op de betekenis van de gummivingers; Ersatz, surrogaat dus. Wij vragen ons hierbij af waarvoor de gummivingers surrogaat zijn. In ieder geval moeten ze tegenover de buitenwereld getoond worden en staat de rauwe, mannelijke geur ervan Rudi tegen. Dit duidt dus op de schijnmannelijke fertiliteit. het rauw sexuele dat voor de buitenwereld kennelijk zo van importantie is. Associatie met condoom zou psychoanalytisch gezien zeker in verband met de vinger waar het gummi om past voor de hand liggen, doch de tekst zelf staat dit niet toe, hoewel de relatie van sigaar als genotmiddel die de gummivingers overbodig maakt (zie later) in dezelfde richting kan wijzen. We willen en passent wijzen op een andere (analytische) dieptepsychologische benadering, namelijk die van vingers in verband met de ithyphallische HermesGa naar eind(19)., een symbool waarin de scheppende kracht van de god Hermes in tegenstelling tot de aardmoeder heel duidelijk benadrukt wordt; in de eerste plaats wordt phallus van oudsher verbonden met scheppende kracht en vingers op een ander niveau eveneens. Hoe dan ook zijn gummivingers kennelijk surrogaat voor de echt mannelijke en dynamisch scheppende kracht.
Het feit dat het gummi het huwelijk van de ouders in stand houdt (zie later) benadrukt de oppervlakkigheid van de ouderlijke relatie.
De man neemt hem nu mee naar de periferie, niet naar het centrum. Rudi moet erkennen, dat hij zijn kwartjes kwijt is. De diepere betekenis van die kwartjes wordt nu verklaard: ‘Het hele begrip kwartje heeft al iets onwaarschijnlijks. Tussen dubbeltje en gulden, tussen servet en tafellaken - wie zal de plaats van een kwartje bepalen. Daarom rollen ze ook zo bliksems makkelijk weg: omdat ze niet weten waar ze thuishoren’. Tussen servet en tafellaken: dat is de karakteristiek van de kwartjes. Ze duiden met andere woorden op de ontwikkelingsfase tussen kindsheid en volwassenheid. Dit is in overeenstemming met de duiding van de tocht door de mist.Ga naar eind(26).. Deze laatste representeert immers, zoals we hierboven al hebben gezien, ‘la période transitoire entre deux états’. Rudi verliest dus zijn halfwasscnheid. Hij viert vandaag in die zin zijn verjaardag, dat hij | |
[pagina 24]
| |
begint aan een nieuwe fase in zijn leven: ‘men zei dat je vandaag jarig bent...’. De gast suggereert dat dat niet de echte reden van het feest is. Dàt is zijn eigen komst, die de wending op gang brengt.
De derde fase in de droom wordt gekenmerkt door gespletenheid: ‘In de mist staken zij een brede heirbaan van beton over, met lange, brokkelige spleten en een band in het midden, grandioos voorwereldlijk van structuur. Het blonk, het was glad en ferm en toch opengereten; het was gruwelijk’. Dit is symbolisch voor wat zich afspeelt met betrekking tot de persoonlijke relaties, want hoewel de vertrouwelijkheid met de man groeit, vindt de grote verscheuring, de separatie van de ouders plaats. Psychodynamisch beschouwd wordt psychische energie (libido) geinvesteerd in het ouderbeeld op het imago van de vriend van vader overgedragen, een belangrijke verschuiving die de verdere voortgang van het separatieproces mogelijk maakt. ‘De gummihand nog steeds op Rudi's schouder gedrukt als om te verhinderen, dat de jongen van schrik omhoog zou springen, verbrak hij eindelijk de stilte met de vraag of Rudi iets afwist van het huiselijk leven van zijn ouders. Dat die een slecht leven samen hadden, zei hij, was Rudi misschien onbekend, hoewel de mensen er schande van spraken’.Ga naar eind(27).. Dit is nieuw voor Rudi, maar hij ziet de verdeeldheid van zijn ouders nu wel onder ogen. De taak van de gast zou zijn hen met behulp van oppervlakkige lol bij elkaar te houden, hoewel de man zelf helemaal niet vrolijk blijkt te zijn.
Plotseling hoort Rudi een ‘halt’.Ga naar eind(28).. Dit markeringspunt luidt de vierde fase in de droom in. ‘Tot nu toe had de man gemoedelijk en uitvoerig gesproken, met een zekere luimigheid als om de tijd te doden; nu evenwel trad hij handelend op’. Zijn tweede karakter dus, dat van de man die nieuwe werelden moet doorvorsen. En ze gaan dan ook door onbekende gebieden. Nu vallen de gummivingers af: het uur der waarheid is aangebroken. Ook de sigaren (het mundane genot) is niet meer nodig. Op dezelfde weg waar Rudi zijn ouders had ontmoet, komen die nu weer aan, heel zwart.Ga naar eind(29).. ‘Hij meende te bespeuren, zo schuin van achteren, dat zijn ouders ingevallen, ja, half vergane gezichten hadden, met happen en hoeken eruit, alsof zelfs het skelet niet meer deugde. Doodskoppen, in de modderige holten waarvan halmpjes en grassprieten groeiden, ja, hij zag ze, de hampjes en grassprieten!’ De man heeft hem het geheim laten zien: de dood. Rudi laat in zijn geest zijn ouders sterven, om zichzelf te bevrijden.
