Verzameling van gezelschaps-liederen(1839)–Anoniem Verzameling van gezelschaps-liederen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] No. 45. De Vergenoegde Landman. Arm en nedrig is mijn hutje, Maar de rust en eenigheid Woont er in, bij elken voetstap Teekent zich tevredenheid, Laat de liefde bij ons wonen, Die ons niet dan bloemen biedt; Dan benij ik zelfs den vorsten Hunne kroon noch glorie niet. Als mijn wijfje mij aan 't harte Vrolijk als een engel rust, En zich wiegend in mijn armen, Nu eens scherist, dan streelt en kust; Als ter zijde van mijn hutje 't Zilver beekje ruischend vliedt, En de maan ons dan beluistert, God hoe dankt u dan mijn lied. Met een kus doet zij me ontwaken; Reeds bij de eerste morgenstraal Juicht ze 't blijde zonlicht tegen, Zit met mij aan 't ochtendmaal; Spoed haar dan, van dart'le kind'ren, Naar den arbeid blij van van ziel, Spint het vlas, dat ik haar bouwde, Op haar vaardig snorrend wiel. Zij is altijd blij en lustig, Als ze iets teeders mij vertelt; O wat is die man gelukkig, Die zich nooit om rijkdom kwelt. Arm en nedrig is mijn hutje, Want de vrede woont er in. God geef mij altijd dien zegen, Dat ik vergenoegdeid min. Vorige Volgende