| |
| |
| |
Vergadering van 18 November 1953.
Waren aanwezig: de heren J Kuypers, Bestuurder, en M. Gilliams, Onderbestuurder;
de heren leden: Fr. Lateur, Prof. Dr. L. van Puyvelde, Prof. Dr. H. Teirlinck, Prof. Dr. J. Muls, Prof. Dr. A. Carnoy, Prof. Dr. J. van Mierlo, Prof. Dr. J. van de Wijer, L. Baekelmans, Dr. E. Claes, Prof. Dr. E. Blancquaert, Prof. Dr. Fr. Baur, Dr. W. van Eeghem, Dr. J. Lindemans, Prof. Dr. Fr. de Backer, G. Walschap, Prof. Dr. P. Sobry, G. Schmook, Dr. C. de Baere, adjunct-secretaris, Prof. Dr. E. Rombauts, R. Herreman, Prof. Dr. R. Foncke en Prof. Dr. J.F. Vanderheyden.
Hadden zich laten verontschuldigen: de heren Dr. L. Goemans, Bestendig Secretaris, en Prof. Dr. L. Grootaers.
* * *
De notulen van de vergadering van 21 October worden goedgekeurd.
* * *
Hulde aan drie leden der Academie. - Drie merkwaardige verjaardagen mochten in deze Novembervergadering niet onopgemerkt voorbijgaan: de 75ste van Prof. Dr. A. Carnoy en Prof. Dr. J. van Mierlo, de 70ste van Prof. Dr. H.J. van de Wijer. Bij deze gelegenheid nam de Bestuurder bij de aanvang van de vergadering het woord om onze collega's de gelukwensen der Academie aan te bieden.
Hij herinnerde er aan, dat Prof. Carnoy en Prof. Van Mierlo vijf jaar geleden bij hun 70ste verjaardag gehuldigd werden. Bondig schetste hij de loopbaan van beiden, daarbij wijzend op hun onvermoeibare activiteit en hun uitzonderlijk verdienstelijke arbeid op philologisch en litterair-wetenschappelijk gebied.
Van Prof. Carnoy onderstreept hij in het bijzonder de prestaties op het veld van de taalkunde, meer bepaald van de toponymie en de naamkunde in 't algemeen, die thans zijn voorkeur hebben, en waarvan de uitkomsten in twee standaardwerken werden
| |
| |
gepubliceerd, nl. Origine des noms des communes de Belgique, en Origine des noms de famille de Belgique, om niet te spreken van de talloze studies die in allerlei boeken en tijdschriften verspreid liggen. Tevens huldigt hij hem om zijn minzaamheid, zijn voorkomendheid, zijn onverstoorbaar goed humeur en zijn verdraagzaamheid, die wij wellicht het hoogst schatten omdat zij tot de wezenlijke waarden behoort van een echt democratisch bestel, zo naar het hart van de jarige. Tot besluit drukt hij de hoop uit, die aller wens is, dat de Academie zich nog lange jaren in zijn gewaardeerde aanwezigheid en werkzaamheid moge verheugen.
In Prof. Van Mierlo begroet de Bestuurder de geleerde, de soms heftige polemieker, de collega zonder wie de Academie, waar hij het beste van zijn activiteit naar voren brengt, nauwelijks denkbaar zou zijn. Hij herinnert daarbij aan zijn studie van de Middeleeuwse mystiek met Hadewijch en Ruusbroec, van de Reinaert en diens dubbel of enkel vaderschap, aan alles wat hij verder heeft geordend, geïdentificeerd, nieuw gedateerd of ook ontdekt; aan de publicatie van de geschiedenis van de Oude en Middelnederlandse letterkunde, en de tweedelige geschiedenis van de Letterkunde van de Middeleeuwen; aan zijn bijdragen over Anna Bijns, enz. Hij is er van overtuigd dat de goede roep van collega Van Mierlo afstraalt op de Academie, die hem daarvoor in alle opzichten dankbaar genegen is. Daarom gaan ook naar hem onze beste heilwensen.