Wat Rudi met hulp van zijn leider duidelijk geworden is omtrent de ouders doet het afscheid, de scheiding, bij hem vergemakkelijken; meer dan dat: de droom heeft hier een sterk wensvervullend karakter. De bij kinderen meer of minder onbewust nogal eens gewenste dood van de ouders terwille van de eigen vrijheid wordt hier gerealiseerd. Over het algemeen een zeer angstig makende wensvervulling, zoals ook in dit verhaal tot uiting komt, en het kind doet ervaren dat het niet onverdeeld gunstig is de vrijheid langs deze weg te zoeken. ‘Nu was er storm, storm, die alles omverwierp, en waaraan zijn zwak jongenslichaam geen weerstand meer vermocht te bieden’. Storm is als een openbaring waardoor de godheid zijn macht tot uitdrukking brengt, met name de verbolgenheid en de tuchtiging.Ga naar eind(30).. Rudi is er niet tegen opgewassen. Zijn droom is ten einde. Hij | |
[pagina 25]
| |
ziet in, dat men nooit in de avond, maar altijd in de ochtend moet vluchten. Dat is immers de tijd van de goddelijke gunstenGa naar eind(31)., van het onbedorvene, van de belofte en van het paradijselijke leven. Dan heeft men nog vertrouwen in zichzelf en in anderen, in het bestaan. In de avond daarentegen treden de verborgen en gruwelijke aspecten van het leven naar voren, zaken die niet zonder schade de psyche van de persoon voorbij gaan.
Na de weergave van het verhaal en enkele toelichtingen willen wij de wereld daarvan verlaten om te kunnen wijzen op relaties met de persoon van de auteur. Er zijn inderdaad enkele verbanden te leggen. In de eerste plaats met een ander onderdeel uit zijn oeuvre. Dat betekent dat de grens van het verhaal ‘Gummivingers’ overschreden wordt en via de auteur naar dat andere werk wordt gekeken. We doelen op een passage uit ‘Kind tussen vier vrouwen’, de kroniek van een jongensleven.Ga naar eind(32).. ‘Een half jaar geleden hadden zijn ouders bezoek gekregen van een zakenvriend van vroeger, of nog een heel ver familielid, dat wist hij (Anton Wachter) niet zeker. De hele dag bleef hij, en hij werd al gauw zo'n held in Anton's ogen, dat hij zijn vader haast verdrong (cursivering van ons). Anton kreeg een stuk van een gummislang, dat hij aan zijn vingers kon doen; en meneer van Dijk zei, dat zijn jongens thuis rondliepen met aan iedere vinger één, wat een potsierlijk gezicht opleverde. En nog andere verhalen deed hij, allemaal even boeiend; zijn ouders...’. In de tweede plaats: op pagina 164 (noot) van Het wezen der angstGa naar eind(33). noemt Vestdijk zijn novelle ‘Gummivingers’ als voorbeeld van het terugkeren van het angstaanjagende, waardoor een oorspronkelijk angstobject bijna bovennatuurlijk wordt, zich ontwikkelt tot een soort demon, ‘bekleed met alle onweerstaanbare macht, die men het zelf heeft verleend’. Bedoelde passage maakt deel uit van een betoog over de ‘subjectivering’ van voormalige, dat wil zeggen verdrongen angstobjecten, waarvan het psychische beeld is opgelost, waardoor een vacuüm is ontstaan dat echter het angstaanjagende karakter heeft behouden en onder daartoe geschikte omstandigheden weer kan worden geprojecteerd, ‘zelfs tot zijn oorspronkelijke gedaante’. ‘De angst moet dan wel verschrikkelijk zijn, want het herleefde object trekt alle angstenergieën tot zich, die tijdens het subjectiveringsproces, waarin de gehele ziel, met al haar begeerten, angsten, dromen deelnam, mobiel zijn geworden’. (cursiveringen van ons). Onzes inziens zou de subjectivering iets exacter te benaderen zijn indien men stelt dat het subjectiveringsproces ‘waarin de gehele ziel etc. deelnam’ erg vaag omschreven is. Namelijk uitingen als ‘de gehele ziel’ zijn literair wel te verdedigen, wetenschappelijk veel minder. Beter is het voor te stellen dat elementen uit het persoonlijke onbewuste (het verdrongen angstobject) kunnen worden geabsorbeerd, geassimileerd door aansluitende elementen uit het collectief onbewuste, door archetypische patronen die het oorspronkelijke verdrongene in het algemeen een numineus, gruwelijk karakter kunnen geven.Ga naar eind(35).
