Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1949
(1949)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |||||||||||||||
Biobibliographica IX
| |||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||
Daarop haalt hij de hieronder gereproduceerde 25 versregels aan, die hij zichtbaar heeft afgeschreven naar een copie van Hennen van Merchtenens CornickeGa naar voetnoot(4), vrijwel overeenkomende, wat de inhoud betreft, met het voorbeeld van de Brusselse gebruikers uit ca 1550Ga naar voetnoot(5), maar nochtans daarvan verschillende door bepaalde, nu eens oudere, dan weer jongere, ja zelfs zeventiendeëeuws schijnende taalvormen, alsmede door enkele corruptelen:
Ga naar margenoot+ Sijn sone die naer hem quam
Was geheeten die tweede Jan
Ende waer van felden maniere
Op die ghemeijnten voorwaer gheseijt
5[regelnummer]
Ende achtense luttel dat es waerheijt.
Die ghemeijte van Brussel hij t' onder dede
Tusschen Brussel ende die stede
Van Viluoorden in die bemden groene
Ende sloechse doodt die hertoch coene
10[regelnummer]
Jn haer lijnen cleederen dat sij quamen
Hem ter ghenaeden naer betaemen
Daer hij oneerlijck mede dede
Want ten was gheen vromichede
Ende gaff te Brussel t' regiment
15[regelnummer]
Den seuen gheslachten sij v bekent.
Ende dat vijt elcken gheslachte rijcke
| |||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||
Een schepenen soude sijn eewelijcke,
Ende dat die seuen gheslachten souden
Alle die officien wilt my onthouden
20[regelnummer]
Maecken die oordenen totter seluer stadt
Sonder den amman verstaet dat
Ander rechten begheerden nemmermeere
Noch den amman verstaet mijn leere
Soude nijet comen inder stats raedt
25[regelnummer]
Nemmermeer / dat wel verstaet.Ga naar voetnoot(6)
Het is opvallend, hoe in dit ons citaat het lidwoord die overal behouden is, alsook, in r. 10, het specifiek Middelnederlands pleonasme dat.Ga naar voetnoot(7). Daarentegen treffen we aan:
Eindelijk lezen we: t' onder dede (r. 6) en t' regiment (r. 14), telkens gespeld met t'. Aan de andere kant moeten we wijzen, behalve op het overslaan van de op r. 3 rijmende regel, nl.: Stuer en fel gelyck de dierenGa naar voetnoot(9)
op nog een viertal corruptelen:
| |||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||
De vierde corrupteel pleit overigens afdoende voor een vierde afschrift, daar de andere hier hoerden, hoorden en hoerde hebbenGa naar voetnoot(11), een lezing, die een ieder dadelijk begrijpt en die onze zo degelijke historicus allerminst tot het volstrekt onverstaanbare oordenen zou hebben verminkt, bijaldien hij ze in zijn voorbeeld had gezien. Ten slotte zij vermeld, dat De Vaddere de door hem overgenomen passus op 2 plaatsen (r. 10 en r. 25) van een korte Latijnse commentaar voorziet en daarbij zijn belezenheid laat blijkenGa naar voetnoot(12). | |||||||||||||||
2. De Aaanhef der Cornicke ontleend aan Der Leken Spieghel (1330).Konden we aldus onze vorige bijdrage aanvullen, ook ten aanzien van de bronnen, door Hennen van Merchtenen in zijn Cornicke gebruikt, zijn we thans in staat, met iets nieuws voor de dag te komen. Onder de regels van de Cornicke, immers, die ons niet ontleend toeschenen en die we uitdrukkelijk verklaarden, in geen andere kronieken te hebben teruggevondenGa naar voetnoot(13), zijn er evenwel heel wat, die eenvoudig overgenomen zijn, wel is waar niet uit een geschiedwerk, maar (wie zou het a priori vermoeden?) uit Jan Boendales Der Leken Spieghel, een in hoofdzaak zedenkundig leerdicht uit 1330, zodat wij hiermede al | |||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||
