Verzameling van gezelschaps-liederen(1839)–Anoniem Verzameling van gezelschaps-liederen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] No. 83. Aria. Deez' aard schenkt twee bekoorlijkheden, De schoone Trouw en 't moedig Paard. D' een mint men om haar poez'ligheden, Een anderen om zijn snelle vaart. D' een kan ons op het dons bekoren, Den anderen ons voldoen op 't veld; Doch die ze beiden toebehooren Heeft nooit bezwaard te zijn met geld. D' een kust u, weet u 't hart te streelen: Dit meisje zingt een zachte toon; Met haar zult gij uw schatten deelen, Voor zoo veel liefde zoo veel schoon. In hare poez'lige arm gestrengeld, Ontziet gij, om die gunst, geen goud; Terwijl zij om uw schijven hengelt, Wordt gij op uw vermogen stout. Die rijden wil past op zijn handen, Die minnen wil past op zijn geld, Deez' wet is reeds in alle landen Aan ieder van ons lang bekend. Want rijdt gij eens het spoor bezijden, Of heeft de min u in de val, Dan vloekt gij 't minnen en het rijden, Een lege beurs bekroond het al. Vorige Volgende