Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1943
(1943)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 603]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Moderne lexicografie in Skandinavië
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 604]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
veel wetenschappelijk werk in België mogelijk maakt, wordt dit werk opgedragen.
Leiden, Januari 1943. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inhoud
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 605]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 606]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de Deensche taal’ aanteekeningen voor het woordenboek te laten maken. Voor goed werk beloofde de president van de kanselarij bevordering in 's lands dienst! In een schrijven aan de bisschoppen legt Moth er den nadruk op dat het niet voldoende is vlijtig woorden te verzamelen, doch dat ook moet worden gelet op de beteekenissen, eigenlijke en figuurlijke, op uitdrukkingen en spreekwoorden, op allerlei volkswoorden van schippers en ambachtslui. Het binnengekomen materiaal werd met buitengewone vlijt en met een fabelachtig arbeidsvermogen door Moth geordend, bewerkt en voltooid. Nooit werd het woordenboek gedrukt, doch in de Koninklijke Bibliotheek te Kopenhagen berust Moths eigenhandig geschreven werk in niet minder dan zestig folianten, een bron waaruit alle latere Deensche lexica ijverig hebben geput. Terwijl Moth nog met de bewerking van zijn woordenboek bezig was, werd reeds geheel onafhankelijk daarvan en zonder voorkennis van Moths werk gedacht aan de uitgave van een Deensch woordenboek, dat de grondslag zou worden voor het latere woordenboek der Deensche Akademie (‘Videnskabernes Selskabs Ordbog’). Gedurende een studieverblijf te Oxford in 1693 begon Frederik Rostgaard (1671-1745) met het verzamelen van materiaal voor een Deensch woordenboek, dat zou worden voorzien van Latijnsche verklaringen. Ook na zijn terugkeer in Denemarken (1699) en na zijn benoeming tot archivaris verzamelde Rostgaard verder, hierbij geholpen door vier medewerkers. Het resultaat werd een manuscript van twintig folianten bevattende 2388 vel; dit schijnt op het eerste gezicht een imponeerend werk, doch is in werkelijkheid niet veel meer dan een Deensch-Latijnsch vocabularium. Rostgaard zelf was trouwens de meening toegedaan dat zijn woordenboek in dien vorm niet kon worden gedrukt; daarom verzocht hij omstreeks 1737 den Deenschen historicus Jacob Langebek (1710-'75) een bruikbaar plan voor de uitgave van het werk te ontwerpen. Dit plan, dat thans nog bestaat, berust op geheel andere principes dan bij Moth. Langebeks principe is het zgn. ‘akademie-principe’, waarvan de meest typische vertegenwoordiger het woordenboek der Fransche Akademie is en dat hierop neerkomt, dat een woordenboek alleen ‘goede’ woorden mag bevatten, evenals een museum slechts goede kunstwerken mag bezitten. Langebek verbant alle ‘grove, plompe en lieder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 607]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijke woorden, strijdig met de eerbaarheid’, vreemde woorden worden slechts opgenomen zoo ze burgerrecht hebben verkregen, van de dialectwoorden worden slechts de voornaamste, van de verouderde woorden slechts die uit de rechtstaal gehonoreerd. Bij elk lemma eindelijk zou de vertaling in het Latijn, Duitsch en Fransch worden gevoegd. Rostgaard wist bovendien Langebek er toe te bewegen het woordenboek volgens deze principes om te werken, en dit tegen een uiterst geringe betaling. Toen Rostgaard op 25 April 1745 stierf, was Langebek met de helft van het woordenboek, A-K, klaar. Op 2 Juni van hetzelfde jaar werd in de Deensche Akademie door Hans Gram de voortzetting van het werk ter sprake gebracht. De kleine vergoeding echter die Langebek - toen nog een arm student - werd aangeboden prikkelde hem niet erg tot voortzetting van dat ‘paardenwerk’, bovendien ging zijn belangstelling in de eerste plaats naar historische studie. Toch kwam hij het volgende jaar klaar met de bewerking van de letters L en N en wellicht ook van de M, doch in 1748, toen Langebek in het archief Gram opvolgde, kwam het werk geheel stil te liggen. Reeds in 1755 echter kwam de zaak opnieuw op het tapijt, toen de Deensche Akademie aan Frederik V voorstelde het zoo lang verwachte Deensche woordenboek uit te geven. De bemoeiing van den koning, die meende dat Langebeks historisch werk wel een poosje kon rusten, leverde echter geen resultaat op. In 1776, na Langebeks dood, duikt, door toedoen van Henrik Hjelmsterne, de zaak opnieuw in de Deensche Akademie op en reeds het volgende jaar was het plan klaar. Dit laatste wijkt weinig af van dat van Langebek; men besloot alleen, op advies van den toenmaligen staatssekretaris O. Hoeg Guldberg, elk vertaalsysteem achterwege te laten. Het was de in Roskilde woonachtige Noorsche geleerde Ole Strom die het woordenboek zou bewerken op grond van Langebeks redactie, gesuppleerd met Moths werk en Stroms eigen excerpten. Het ging echter langzaam: pas na vier jaar (in 1780) kwam de A van de pers en reeds toen wou Strom het werk opgeven; men wist hem echter te bewegen ook nog de B te voltooien, doch reeds in 1782 stierf hij. Pas in 1793 was de eerste band (A tot E) klaar. Met de verdere uitgave van het werk ging het uiterst langzaam. Het tweede deel (F-H) verscheen in 1802, het derde (I-L) in 1820, het vierde (M-O) in 1826, het vijfde (P-R) in 1829, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 608]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het zesde (S) in 1848, het zevende (T-U) in 1853-'63, het achtste en laatste deel eindelijk in 1905. Het woordenboek van het ‘Videnskabernes Selskab’ zal steeds een sprekend en waarschuwend voorbeeld blijven van een werk dat tengevolge van zijn langzaam verschijnen veroordeeld was om te werken met te oud materiaal en volgens een permanent verouderd arbeidsplan. Bij zijn voltooiing - blijkbaar meer een kwestie van prestige dan van werkelijk nut - was het woordenboek weinig meer dan een anachronistisch product. Practische waarde zou het slechts hebben gehad indien het voltooid ware geworden in den tijd waarin de eerste deelen verschenen; overigens is de historische waarde van het werk niet erg groot, aangezien de verschillende deelen geenszins de taal weergeven van den tijd waarin ze verschenen. In 1905 bestond er echter reeds sinds driekwart eeuw een practischer en homogener werk. Toen in 1813 Chr. Molbech (1783-1857) door den boekhandel Gyldendal werd verzocht een kort woordenboek te schrijven van de Deensche taal van zijn tijd, ging de jonge taalgeleerde hierop in, doch kwam vrij gauw tot de overtuiging dat zoo een woordenboek uitvoeriger zou worden dan de boekhandel dacht. Molbech was de meening toegedaan dat de woordverklaringen door voorbeelden moesten worden toegelicht en dat het geheel aan levendigheid en bewijskracht zou winnen, indien men, behalve zelf gevormde voorbeelden, ook citaten opnam van bekende Deensche schrijvers. Het was namelijk het Engelsche woordenboek van S. Johnson dat Molbech als model voor den geest stond. Niettegenstaande zijn drukke bezigheden verzamelde hij tusschen 1813 en 1823 zijn materiaal. Het redigeeren zelf nam slechts vijf jaar in beslag en tusschen 1828 en 1833 werd het boek gedrukt; al het werk, ook het zuiver materieele, werd door den schrijver zelf verricht. Ook Molbechs woordenboek is op het ‘akademie-principe’ opgebouwd, het wou slechts een tolk wezen van de zuivere, gevormde schrijftaal in haar juist gebruik in Molbechs tijd. Dit leidde natuurlijk tot een zekere willekeur. Zoo heeft Molbech b.v. niet het in zijn tijd algemeen gebruikte Geburtsdag gehonoreerd, doch daarentegen wel Fodselsdag, dat toen slechts een geaffecteerd purisme was. Niettegenstaande zijn verouderden en verkeerden grondslag blijft Molbechs woordenboek een voor zijn tijd zeer verdienstelijk werk, dat in het practisch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 