Hierna richt de Bestuurder zich tot Prof. Van de Wijer. Hij schetst ook diens levensloop, en legt daarbij vooral de nadruk op zijn veelzijdige wetenschappelijke arbeid, waarvan de in 1944 ter gelegenheid van zijn 25-jarig professoraat gepubliceerde tweedelige Feestbundel een volledig beeld geeft: de oprichting, in 1925, van de Vlaamse Toponymische Vereniging te Leuven, waar hij ook de leiding op zich neemt van het Instituut voor Vlaamse Toponymie, later Instituut voor Naamkunde, dat zich weldra onderscheidt door zijn gewaardeerde publicaties en Mededelingen; zijn strijd voor de modernisering van de spelling der Vlaamse gemeentenamen, die in 1937 beslecht werd met de aanvaarding van zijn voorstellen door de officiële instanties; zijn internationale bedrijvigheid op het gebied van de onomastiek, waarvan de betekenis duidelijk gebleken is door zijn benoeming tot secretaris-generaal van het ‘International Committee of onomastic Sciences’; zijn activiteit in de Academie, waarvan hij in 1928 tot
| |
| |
corresponderend en in 1933 tot werkend lid werd benoemd en in 1944 het bestuurderschap waarnam; waarbij nog moeten vermeld worden de leiding van het thans verdwenen cultureel weekblad Nieuw Vlaanderen en zijn belangstelling voor het sociaal verdienstelijke Fonds der Meestbegaafden, waar hij sedert 1928 deel uitmaakt van de Raad van Beroep. Ten slotte looft hij de menselijke kwaliteiten van de gevierde: zijn goedheid, zijn eerlijkheid, zijn trouw, en brengt daarbij hulde aan de vriend, die altijd de nadruk legt op wat verenigt, nooit op wat verdelen kan. Ook naar hem gaan aller wensen van een nog lange en vruchtbare carrière.
Prof. Van de Wijer dankt de Bestuurder voor de waarderende woorden die hij namens de Academie tot hem heeft gericht, en vooral voor de eenvoud en gemoedelijkheid van deze hulde.
Hij verheugt er zich over, dat hem daardoor de gewone officiële wierook werd bespaard, niet het minst omdat de gevierde, als hij tot de jaren van discretie is gekomen, daarbij onvermijdelijk in petto aan eigen tekortkomingen in zijn curriculum gaat denken, die hij toch maar liefst niet in een publieke biecht wenst openbaar te maken.
Hij is zijn collega's bijzonder dankbaar voor de sympathie die zij hem bij deze gelegenheid betuigen en verheugt zich ten zeerste over de goede verstandhouding in de schoot der Academie. Hij roept daarbij de jeugdige overmoed op van zijn eerste academiejaren met de prettige herinneringen die er aan verbonden zijn; vooral echter de sombere oorlogsjaren, toen de volkomen eensgezindheid onder de toenmalige bestuursleden zwaar onheil voor de toekomst der Academie heeft kunnen voorkomen.
Hij verheugt er zich in het bijzonder over, dat hij deze zo hartelijke woorden heeft mogen vernemen uit de mond van Bestuurder Kuypers, die door zijn optreden het prestige van de Academie in zo grote mate heeft verhoogd, en wiens steun hem het vervullen van de zware internationale taak die hem werd opgedragen, heeft mogelijk gemaakt.
Hij maakt van deze gelegenheid gaarne gebruik om nogmaals hulde te brengen aan het klare inzicht van ons binnenlands erelid, Minister van Staat C. Huysmans, die door het verstrekken van een ruime staatstoelage aan het IIIe Internationaal Congres voor Toponymie en Anthroponymie (Brussel 1949), een dergelijke luister heeft verleend dat de buitenlandse congresleden met een- | |
| |
parigheid van stemmen dit land als zetel van het Internationaal Comité voor Onomatische Wetenschappen hebben uitgekozen.
Hij verontschuldigt er zich over in de loop der laatste jaren voor de Academie zo weinig te hebben gedaan; maar geeft de verzekering, dat zulks noch aan onverschilligheid, noch aan slechte wil mag toegeschreven worden, maar alleen aan overwerk op dat andere terrein, waardoor hij toch ook in enige mate tot het prestige der Academie hoopt te kunnen bijdragen.
