Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1950
(1950)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een ontwerp van een Middelnederlands ideologisch woordenboek
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben. Ook de wetenschappelijke studie van de geschiedenis van de woordenschat zal profijt trekken van een ideologische rangschikking van de woorden. Woorden bestaan nooit alleen maar steeds in een min of meer ruim verband: ze zijn gebonden door overeenkomst en verschil, in betekenis en syntactische functie, met andere in een ruimer complex. Verscheidene geleerden hebben dat aangetoond: enkele duidelijke voorbeelden ontleen ik aan W. von Wartburg's opstel Betrachtungen über die Gliederung des Wortschatzes und die Gestaltung des Wörterbuchs (Zeitschr. f. rom. Philologie, 57, 1937, blz. 296 vv.) en diens werk Problèmes et méthodes de la linguistique (Parijs, 1946, inz. blz. 104 vv.). Bij het ruimer begrip vrouw, vrouwelijk kan men denken: 1. aan het vrouwelijke wezen, het wijfje (zowel tegenover de man als het mannetje, dus bij mens èn dier), of 2. aan de vrouw (bij de mens), of 3. aan de vrouw door de echt aan de man verbonden. Om die begrippen uit te drukken gebruikt het Latijn: 1. femina, 2. mulier, 3. uxor. In het Nederlands hebben we: 1. wijfje (alleen bij dieren), 2. (en 1 bij mensen) vrouw, (en bij mensen minachtend:) wijf, 3. vrouw en (met verschillende stijlwaarde) echtgenote, eega, wederhelft, enz. In het Latijn der 5de eeuw zijn de verhoudingen gebleven: 1. femina (maar femella komt in gebruik), 2. mulier, 3. uxor; daarbij duikt, ten 4., de aanspraak op: domina. In het oudfrans zijn de verhoudingen anders: 1. femelle, 2. femme, 3. oissor (tot 1300) en moillier (tot 1500), 4. dame. In het nieuwfrans zijn oissor en moillier verdwenen en vervangen door femme. Volgende tabel maakt dit aanschouwelijk:We zien dus woorden van het ene begrip naar het andere verschuiven (femina > femme), ook twee begrippen in zich | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verenigen (femme), en ook naast elkaar ongeveer in dezelfde tijd bestaan (oissor, moillier). Waar komen synoniemen vandaan?
1. Vaak liggen begrippen dicht bij elkaar zodat, bij minder scherp denken, het ene woord voor het andere gebruikt wordt. Vrouw in mijn vrouw gaat betekenen: ‘mijn echtgenote’, aldus is lat. mulier ‘een vrouw’ in het oudfr. moillier ‘echtgenote’ geworden, en kregen ofra. femme en mnl. vrouwe ‘heerseres’ thans hun betekenis van ‘echtgenote’ (in het mnl. reeds vroeg bij Maerlant en in de Reinaert). Een tweede voorbeeld. Lat. mulgere ‘melken’ en molere ‘malen’ zijn, in hun fonetische ontwikkeling, in moudre samengevallen. Om een dgl., voor een boer wel hinderlijke, homonymie uit de weg te ruimen, heeft men in het ofra. voor het begrip ‘melken’ het ww. traire gebruikt, dat reeds bestond, nl. in toepassing op de voorbereidende behandeling van de uier. Traire heeft dus zijn betekenis gewijzigd: het is een verduidelijkend synoniem geworden van moudre ‘melken’ en heeft aldus moudre in die betekenis vervangen. We mogen dus aannemen dat er hoofdbegrippen bestaan met daaromheen staande verwante subsidiaire begrippen, telkens met passende benamingen: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het bovenstaande geval hebben we een woordvorm zien verdwijnen. Er kunnen echter ook woordvormen blijven bestaan en hun betekenis verruimen door vormcontact. Zo is lat. spoliare in de streek van La Bresse (Vogesen) tot pouiller geworden, d.i. ‘beroven’, maar door contact met pou en pouilleux gaat het ook al gauw betekenen: ‘van de luizen bevrijden’. Heeft men nu eenmaal de synchronische verhouding pou: pouiller, dan schrijdt men makkelijk over tot de analogische verhouding puce: pucer ‘de vlooien wegnemen’. Dat is wat men de synoniemische afleiding noemt, die voornamelijk in slang een rol speelt. Dgl. synchronische verhoudingen nu in vroegere taalstadia zullen ons niet uit een alfabetisch, maar wel uit een ideologisch woordenboek, met organische begrippengroepering, duidelijk worden.