609]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebruik een groote rol heeft gespeeld; bovendien heeft het ook zijn waarde voor de kennis van het gecultiveerde en ‘deftige’ schrijftaalgebruik in het begin der negentiende eeuw. Een nieuwe vermeerderde uitgave verscheen in 1854-'59. Na Molbech kwam er nog een Deensch woordenboek, namelijk het ‘Dansk Ordbog for Folket’ bewerkt door B.T. Dahl en H. Hammer. Het verscheen tusschen de jaren 1904-'14, insgelijks op initiatief van de firma Gyldendal, met de bedoeling Molbech te vervangen. Het is van denzelfden omvang als Molbech en onderscheidt zich van zijn voorganger hierdoor dat er geen bewijsplaatsen worden aangegeven. Zijn waarde ontleent het werk niet aan zijn overdreven purisme, doch aan de behandeling van de synoniemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Het plan van Verner Dahlerup.Pas in de twintigste eeuw zou in Denemarken worden begonnen met een taalkundig woordenboek op historischen grondslag. Het initiatief hiervoor ging uit van V. Dahlerup. Karl Verner Hornemann Dahlerup werd geboren te Frederiksberg, een voorstad van Kopenhagen, op 31 Oct. 1859. Hij studeerde Skandinavische filologie en had als leermeesters o.a.K. Gislason, L. Wimmer en Vilhelm Thomsen. In 1883 werd hij magister en was gedurende jaren werkzaam bij het middelbaar onderwijs te Kopenhagen. Sinds 1899 docent in het Deensch aan de universiteit, werd hij in 1911 Wimmers opvolger voor Skandinavische filologie. In 1926 werd hij emeritus en stierf op 24 Aug. 1938. Dahlerups wetenschappelijk werk is niet zeer omvangrijk; zijn meest bekend geschrift echter, de kleine doch degelijke ‘Det danske Sprogs Historie’ is nog steeds een klassiek boek in de Deensche taalwetenschap. Ongetwijfeld heeft het meestal ondankbare voorbereidende werk voor het Deensche woordenboek een groot deel van Dahlerups tijd en beste krachten in beslag genomen. In een voorbericht van 22 April 1918 bij het eerste deel van het ‘Ordbog over det danske Sprog’ (ODS) vertelt Dahlerup zelf ‘hoe het groeide’. Sinds 1882 was hij begonnen met het aanteekenen van woorden en woordbeteekenissen die bij Molbech ontbraken, doch meer dan een verzamelen voor particulier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 610]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebruik was dit niet. Op verschillende aanzoeken tot het schrijven van een Deensch woordenboek ging Dahlerup niet in, doch begon naderhand omstreeks 1899, bij zijn benoeming tot docent, over de zaak na te denken. Reeds in 1901 sloot hij met E. Bojesen, de directeur van ‘Nordisk Forlag’, een contract voor het schrijven van een woordenboek dat ongeveer dubbel zoo uitvoerig moest worden als dat van Molbech, of ongeveer zoo groot als het Duitsche woordenboek van Heyne. In hetzelfde jaar begon Dahlerup met het systematisch excerpeeren, hierbij geholpen door zijn vrouw die een niet gering deel van het thans nog voorhanden materiaal eigenhandig heeft geschreven of gecorrigeerd. Het eerste excerptbriefje, dat nog steeds bij het Deensche woordenboek wordt bewaard, schreef Dahlerup op 1 Aug. 1901 te Amsteg in Zwitserland. Het excerpeeren gebeurde als volgt: in de boeken, door de uitgeverij ter beschikking van Dahlerup gesteld, werden de woorden die in aanmerking kwamen onderstreept en de lengte van de citaten aangegeven, daarna werden de citaten door betaalde medewerkers uitgeschreven en nadien door Dahlerup of zijn vrouw geverifieerd. Bij het excerpeeren werd er steeds op gelet dat niet alleen ongewone woorden werden aangeteekend, doch dat vooral de gewoonste en meest gebruikte woorden in hun talrijke beteekenissen niet over het hoofd werden gezien. Al spoedig werd het uitgeschreven materiaal zoo omvangrijk - volgens Dahlerups schatting bedroeg het circa een half millioen briefjes - dat aan bewerken en redigeeren kon worden gedacht. Met staatssteun ondernam Dahlerup in den zomer van 1903 een studiereis naar de buitenlandsche woordenboekcentrales te Göttingen, Leiden en Oxford, waar hij met de organisatie van deze ondernemingen bekend werd. Met de principes van de moderne lexicografie werd hij vertrouwd door het bestudeeren van de buitenlandsche woordenboeken, inzonderheid van het NED en het Zweedsche woordenboek en door het lezen van H. Pauls verhandeling over wetenschappelijke lexicografie (in ‘Sitzungsberichte der philosophisch-philologischen und der historischen Classe der k.b. Akademie der Wissenschaften zu München’ 1894, 53-91). Dahlerup wou zijn woordenboek bewerken volgens de principes van de groote buitenlandsche lexica, al was hij er van overtuigd, dat het werk dat hem voor den geest stond, en dat hij zich steeds had gedacht als het werk van één | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 611]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
manGa naar voetnoot(1), in zijn uitvoering veel bescheidener zou zijn dan de groote buitenlandsche werken. De principes volgens dewelke het woordenboek zou worden bewerkt heeft Dahlerup uiteengezet eerst in het ‘Zeitschrift für deutsche Wortforschung’ VII (1905-'06), 328-333 en naderhand in ‘Danske Studier’ 1907, 65 vv. en in ‘Förhandlingar vid svenska Filolog- och Historikermötet i Göteborg 19-21 Aug. 1912’, 90 vv. Op enkele kleinigheden na zijn het dezelfde principes die later bij de bewerking van het ODS werden gevolgd. De verschillen bestaan hoofdzakelijk hierin dat Dahlerup meer afwijzend stond tegenover vreemde woorden, dat hij bij algemeen bekende woorden (beer, paard enz. die moeilijk op een eenvoudige manier zijn te definieeren) definities overbodig achtte, en ze naar het voorbeeld van Larousse door kleine illustraties wilde toelichten, en dat hij aan het einde van elk artikel de samenstellingen waarin het woord als tweede lid voorkomt wou opnoemen. Overigens was Dahlerup roekeloos optimistisch. In Februari 1906 schrijft hij: ‘Die Drucklegung soll im Jahre 1906 anfangen und im Laufe von etwa 6 Jahren vollendet sein’ (Z.f.d.W. VII. 329), in 1907 dacht hij het volgende jaar met het uitgeven te beginnen en op het congres te Göteborg in 1912 vertelde hij dat zijn woordenboek over een tiental jaren klaar zou zijnGa naar voetnoot(2). Intusschen was Dahlerup begonnen met het redigeeren en in 1909 verscheen bij Nordisk Forlag, intusschen versmolten met de uitgeverij Gyldendal, een prospectus van 40 bladzijden of 80 kolom (van A tot Aarefistel), dat werd toegestuurd aan de personen die zich voor de zaak interesseerden. Het goede onthaal dat dit prospectus te beurt viel was een aanmoediging voor Dahlerup. De praktijk had hem echter geleerd dat zijn materiaal hier en daar nog gapingen vertoonde en dat het redigeeren meer tijd vergde dan hij had kunnen denken. Dank zij den steun van den staat en van het Carlsbergfonds kon Dahlerup enkele van zijn oud-studenten als medewerkers aan het werk zetten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 612]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze hielden zich bezig met het suppleeren van het materiaal en het bewerken van een vóór-redactie, die door Dahlerup bij de definitieve redactie zou worden gebruikt; van deze laatste echter kwam niets terecht. Dahlerup was volgens zijn eigen zeggen niet geschikt voor schatten en berekenen, doch het was duidelijk, dat een woordenboek bewerkt volgens het model van het prospectus op zijn minst acht maal zoo omvangrijk moest worden als het werk dat hem oorspronkelijk voor den geest stond. Bij het bewerken van het artikel af, dat veel tijd vergde, zag Dahlerup eindelijk in dat zijn werk hem over het hoofd was gegroeid en dat hij de zaak misschien in den steek zou moeten laten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. ‘Det danske Sprog- og Litteraturselskab’ neemt het woordenboek over.Toen de nood het hoogst was kwam het in 1911 gestichte ‘Danske Sprog- og Litteraturselskab’ met plannen voor den dag om de uitgave van Dahlerups woordenboek over te nemen. Omstreeks 1915 stelde de energieke en doordrijvende presidente van het ‘Selskab’, dr. Lis Jacobsen