Hij besluit met de wens dat de huidige uitstekende verstandhouding onder de leden der Academie moge blijven voortduren: in onderling begrijpen, met eerbied voor de overtuiging van anderen, viribus unitis, ten bate van Vlaanderens cultuur en wetenschap. Hij zelf zal zich inspannen om zijn taak te blijven voortzetten en stand te houden, naar het illustere voorbeeld van zijn oudere ‘jeugdgenoten’ Baekelmans, Carnoy, Teirlinck en Van Mierlo, en vooral van zijn eeuwig-jonge collega Stijn Streuvels.
| |
Mededelingen van de Bestendige Secretaris.
1. Naklank van de Ontvangst der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. - De Koninklijke Nederlandse Akademie stuurde hiernavolgende brief van dankbetuiging aan de Academie:
Amsterdam, 31 October 1953.
Geachte Collegae,
Het Algemeen Bestuur der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, hierbij sprekende namens alle leden, die het voorrecht en het genoegen hebben gehad als Uw gasten deel te nemen aan de Beets- en Dodoensherdenkingen te Brussel op 16 en 17 October l.l., heeft ons opgedragen U zijn diepgevoelde dank over te brengen voor de grootse wijze, waarop U Uw Nederlandse gasten hebt ontvangen en voor de hun bewezen hoffelijke attenties. Tevens uiten Uw gasten hun grote bewondering voor de uitstekende organisatie van hun ontvangst en verzoeken U hiervan mededeling te doen aan al degenen, die daarvoor hebben zorg gedragen. Zij maken aanspraak op onze erkentelijkheid.
| |
| |
Het bezoek, dat Uw Nederlandse collegae aan Brussel hebben mogen brengen heeft zonder twijfel bestaande vriendschapsbanden versterkt en nieuwe doen ontstaan. Wij hopen, dat deze eerste samenkomst gevolgd zal worden door andere en dat wij daardoor zullen geraken tot steeds inniger samenwerking op al die gebieden, waar gemeenschappelijk optreden gewenst wordt geacht.
Gaarne voegen wij hieraan onze persoonlijke dank toe onder het uitspreken van onze beste wensen voor de bloei van Uw Academie.
Met collegiale groeten en hoogachting.
Namens het Algemeen Bestuur der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen,
(get.) A.J. Kluyver, voorzitter.
M.W. Woerdeman, secretaris.
2. Hulde aan Prof. Dr. J. van Mierlo. - Op 25 November as., om 11 uur, wordt aan collega Van Mierlo, ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag, door enkele Nederlandse collega's een huldebundel aangeboden, waarin de studiën opgenomen zijn over de Reinaertproloog, die door hem in de Verslagen en Mededelingen gepubliceerd werden. Het bestuur zal de Academie vertegenwoordigen bij deze intieme plechtigheid, die in het Rubenshuis te Antwerpen plaats heeft. Ook de andere leden worden verwacht. De heer L. Baekelmans zal de gehuldigde namens onze Instelling toespreken.
3. Commissie voor Nederlandse Wetenschappelijke Terminologie. - De Commissie vergadert de eerste maal op Donderdag 19 November as.
| |
Mededelingen namens de Vaste Commissies.
I. - Vaste Commissie voor Onderwijs en Nederlandse Lexicographie.
Prof. Dr. A. van Loey, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting der Commissie.
| |
| |
Waren aanwezig de heren leden: Muls, Carnoy, Blancquaert, Van Eeghem, ondervoorzitter, Baur, Lindemans, Schmook, De Baere, voorzitter, Van Loey, secretaris, en Foncke.
Hospiterende leden: de heren Baekelmans, Gilliams, Herreman, Van Mierlo, Van Puyvelde, Walschap.
Afwezig bij kennisgeving: de heer Grootaers.
Agenda. - 1. Verkiezing van het Bestuur voor de jaren 1954 en 1955. - Tot Voorzitter wordt verkozen de heer Van Eeghem; tot Ondervoorzitter, de heer J. Kuypers; tot secretaris, de heer Van Loey.
