Vestdijkkroniek. Jaargang 1975
(1975)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
De redding van Fré Bolderhey ofwel de ondergang van Eddie Wesseling
| |
[pagina 18]
| |
De psychologische methoden kunnen echter nog verder reiken; ze zoeken naar de diepere lagen van de roman in de zin van wat de psychische ondergrond ervan uitmaakt. Binnen die psychologische methoden kan men er twee onderscheiden, de fenomenologische en de dieptepsychologische, waarvan naar onze mening de laatste het diepst probeert te graven. Men kan er interessante opmerkingen over lezen bij Norman Holland in diens artikel The Unconscious of Litterature: The Psychoanalytic Approach, dat opgenomen is in Contemporary Criticism, Stratford-upon-Avon Studies 12.Ga naar eind4. Holland ziet de auteur achter het literaire werk zo ongeveer als een patiënt die op ideale wijze verslag doet en misschien dan nog in jambische pentameters ook. De taak van de analyticus bestaat zijns inziens uit drie onderdelen, een traditionele explicatie, het herkennen van een centrale onderbewuste fantasie die d.m.v. het kunstwerk in literaire vorm is gegoten, en de psychoanalytische interpretatie. Hij legt er de nadruk op, dat de psychoanalyse voor literaire doeleinden het best werkt, als men dicht bij de tekst blijft en hij waarschuwt voor de ‘many bad psycho-literary studies’. Het artikel van Professor Beets is - zoals gezegd - fenomenologisch. Over deze aanpak willen wij nu enkele opmerkingen maken. Bakker zegt in De Geschiedenis van het Fenomenologisch DenkenGa naar eind5., dat fenomenologie de grondhouding is van het zien van en van het luisteren naar wat de fenomenen te kennen geven. Hij wijst op de Griekse afkomst van ons woord fenomeen, namelijk phainomai = ik verschijn, ik vertoon mij. De fenomenoloog als zodanig interessert zich alleen voor de dingen, niet voor wat erachter ligt. Het fenomeen zelf is het gegevene en daar blijft het bij. De fenomenologie wil daarin zeer ver gaan, zelfs tot de wereld van de prereflexieve ervaring, dat wil zeggen de onmiddellijke ervaring los van wetenschappelijke objectivering, die voor ons een onware wereld heeft opgebouwd. De fenomenoloog zoekt dus naar de ontmoeting van de mens met diens oorspronkelijke wereld. Daartoe is het noodzakelijk af te zien van wetenschappelijke vooronderstellingen, aangezien die de waarneming vertroebelen en al bij voorbaat in een bepaalde richting voeren. Beets citeert in dit verband Vestdijk zelf, voor wie fenomenologie is ‘een even onbevangen als verfijnde vorm van beschrijven op grond van filosofische en linguistische bezinning, met veel aandacht voor wat wezenlijk is en wat niet’. Het verschil met de dieptepsychologische benadering is duidelijk. Deze immers is er op gericht om uit de veelheid van gegevens de kern op te sporen, ‘the nuclear fantasy’, die vaak niet verenigbaar is met en niet aanvaardbaar voor het bewustzijn en daardoor niet of moeilijk uitspreekbaar, maar die het hele werk op onnavolgbare wijze doordrenkt. Als deze kern eenmaal is gevonden, blijkt vaak, dat fenomenen die aan de hand van andere methoden niet verklaard konden worden, plotseling een plaats krijgen met het gevolg dat de hele structuur en het erachter schuilende krachtensysteem lucide worden. Aan deze werkwijze is inherent het benutten van vooronderstellingen en de nodige theoretische voorkennis.Ga naar eind6.
In dit laatste is voor de fenomenoloog nu juist een van de cruces voor het | |
[pagina 19]
| |
accepteren van zo'n dieptepsychologische werkwijze gelegen. Hij immers streeft naar onbevooroordeeldheid. De vraag is alleen in hoeverre hij hierin zal slagen. We kunnen ons afvragen of de invloed van opleiding, milieu, vakkennis en zelfs ook van zijn stemming daarvoor al niet te groot is en of er wel bevredigende resultaten kunnen worden geboekt, m.a.w. of men niet blijft steken in een woordenspel, of in het citeren van de auteur.