voor, het woordenboek in een ruimer en uitvoeriger kader te gaan bewerken. In hoofdzaak zou het voorbeeld van Dahlerups prospectus worden gevolgd, en het geheel zou worden bewerkt door verschillende (oorspronkelijk vier) zelfstandige redacteurs, die hun krachten onverdeeld aan deze taak zouden wijden. Het gelukte inderdaad de noodige geldmiddelen te verkrijgen vanwege het Ministerie van Onderwijs en het Carlsbergfonds, die hierop in 1915 de uitgave van het woordenboek aan ‘det danske Sprog- og Litteraturselskab’ overdroegen; dit was de redding voor het Deensche woordenboek. Door het ‘Selskab’ werden als redacteurs geëngageerd L. Jacobsen, Kr. Sandfeld, Johs. Brondum - Nielsen en H. Juul-Jensen. De eerste jaren werden door het voorbereidend werk in beslag genomen. Het excerptenmateriaal werd aangevuld, in talrijke samenkomsten werden de principes grondig besproken en in detail uitgewerkt, de theorie werd aan de praktijk getoetst, en de eerste artikelen werden bewerkt en omgewerkt tot de medewerkers voldoende met de stof vertrouwd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 613]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waren. Reeds in Oktober 1918 kwam de eerste helft van Dl. I van de pers. De positie van Dahlerup tegenover het Deensche woordenboek was nu geheel anders geworden; alle principieele vragen moesten worden voorgelegd aan de gezamenlijke redacteurs en deze werden persoonlijk verantwoordelijk gesteld voor het door hen gepresteerde werk. Dahlerups taak zou voortaan slechts bestaan in het bewerken van enkele moeilijke artikelen en in het doorlezen van de door de redacteurs bewerkte stof. In het eerste deel dat in 1919 compleet kwam heeft Dahlerup, bijgestaan door Juul-Jensen, kol. 1-162 bewerkt. Toch werd Dahlerups aandeel niet zoo groot als hij zelf gewenscht of gehoopt had. De nieuwe ordening bracht ook nieuwe methoden; veel van Dahlerups excerpten b.v. moesten voortaan naar betere uitgaven worden geciteerd. Een en ander ging Dahlerup voelen als een kritiek of althans als een onderschatten van het zeker niet geringe werk dat hij voor de zaak van het woordenboek had verricht. Persoonlijke wrijvingen zouden er verder toe bijdragen dat Dahlerup zich meer en meer van het woordenboek ging verwijderen; sinds 1921 verscheen hij niet meer op de vergaderingen van de redactie. Tot aan zijn dood zou hij echter de proeven van het woordenboek blijven doorlezen; niet minder dan 17 deelen heeft hij op die manier doorgekeken, hierbij de redacteurs met raad en inlichtingen bijstaandeGa naar voetnoot(1). Men heeft Dahlerup terecht genoemd ‘de vader van het woordenboek’, en zijn naam, die op elk deel van het ODS voorkomt, zal steeds onafscheidelijk verbonden blijven aan dit monument der Deensche taalwetenschap. Sinds het verschijnen van het eerste deel van het ODS zijn verschillende veranderingen in de redactie aan te stippen; oude medewerkers zijn heengegaan, nieuwe hebben de open | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 614]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plaatsen bezet. In 1918 bestond de redactieraad uit dr. phil. Johs. Brondum - Nielsen, cand. mag. J. Ernst - Hansen (: J. Glahder), cand. mag. Holger Hansen, onderbibliothekaris H. Juul - Jensen, prof. dr. Kr. Sandfeld Jensen, mag. art. Holger Sandvad, en verder uit prof. V. Dahlerup en dr. Lis Jacobsen; in het geheel dus acht leden. Drie hiervan (Brondum-Nielsen, Sandfeld en L. Jacobsen) hebben geen actief aandeel gehad aan het bewerken van het eerste deel. In Dl. III (1921) vindt men als nieuwe medewerkers dr. phil. Paul V. Rubow, cand. mag. Morten Borup en cand. mag. Aage Hansen. Sinds Dl. V (1923) komt Holger Hansen niet meer voor onder de medewerkers. In 1924 (zie Dl. VI) en 1925 (zie Dl. VII) werden twee nieuwe medewerkers, de dialectologen Peter Skautrup en Aage Rohmann aan de redactie toegevoegd. Aan de bewerking van Dl. VIII had prof. Sandfeld geen deel meer, terwijl onder de medewerkers aan Dl. IX (1927) de naam van M. Borup niet meer voorkomt. Bij het verschijnen van Dl. XII (1931) telt de redactie drie medewerkers minder; P.V. Rubow en P. Skautrup waren naar het universitaire onderwijs overgegaan, terwijl H. Sandvad in 1929 was gestorven. Anderzijds had men zich de medewerking van P. Diderichsen verzekerd. Bij het verschijnen van Dl. XIII (1932) is Holger M. Nielsen tot het woordenboek toegetreden en de redactie zal geen wijzigingen ondergaan voor het verschijnen van Dl. XVI (1936), waarin een nieuwe naam, Karl Martin Nielsen, voorkomt. Aan de bewerking van Dl. XVII (1937) nam A. Rohmann geen deel meer; hij zou zich voortaan wijden aan het bewerken van het door hem ontworpen Bornholmsch dialectwoordenboek. In 1938 bij het verschijnen van Dl. XVIII had K.M. Nielsen reeds de redactie verlaten, die sindsdien onveranderd bestaat uit de volgende zes leden: Prof. Brondum-Nielsen, dr. P. Diderichsen, J. Glahder, dr. A. Hansen, Holger M. Nielsen en H. Juul - Jensen als hoofdredacteur. Van 1915 tot nu hebben dus in het geheel 16 redacteurs, afkomstig uit de verschillende streken van het land, bijgedragen tot het tot stand komen van het Deensche woordenboek. Tot in 1931 werd de leiding en de uitgave van het ODS door Lis Jacobsen en H. Juul - Jensen gemeenschappelijk waargenomen, met dien verstande dat L. Jacobsen als administratief leider optrad, terwijl H. Juul - Jensen, die reeds als student Dahlerups medewerker was geweest, als hoofdredacteur de zorg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 615]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor het eigenlijke wetenschappelijk werk op zich nam. Slechts een enkele maal is L. Jacobsen als redacteur opgetreden, toen zij in Dl. III het gedeelte Di-Dims bewerkte. Op 1 Mei 1931 echter verliet L. Jacobsen de redactie. In de eerste deelen van het woordenboek heeft J. Juul - Jensen verschillende artikelen geredigeerd, het eerste deel is zelfs bijna geheel door hem alleen bewerkt; in den laatsten tijd is hij meestal als hoofdredacteur opgetreden en zijn werkzaamheid bestaat hoofdzakelijk in de controle (‘Gennemlaesning’ of ‘Gennemsyn’) van het door de verschillende redacteurs bewerkte manuscript. Toen in 1915 het ‘Selskap’ het Deensche woordenboek overnam, meende het de voltooiing in den loop van 10 a 12 jaar te kunnen garandeeren; op het einde van 1929 zou het werk zeker heelemaal klaar zijnGa naar voetnoot(1). In het prospectus dat in October 1918 verscheen werd door L. Jacobsen gerekend met een omvang van 15 a 17 deelen, samen 24.000 kolom; aangezien men rekende met 10 uren werk per kolomGa naar voetnoot(2) zou het geheel circa 200.000 werkuren vergen. Deze berekening was gebaseerd op een constante verhouding tot het woordenboek van Molbech waarvan de eerste uitgave 2.864 kolom telt. Volgens E. Ljunggren, aan wiens artikelGa naar voetnoot(3) ik enkele van de hier volgende cijfers ontleen, zou het Deensche woordenboek dus 8,38 keer zoo uitvoerig worden als Molbech, zoodanig dat aan elke Molbechkolom 8,38 kolom in het ODS zou beantwoorden. De twee eerste deelen van het ODS bevatten intusschen 2.468 kolom tegenover 255 bij Molbech. De verhouding was dus reeds in 1920 gestegen van 8,38: 1 tot 9,68: 1, zoodat, wanneer deze verhouding constant bleef, reeds toen moest worden gerekend met een totaal van 26.715 kolom of circa 21 deelen. Deze stijging is wel hoofdzakelijk toe te schrijven aan het feit dat voor woorden die bij Molbech ontbreken extra-ruimte mag worden berekend. In 1924 kon men reeds vaststellen dat de oorspronkelijke berekeningen niet houdbaar waren; in een interview met ‘Extra-Bladet’ van 27/6/1924 verklaarde Lis Jacobsen dat het woordenboek pas in 1938 klaar zou zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 616]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1941 was het ODS reeds gedrukt tot en met het artikel Sorrig en telde niet minder dan 26.772 kolom. Van de vroeger vastgestelde verhouding tot Molbech werd dus afgeweken, en dit in stijgende mate in de latere deelen. Dit vindt zijn