Verzameling van 46 differente gezelschaps-liederen. Deel 2
(1838)–Anoniem Verzameling van 46 differente gezelschaps-liederen. Deel 2– AuteursrechtvrijVerzameling van 46 differente gezelschaps-liederen. Deel 2. H. Moolenijzer, Amsterdam 1838
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Meertens Instituut, signatuur: 3978 gesloten kast A 12 (1)
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Verzameling van 46 differente gezelschaps-liederen. Deel 2 uit 1838. Het betreft een tweede deel van Verzameling van gezelschaps-liederen, uit de oude doos: op bekende wijzen uit 1838. De paginering loopt na het eerste deel in dit tweede deel door.
redactionele ingrepen
p. VII: advertenties zijn niet opgenomen. Pagina VII is hierdoor komen te vervallen.
p. 84: uw → u, ‘Moog' u den Hemel geven’
p. 84: studeuten → studenten, ‘Studenten leeft te vreên.’
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. II, IV, VI) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina I]
VERZAMELING
VAN
GEZELSCHAPS-LIEDEREN.
[pagina III]
VERZAMELING
VAN
46 DIFFERENTE
GEZELSCHAPS-LIEDEREN, UIT DE OUDE DOOS.
Tweede en laatste Stukje à 45 Ct.
TE AMSTERDAM,
BIJ H. MOOLENIJZER,
1838.
[pagina VIII]
INHOUD.
van het Tweede en Laatste Bundel.
Bladz. | ||
---|---|---|
No. 30. | De Eer der Stoomboot bezongen. Ziet daar gints Merkurius komen | 65. |
No. 31. | Aria. Men moet de Vrouwen streeken mijden. | 67. |
No. 32. | De smeekende Minnaar aan zijn Minnares om Wederliefde. Kan men wel iets zoeter vinden. | 68. |
No. 33. | Een Nieuw Lied. Wel waar of mijn Rozalintje blijft. | 69. |
No. 34. | Afscheid van een Jongman en eene Jonge Dochter. Adieu schoon Rozalinde! | 71. |
No. 35. | Een Nieuw Lied op de Smeedende Smid. Wilt gij weten een historie. | 73. |
No. 36. | Een Nieuw Lied. Ach hoe schoon van wat vermogen. | 75. |
No. 37. | Het verdraagzaam Leven van een Mensch. Zullen dan mijn levensdagen | 76. |
No. 38. | Het te laat Berouw van een Jager. Daar zou 'er een Jager uit jagen gaan. | 78. |
No. 39. | Zamenspraak tusschen een Jager en een Herderin bij haar Spinnewiel | 79. |
No. 40. | Een Nieuw Lied. Waar of thans Annemie nu zit. | 81. |
No. 41. | Een Nieuw Lied, of de Nuttigheid der Studenten. Jehovivat! Jehovivat! | 82. |
No. 42. | Een Nieuw Lied, op het Leven van Dronken Piet. Kom vrienden hoort eens na dit lied. | 84. |
[pagina IX]
Bladz. | ||
---|---|---|
No. 43. | Een Nieuw Lentelied. Daar het vermaak in ons genugten. | 87. |
No. 44. | Een Nieuw Lied, op alle Lieve Mooije Meisjes. Mooije Meisjes, mooije bloemen | 88. |
No. 45. | Een Nieuw Lied, van een Schevenings Meisje. Daar kwam een Meisje van Scheveningen aan. | 89. |
No. 46. | Een Nieuw Lied, op een Knorrige Jufvrouw, tegen haar Meid, Dochters en Man. Wanneer zal het water koken. | 91. |
No. 47. | Aria. Ik was op een duistre naren toren. | 94. |
No. 48. | Een Nieuw Lied. Laat vrij de Politiken spreken. | 95. |
No. 49. | Aria. Wat ziet men in deez' huwlijks dagen. | 96. |
No. 50. | Een nieuw Lied, op het Vermakelijk Buitenleven. Smorgens als de zonnestralen. | 97. |
No. 51. | Een nieuw Lied, op het Vinkje van Pierlala. Als Pierlala met min doorwond. | 99. |
No. 52. | Een nieuw Lied op de Jaloersche Vrouw. Men is jaloers als men gaat paren. | 100. |
No. 53. | Tegenzang op de Jaloersche Vrouw. Een man of vrouw met grijze haren. | 101. |
No. 54. | Klaaglied van een Minnaar, welke door zijn Beminde is bedrogen. Elize 'k zag u en ik minde. | 103. |
No. 55. | Aria uit het Geschenk. Een rijk Heer minde mij helaas. | 104. |
No. 56. | Aria. Ik was op een duistere nare avond. | 105. |
No. 57. | Een nieuw Lied. Indien ik eenmaal met genoegen. | 106. |
No. 58. | Aria uit het Dorps-Pleidooi. Ik kan mijn hart aan geen ander geven. | 107. |
No. 59. | Een nieuw Lied. DeWereld is in rep en roer. | 109. |
No. 60. | Een nieuw Jagerslied. Het jagen dat is ja mijn leven. | 113. |
[pagina X]
Bladz. | ||
---|---|---|
No. 61. | Een nieuw Lied. Ach schoonste Rozette. | 114. |
No. 62. | Het vergenoegd Kindermeisje. Hoe vrolijk is dat meisje. | 116. |
No. 63. | De WeIvarende Boer. Wie is de Vader van het Land, de Boer. | 118. |
No. 64. | Een nieuw Lied, van Charlotte, bij het Graf van Werther. Al de vreugde van mijn leven. | 120. |
No. 65. | Een nieuw Geestelijk Klokkenslag. Een ieder moet in deze tijden. | 122. |
No. 66. | De Schoonmaakster. Ik zit hier op de stoep en wacht. | 126. |
No. 67. | Een nieuw Lied. Hij die als man zijn pligt betracht. | 128. |
No. 68. | Een nieuw Lied van een Tuinman. Een Tuinman droef en moedig. | 129. |
No. 69. | Aria uit de Toverfluit. Bij mannen die van liefde blaken. | 130. |
No. 70. | Aria. Het zal laat worden. Neen, neen ik wil niet langer blijven. | 131. |
No. 71. | Een Aria uit de Oude Doos. Als Kloris mijn op de aarde verscheen. | 132. |
No. 72. | Een nieuw Lied. Sints ik zoo vele vrouwtjes zag. | 133. |
No. 73. | Een Minnaars Lied. O wat heb ik dwaas gedaan. | 134. |
No. 74. | De Schilder. Schilder 'k wou mijn beeld eens zien. | 135. |
No. 75. | Een vrolijk lied van een Losbol. Toen ik in het hartje was van mijn losse leven. | 137. |
[pagina 138]
De Prijs van het Eerste Stukje 30 cents, dus de beide Stukjes compleet 75 cents.