2. Synoniemen en begripswijziging ontstaan niet alleen door vormattractie, maar ook door het scheppen van een nieuwe beeldspraak. Het gebeurt vaak dat men of nieuwe woorden schept, of woorden in een overdrachtelijke betekenis, als metafoor, als woordspeling gaat gebruiken om uitdrukking te geven aan zijn gevoelens, aan zijn fantasie, aan een waarderende of afkeurende houding. Dgl. woorden en beelden gebruikt men natuurlijk slechts in bepaalde milieu's of in bepaalde omstandigheden. Zo heeft men in het Frans, voor jambe, de reeks: gigue, guibole, flûte, patte, flubard, fuseau, gambille (wij ook spreken van poten, pikkels, fietsen); voor gezicht kennen wij het deftiger gelaat, het tot de kerkelijke sfeer behorende aangezicht, aanschijn, en de plattere of platte woorden facie, bakkes, tronie, smoel, of de liefkozende snoet, snuit (ook wel in de diminutiefvorm). Wil men nog voorbeelden? Voor studeren hoort men ten onzent: blokken, hengsten, vossen, zwijnen, vlassen, enz. Die kluchtige, schertsende, schilderachtige, affectieve woorden duiden niet een ondergeschikt of nevenstaand, naburig begrip aan, maar, voor een objectief onveranderlijk blijvend begrip, een bepaalde stemming, een bepaalde visie of houding van de spreker. Het zijn, zoals v. Wartburg ze noemt, Trabantenwörter, woorden die als satellieten om een kern draaien. We hebben dus niet meer termen voor een centraal algemeen begrip, met er bij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
horende subsidiaire, ondergeschikte bijbegrippen, maar woorden die de rationele en de emotieve zijde in de taal uitdrukken. Onder die affectieve woorden zijn er echter die daarbuiten nog een oorspronkelijke betekenis kennen: bijv. voor jambe: fuseau (het betekent ook ‘spil’), ndl. snuit voor gezicht, enz. Andere worden uitsluitend voor het begrip in kwestie, zij het schertsend, gebruikt: guibole, ndl. facie, enz. Aldus kan men de verhoudingen nu zo voorstellen:VerdwijntGa naar voetnoot(1) nu, om de ene of de andere reden, het gewone woord, zo heeft men tot zijn beschikking een reeks synoniemen waaruit de leemte gauw aangevuld kan worden. Als wij nu bijv. het woord gezicht wegens de dubbelzinnigheid (‘gezichtsorgaan’ en ‘gelaat’) wilden vermijden, zouden we (in de laatste betekenis) liefst gelaat gebruiken, zoals dat trouwens meermalen reeds voorkomt. In vroegere taalstadia zullen verdwijnende woorden ook wel door bestaande synoniemen zijn vervangen. Zo iets is gebeurd met Fra. gat en bigey in Gascogne. Door fonetische ontwikkeling waren gallus ‘haan’ en cattus ‘kat’ samengevallen in gat. Nu, een boer moet voor een haan en een kat toch over een verschil- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lende benaming kunnen beschikken, en gallus ‘haan’ werd aangeduid door een reeds bestaande, wel als schertsend bedoelde metafoor, nl. bigey ‘de pastoor’: de haan is een over kwezels wakende pastoorGa naar voetnoot(1). Voor een dgl. verklaring, evenals bij het voorbeeld traire en pouiller hierboven, is kennis van de synchronische verhoudingen onder de woorden van het grootste belang. Daartoe kan een ideologisch woordenboek helpen. Wel spreekt het vanzelf dat één van de rijkste en betrouwbaarste bronnen voor de taalschat van onze tijd de kennis van onze dialecten is, en aan dgl. opstellen op Ndl. taalgebied zijn de namen van onze medeleden Grootaers en Blancquaert verbonden, alsook die van J.L. Pauwels, V. Verstegen, en, in het Noorden, die van G. Kloeke, K. Heeroma, om maar enkele te noemen. Maar daarbij mag de algemene taal niet vergeten worden, noch ook vooral de mnl. en de latere stand van onze taal. Wat het nieuwndl. betreft, beschikken we over het ideologisch woordenboek Het Juiste Woord van P.L. Brouwers S.J. (Turnhout, 1931; 3de dr. 1950). Voor andere talen zij verwezen naar P.M. Roget Thesaurus of English words and phrases (wel het oudste: de eerste druk is van 1852; sedert: talrijke verbeterde uitgaven); voor het Frans: verschillende werken als die van T. Robertson, P. Rouvaix, P. Schefer, E. Blanc (waarvan men de titels bij L. Brouwers vindt), ook P. Boissière dat in gewijzigde vorm is heruitgegeven door Charles Maquet (bij Larousse). Voor het Duits hebben we Schlessing-Wehrle en voornamelijk Fr. Dornseiff: Der Deutsche Wortschatz nach Sachgruppen (2de dr., Berlijn, 1940). Voor het Spaans gaf voor enkele jaren Julio Casares een lijvig Diccionario ideológico uit (Barcelona, 1942), waarbij men van de lovende en tevens critisch-opbouwende recensie van W.v. Wartburg in Z.f. rom. Phil. LXIV. 1944. 