oorzaak niet alleen in het rijkere apparaat waarover men gaandeweg beschikte, doch ook in het feit dat Molbech, naar gelang de voltooiing van zijn werk naderbij kwam, zich blijkbaar verplicht had gezien zich meer beperking op te leggen. De deelen van het Deensche woordenboek zijn naderhand iets dikker geworden; in de twaalf eerste deelen bevatte elk deel gemiddeld 1256 kolom, doch met Dl. XIII stijgt de omvang plots tot 1432 kolom en het gemiddelde van de acht laatst verschenen deelen (XIII-XX) is 1462 kolom. Thans voorziet men voor het ODS een vermoedelijken omvang van 27 deelen of circa 36.000 kolom, dus 10 deelen of 12.000 kolom meer dan men in 1918 had gedacht. Wanneer men de ontwikkelingsgeschiedenis van het Deensche woordenboek overschouwt, stelt men vast hoe het langzamerhand is uitgegroeid boven de oorspronkelijke ramingen. Deze ontwikkeling, evenals die van alle groote woordenboeksondernemingenGa naar voetnoot(1), bewijst hoe ontzettend moeilijk het is berekeningen op te stellen over den omvang en den duur van bewerking van een groot modern woordenboek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. De Organisatie van het ODSWanneer men als buitenlander in Denemarken in de conversatie van het Deensche woordenboek gewaagt - en in geen land wellicht is het groote publiek zoo bekend met de nationale woordenboeksonderneming als in Denemarken -, dan hoort men al gauw de opmerking: ‘O ja, U meent Lis Jacobsens woordenboek!’ Officieel heet het Deensche woordenboek ‘Ordbog over det danske Sprog’, doch bij het publiek is deze naam nauwelijks bekend, evenmin als die van ‘Dahlerups Ordbog’, zooals men het wel eens heeft willen noemen. Wél krijgt men den officieelen naam, afgewisseld met de meer mondgemeene | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 617]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
namen ‘den store danske Ordbog’ en ‘den danske Ordbog’ tout-court, in de pers te lezen, wanneer er elk jaar, bij het verschijnen van een nieuw deel, beknopte of uitvoerige besprekingen aan worden gewijd. Doch ook thans is ‘Lis Jacobsens Ordbog’ nog niet uit de krantenkolommen verdwenen. Deze populaire naam is ongetwijfeld minder gelukkig. Lis Jacobsen immers heeft aan de eigenlijke redactie om zoo te zeggen geen deel gehad, maar zich uitsluitend bemoeid met de organisatie en de administratie, zeker niet de minst belangrijke zijde van het werk. Doch het groote publiek dacht nu eenmaal dat Lis Jacobsen het woordenboek schreef, en het gevolg daarvan was, dat tot voor enkele jaren L. Jacobsen in de pers regelmatig werd gekapitteld ter zake van schijnbare of echte tekortkomingen in de kolommen van het woordenboek, tekortkomingen waaraan ze zich onmogelijk kon hebben schuldig gemaakt. Dat de naam van Lis Jacobsen zoo innig met het Deensche woordenboek is verbonden geweest, was te danken aan de kracht en de doortastendheid waarmee deze vrouw voor de zaak heeft geijverd. Het is zeker haar blijvende verdienste, dat ze door haar energiek initiatief Dahlerups plannen in werkelijkheid heeft weten om te zetten. Van in den beginne heeft ze de zaak nogal ‘amerikaansch’ aangevat en in tallooze persinterviews het publiek op een eenvoudige en soms boeiende manier voorgelicht. Deze propaganda bereikte natuurlijk een van haar hoogtepunten in 1928, toen, nauwelijks dertien jaar nadat het ‘Selskab’ de zaak had overgenomen, reeds het tiende deel van het woordenboek op de markt kon worden gebracht. Wie de krantenknipsels van dien tijd doorleest krijgt een beeld van de publiciteit die rondom het werk werd geschapen en die overigens ook den financieelen kant van de zaak ten goede moest komen. Ook de humoristische noot, in den vorm van karikaturen met bijbehoorende versjes - een typisch aspect van de Deensche krant - ontbrak bij die gelegenheid niet. Een minder prettig gevolg van de propaganda en publiciteit was echter dat Lis Jacobsen hierdoor t.o.v. de eigenlijke redacteurs in een verkeerd daglicht kwam te staan. In 1931 verliet ze definitief den raad van het woordenboek om als administrator van al de uitgaven van het ‘Sprog- og Litteraturselskab’ de zuiver financieele en administratieve zijde van het ODS te blijven behartigen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 618]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ‘agitatie’ die rondom het Deensche woordenboek werd geschapen heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen om in de breede lagen van de bevolking belangstelling te wekken voor dit nationale werk. Het mooiste resultaat van deze ‘publicity’ echter was, dat het woordenboek uit alle deelen van het land en uit alle lagen der bevolking bewijzen van belangstelling en medewerking mocht ontvangen. In het jaar 1926, dus na een tienjarig bestaan, had het ODS bijdragen ontvangen van niet minder dan 1200 verschillende personenGa naar voetnoot(1). Deze bijdragen bestonden deels in antwoorden op vragen om inlichtingen, deels uit citaten die deze medewerkers op eigen initiatief ter beschikking van het woordenboek stelden. Wie als lexicograaf voor het eerst kennis maakt met het ODS vraagt zich verbaasd af hoe het mogelijk is zulk een uitvoerig werk in zulk een vlug tempo uit te geven. Van 1919 tot nu is er haast geen jaar voorbijgegaan, of er kwam een nieuw, keurig verzorgd deel van het Deensche woordenboek van de pers. Weliswaar is het groote, veel uitvoeriger Engelsche woordenboek in den loop van een halve eeuw met een verbazende regelmaat bewerkt en voltooid geworden, doch mag men de woordenboeksonderneming van een natie van nog geen vier millioen inwoners vergelijken met de prestaties van een wereldimperium? Wanneer Denemarken in staat is in een minimum van tijd zijn nationaal taalmonument te bewerken en uit te geven, moet het daarvoor ongetwijfeld beschikken niet alleen over een flinken staf van medewerkers, doch ook over een goed georganiseerde woordenboekscentrale. Het wekt des te meer verbazing wanneer men verneemt, dat het Deensche woordenboek niet eens beschikt over een eigen redactielokaal. De redacteurs werken meestal thuis en voor het overige is het woordenboek heelemaal aangewezen op de groote leeszaal van de Koninklijke Bibliotheek te Kopenhagen. Daar gebeurt het voorbereidende werk, dat door de assistenten wordt verricht. Thans is dat geen wezenlijk bezwaar meer voor het personeel van de bibliotheek aangezien er nog slechts vijf assistenten zijn, die overigens slechts een gedeeltelijke werkzaamheid bij het woordenboek hebben. In den beginne echter, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 619]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toen door talrijke jonge hulpkrachten dagelijks een groot aantal boeken werden aangevraagd, kon dat nogal eens moeilijk worden. Wél beschikt de redactie over een groot aantal boekenrekken in de zijgangen rondom de groote leeszaal en tot deze rekken hebben de medewerkers vrijen toegang. Daar worden de hulpmiddelen bewaard, die men bij het dagelijksche werk noodig heeft, dus behalve de eigen boeken ook die welke het woordenboek in depot heeft van de Koninklijke Bibliotheek. In vredestijd bevond zich in deze gangen ook het geheele apparaat van het Deensche woordenboek. Daar treft men verder twee werken aan die typeerend zijn voor den geest van organisatie die het Deensche woordenboek steeds heeft gekenmerkt, namelijk het zgn. ‘Ankeprotokol’ en het ‘Scrapbook’. Het ‘Ankeprotokol’ of klachtenboek is een schrift waarin de assistenten hun wenschen t.o.v. het werk kunnen kenbaar maken; hierin teekent de redactie tevens aan al de veranderingen die gaandeweg worden ingevoerd in de methode van excerpeeren, citeeren en dergelijke. Vooral in den beginne, toen een groot aantal assistenten zich bezig hielden met het uitschrijven en het in orde brengen van het apparaat, en toen het Deensche woordenboek zich nog een eigen werkmethode en traditie eigen moest maken, heeft dit protokol groote diensten bewezen. De medewerkers waren op straf van boete verplicht eens per week door het plaatsen van hun