dadelijk de lijst kunnen volledigen van de nogal talrijke handschriften, die M. De Vries indertijd (1850) opgaf als zovele getuigen van de invloed, door dat merkwaardig poëma geoefendGa naar voetnoot(14), ook buiten onze grenzen, daar het in 1445 te Keulen in het Nederrijns is vertaaldGa naar voetnoot(15). Anderzijds is het wel der moeite waard, er speciaal in dit verband aan te herinneren dat de talrijke afschriften van Der Leken Spieghel zich over het algemeen onderscheiden door allerhande slordigheden. Mr. Jacob Van Lennep was de eerste, nl. in 1841, om op die gebreken te wijzenGa naar voetnoot(16), meer in het bijzonder wat betreft de handschriften E en I. Natuurlijk tekende M. De Vries, in zijn in de jaren 1844-1850 verschenen uitgave van het vermelde didactisch werk op zijn beurt alle mogelijke varianten op, de gekste afwijkingen incluisGa naar voetnoot(17). | |||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||
Wanneer we dan, na deze waarschuwing, Boek I, Kap. 42 van Der Leken SpieghelGa naar voetnoot(18) met de daaruit afgeschreven aanhef der CornickeGa naar voetnoot(19) vergelijken, dan moeten we ook onzerzijds constateren, dat er bij dat afschrijven ijselijke ongelukken zijn geschied, waarvan het herstel nu evenwel voor de hand ligt. Zo lezen we b.v. in de Cornicke (er is spraak van Saturnus, die voor zijn zoon Jupiter op de vlucht slaat): 11[regelnummer]
want hy (d.i. Saturnus) den soene beloefde
Nyet veele naer dat hyen (= hy Saturnus) beroefde/
van synen manlycker daden
Ende duchte noch meerder schaden
Deze anders hopeloos bedorven passus wordt eerst nu helemaal verstaanbaar, daar in Der Leken Spieghel staat (tastbaar onder de indruk van Die Rose)Ga naar voetnoot(20): 9[regelnummer]
Want hi den zone niet wel en gheloofde
Na dien dat hine roofde
11[regelnummer]
Van sinen manliken ghegaden,
Ende duchte noch meer schaden.
Verstaanbaar, zeg ik, doch op voorwaarde dat het de lezer niet onbekend zij, dat ghegaden (r. 11) een in de 14de eeuw veel gebezigde - en voortreffelijke - verbloeming is voor het Latijnse testiculiGa naar voetnoot(21). In dat licht gezien, wordt overigens daden nu even- | |||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||
eens duidelijker: ofwel is dat woord het overdrachtelijk gebruikte dade (ook daye en dadele)Ga naar voetnoot(22), ofwel staat het in verband met: sine daet hebben met eenen wiveGa naar voetnoot(23), ofwel is het doodeenvoudig een door het rijm ingegeven lukrake vond voor het door de copiist kwalijk begrepen ghegaden, want ook de Nederrijnse vertaler heeft met die term geen weg geweten, aangezien hij die weergeeft met... gewaden(!).Ga naar voetnoot(24) Verder zegt, in allesbehalve heldere bewoordingen, de Cornicke over Saturnus: 20[regelnummer]
Hij leerde hen (d.i. de Italianen) tymmeren / en huysen maken
Coren wynnen / ende wyngaert
22[regelnummer]
Ende leuen naer tsmensschen raet /
Hier by seyden sy oppenbaere
24[regelnummer]
dat sylieden gode waere
welke regels echter in Der Leken Spieghel aldus luiden (commentaar overbodig): 20[regelnummer]
Hem (i.e. den Italianen) so leerde hi huse maken,
Coorne winnen ende wijnghaert,
22[regelnummer]
Ende leven na menschen aert:
Hier bi seiden si openbare,
Dat hi haer heer ende haer God ware.
Wijders schreef de copiist in r. 32: Pytus (l. Picus: Der Leken Spieghel, B. I, c. 42, r. 32); in r. 54: Antytus (l. Anchises: ib., r. 50); r. 67: Posinius (l. Posthumus: ib., r. 126) enz. enz.Ga naar voetnoot(25) | |||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||
De grootste crux evenwel is de volgende. In de Cornicke vernemen we nl. (r. 72 vlgg.): 72[regelnummer]
vierthiene wasser te samen
Die van eenen aze quamen
die de croone droeghen daer...
Welnu, deze sibillijnse uitlating vereist geen verdere verklaring meer, dank zij de bron; hier immers krijgen we: 133[regelnummer]
Viertien wasser te zamen,
Die na Enease quamen,
Die crone droeghen daer...
