Verzameling van gezelschaps-liederen(1839)–Anoniem Verzameling van gezelschaps-liederen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende No. 56. Het genot des Levens. Wijze: Hoe heerlijk rijst de morgen; of: Mich fliehen alle Frenden. Genieten wij het leven, Zoo lang ons d' aarde draagt; Hij, die 't ons heeft gegeven, Is die 't genot ook vraagt, 't Ontwijken van de levensvreugd Is 't kenmerk niet van echte deugd, Die adelt waar zij leeft; bis. Want alles roept ons tegen: Geniet wat God u geeft! Het koeltje dat door 't lover Met zoet gefluister speelt, Brengt ons de geuren over, Waarmeê de bloem ons streelt, Natuur wijd ons haar shoone dos, De wijnrank d' opgezwollen tros, Die ons haar sappen biedt; bis. En alles roept ons tegen: Weest dankbaar en geniet! Genieten schenkt gevoelen, Gevoelen schenkt de deugd; De deugd is ons bedoelen, De bron van nieuwe vreugd. Die altijd ontevreden mort, Nooit door 't genot gezaligd wordt, Kent zijn bestemming niet; bis. Want alles roept ons tegen: Weest dankbaar en geniet! [pagina 56] [p. 56] Als onze tranen vlieten, Op 't somber grafgesteent', Kan nog het hart genieten, Hoezeer het oog ook weent. De traan vloeit om het droef gemis, De ziel weet dat zij eeuwig is, Verheven boven 't lot; bis. 't Bewustzijn van 't hereenen, Schenkt zelfs bij 't graf genot. Vliedt dan onze aardsche vreugde Met onze dagen heen, Het loon van onze deugden Is boven - geen geween. Daar smaken wij het reinst genot, Dat streelt de ziel het zaligst lot, Dat haar bestaan ons biedt; bis. Daar roept ons d' Engel tegen: Weest dankbaar en geniet! Vorige Volgende