handteekening in het protokol te bewijzen dat ze van de eventueele veranderingen kennis hadden genomen. Door het protokol werd in het voorbereidende werk de noodzakelijke eenheid en gelijkvormigheid gewaarborgd, die anders bij gebrek aan voortdurend eng contact in een eigen scriptorium gevaar had kunnen loopen. De assistenten hadden tevens de gelegenheid in het protokol allerlei voorstellen te doen tot verbetering van de gevolgde werkwijze; elk voorstel werd steeds door de redactie in overweging genomen. Naderhand, toen het ODS volop in gang was en op een jarenlange traditie kon steunen, werd het protokol hoe langer hoe minder gebruikt. Voor het jaar 1941 b.v. waren er slechts twee redactioneele mededeelingen in aangeteekend. Het ‘Scrapbook’ is een verzameling van krantenknipsels - interviews, verslagen van werkzaamheden enz. - die een interessant beeld geven van de levendige belangstelling die in de Deensche pers voor de zaak van het woordenboek steeds heeft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 620]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bestaan. Ook overdrukken uit tijdschriften waarin het ODS wordt besproken of deelen ervan worden aangekondigd worden hierin bewaard. Het ‘Scrapbook’, dat regelmatig en nauwkeurig wordt bijgehouden, vormt een zeer belangrijke bron voor de geschiedenis van het Deensche woordenboek. Oorspronkelijk had men gedacht elk van de redacteurs een apart deel van het woordenboek te laten bewerken; dit plan werd echter vrij gauw opgegeven voor een ander, waardoor meer samenwerking, gelijkvormigheid en eenheid in het werk werden verzekerd. Men ging namelijk elke ‘letter’ onder de redacteurs verdeelen in niet al te groote stukken, die na de bewerking worden ingeleverd en door den hoofdredacteur gecontroleerd. Op die manier is het vlugge, gelijkvormige en regelmatige verschijnen van de verschillende deelen in alfabetische volgorde gewaarborgd. De deelen krijgen een gelijken omvang, er ontstaan geen gapingen en het geheel vertoont een gaaf en harmonisch karakter, iets wat door het lezende publiek zeker op prijs wordt gesteld en wat andere buitenlandsche woordenboeken kunnen benijden. Van een full-time redacteur bij het ODS - op dit oogenblik behalve den hoofdredacteur H. Juul - Jensen, alleen J. Glahder en A. Hansen - wordt een normale werktijd van zes uren per dag of 1620 uren per jaar gevergd. De redacteur heeft tevens recht op een maand vacantie. De overige redacteurs hebben een kleineren werktijd. Prof. Brondum-Nielsen heeft zijn professoraat, dr. P. Diderichsen is assistent aan de Kopenhaagsche universiteit, terwijl Holger Nielsen tevens leeraar is aan een kweekschool. In 1941 was deze regeling getroffen dat Brondum-Nielsen een niet van te voren bepaalden tijd aan het werk besteedt, terwijl P. Diderichsen een normalen werktijd van vijf, H. Nielsen er een van drie uur heeft; J. Glahder en A Hansen daarentegen overschrijden meestal den normalen werktijd. Het aandeel van de redacteurs aan de diverse deelen is dan ook erg verschillend. De 1488 kolom van Dl. XX (1941) b.v. waren als volgt over de verschillende medewerkers verdeeld: J. Glahder 473 kolom, A. Hansen 378 kolom, Brondum-Nielsen 338 kolom, H. Nielsen 151 kolom, P. Diderichsen 148 kolom. Aangezien de normale jaarlijksche werktijd 1620 uren bedraagt en voor de bewerking gemiddeld met 8 ½ uur per kolom wordt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 621]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gerekend, zou de gemiddelde prestatie van een redacteur bij het Deensche woordenboek 1620: 8 ½ of ongeveer 192 kolom per jaar zijn. Misschien ligt het jaarlijksche gemiddelde iets hooger of ongeveer 200 kolom per jaar, wat vrijwel overeenstemt met de jaarlijksche prestatie van een redacteur bij het WNT. Oorspronkelijk werden de redacteurs betaald volgens de hoeveelheid van het gepresteerde werk, doch daar dit tot misbruik aanleiding kon geven is men hiervan al vrij gauw afgeweken. Thans worden de redacteuren per uur betaald; het uurloon wordt berekend door het basisloon van een leeraar M.O. of van een bibliothekaris (van 1sten graad) te deelen door het aantal verplichte werkuren per jaar. Het basisloon - afgezien van verschillende bijzondere toelagen - bedraagt 4.500 Kr. minimum en 7.200 Kr. maximum. Op het einde van elke maand stuurt de redacteur een verslag in waarbij hij vermeldt de verschillende werkzaamheden die hij in de afgeloopen maand voor het woordenboek heeft verricht (redigeeren, controleeren, revisie enz.). Sommige redacteuren zijn, wat de pensioenregeling betreft, gelijkgesteld met de staatsambtenaren. De financiering van het ODS gebeurt door den Staat en het CarlsbergfondsGa naar voetnoot(1) in samenwerking met de firma Gyldendal. Toen het woordenboek door het ‘Litteraturselskab’ werd overgenomen, nam de uitgeverij de onkosten van papier en drukken voor haar rekening op voorwaarde dat het werk de 1360 vel of 21.760 kolom niet zou overschrijden. Daar het woordenboek nu reeds meer dan 26.000 kolom telt zal deze regeling wel moeten worden herzien. Het aandeel van Gyldendal werd in 1916 op circa 240.000 Kr. geschat, doch dit bedrag is zeker te laag. De Staat en het Carlsbergfonds waren bereid gedurende een periode van 20 jaar gezamenlijk een jaarlijksche bijdrage van 68.800 Kr.Ga naar voetnoot(2) aan het Deensche woordenboek toe te staan. In 1936 werden voor de volgende tien jaar nieuwe toelagen voorzien. Oorspronkelijk werd het ODS gedrukt in 5.000 exemplaren; in 1931 ging men de oplage beperken tot 4.000 exemplaren. Waar in 1916 de uitgevers slechts hadden gerekend op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 622]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.000 a 2.500 inteekenaren, bedroeg het aantal abonnés in 1920 niet minder dan 3.500, een getal dat tot op heden nagenoeg onveranderd is gebleven. Voor een natie van nog geen vier millioen inwoners is dit getal ongetwijfeld hoog, naar verhouding wellicht hooger dan in andere landen. In geen enkel ander land daarentegen is een groot woordenboek zoo goedkoop als in Denemarken, waar men slechts 12 Kr. per deel (ingenaaid) betaalt; de volle prijs voor de twintig reeds verschenen deelen is dus 240 Kr. Antiquarisch echter is het werk te koop voor ongeveer de helft van dit bedrag. Leeraren, studenten, predikanten, journalisten en bibliotheekinstellingen kunnen het werk voor een gunstprijs van 2/3 van het volle bedrag, of 8,5 Kr. per deel koopen. De leden van het ‘Litteratuurselskab’ en de woordenboeksassistenten krijgen het werk voor de helft van den prijs of 6 Kr. per gewoon exemplaar, met dien verstande dat voor het inbinden de volle prijs wordt berekend. De redacteurs krijgen een presentexemplaar in losse afleveringen, sommige redacteurs, namelijk die welke reeds van in den beginne aan het woordenboek verbonden waren, krijgen bovendien nog een exemplaar op speciaal papier. Zoo al tijdens de ‘incubatieperiode’ van het Deensche woordenboek in het gemis van een scriptorium een gevaar heeft geschuild voor het jongste van de groote nationale woordenboeken, dan kan op dit oogenblik slechts worden gezegd dat het ODS gekenmerkt wordt door een strenge en konsekwente eenheid van bewerking en uitvoering. Deze eenheid is het gevolg van een talentvolle organisatie die elk detail regelt en niets aan het toeval overlaat. Twee gedrukte handleidingen verzekeren de gelijkheid van bewerking zoowel bij het voorbereidend werk der assistenten als tijdens het redigeeren. De redactievergaderingen worden naar omstandigheden om de twee a drie maanden gehouden; daar legt elke redacteur zijn moeilijke of twijfelachtige gevallen aan den raad van redacteurs voor en wordt dus in laatste instantie beslist over het al of niet opnemen van een bepaald woord. Deze vergaderingen zijn een levend beeld van de goede samenwerking - een echt συμϕολιλογεῖν - die te Kopenhagen in eere wordt gehouden. In de zorgvuldig bewaarde verslagen van deze vergaderingen worden in het kort de besproken, aangenomen of verworpen woorden