Verzameling van gezelschaps-liederen(1839)–Anoniem Verzameling van gezelschaps-liederen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende No. 111. Lot van den Middelstand Wijze: Alle mooije Meisjes komen enz. Laat anderen hun' hoogen staat verheffen, - Roemen op rijkdom, rang en stand; Hun pogchen zal nimmer het hart ons treffen; Wij roemen op den middelstand. bis. Dat zij het hoofd met trotschen waan vrij kwellen, (Met dwazen hoogmoed in verband,) Dat zij hun eer in blinkend aanzien stellen; Wij roemen op den middelstand, bis. [pagina 101] [p. 101] Dat zij gerust in pracht en praal zich baden, Bij rijk versierd gewelf en wand; Geen hoogmoed kan het hart ons ooit verzaden, Wij roemen op den middelsland. bis. Dat anderen ook vrij, met wufte zinnen, En losgevierden toom en band, Het luid vermaak en laag gesnap beminnen, Wij roemen op den middelstand. bis. Der ruwe standen schaterend bejagen, Waar 't hart voor 't ruimst genieten brandt, Zal nooit het merk van onzen bijval dragen; Wij roemen op den middelstand. bis. Of zouden wij, verblind, naar 't volöp trachten, 't Welk spier en zenuw overspant! Neen, onze kring blijft steeds die drift verachten; Wij roemen op den middelstand. bis. Geen valsch genot kon immer ons bekoren; Nooit boden wij aan twist de hand, Want steeds was weeld' een heilloos lot beschoren: Wij roemen op den middelstand. bis. Neen broeders! blij-vereende feestgenooten! Nooit word' uw' heilstaat aangerand! En wenschen wij geen knellend rang-vergrooten, Maar duur van onzen middelstand. bis Laat ons, met vreugd, dan foestbokalen schenken, En grijpen die met hart en hand! Terwijl wij, vrolijk, thans den lof gedenken, Van onzen gulden middelstand! bis. Vorige Volgende