Werkelijkheid of fictie?
‘O goede God’, verzucht in ‘De onmogelijke moord’ de hoofdpersoon, die zelf een schrijver is, ‘verlos de romanschrijvers van hun identificatieneigingen...’
Hiermee begint het opstel ‘Identificatie en isolement’ van de heer M. Hartkamp. De hoofdpersoon wordt in het algemeen vereenzelvigd met de schrijver, heeft mijnheer Hartkamp onlangs meegedeeld en in zijn eerstgenoemde opstel heeft deze schrijver, Vestdijk, een ‘alter ego’, Anton Wachter. Van Anton Wachter wordt de identificatiedrang, meer dan die van alle andere hoofdpersonen, op meer fundamentele, dieperliggende, gevoelsstrukturen teruggevoerd. Dus, de meest volledige vorm van de door M. Hartkamp besproken identificatiedrang is te vinden bij de hoofdpersoon van ‘Vestdijks autobiografische, achtdelige Anton Wachtercyclus’.
Zo wordt -impliciet- die identificatiedrang ‘kernthema van Vestdijks werk’, herleid op de persoon van Simon Vestdijk. Desondanks voelt de auteur van het overigens interessante opstel zich ‘verdacht’ gemaakt - geladen term-, als er wordt gewezen op de parallellie met een biografische benadering van het literaire werk. En dit gevoel verdacht te worden gemaakt, brengt mijnheer Hartkamp tot een wat scherpe reactie op ‘Verkenningen in S. Vestdijks roman Het Glinsterend Pantser’.
Verkenningen op terrein dat vaker is betreden moeten er wel toe leiden dat men op sporen van voorgangers stuit. De vrijheid blijft om die te volgen of een andere richting te kiezen, maar de keuze moet wel worden verantwoord. Dat is ook de bedoeling van een passage die door mijnheer Hartkamp op zodanige wijze is geínterpreteerd, dat hij er de speels berijmde aanduiding van zijn standpunt mee rechtvaardigt. Een wat zorgvuldiger lezing van de gewraakte passage zou de, in de kontekst meest voor de hand liggende betekenis recht gedaan hebben: spoor en richting behoren beide toe aan wie gewend zijn autobiografische kwaliteiten aan het werk van Simon Vestdijk toe te kennen. Die kwaliteiten zijn ook het uitgangspunt van mijnheer Hartkamp, zoals hier voor is aangetoond.
Er wordt, dat is verheugend, door de heer Hartkamp prijs gesteld op discussie. Zijn voorwaarde, dat die discussie dieper inzicht oplevert, is aanvaardbaar. Maar dan heeft de discussiepartner wel het recht te verlangen dat zijn woorden een wat zorgvuldiger interpretatie krijgen. Ook kan het niet zonder de bereidheid misverstanden op te helderen waar dat nodig is. Bij voorbeeld de uitspraak ‘Mijn benadering kan slechts worden afgewezen als (of beter: voorzover) zij tot aanvechtbare konklusies leidt’. Als dit betekent dat er niets waars hoeft te schuilen in de benadering, d.w.z. in de opeenvolging van samenhangende uitspraken, zolang de konklusie niet aantoonbaar onjuist is, wordt onduidelijkheid bij voorbaat gerechtvaardigd.
Niemand hoeft in het spoor van een ander het terrein in te gaan, maar het eenmaal gekozen pad moet wel duidelijk worden bebakend. Er is ook niets tegen een zo ambitieuze onderneming als het vaststellen van het kernthema in Vestdijks werk. Wel wordt het wat problematisch wanneer dit kernthema op de auteur wordt herleid tijdens de bestudering van zijn werk, zodat bij elk volgend onderzoek in een ander deel van dat werk de eenvoudige vaststelling dat hij het gemaakt heeft al voldoende grond zou zijn, er weer dat kernthema te verwachten. Begrippen als ‘hoofdpersoon’,