| |||||||||||||||
3. Besluiten.
| |||||||||||||||
Bijlage I
| |||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||
(T. 2, fol. 89 v, Cap: 23um) van Petrus à Thymo (1393-1474), pensionaris van BrusselGa naar voetnoot(26):
De Emenda quam Opidum Mechliniense Duci Brabantiae fecit. Johannes Dux Brabantie et Johannes Berthout, Domini Opidi Mechliniensis, propter graves excessus per illos de Mechlinia perpetratos, in manu potenti idem Opidum obsederunt, Sic quod tandem muris et meniis ad unam partem Opidi destructis, Mechlinienses Duci dextras dederunt, Sub pacto quod hujusmodi muros et menia, nisi de licencia Ducis, reparare non possent. Et de Emenda prefatis Dominis Duci et Johanni Berthout fienda, ipsi Domini et opidum Mechliniense hinc inde in Comitem Gelrie et certos alios Barones compromiserunt. Qui idem Opidum prenominatis Duci et Johanni Berthout in centum milibus librarum pagamenti Brabancie videlicet, aureo denario Ducis dicto Turri pro sedecim denariis computato, per ipsorum sententiam arbitralem condempnarunt Anno Domini millesimo trecentesimo tercio, Sabbato ante festum beati Lamberti Martyris. | |||||||||||||||
Bijlage II
| |||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||
Maecte dese twee vaersekine:
‘Vrient die wart langhe ghesocht,
Selden vonden, schiere verwrocht’Ga naar voetnoot(27).
Het is dus aan te nemen, dat zijn mededeling over Saturnus een herinnering is aan Die Rose, r. 5327 vlgg.: 5327[regelnummer]
Recht regneerde, geloeft mi das,
Doe Saturnus coninc was,
Die Jupiterre beide gader
5330[regelnummer]
Avesneet, al waest sijn vader,
Sine ghegade, al deedt hem wee,
Ende warpse daerna in de zee.
Van den scumen so wart Venus
Geboren, die scrifture orcont dusGa naar voetnoot(28).
en passus, die in het Frans luidt: 5535[regelnummer]
Joustice, qui jadis regnot
Ou tens que Saturnus regne ot,
Cui Jupiter copa les coilles,
Ses fiz, con se fussent andoilles,
(Mout ot ci dur fill et amer),
5540[regelnummer]
Puis les gita dedenz la mer,
Don Venus la deesse issi,
Car li livres le dit issi...Ga naar voetnoot(29)
en in die taal kennelijk teruggaat op een Latijnse mythograaf, in wiens ‘livres’ of ‘scrifture’ men onder § 102 vindt:
‘Juppiter patri naturalia resecavit et in mare projecit, et ex iis nata est Venus, dea libidinis’.
en onder § 105:
‘Juppiter adultus, cum Saturnus quadam die ad usum corporis | |||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||
exiret, illato cultro amputavit naturalia ejus, quae in mare projecit, ex quibus Venus nata est’Ga naar voetnoot(30).
Intussen toont wat voorafgaat aan, dat er op de zelfstandigheid van Der Leken Spieghel (B. I) vermoedelijk wel hier en daar wat af te dingen valtGa naar voetnoot(31). | |||||||||||||||
Bijlage III
| |||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||
(Voorbeeld) Vanden beghinne van Romen, ende hoe Eneas daer quam. - XLII.Ga naar voetnoot(32).
Ga naar margenoot+ Oude jeesten zegghen ons dat,
Omtrent daer Romen nu staet die stat,
Dat daer na menich man regneerde,
Eermen Romen daer fundeerde.
5[regelnummer]
Ende die eerst regneerde daer,
Dat was Saturnus, die door den vaer
Van sinen zone Jupiterre
Uut Creten quam ghevloen verre;
Ga naar margenoot+ Want hi den zone niet wel en gheloofde,
10[regelnummer]
Na dien dat hine roofde
Van sinen manliken ghegaden,
Ende duchte noch meer scaden.
Met scepen quam hi doen
Int lant van Ytalien ghevloen,
15[regelnummer]
Ende berch hem daer in langhe daghe,
Beide in bosch ende in haghe;
Die welke Saturnus daer vant
Eenrehande liede daer int lant,
Die wilt waren in allen zaken.
20[regelnummer]
Hem so leerde hi huse maken,
Coorne winnen ende wijnghaert,
Ende leven na menschen aert:
Hier bi seiden si openbare,
Dat hi haer heer ende haer God ware.
