Verzameling van gezelschaps-liederen(1839)–Anoniem Verzameling van gezelschaps-liederen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende No. 71. Verlangen. Wat toeft gij, die, in 't eenzaam duister, Gelijk een engel voor mij zweeft! Wat toeft gij, die me een zacht gefluister Als mij bestemd, verkondigd heeft! bis. Ik reik, van zoeten waan bedrogen, Mijne armen naar uw beeldt'nis uit, Zij deinst terug, zij is vervlogen, En laat me alleen der smarten buit! bis. Wat toef gij, dat een vruchtloos haken, Als middagbrand, mijn bloei verzeug, Zal nooit! ach nooit, de stond genaken, Die u mijn wenschen tegenbreng! bis. Genees het hart, aan u geschonken, Eer 't in zijn duldeloos wee verkwijn; En laat, uit uwe hand gedronken, Mij 's levens kelk tot vreugde zijn! bis. A.C.W. Starinch van den Wildenborch. Vorige Volgende