2. Mededeling door Prof. Dr. A. van Loey, lid der Academie: Trijntje Cornelis, v. 188. - Aan de bespreking nemen deel de heren Carnoy, Herreman en Baur.
De Voorzitter dankt de spreker. De tekst van zijn lezing zal in de Verslagen en Mededelingen opgenomen worden.
3. De Commissie onderzoekt een paar formules uit de administratieve taal, met het oog op de zuiverheid en de samenhang van het taalgebruik, en geeft opdracht aan een Commissie, bestaande uit de heren De Baere, Van Eeghem, Grootaers en Van Loey om in de volgende vergadering een definitief voorstel neer te leggen.
Ten slotte bedankt de aftredende Voorzitter de leden voor hun medewerking.
| |
II. - Vaste Commissie voor Cultuurgeschiedenis.
Prof. Dr. Van Mierlo, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting van de Commissie.
Waren aanwezig: de heren Lateur, Teirlinck, Van Puyvelde, Van Mierlo, secretaris, Baekelmans, Voorzitter, Van de Wijer, Claes, De Backer, Walschap, ondervoorzitter, Sobry, Gilliams en Herreman.
Hospiterende leden: de heren Foncke, Van Eeghem, De Baere, Blancquaert, Sobry, Kuypers en Van Loey.
Agenda. - 1. Verkiezing van het Bestuur voor de jaren 1954 en 1955. - Tot Voorzitter wordt verkozen de heer G. Walschap;
| |
| |
tot Ondervoorzitter, Prof. Sobry; Prof. Van Mierlo blijft secretaris.
2. Dient de ‘Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd,’ door Coopman en Broeckaert, voortgezet te worden? - Bespreking in te leiden door de heer L. Baekelmans, lid der Academie.
Spreker zet de geschiedenis van deze uitgave uiteen. Aan de bespreking die er op volgt nemen deel de heren Van Eeghem, Claes, Baekelmans, die nogmaals op de financiële zijde van het probleem wijst, Schmook, die voorstelt over een paar maanden verslag uit te brengen over de mogelijkheden van een ordening der gegevens, Kuypers, die op decentralisatie aandringt, en De Backer, die de wens uit, dat ook deze studie buiten alle politiek om op het gebruikelijke wetenschappelijk peil zal staan van de uitgaven der Academie.
De Voorzitter vat dan de bespreking samen. Op de eerstvolgende vergadering der Commissie zal de heer Schmook verslag uitbrengen over de uitslagen van zijn onderzoek van de toestaud.
| |
Agenda.
1. Geheime zitting. - 1. Verkiezing van de Bestuurder en de Onderbestuurder voor het jaar 1954. - De heren De Backer en Vanderheyden worden als stemopnemers aangeduid. De heer Gilliams, Onderbestuurder voor het jaar 1953, wordt verkozen tot Bestuurder voor 1954; de heer G. Schmook tot Onderbestuurder.
2. Lidmaatschap. - Verslag van de Commissie belast met het voordragen van twee candidaten ter vervanging van wijlen Prof. Dr. J.D. du Toit, buitenlands erelid der Academie. - De heer De Baere, die als secretaris fungeerde, brengt verslag uit over de vergadering der Commissie. Hierna verklaart de Bestuurder de beraadslaging over deze candidaturen voor geopend. Na een korte gedachtenwisseling wordt de lijst van de candidaten opgemaakt. In December zal, zonder verdere bespreking, tot de verkiezing overgegaan worden.
2. College der Vaste Secretarissen. Ontwerp van Statuten. Advies der Academie. - Bij schrijven van 19 September 1953 werd de Academie vanwege het Ministerie van Openbaar
| |
| |
Onderwijs gevraagd, of zij kennis gekregen heeft van het ontwerp van Besluit van de Koninklijke Belgische Academiën, houdende de statuten van een op te richten College der Vaste Secretarissen dezer Academiën, en of zij dit ontwerp heeft goedgekeurd.