Wij menen, dat met name aan dit laatste ook Beets in zijn verdienstelijke analyse niet ontkomt. Vermoedelijk is niemand beter in staat een fenomenologische descriptieve benadering van iets te geven dan een groot kunstenaar zelf. De vraag rijst dan ook, of men in het geval van zo'n fenomenologische beschrijving nog met resultaat van wetenschappelijk onderzoek te maken heeft. De kunde en de kunst van het beschrijven is de literaire kunstenaar zelf machtig. Wat moet de wetenschapper daar nu nog aan toevoegen, als hij zich niet voorneemt te zoeken naar abstracties, grote lijnen en krachten, in op het eerste gezicht ondoorzichtige structuren? Bewondering voor de kunstenaar Vestdijk is geheel terecht, maar of - zoals Allport meent - kunstenaars betere psychologen zijn dan de vaklieden van de psychologie - in dit verband dient men o.i. Vestdijk als geleerde uitdrukkelijk buiten beschouwing te laten - is zeer de vraag. Het gaat er de psycholoog immers niet alleen om een bepaald gevoel zo treffend mogelijk te beschrijven, maar ook om aan de weet te komen waar dit gevoel uit voort komt, waarom het bij deze persoon met deze levensloop zo belangrijk is en in welke relatie tot de opvoeding, de cultuur etc. deze emotie staat. M.b.v. de fenomenologische methode komt er naar onze mening weinig lijn of structuur bloot en evenmin het inzicht in wat de hoofd- en de bijzaken zijn. Beets betoogt o.m., dat de romancier evenals de ontwikkelde leek kiest voor de intuitief-begrijpende vorm van de psychologie. In het bijzonder een ingewikkelde roman als De Redding van Fré Bolderhey blijft o.i. echter daarmee volledig duister. Levert de fenomenologische aanpak bij een dergelijk object van studie vermoedelijk onvoldoende resultaten op, het is kennelijk ook voor een ervaren beoefenaar moeilijk zich aan zijn vooraf aangenomen fenomenologische houding trouw te blijven. Beets spreekt bijvoorbeeld al van een folie à deux, hetgeen niet anders dan een psychiatrisch-wetenschappelijke typering genoemd kan worden. Een andere zaak is, dat o.i. hier van een folie à deux zelfs helemaal geen sprake is.Ga naar eind7. Beets meent ook, dat het gebruik van het geneeskundig vakjargon gezien kan worden als een symptoom van Vestdijks kritische instelling en dat F.B. gelezen moet worden als een pleidooi voor humane bejegening van de geesteszieke mens. Welnu, wij geloven dat hiermee een gevaarlijk terrein wordt betreden, namelijk dat van de inlegkunde. Het leggen van een relatie met Jean Foudraine is daar ook een aanwijzing voor. Laten we Beets' interpretatie nu even volgen vanaf het begin.Ga naar eind8. Zoals bekend begint De Redding van Fré Bolderhey met de scène van de drie zwemmers. Dit is een passage die zich o.i. uitstekend leent voor een fenomenologische observatie. Beets typering ervan als een ontvaderingsproces in de grote stad, waarin alle | |
[pagina 20]
| |
vaders vreemd lijken, lijkt ons volkomen terecht. Toch zullen bij de door dit intrigerende stuk nieuwsgierig geworden lezer vragen rijzen zoals die naar de reden of de oorzaak van de ongewone zwempartij en die naar de implicaties van het aantal drie. O.i. vormt de duik in het water - we hopen dat in een volgende aflevering te verduidelijken - de sleutel van de structuur van de hele roman. Allesbehalve fenomenologisch vinden wij de interpretatie van de titel, ‘De Redding’: ‘Momenteel voelen vele jonge mensen de behoefte om lotgenoten, die in nood komen te verkeren, te helpen. De actualiteit van Vestdijks schizofrenieroman lijkt hiermee groter dan we aanvankelijk konden vermoeden.’Ga naar eind9 Het is duidelijk, dat zo de tekst van de roman geen recht wordt gedaan. Op deze manier trekt men waarschijnlijk lijnen die niet alleen de auteur zelf onbekend geweest moeten zijn, maar die bovendien niet in het boek zelf hun oorsprong kunnen vinden.
