stemd waren, de Werfgracht, onuitputtelijk in droevige en stralende metamorfosen, de zon schitterend in het water weerkaatst, schoolgenoten van iedere dag, grond waar hij op liep, brood dat hij at, alles zong, zong...
Daarentegen scheen in het trio Ina zich van hem te verwijderen, door machten buiten haar schuld. De wereld werd koeler; bedachtzame avondhemelen begonnen zich in de muziek te welven, alsof haar ogen nu teveel waren, of juist niet genoeg; er werd geaarzeld en gemediteerd, er werd niet meer gespeeld. Ina zou weggaan, ver weg, en hem vergeten. Ze was hem vergeten. De muziek kon het nauwelijks vergoelijken...’ (blz. 426-427)
Uiteraard wordt, met de herhaling van de inzet van het menuet, de aanvankelijke toestand van geluk weer hersteld.
In dit alles spreekt niet zozeer de grote minnaar als wel de grote muziekgenieter. Men zou de situatie zó kunnen samenvatten: Anton Wachter neemt uit de realiteit van zijn bestaan precies zoveel als hij nodig heeft en spint hier dan vervolgens zijn eigen dromen (in dit geval: muzikale dromen) omheen. Wat de konsekwenties van deze levenshouding zijn geweest voor Antons latere ervaringen is bekend: Ina wordt die vreemde, stille jongen zat en stuurt hem tenslotte de laan uit. Een soortgelijk drama - zij het met nieuwe dimensies, maar toch met een vergelijkbare rol van de muziek - doet zich voor in de jaren later geschreven roman ‘De koperen tuin’.
In het begin van deze roman lijkt het er inderdaad op dat de muzikale ontwikkeling van Nol Rieske - de hoofdpersoon - het belangrijkste thema gaat vormen. Nols belangstelling voor de muziek moet zich eerst een eigen plaats verwerven, naast (of beter: tegenover) de andersoortige, plichtmatige muziekbeoefening van zijn oudere broertje Chris. In het tweede hoofdstuk vindt Nols inwijding in de muziek plaats tijdens een concert in de Prinsentuin (=de koperen tuin). Sousa's eertijds beroemde mars ‘Stars and stripes’ overvalt de kleine Nol met zoveel overweldigende kracht, dat een ware Dionysische verrukking het gevolg is.
Ook van deze muziek geeft Vestdijk een suggestieve beschrijving: ‘Pas veel later ben ik te weten gekomen wat daar gespeeld werd. Het was de Stars and Stripes van Sousa, een lang niet te versmaden mars van een vergeten beroemdheid, die, na Amerika geëlektriseerd te hebben, met Holland weinig moeite had. Hoe schetterend waren de dreigementen waarmee de componist om aandacht vroeg voor een wandeltocht van een snedig en beheerst karakter, gevolgd door een stuk zo brutaal als de beul, stralend van onbekommerdheid om god en gebod en de Amerikaanse vlag!’
Op verzoek van het publiek wordt de mars herhaald, waarbij Nol spontaan gaat dansen. Onverwachts worden zijn handen gegrepen en Trix Cuperus, de dochter van de dirigent, danst met hem mee. Welke uitwerking deze spontane dans op de jonge Nol heeft, wordt hem pas veel later duidelijk. Voorlopig is hij meer onder de indruk van de muziek dan van het meisje.
Wanneer we dit fragment uit ‘De koperen tuin’ vergelijken met het Ina Damman fragment uit ‘Kind tussen vier vrouwen’, dan vallen enkele fundamentele verschillen op. Om te beginnen is de muziek nu zelfstandiger: waar Anton de muziek nog exploiteerde, inschakelde naar eigen behoeften, daar wordt Nol onverhoeds door de muziek gegrepen en meegesleurd. Verder is Trix bepaald Ina Damman niet: haar spontaniteit maakt in Nol (die door de muziek al in hoge