gememoreerd. Later wor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 623]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den deze verslagen wellicht een belangrijke bron voor woordonderzoek ten dienste van het nageslacht. Wanneer men zooveel zorg heeft besteed aan de organisatie van het Deensche woordenboek, dan is dat wellicht te wijten aan de pijnlijke ervaringen die men in Denemarken had opgedaan met het woordenboek van het ‘Videnskabernes Selskab’. Geleerd door de lotgevallen van deze laatste onderneming, die duidelijk had bewezen dat kommissies tot niets leiden, wanneer het initiatief van de ééne, leidende en stuwende persoonlijkheid ontbreekt, heeft men bij het ODS er voor gezorgd, dat een hoofdredacteur steeds het geheel zou overschouwen, ordenen en leiden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. De Werkmethode bij het ODS1. De grenzen van het ODS.Een woordenboek over de Deensche taal, die in den loop van hare ontwikkeling werd gesproken en geschreven tusschen Slie en Götaelv, wenscht het ODS niet te zijn; het is begrensd in tijd, ruimte en gebruikssfeerGa naar voetnoot(1). Het Deensche woordenboek wil slechts een overzicht geven van de ontwikkeling van de Deensche taal in haar jongste periode. Hiermee wordt bedoeld die tijd waarin de moderne Deensche litteratuur en algemeen beschaafde taal zich heeft gevormd, t.w. de 18de, 19de en 20ste eeuw. Van deze regeling wordt nochtans op enkele punten afgeweken; men citeert namelijk ook bronnen die strikt genomen ouder zijn dan de 18de eeuw. Dit zijn zulke werken als de ‘Danske Lov’ van 1683, de volksliederen (‘Folkeviser’), de geautoriseerde bijbelvertalingen en de psalmen, waarvan de woordvoorraad een grooten invloed heeft gehad op de latere taal. Schrijvers wier werkzaamheid gedeeltelijk tot de 17de, gedeeltelijk tot de 18de eeuw behoort worden in hun geheel opgenomen. Noorsche schrijvers worden slechts opgenomen in zooverre ze behooren tot het tijdperk vóór de scheiding van 1814. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 624]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Behalve in tijd en ruimte is het ODS ook beperkt met betrekking tot de gebruikssfeer van de woorden; hier echter is een vaste grens moeilijk te trekken. Als hoofdprincipe geldt dat het ODS een woordenboek wil zijn van het Deensche ‘Algemeen-Beschaafd’. Dialectwoorden worden slechts gehonoreerd, indien ze of algemeen verspreid zijn of in verschillende teksten in ‘Rigssprog’, inzonderheid bij klassieke schrijvers, worden gebezigd, b.v. bij den Jutschen schrijver S. Steensen Blicher. Het is natuurlijk erg lastig of zelfs geheel onmogelijk dit principe konsekwent door te voeren, doch men meent te Kopenhagen dat gebrek aan konsekwentie hier minder erg is dan alle dialectwoorden onverbiddelijk uit te sluiten. Voor het opnemen van ‘slang’ en vulgaire taal gelden wezenlijk dezelfde regels die voor het opnemen van dialectwoorden worden gevolgd. Over het algemeen is het ODS hier iets minder ruim dan het Leidsche woordenboek, waar men niet zoozeer uitgaat van het practische standpunt der algemeen-beschaafde taal, doch meer algemeen taalkundige normen aanlegt. Afgezien van de reeds genoemde beperkingen in tijd, ruimte en gebruikssfeer zijn er in de Deensche ‘Rigssprog’ groepen van woorden, waarvan slechts een gedeelte in het ODS kan worden gehonoreerd. Eigennamen die, behalve als ‘propria’, ook in een afgeleide, vrij algemeen bekende beteekenis worden gebezigd, b.v. Adonis, worden opgenomen, evenals de meeste Deensche volks- en stamnamen. Van vreemde volksnamen worden slechts gehonoreerd: 1. de namen van de bewoners der werelddeelen, 2. de namen der belangrijkste niet-Europeesche volkeren (b.v. Kineser en Araber, doch niet Brasilianer), 3. de namen der bewoners van alle groote Europeesche landen, soms ook van landsdeelen (b.v. Sakser, Friser); natuurlijk is ook hier een zekere willekeur niet te vermijden. Van oude volksnamen worden de meest bekende (b.v. Angelsakser en Kelter, doch niet Allemanner) opgenomen; hetzelfde geldt voor de namen van politieke en confessioneele groepen. Ten overstaan van vreemde woorden, d.w.z. zulke die nog worden gevoeld als zijnde van vreemden oorsprong, was men oorspronkelijk, evenals dit te Leiden het geval was (men denke b.v. aan het ontbreken van alcohol in het WNT!), te Kopenhagen erg streng. Het gevolg hiervan is dat op dit gebied het materiaal minder volledig is dan de redactie op dit oogenblik wel zou wenschen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 625]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Thans gaat men echter uit van een principe dat wetenschappelijk en practisch is verantwoord: vreemde woorden die in een bepaald tijdperk hebben behoord tot de algemeene schrijf- en spreektaal worden opgenomen. Overigens wordt een vreemd woord slechts weggelaten wanneer het vooraf in de redactievergadering is besproken geworden. Deensche vakwoorden (in zooverre ze niet te speciaal zijn) worden opgenomen, vreemde vakwoorden slechts dan wanneer ze in de algemeene schrijfen spreektaal bekend zijn. Gehonoreerd worden neologismen en purismen indien ze werkelijk in gebruik zijn, evenzoo woorden die betrekking hebben op oude historische toestanden (b.v. Drost, Hofmester), indien deze woorden in algemeene of bekende historische werken worden gebezigd. Een gebied echter waar begrenzing vooral is geboden is dit der samenstellingen. Zooals in alle Germaansche talen is ook in het Deensch hun aantal eindeloos. ‘Van een goed Deensch woordenboek te verlangen dat het alle samenstellingen zou opnemen, ware even ongerijmd als van een goed rekenboek te eischen dat het alle getallen zou bevatten.’ Voor het al of niet opnemen van samenstellingen gelden de volgende regels, waarbij men drie groepen van echte samenstellingen onderscheidt. Een eerste groep vormen de zgn. ‘eenheidssamenstellingen’, waarbij beide leden zijn versmolten tot een nieuwe eenheid, een nieuw begrip, dat niet met behulp van de samenstellende deelen kan worden geconstrueerd. Zulke samenstellingen (b.v. in het Nederl. altaartafel) worden steeds opgenomen en van een definitie en citaten voorzien. Tot een tweede groep behooren de zgn. ‘reeks-samenstellingen’, dit zijn zulke die onbeperkt kunnen worden gevormd (b.v. in het Nederl. jas-, jurk-, korsetknoop enz.). Slechts enkele hiervan zijn taalkundig gesproken van belang (b.v. ndl. broekknoop), deze worden natuurlijk opgenomen, evenals de meest gebruikte. Vaak worden enkele van deze reekssamenstellingen opgenomen, alleen maar om aan te toonen hoe het eerste lid der samenstelling wordt gebezigd. Tenslotte zijn er nog de ‘individueele samenstellingen’, d.z. toevallige, geïsoleerde, meestal litteraire vormingen (men denke b.v. aan de door Bilderdijk gevormde woorden als kniealbast ‘bloote knie’ (WNT VII, 4612) of kniebeeld ‘het sterrenbeeld Hercules’ (WNT VII, 4612); zulke samenstellingen worden slechts dan opgenomen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 626]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wanneer ze bij klassieke schrijvers voorkomen en verklaard moeten worden. ‘Oneigenlijke samenstellingen’ noemt men samenstellingen als b.v. ndl. allerbest, -schoonst enz., die in onbeperkt aantal kunnen worden gevormd en waarvan het eerste lid slechts de waarde heeft van een praefix. Slechts enkele hiervan worden behandeld als aparte artikelen, de andere worden in een enkel artikel in chronologische volgorde verzameld. Hiermee kunnen wij de grenzen van wat binnen het kader van het Deensche woordenboek valt als voldoende afgebakend beschouwen. Deze grenzen werden zoo nauwkeurig vastgesteld als dat bij een dergelijk werk mogelijk is. Achteraf beschouwd is het misschien toch jammer dat het Deensche woordenboek het Nieuw-Deensch dat ligt tusschen 1500 en Holberg, niet heeft behandeldGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Het materiaal van het ODS.De kern van het tegenwoordige ‘apparaat’ van het Deensche woordenboek wordt gevormd door de verzameling van citaten die V. Dahlerup had tot stand gebracht, hoofdzakelijk tusschen de jaren 1901 en 1914. Het ODS heeft bovendien nog kunnen beschikken over andere excerptverzamelingen. In de eerste plaats moet worden genoemd de verzameling van ongeveer 150.000 briefjes tot stand gebracht door I. Levin (1810-'83), een begaafden doch twistzieken Joodschen bohémien en taalgeleerdeGa naar voetnoot(2). Na den dood van Levin werd deze verzameling bijgehouden en aangevuld door zijn rasgenoot O. Siesbye (1833-1913). Verder beschikt het ODS over een Holberg-concordantie in handschrift, bewerkt door archivaris J. Bloch (1839-1910). Al dit materiaal, dat reeds vóór 1915 ter beschikking stond van Prof. Dahlerup, is na 1915 nog in belangrijke mate aangevuld door excerpten die van verschillende zijden aan het woordenboek werden geschonken; in het geheel heeft het ODS op die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 627]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