422-5 profijt kan trekken. Ook het Deens bezit een uitstekend woordenboek van Harry Andersen. Voor de oudere perioden ontbreken ten enenmale dgl. woordenboeken. Wel vindt hij, die oudere zinverwante woorden wenst op te sporen, reeds heel wat materiaal in de Synonymia Latino-Teutonica van E. Spanoghe en J. Vercoullie (1889-), maar het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werk is eig. een Latijns-Nederlands woordenboek der 17de eeuw en bevat zeker niet de hele mnl. woordenschat. Een Dictionary of selected synonyms in the principal Indo-european languages is in 1949 (als ‘a contribution to the history of ideas’) uitgegeven door Carl Darling Buck te Chicago - Illinois (The University of Chicago Press, XIX + 1515 blz.). Onlangs is van Prof. Dr Fritz Mezger, van Bryn Mawr College (Bryn Mawr, Pennsylvania) het voorstel uitgegaan om ideologische woordenboeken aan te leggen van vooreerst de Germaanse en de Romaanse talen, waarbij later de classieke talen, Iraans, Egyptisch, Sumerisch, Hettietisch en Semitisch kunnen volgen. Prof. Mezger verwacht van een dgl. voorstelling van het begrippensysteem van een taal de kennis van de geschiedenis der gedachten, van de wijziging der waardenschaal, van de groei der instellingen. Door vergelijking zal de verdere samenhang tussen West en Oost aan de dag komen, en de afhankelijkheid, bij de Westerse wereld, van het Christendom, althans in linguisticis. Zover durf ik hem niet te volgen maar hoop toch dat de lexicologie en de semantiek der Germaanse talen, ook in hun verhouding tot het Romaans, er bij gebaat zullen worden. Hoe kan men nu een ideologisch woordenboek tot stand brengen? Een eerste vraag betreft de indeling. Gezonde beschouwingen zijn daaraan gewijd door L. Brouwers in het voorbericht van zijn woordenboek, maar voornamelijk door Ch. Bally in het derde hoofdstuk van deel II (boekdeel I) van zijn Traité de linguistique françaiseGa naar voetnoot(1). Die vraag echter, met het oog op een toch wenselijke uniformiteit in de verschillende ideologische woordenboeken, mocht wel eens door enkele specialisten nader onderzocht worden. Intussen stelt Prof. Mezger het volgende voor, waarbij de woorden in tien groepen worden ondergebracht.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze hoofdgroepen zullen subgroepen bevatten waarin de woorden zullen passen. Hoe dienen nu de woorden voorgesteld? De citaten voor een woord zullen gerangschikt worden naar de verschillende soorten taal: a) rechtstaal, b) proza (uitgezonderd a), c) dichtwerken, d) glossen. Indien mogelijk zullen de citaten naar hun aard verdeeld worden; men zal aanduiden of de woorden tot de epische, de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lyrische of de dramatische stijl behoren. In sommige gevallen zullen al de citaten van een bepaald letterkundig werk samengebracht worden. Passages in de oratio directa zullen zorgvuldig genoteerd worden, en zo nodig nader toegelicht. Een leenwoord (zie Betz in PBB 67.275 ff.), een Christelijke term of een term voor een specifiek gebruik zullen als zodanig gemerkt worden. Als een tekst de vertaling is van een Latijns werk, zal het woord uit de Latijnse Vorlage aangehaald worden. Zijn er verscheidene betekenissen van een woord, dan zullen ze genummerd worden en aan de citaten vooraf gaan zodat bij het citaat naar het betreffende nummer kan verwezen worden. Aan het eind van een woord zal een ontleding van de betekenis de lezer op de hoogte brengen van de differentiatie van de betekenis, de frequentie, de dialectische schakering, enz. Hetzelfde geldt voor de subgroep en de groep. Zo ver Mezger. Er rest nu nog de kwestie van de uitvoering van het plan, van het overbrengen van de stof, zoals we die o.m. in het Middelnederlands Woordenboek aantreffen, in het ideologisch woordenboek. Zullen de krachten van één man daarvoor toereikend zijn? Naar een ruwe schatting bevat het Mnl. Handwoordenboek wel een 50.000 woorden. Als we voor ieder woord gemiddeld slechts drie betekenissen aannemen, komen we op zijn minst tot 150.000 betekenissen in het geheel. Nu zal het wel gebeuren dat hier en daar een opvatting of een gebruiksmogelijkheid van een woord tenminste onder twee rubrieken zal moeten opgenomen worden, met verwijzingen natuurlijk. We mogen dan nog aldus een 50.000 bewerkingen meer voorzien: dat brengt ons tot een totaal van 200.000 bewerkingen. Gesteld nu dat iedere bewerking slechts twee minuten zou duren (dat is trouwens heel weinig om de fiche op te sporen en het woord neer te schrijven, na er eventjes over nagedacht te hebben!), dan kon men 30 bewerkingen per uur afkrijgen. Iemand die dan (buiten zijn beroepsbezigheden, enz.) aan die taak 4 u. per dag besteedt, komt tot zowat 100 bewerkingen per dag. Voor het hele werk heeft hij: 200.000 bewerkingen gedeeld door 100, d.i. 2.000 dagen nodig, d.w.z. (als hij 250 dagen per jaar werkt), 8 jaren. Acht jaren alleen voor de rangschikking en ordening! En dan is het boek nog niet gedrukt! Is team-work hier mogelijk? 20-12-1950. |
|