25[regelnummer]
Ende te hant, door dat ghone,
Door den vader vanden zone,
Maecte hi ene stat ghereet
Daer bi daer nu Romen steet,
Ende hietse, alsic versta,
| |||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||
(Afschrift) Vanden beghinsel van Roome Ende van BrabantGa naar voetnoot(33)
Oude gesten seggen ons dat
Omtrint daer Roome stondt die stadt
Datter menich man Regeerde
Eer men Roome daer fondeerde
5[regelnummer]
Quam gevloghen daer
Saturnus doer den vaer
van synen zoene Jupiter
Die vuyt Creten quam geuaren
want hy den soene beloefde
10[regelnummer]
Nyet veele naer dat hyen beroefde /
van synen manlycker daden
Ende duchte noch meerder schaden
Met scepen quam hy doen
Jnt landt van Italien gevloen
15[regelnummer]
Ende berch hem daer langhe daighen
Bey jn bosschen ende jn haghen
Die welcke Saturnus daer vant
veele andere luyden daer jnt landt
Die wilt waeren jn allen saken
20[regelnummer]
Hy leerde hen tymmeren / en huysen maken
Coren wynnen / ende wyngaert
Ende leuen naer tsmensschen raet /
Hier by seyden sy oppenbaere
dat sylieden gode waere
25[regelnummer]
Ende te hant naer tgene
door den vader vanden sone
Maeckte hy een stadt gereet
Daer by dat nu Roome steet
Ende hietse als jck versta
| |||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||
(Voorbeeld)
30[regelnummer]
Na hemselven Saturna.
Na desen Saturnus
Regneerde zijn zone Picus,
Dat was Latinus vader;
Die welke Latinus algader
35[regelnummer]
Beterde die Latijnsche sprake,
Ga naar margenoot+ Ende omme die zelve zake
So heeten si alle die Latine
Noch na den name sine.
Dese drie regneerden daer
40[regelnummer]
Hondert ende vijftich jaer,
Eer van Troyen Eneas
Int lant daer coninc was
(Welcs nacomelinghe na dat
Rome stichten die stat),
45[regelnummer]
Doe die Grieken met ghewelden
Die stat van Troyen velden,
Daer si voren laghen tien jaer,
Met pinen ende met orloghe zwaer.
Doe vloe daer ute Eneas,
50[regelnummer]
Anchises, die syn vader was,
Ende Aschalius, Eneas zone,
Met twalef scepen scone....
116[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alse haer vader sterf thands,
Wert hi (Eneas) coninc van Ytale,
Ende besat te hant zijns zweers pale,
Ende was coninc drie jare;
120[regelnummer]
Doe sterf hi, ende daer nare
Wert Aschalius, zijn zone,
Coninc in die Israhelsche crone,
Die hi uut Troyen brachte:
Hi waest twintich jaer ende achte.
125[regelnummer]
Na hem wert coninc aldus
Sijn broeder Posthumus,
Dien Lavine draghende was
Doe haer man sterf Eneas.
Het zoude u alte lanc recken,
| |||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||
(Afschrift)
30[regelnummer]
Nae hem seluen Saturna
Naer desen Saturnus
Regeerde synen soene Pytus
Dat was Latyns vadere
de welcke latynus alle gader
35[regelnummer]
Leerde de latynssche sprake
Ende om dese selue sake
Soe hieten alle die latyne
Noch nae den naeme syne
Deese drye Coninghen regneerden daer
40[regelnummer]
hondert ende vyftich jaer
Eer Troyen gewonnen was
Ende daer vuyt vloet Eneas
Dat was voer ons heeren gheboerte
XIc. jaer ende alsoe voert
45[regelnummer]
Ende omtrint XLIX Jaer
vloyen vuyt Troeyen dat es waer
Die eedelste ter weerelt wyt
doen verloren was den stryt
Ende de Griecke met ghewelde
50[regelnummer]
Die stadt van Troyen velde
Daer sy voer laghen Thien jaer
Met stryde ende met pynen swaer
Doen vloet vuyt Troyen Eneas
Antytus syn vader was
55[regelnummer]
Ende doen quam Eneas
jnt lant van Roome syt seker das
Ende was een waere dinck
Te Roome drye jaeren Coninck
Ende doen sterff Eneas
60[regelnummer]
Ascalis die syn soene was
Besadt die Roomssche croone
Twintich jaer ende achte
Regheerde hy Roome met machte
Den schilt droech hy zweert van sabelen
| |||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||
(Voorbeeld)
140[regelnummer]
Soudic u al vertrecken
Eneas gheslachte tenen male,
Die crone droeghen in Ytale.
Viertien wasser te zamen,
Die na Enease quamen,
145[regelnummer]
Die croone droeghen daer
Omtrent vierhondert jaer,
Ga naar margenoot+ Eer Romulus quam ter ghewelt.Ga naar voetnoot(34)
| |||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||
(Afschrift)
65[regelnummer]
Daer in den leeuw van goude notabele
na wert Coeninck ende hiet aldus
syn broeder / en hiet Pasinius
Maer tsoude alte lanck recken
soudick van allen vertrecken
70[regelnummer]
Eneas geslechte alte male
Die croonen droeghen jn Italie
vierthiene wasser te samen
Die van eenen aze quamen
die de croone droeghen daer
75[regelnummer]
deen voere ende dander naer
|
|