manier ongeveer een millioen ‘Gavesedler’ ontvangen. Verder heeft de redactie gezorgd voor het systematisch excerpeeren van de litteratuur die in de verzamelingen, waarover men reeds beschikte, nog niet voldoende was vertegenwoordigd. Dit excerpeeringswerk, voor een groot deel verricht door redacteurs en assistenten van het ODS en door enkele leden van het ‘Litteraturselskab’, was in 1919 in hoofdzaak voltooid; het latere excerpeeren heeft over het algemeen een meer incidenteel karakter gehad. Bij het ODS is het excerpeeren steeds gepaard gegaan met het uitschrijven van het geëxcerpeerde materiaal. De citaten worden geschreven op fiches van 16,9 cm bij 8,4 cm wit gelinieerd (voor handschrift) of ongelinieerd papier (voor machineschrift). Voor verwijzingen en voor de eigenlijke redactie worden steeds gele briefjes gebezigd en elk briefje wordt slechts éénmaal gebruikt. Het woord waarom het gaat wordt in den rechterbovenhoek van de fiche geschrevenGa naar voetnoot(1), onderstreept en van de grammatische aanduiding (adj., pron. etc.) voorzien. Het citaat begint met een hoofdletter of met een kleine letter in overeenstemming met den origineelen tekst. Een punt, vraag- of uitroepteeken op het einde van een citaat wordt overgenomen, eenkomma of kommapunt echter door een punt vervangen. Citaten uit dichtwerken worden van een * voorzien, terwijl verandering van regel door een loodrecht streepje wordt aangeduid. Bij citaten uit de dramatische litteratuur worden de replieken van aanhalingsteekens voorzien en door een streepje van elkaar gescheiden; indien noodig worden ook de sprekende personen aangeduid. Worden woorden weggelaten dan wordt dit door twee puntjes aangeduid. Een citaat mag echter niet beginnen met een kort woord plus puntjes; in dat geval wordt het woord waarmee de zin begint tusschen haakjes gezet en gecursiveerd. Ook toelichtingen van den excerpent worden tusschen haakjes gezet en gecursiveerd; indien noodig gebruikt men ook het teeken ɔ: vóór de toelichting. Op verschil in den tekst tusschen fractuur en antiqua, cursief en gespatieerd wordt bij het uitschrijven niet gelet. Bij citaten uit alfabetisch geordende werken, b.v. lexica en dergelijke, wordt de pagineering niet aangeduid, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 628]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
behalve wanneer het woord (volgens de tegenwoordige spelling) niet op zijn alfabetische plaats staat. Bij werken in kolommen die slechts van pagina-aanduiding zijn voorzien wordt de kolom niet vermeld. Bij gefolieerde werken wordt recto (r.) en verso (v.) aangeduid. Data in den ‘titel’ worden door breuken aangegeven, b.v. 5/5 (5de Mei). Bij krantencitaten worden na den datum ook bladzijde en kolom aangeteekend. Bij elk citaat wordt de geheele verkorte ‘titel’ (dus schrijver, titel van het werk, deel, bladzijde of kolom en eventueel datum) gecursiveerd. In Dahlerups prospectus werd de naam van den schrijver met klein kapitaal (en groote beginletter), de titel van het werk cursief gedrukt, wat wegens de duidelijkheid zeker de voorkeur verdient. Bij citaten uit plantkundige werken wordt na den plantennaam steeds de auteursnaam vermeld (b.v.L.d.i. Linnaeus). Als honorarium voor excerpeeren en uitschrijven werd aan speciaal aangeworven excerpenten 3 øre per briefje betaald, eigenlijke medewerkers aan het woordenboek echter kregen 10 øre per stuk. Thans krijgen medewerkers voor elk excerpt 5 øre; voor briefjes door belangstellenden aan de redactie geschonken wordt geen honorarium meer betaald, aangezien deze excerpten steeds door een medewerker moeten worden gecontroleerd. De uitgeschreven excerpten worden gecontroleerd hetzij door den excerpent zelf hetzij door een ander persoon; elk briefje wordt daarbij van een verificatieteeken voorzien. Aan de correctheid van het excerptenmateriaal wordt veel aandacht besteed. Als proef heb ik 100 citaten uit het ODS onderzocht, waarvan 10 uit Dl. I, 40 uit Dl. V, 10 uit Dl. X, 30 uit Dl. XV en 10 uit Dl. XX. Van deze 100 citaten vertoonden er slechts drie kleine onnauwkeurigheden. In Dl. XV, 43 wordt een citaat uit Drachmann's Digte aangehaald als D. 7 (d.i. Digte (ed. 1872) blz. 7), terwijl het in werkelijkheid volgens D. 2 (ed. 1896), d.i. in een nieuwere spelling, doch met de pagineering van de oorspronkelijke uitgave is geciteerd. In Dl. XX, 925 wordt Fr. Paludan-Müller's Adam Homo, 193 aangehaald als ‘efter Frihed smaegter hun usigelig’, terwijl in de tekst han staat. In hetzelfde deel, kol. 929 wordt het woord véd in een citaat uit H. Drachmann's Don Juan II, 23 als vèd afgedrukt. Indien men de laatste kleine onnauwkeurigheid buiten beschouwing laat, zou | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 629]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het aantal ‘foutieve’ citaten niet hooger zijn dan 2%, wat zeker laag moet worden genoemd. Aangezien de kern van het apparaat van het ODS bestond uit de citatenverzameling van Prof. Dahlerup, stond de redactie in den beginne niet heelemaal vrij t.o.v. de uitgaven die zouden worden gebezigd bij het latere na-excerpeeren en vollediger maken van het materiaal. In de meeste gevallen heeft men zich gehouden aan de uitgaven die den grondslag vormden voor Dahlerups excerpten, en men is daarvan slechts afgeweken wanneer het dringend noodig was. Bij de verdere keus van de uitgaven is de redactie uitgegaan van twee principes: 1. de betrouwbaarheid, 2. de toegankelijkheid van de uitgaven. Dit laatste principe maakte het soms noodig aan de verzamelde werken van een schrijver de voorkeur te geven boven de oorspronkelijke uitgaven. Wanneer hiervoor een bijzondere aanleiding bestaat worden soms ook verschillende uitgaven (b.v. 1., 2., of 3 uitgave) van éénzelfde werk geciteerd. Bij werken behoorend tot de moderne vaklitteratuur worden in den regel de laatste uitgaven gebezigd. Vertaalde werken worden liefst niet gebruikt. Het apparaat zooals het thans na veertig jaren is gegroeid is op verschillende punten natuurlijk veel vollediger en uitvoeriger dan het apparaat van 1919. Op verschillende gebieden werden lacunes aangevuld, alhoewel niet steeds in die mate als de redactie het zou wenschen. De vijandigheid of althans gereserveerdheid t.o.v. vreemde woorden, die bij vele verzamelaars heerschte, had tot gevolg dat het apparaat op dit gebied soms te kort schoot. Een ander soort van woorden, de onfatsoenlijke, is in het materiaal ook spaarzaam vertegenwoordigd, niet alleen omdat sommige excerpenten en verzamelaars hebben gemeend, dat die woorden niet waardig waren in een Deensch woordenboek te worden opgenomen, doch ook omdat dit soort van woorden in het dagelijksch leven weliswaar gemakkelijk in den mond wordt genomen, doch niet zoo gauw op papier wordt gezet. Toen de redactie haar best deed om in het tekort van deze ‘onfatsoenlijke’ woorden te voorzien, ontstond bij het groote publiek de meening, dat het ODS alleen maar jacht maakte op gemeene woorden, ‘die op de vuilnisbelt van de Deensche taal thuishooren’! Van citaten met ongewone