Zo staat in dit verhaal de zakenvriend centraal evenals in de door ons aangehaalde passage uit de roman Kind tussen vier vrouwen. In de laatstgenoemde in de nog kinderlijke geest van Anton Wachter zou hij die vader bijna van diens oppermachtige plaats gezet hebben. Het is waarschijnlijk dat dit van plaats verwisselen | |
[pagina 26]
| |
voor de jongen Anton Wachter heftige emotionele problemen teweeg zal hebben gebracht. Dat de vereerde vader niet meer de grote held zou zijn maakt allerlei ambivalente gevoelens mogelijk ten aanzien van dezelfde vaderfiguur. Deze libidoverschuiving van vader naar vriend vindt in Gummivingers wel plaats, bewust zou Anton Wachter dit nooit of nauwelijks hebben willen erkennen. Met andere woorden deze problematiek met de devaluatie van de vaderfiguur moet hij voor eigen gemoedsrust verdringen, onbewust maken. Deze persoonlijke problemen worden echter niet zonder meer met rust gelaten, doch gevoed ‘door de gehele ziel, met al haar begeerten, angsten, dromen’, zoals in Gummivingers inderdaad het geval is. Kortom, diepere lagen van de persoonlijkheid verwerken het probleem: de reiziger wordt tot psychopompos, leider der ziel, een man met diabolische krachten, geen oppervlakkige vriend van de vader, doch voor eenmaal een ware vriend van de dromer, deze reddende uit de banden van de benauwende ouder-kind relatie.
Waarschijnlijk zijn er in het oeuvre nog veel meer parallellen aan te wijzen, zij het misschien wat minder evidente. Men zou bijvoorbeeld kunnen denken aan het vroege overlijden - in het werk! - van de vaderfiguur. We beschikken ook nog over een autobiografisch gegeven dat in dit verband van belang is. Mevrouw Vestdijk heeft ons verteld, dat haar man bij herhaling gedroomd heeft over een achtervolging door een hand met ‘gummivingers’!
Uit dit alles menen wij te mogen concluderen, dat de man met de gummivingers voor Vestdijk een belangrijk psychisch fenomeen is geweest, de belichaming van het een of ander principe. De vraag is nu welk principe dat is.
Wij geloven, dat men dat het beste zou kunnen karakteriseren, zoals al even boven aangeduid, met Hermes psychopompos. Hermes immers beheerst slaap en dromen. Hij is de begeleider van de schimmen naar de onderwereld en als god van de individuatie (zie Jung's Symboliek van de Geest) de opvoeder van de jeugd. Dat is de grote lijn in het verhaal, die onzes inziens op zich al duidelijk genoeg herkenbaar is. Wij willen echter nog op twee soorten gegevens wijzen, namelijk de figuur van Hermes in ander werk van Vestdijk en andere kenmerken van dit archetype, die ons uit de overlevering bekend zijn en ook in de man met de gummivingers herkend worden.
In Vestdijks Grieksche sonnetten zijn opgenomen de gedichten Hermes Psychopompos en De Diefstal van Hermes.Ga naar eind(34).. Van het eerste gedicht geven we de eerste strofe: Al zwaaiend met zijn staf lokt hij de zielen,
En danst hen voor onder een vroolijk lied;
Zij piepen schril, volgen hem op de hielen,
En hij vergeet de achterblijvers niet...
Maar evenmin als de lollige gast is ook deze Hermes écht vrolijk: | |
[pagina 27]
| |
Maar allen voelen het: zijn oog staat droever...
De belangrijkste klassieke bron waaruit de figuur van deze god ons bekend is, is de Homerische hymne aan Hermes. Hierin is Hermes degene die de reiziger de weg wijst, de god van de weg, die weigert vast te verblijven in de stad. Hij treedt ook op als een parasiet van de andere goden en als de vindingrijke, zoekende geest. In de Ilias is hij ook de bode van de goden en de gids van de doden op hun reis naar de onderwereld. In de Homerische hymne is hij een vrolijke grappenmaker, in zang XXIV van de Odyssee roept hij de zielen van de vrijers tot zich. Hij raakt hen aan met zijn mooie gouden staf en geleidt hen door de diepte van een geheimzinnige grot naar de weide van Asphodelos, waar zich de schimmen van de overledenen ophouden. Onzes inziens is de parallellie van Vestdijks man van de gummivingers met de klassieke Hermes wel duidelijk.
Als archetypische god van de individuatie die de persoonlijke gestalte van de vriend absorbeerde (‘subjectiveerde’) lokt hij met zijn gummivingers (verwant aan de staf) Rudi weg van de ouders en maakt de separatie in psychologische zin mogelijk.
Opmerkelijk is dat dit hier, weliswaar niet zonder schade, gelukt, geheel in tegenstelling tot de mislukte individuatie in De Redding van Fré Bolderhey. Waarschijnlijk is dit gelegen in het feit dat deze separatie met behulp van de ‘hermetische’ principes geschiedt en niet volgens die van het anima archetype, waarbij, zoals ook bij Fré Bolderhey, meer nadruk valt op lichamelijke sexuele problemen die onoverkomelijk blijken.Ga naar eind(2).. In Gummivingers wordt deze weg vermeden, slechts zijdelings met wat vage afschuw aangeduid. Op deze en aanverwante problematiek komen we nog bij de dieptepsychologische analyse van Fré Bolderhey terug.Ga naar eind25. |
|