Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1945

[p. 137]

Algemeene vergadering van 27 Juni 1945

Zijn aanwezig: de HHn. Dr. W. van Eeghem, Bestuurder, Prof. Dr. L. Grootaers, Onderbestuurder, Dr. L. Goemans, Bestendig Secretaris;

de HHn. Leden F. Toussaint van Boelaere, Prof. Dr. A. Carnoy, Prof. Dr. J. van Mierlo, Prof. Dr. R. Verdeyen, Prof. Dr. H.J. van de Wijer, Em. de Bom, L. Baekelmans, Prof. J. Eeckhout, Prof. Dr. Fr. Baur, Dr. J. Lindemans, Prof. Dr. Fr. de Backer, Ger. Walschap.

Hebben zich laten verontschuldigen de HHn. C. Huysmans, binnenlandsch eerelid, Prof. Dr. L. van Puyvelde en Prof. Dr. E. Blancquaert, leden.

De notulen van de vorige zitting worden goedgekeurd.

Afsterven van het Buitenlandsch Eerelid der Academie Prof. em. Dr. J.W. Muller (Amsterdam 1858 - Leiden 1945).

Bij het openen der zitting nam de Voorzitter, Dr. Van Eeghem, voor de rechtstaande vergadering als volgt het woord:

Geachte Collega's,

Even vóór den middag bereikte ons het treurige nieuws, dat ons hooggeacht Buitenlandsch Eerelid, prof. dr. Jacob Wijbrand Muller, ons in den loop van dit jaar is ontvallen in den ouderdom van 87 jaar.

De ons allen zoo duurbare afgestorvene werd geboren te Amsterdam op 14 Juni 1858 als tweede zoon van den beroemden bibliograaf en antiquaar, Frederik Muller. Hij was achtereenvolgens mede-redacteur aan het grootsche Woordenboek der Nederlandsche Taal en hoogleeraar te Utrecht (1901) en te Leiden.

Sedert zijn dissertatie over De oude en de jonge bewerking van den Reinaert (Amst., 1884) heeft de aflijvige niet opgehouden, honderden bijdragen over philologische onderwerpen in het licht te geven, zoodat de volledige lijst van zijn werken onze diepste

[p. 138]

bewondering afdwingt. (Zie ons Jaarboek voor 1900, pp. 126-128 en ons Jaarboek voor 1908, pp. 267-268).

Prof. Muller zal echter vooral in eere blijven door zijn tallooze Reinaert-studiën en door zijn uitgave, in samenwerking met wijlen ons vereerd medelid, prof. dr. Scharpé, van de volledige werken des Brugschen rederijkers, Cornelis Everaert (Leiden, 1898-1920).

Prof. Muller was ook een trouw bezoeker onzer philologencongressen en een beproefd vriend der Vlamingen. Op 12 Juni 1900 werd hij tot Buitenlandsch Eerelid onzer Academie benoemd, welker leden hij naderhand op een viertal uiterst belangwekkende lezingen heeft vergast, n. 1. Cornelis Everaert's Spelen als spiegel van de maatschappelijke toestanden zijns tijds (30 Juni 1907), Een nieuw hs. van den Reinaert (Febr. 1908), Reinaerts avonturen en rollen in en na de Middeleeuwen (1926, p. 306 vlg.), en Over Elckerlijc (1935, p. 283-345).

In 1938 schreef hij aan onze Academie, als antwoord op de gelukwenschen, die wij hem naar aanleiding van zijn 80^sten verjaardag hadden laten geworden:

‘Weest overtuigd,... dat de lezing Uwer Verslagen en Mededeelingen en Uwe andere uitgaven voor mij in steeds hoogere mate een bron van wetenschappelijk nut en genot is geweest, waaruit ik bij mijne studiën telkens en telkens, tot mijn voordeel, heb mogen putten...’. (Zie de Verslagen en Mededeelingen, 1938, P. 555 en p. 573).

Geachte Collega's,

In afwachting dat ons Jaarboek een gepaste hulde brenge aan leven en werk van dit ons zoo allerverdienstelijkst Buitenlandsch Eerelid, stel ik voor dat wij aan de familie van den overledene de gevoelens van innige deelneming der Academie zouden overmaken.

Mededeelingen namens de Bestendige Commissies

I. - Bestendige Commissie voor Cultuurgėschiedenis.

Prof. Dr. Van Mierlo, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting der Commissie.

[p. 139]

Waren aanwezig: de HHn. Toussaint van Boelaere, Van de Weyer, De Bom, Baekelmans, Eeckhout, leden, en de HHn. Goemans, Baur, Van Eeghem, Lindemans, Walschap, hospiteerende leden.

De Hr. De Bom, voorzitter, verleent het woord aan Prof. Van Mierlo om zijn lezing te houden over: De Eerw. P. Salsmans herdacht. (Zie Jaarboek 1945).

II. - Bestendige Commissie voor Onderwijs en Nederlandsche Lexicographie.

Dr. J. Lindemans, wd. secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting der Commissie.

Waren aanwezig: de HHn. Goemans, Verdeyen, Carnoy, Grootaers, Van Eeghem, Walschap, leden, en de HHn. Van de Wijer, De Bom, Baekelmans, hospiteerende leden.

De Hr. voorzitter neemt het woord om een mededeeling te doen over het experimenteel onderzoek van tweeklanken.

Zonder te willen ingaan op de moeilijkheden die de definitie van een tweeklank meebrengt, wenscht spreker de aandacht te vestigen op de technische middelen die de moderne electroacoustiek aan de hand doet om elk element van een tweeklank te begrenzen en het timbre er van te bepalen. Dit is vooral van belang bij de studie van de zoogenaamde zwevende tweeklanken, waarvan nu eens het eerste dan weer het tweede element het voornaamste schijnt te zijn.

Twee methoden kunnen toegepast worden: men kan ze kortheidshalve de acoustische en de optische methode noemen; de eerste werd toegepast door Paul Menzerath te Bonn: deze bouwde een toestel dat het afzonderlijk beluisteren van elken centimeter van een klankfilm mogelijk maakt, zoodat de overgang van het eene klankelement in het andere met het oor wordt waargenomen.

Deze methode moet aangevuld worden door de optische registreering: op dit gebied heeft spreker in 1944 enkele proeven gedaan met den kathodenstraaloscillograaf van het Physiologisch Instituut te Leuven.

Spreker geeft een beschrijving van het toestel en toont, aan de hand van de geregistreerde curven, dat het b.v. mogelijk is den overgang van i naar de è in den tweeklank iè met het oog te volgen.