No. 2. Volkslied.
Wien Neêrlands bloed door de aders vloeit,
Van vreemde smetten vrij;
Wiens hart voor Land en Koning gloeit,
Verheff' den zang als wij:
Hij stell' met ons, vereend van zin,
Het rond en hartig feestlied in
Voor Vaderland en Vorst. bis.
De Godheid op haar' hemeltroon,
Houdt gunstig ook naar onzen toon
Zij geeft het eerst, na 't zalig koor,
Het rond en hartig lied gehoor,
Voor Vorst en Vaderland. bis.
| |
Stort uit dan, Broeders! een van zin,
Dien hoog verhoorden kreet;
Hij telt bij God een deugd te min,
Die Land en Vorst vergeet;
Hij gloeit voor mensch en broeder niet,
Die koel blijft bij gebed en lied
Voor Vaderland en Vorst. bis.
Ons klopt het hart, ons zwelt het bloed,
Bij 't rijzen van dien toon:
Geen ander klinkt ons vol gemoed,
Ons kloppend hart zoo schoon:
Hier smelt het eerst het dierst belang,
Voor allen staat-en stand,
Tot één gevoel in d' eigen zang
Voor Vorst en Vaderland. bis.
Bescherm, o God! bewaak den grond,
De plek waar onze wieg op stond,
Waar eens ons graf op staat;
Wij smeeken van uw vaderhand,
Behoud voor 't lieve Vaderland,
Voor Vaderland en Vorst. bis.
Bescherm hem, God! bewaar zijn troon
Op duurzaam regt gebouwd;
Blink' altoos in ons oog zijn kroon
Nog meer door deugd dan goud!
Steun gij den schepter dien hij torscht,
Bestier hem in zijn hand,
Beziel, o God! bewaar den Vorst,
Den Vorst en 't Vaderland. bis.
Van hier, van hier wat wenschen smeedt
Voor een van twee alleen:
Voor ons gevoel, in lief en leed
Verhoor, o God! zijn aanroep niet
Wie ooit het scheiden dorst,
Maar hoor het één en eigen lied
Voor Vaderland en Vorst! bis.
Dring luid van uit het feestgedruis,
Bewaar den Vorst, bewaar zijn huis,
Doe ons, ons laatst, ons jongst gezang,
Dien eigen wensch gestand:
Bewaar, o God! den Koning lang
En 't lieve Vaderland. bis.
|
|