Het Bestuur heeft deze aangelegenheid in de jongste bestuursvergadering onderzocht en een ontwerp van resolutie opgemaakt, dat aan de Academie ter goedkeuring wordt voorgelezen. Zonder bespreking wordt deze resolutie aangenomen. Zij zal aan de Minister van Openbaar Onderwijs medegedeeld worden. Zij luidt als volgt:
‘De Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, geraadpleegd over de oprichting van een College der Vaste Secretarissen en het ontwerp van Besluit, houdende de statuten van dit College, geeft als haar advies te kennen:
1. | Dat het inderdaad wenselijk, in bepaalde gevallen zelfs noodzakelijk is, dat de Vaste Secretarissen van de Koninklijke Academiën, en ev. afzonderlijk die van de drie Vlaamse Academiën, of nog van de vier Academiën die van het Ministerie van Openbaar Onderwijs afhangen, overleg zouden plegen en gezamenlijk optreden wanneer gemeenschappelijke belangen op het spel staan, bv. in zake begroting, publicaties, localen en dgl. meer; |
2. | Dat nochtans kan gevreesd worden, dat de zelfstandigheid van elke Academie, gewaarborgd door haar rechtspersoonlijkheid, door de werking van een College der Vaste Secretarissen in het gedrang zou kunnen komen, hetgeen volstrekt dient vermeden te worden; |
Spreekt zich uit voor innige samenwerking van de Koninklijke Academiën door bemiddeling van hun Vaste Secretarissen bij het behartigen van hun gemeenschappelijke belangen, zonder dat daarom aan deze samenwerking de vorm van een College met eigen statuten wordt gegeven, en met dit voorbehoud dat buiten voorkennis van de betrokken Academiën geen enkele beslissing van blijvend karakter kan getroffen worden;
Formuleert daarbij de wens, dat een van de eerste uitingen van het gezamenlijk optreden van de Vaste Secretarissen er zou op gericht zijn te bereiken, dat de begroting van de Academiën op de Rijksbegroting zou voorkomen als een jaarlijkse toelage, waarvan de verdeling door de Academiën zelf zou bepaald worden,
| |
| |
alsook dat de publicatie van de bekroonde verhandelingen per reeks zou gebeuren, d.w.z., bij aanbesteding van een vel druks voor een periode van vijf jaar.
3. Jordaens zoals hij was. Lezing door Prof. Dr. Leo van Puyvelde, lid der Academie.
Gezien het gevorderde uur stelt Spreker voor, zijn lezing op de agenda van de Decembervergadering te brengen.
4. Omvraag. - 1. Prof. Van Puyvelde uit de wens, dat de plechtige openbare vergadering der Academie te Brussel zou gehouden worden, en dat de Academie daarenboven elk jaar een of twee openbare vergaderingen zou beleggen in de hoofdplaats van een provincie, te Brugge bv., of ook te Hasselt.
De Voorzitter wijst er op, dat zulke vergaderingen als door de heer Van Puyvelde bedoeld worden ongeveer beantwoorden aan de Academiedagen, die door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen op touw gezet worden. Hij steunt het voorstel en is er van overtuigd, dat het Bestuur voor 1954 er rekening zal mede houden.
2. Prof. van Loey laat opmerken, dat de benaming omvraag die in het Huishoudelijk Reglement voorkomt en sedert jaren ook in de beschrijvingsbrief, weinig gebruikelijk is en beter zou vervangen worden door rondvraag. Ook de benaming Academicus, die een persoon bedoelt welke universitaire studies heeft gedaan, zou dienen verbeterd te worden in Academielid.
De aanwezigen verklaren zich hiermede accoord.
3. De heer G. Walschap wenst terug te komen op de beslissing die in de vorige vergadering getroffen werd, de Commissie van Advies bij het N.F.L. uitnodigend om haar voorstellen in de toekomst bij de beschrijvingsbrief te voegen. Hij laat het tijdrovende en ondoelmatige van deze procedure uitschijnen en vraagt zich af, waarom zij alleen op de Commissie van Advies zou toegepast worden en niet op alle Commissies van de Academie.
De Voorzitter geeft de verzekering, dat het Bestuur deze aangelegenheid op de e.v. vergadering zal bespreken en een practische oplossing zoeken die iedereen kan bevredigen.
|
|