Verzameling van gezelschaps-liederen(1839)–Anoniem Verzameling van gezelschaps-liederen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] No. 31. De Bemoedigde Ambachtsman. Het lieve schostuur slaat te regt, ja slaat te regt, De wensch van d' ambachtsman: Nu in de schaduw neêrgelegd, Hoe smaakt de rust mij dan! bis Het was van daag zoo vreeslijk heet, zoo vreeslijk heet, Er liep van toen 'k begon, Van mijn gezigt een stroom van zweet, Als lag in 't hoofd een' bron. bis. Wat de arme man niet lijden moet! niet lijden moet! Voor die niets doende liên, Die wij, door lout're overvloed, Zich moede rusten zien! bis. 'k Dacht dikwijls, (dan, 'k had ongelijk, 'k had ongelijk, Hetgeen ik gaarn erken) Waarom of ik ook niet zoo rijk Als zulke nienschen ben! bis. Maar mij viel in: God vond het goed, God vond het goe Dat is u toch bewust, En 't stukje brood smaak dien slechts zoet Die na den arbeid rust. bis. Met allen is 't na korten tijd, na korten tijd, Op de aarde toch gedaan, Dan vangt, ter vrolijke eeuwigheid, Be heilige avond aan, bis, Daar zijn wij allen weer gelijk, ja weer gelijk, Daar kent men druk noch kruis, Het werk is af, en arm en rijk Gaat om zijn loon naar huis, bis. Vorige Volgende