Beets beroept zich wat betreft de te volgen werkwijze op het feit dat Vestdijk zich distantieert van een methode waarin vaststaande symboolaanduidingen de hoofdrol spelen.Ga naar eind10. Voor ons is Vestdijks mening in dezen echter van geen betekenis. Men kan moeilijk staande houden dat een roman niet zou moeten worden geanalyseerd op een bepaalde manier, omdat de schrijver ervan daarvoor niet geporteerd is. Wij vrezen dat, als men wel volgens die stelregel te werk zou gaan, bijvoorbeeld de structuralistische methode, die haar waarde al overtuigend heeft bewezen, niet vaal toegepast zou mogen worden. Het onbewuste is niet voor niets onbewust en de inhouden ervan kunnen zich hullen in symbolen, waarvan de eigenaar niet wil erkennen dat ze afschaduwingen zijn van zijn eigen (gevreesde) psychische inhouden. De auteur zelf blijft liever aan de oppervlakte dan dat hij zich de dreigingen van zijn onbewuste op de hals haalt. Aanmoedigingen om op de gevoelssfeer te letten zijn terecht. Inderdaad spreken uit een hallucinatie angst, afkeer, etc.. Maar waarom er gehallucineerd wordt, blijft daarmee in nevelen gehuld. Het is dan ook wat zwak uitgedrukt te zeggen dat de symbool-aanduidingen niet geheel moeten worden versmaad.Ga naar eind10. O.i. staat de roman zo bol van symboliek, dat de noodzaak van een symbolische interpretatie zich ondubbelzinnig opdringt. Wat fenomenologisch ongrijpbaar is, komt als zodanig al voor symbolische interpretatie in aanmerking. Wat de mens niet in woorden kan vangen, duidt hij aan m.b.v. magische tekens. De godsdienstige tradities vormen daarvan een overduidelijk voorbeeld. In Fré Bolderhey wordt o.i. in een psychologische fase ongrijpbare onbewuste werkelijkheid via symboliek tot uitdrukking gebracht. Deze ‘repressed’ realiteit blijft nu eenmaal ongrijpbaar voor het fenomenologische kennen. De mens is niet alleen maar betrokken op mundane dingen. Men zou tot op zekere hoogte kunnen zeggen, dat daar waar de fenomenologische benadering ophoudt resultaten op te leveren, de symbolische interpretatie nog verder kan reiken.
De fenomenologische methode heeft nog een ander - schijnbaar onvermijdelijk - nadelig nevenaspect, namelijk dat van de ingewikkelde formuleringen, waarbij men gemakkelijk struikelt bij het kiezen van zijn woorden. | |
[pagina 21]
| |
Dat is o.i. het geval bij het termenpaar inbeelding-verbeelding m.b.t. het hallucineren.Ga naar eind11. Lexicologisch kan men bij ‘inbeelding’ twee kanten uit, n.l. die van ‘hersenschim’ en die van ‘verwaandheid’. In dit verband is natuurlijk de eerste betekenis geactueerd. ‘Verbeelding’ heeft deze betekenis eveneens. Het onderscheid is dus niet duidelijk, zeker niet in de sfeer van de hallucinatie. Wil men niet vervallen in impressionistische beschrijvingen, dan zal men dergelijke begrippen moeten verduidelijken en vooral begrenzen. Op de wijze zoals hier ‘inbeelding’ en ‘verbeelding’ naast elkaar geplaatst zijn, ontstaat o.i. een tautologie. Er zijn meer terminologische problemen. Een psychose kan als verval van kinderlijke speelwereld opgevat worden.Ga naar eind11. Wat is die kinderlijke speelwereld en wat is het verval ervan?
Ook al wordt de fenomenologische werkwijze gekenmerkt door een uitgangspunt van voorzichtigheid, als men er eenmaal mee werkt, begaat men gemakkelijk onzorgvuldigheden. Dat neemt niet weg, dat de beschrijving van Eddies psychose, die de rest van het artikel vormt, voortreffelijk is. De fenomenologie toont hier wel degelijk haar nut. Het bovenstaande is dan ook niet bedoeld als kritiek op de door professor Beets gevolgde methode en zeker niet op de voortreffelijke wijze waarop hij er gebruik van heeft gemaakt. Wat wij trachten aan te tonen is het nut en de noodzaak van belichting vanuit uiteenlopende gezichtshoeken. We zijn geneigd te zeggen, dat we een roman als De Redding van Fré Bolderhey lezen. Onze ervaring met dit boek is, dat men er als lezer door wordt meegesleept in de stroom van gevoelens en dat men daarmee de voor volledig begrip noodzakelijke afstandelijkheid verliest. Een fenomenologisch verslag van deze ervaring is in zekere zin het beste wat de lezer vermag. De literatuurkùndige daarentegen zal de behoefte bezitten in tweede instantie afstand te nemen en het hoe en waarom te achterhalen. Voor hem is invoelen niet voldoende. Hij zou dan bijvoorbeeld kunnen trachten de symbolische implicaties te achterhalen en zou daartoe bijvoorbeeld te rade kunnen gaan bij de dieptepsychologie. In een volgende aflevering hopen wij verslag te doen van onze pogingen daartoe.
Een dergelijke aanpak kan bij de lezer een zekere scepsis opwekken. Hij kan zich bezorgd afvragen of een dergelijke analyse niet een ontwijding van het literaire kunstwerk inhoudt en of het plezier van het lezen er niet door wordt bedorven. Onze ervaring is dat De Redding van Fré Bolderhey daarmee niets van zijn aantrekkelijkheid verliest. Onze bewondering voor Vestdijks boek is er alleen maar door toegenomen. We hebben het gevoel pas door de analyse met de werkelijke grootheid van de auteur geconfronteerd te zijn geworden. |
|