Verzameling van gezelschaps-liederen(1839)–Anoniem Verzameling van gezelschaps-liederen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende No. 103. Het Meisje en de Drie Bloemen. Vroeg in den morgen een meisje ging Verlaten heen en weder, Haar tranen vielen in 't jonge gras, De blikken sloeg zij neder. Drie bloemen hadden daar onderling Een bed in 't mos gekozen, De witte lelie, 't viooltje blaauw, En de schoonste der rozen. ‘Ik groet u,’ sprak ze, ‘gij bloementrits, Beeld der smart die mij griefde! Hier bloeit naast de onschuld de ed'le trouw En 't rozenrood der liefde. ‘Een minnaar had ik verlaten kind, Hem wijdde ik 't jonge leven, Hij stal mij liefde en onschuld en trouw, Wil die niet wedergeven!’ En tot haar zagen de bloemen op En vingen aan te spreken; ‘Ach kind die bloeijen zoo teêr als wij, En welken, als zij breken.’ Vorige Volgende