woorden echter is het apparaat over het algemeen rijkelijk voorzien; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 630]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het opvallende en niet-alledaagsche wordt immers het gemakkelijkst genoteerd. Daarentegen ondervindt men te Kopenhagen - zooals overigens in alle woordenboekcentrales - dat vaak van de meest eenvoudige, gewone en alledaagsche woorden geen citaten voorhanden zijnGa naar voetnoot(1). Een ander tekort in het apparaat is dit van de vaktermen; deze lacune wordt echter aangevuld door een systematisch suppleeren. Het suppleeren van het apparaat gebeurt met kleine stukken, gewoonlijk deelen van een letter, en gaat het redigeeren meestal langen tijd vooraf. Bij het suppleeren worden ongeveer tachtig werken die betrekking hebben op een twintigtal hoofdvakken (plantenkunde, technologie, zeewezen enz.) met behulp van de in deze werken voorkomende registers nagekeken; hierbij worden tevens de geschikte citaten uitgeschreven. Aangezien de registers die in deze vaklitteratuur voorkomen geen eigenlijke woord- doch vakregisters zijn, moet de suppleerende bij het nalezen van de gedeelten die in aanmerking komen er op letten of daarin geen citaten voorkomen die taalkundig van belang zijn. Bij het suppleeren wordt tevens met behulp van concordanties een voldoende aantal citaten uit de geautoriseerde bijbelvertalingen (de verschillende vertalingen worden met een zeer bijzondere zorg met elkaar vergeleken) en uit de psalmenverzamelingen uitgeschreven. De zoogenaamde ‘samenstellingen tweede lid’ worden bij het suppleeren niet verwaarloosd; ze worden op gele briefjes geschreven, waarna ze echter verhuizen naar hun alfabetische plaats. In de gedrukte ‘Suppleringsliste’ komen maar weinig tekstuitgaven voorzien van woordregisters voor. Het suppleeren gebeurt steeds door taalkundig gevormde personen; in den beginne waren het meestal studenten, doctorandi enz., die een gedeelte van hun vrijen tijd aan dit werk besteedden en op die manier in de gelegenheid waren met wetenschappelijk werk in de praktijk kennis te maken en daarenboven ook nog iets te verdienen. Oorspronkelijk schommelde het aantal van deze medewerkers tusschen tien en vijftien, met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 631]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den tijd echter verminderde hun aantal en thans beschikt het ODS over vijf medewerkers, die echter geen van allen hun volledigen werktijd bij het woordenboek hebben. Aangezien een zorgvuldig en gelijkvormig suppleeren volgens dezelfde methode van het grootste belang is, werd hiervoor een kleine doch nauwkeurige en gedetailleerde handleiding uitgegeven, die naderhand naar gelang het werk vorderde, van nieuwe paragrafen werd voorzien. Het eigenlijke suppleeren wordt afgesloten door het opmaken van een woordenlijst over alle woorden die reeds in het bestaande stuk apparaat voorkomen. Daarna worden verschillende lexica, woordenboeken, dialectlijsten, glossaria enz. nagekeken, in het geheel ongeveer veertig werken, waaronder ook het groote woordenboek van Moth. Bij elk woord wordt op de woordenlijst met rooden inkt aangeteekend of het in een of meer van deze woordenboeken voorkomt. Woorden, in deze lexica aangetroffen, die niet in het gesuppleerde materiaal voorkwamen, worden niet op fiches gebracht, doch slechts met vermelding van de bron op de woordenlijst genoteerd. Daar men bij het opmaken van deze woordenlijsten buiten beschouwing laat of de opgenomen woorden al of niet door de redactie zullen worden gehonoreerd, en aangezien dus bijna alle woorden worden aangeteekend die in het Deensch van het begin der 18de eeuw af tot op heden ooit in gebruik zijn geweest, wordt in deze woordenlijsten het ideaal der ‘absolute’ volledigheid voor deze periode zeker benaderd. Deze lijsten bevatten een massa woorden - vreemde, dialectische, ‘slang’-woorden, samenstellingen enz. - die nooit in de kolommen van het ODS zullen worden opgenomen. Hierdoor hebben ze reeds op zichzelf een blijvende waarde en zullen na het voltooien van het woordenboek als een aparte verzameling op de Koninklijke Bibliotheek te Kopenhagen worden bewaard. Het apparaat, nadat het door het suppleeren in aanzienlijke mate is aangevuld, bestaat uit fiches die volgens dezelfde methode zijn geëxcerpeerd en die zonder meer zijn te gebruiken. Het aandeel van de verschillende verzamelingen in het afgewerkte apparaat is met het noodige voorbehoud ongeveer als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 632]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volgtGa naar voetnoot(1): Levin-Siesbye fiches 5%, Dahlerup fiches 16%, ODS fiches (d.i. sinds 1915 verzameld apparaat) 54,5%, suppleeringsfiches 24,5%. Het aantal dubbele fiches is erg klein en schommelt tusschen 1 a 2 procent. Bij het suppleeren worden de verschillende verzamelingen in één alfabet vereenigd; voor zoover echter het apparaat nog niet is gesuppleerd worden de drie eerste verzamelingen weliswaar apart bewaard, doch elk in alfabetische volgorde, zoodat ze gebruikt kunnen worden voor een eventueel onderzoek over woorden die nog niet in het Deensche woordenboek zijn behandeld. Sinds 1915 is het totale apparaat van het ODS van jaar tot jaar in aanzienlijke mate aangegroeid, vóór 1915 telde Dahlerups verzameling alleen reeds ongeveer ½ millioen citatenGa naar voetnoot(2); in 1918 was dit aantal reeds verdubbeld, in 1920 was het gestegen tot ongeveer 1 ½ millioenGa naar voetnoot(3), in 1924 tot 2 millioenGa naar voetnoot(4), terwijl het totaal van de excerpten op dit oogenblik de 3 millioen te boven gaatGa naar voetnoot(5). Met een voorbeeldige zorg die teekenend is voor het Deensche woordenboek wordt voor dit millioenenleger gezorgd. Voor den duur van den oorlog is het naar een bomvrije schuilplaats verhuisd; een gedeelte van het in bewerking zijnde materiaal wordt 's avonds steeds in een brandkast opgeborgen. Zooals dat bij alle woordenboeken over levende talen het geval is, waarborgt dit aanzienlijke apparaat nog geen absolute volledigheid. Wie eenigszins vertrouwd is met lexicografisch werk weet b.v. hoe vermetel het veelal is in de kolommen van een woordenboek te beweren dat een bepaald woord of een bepaalde beteekenis voor het eerst in dezen of genen tijd opduikt. Toch is het materiaal van het ODS zoo volledig, dat het een garantie vormt voor de behandeling en toelichting van de essentieele beteekenissen van die woorden die binnen het kader van het Deensche woordenboek vallen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 633]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Het redigeeren.Evenals het suppleeren geschiedt ook het redigeeren volgens een stelsel van regels die tot in het detail nauwkeurig zijn vastgesteld. Dit zijn de zgn. ‘Redaktionsregler’ uitgewerkt door Lis Jacobsen en H. Juul - Jensen - in samenwerking met dr. Johs. Brøndum - Nielsen voor het fonetische gedeelte - op grond van de beraadslagingen in de woordenboekscommissie gedurende de jaren 1915-1917. Het eerste gedeelte van de redactieregels verscheen in 1917, het bijvoegsel in 1925. Samen zijn het 317 paragrafen verdeeld over 25 kapittels en het geheel is van een uitvoerig register voorzien. De latere veranderingen en toevoegsels zijn in het geïnterfolieerde redactieexemplaar aangebracht. De voornaamste punten van de redactioneele voorschriften worden hier samengevat. De volgorde der woordenboeksartikelen is streng en strikt alfabetisch volgens de spelling van Saaby (7de uitg.); geeft Saaby verschillende spellingen dan wordt het woord onder één van deze vormen behandeld, terwijl bij de andere naar de eerste wordt verwezen. Verschillende vormen van hetzelfde woord worden in den regel in hetzelfde artikel behandeld, zelfs als deze woorden etymologisch niet direct gelijk te stellen zijn; zoo b.v. wordt demant (ontleend aan het Duitsch demant) behandeld onder Diamant, dat uit mlat. diamas is afgeleid. Homoniemen worden behandeld in de volgende orde: znw., bnw., telw., vnw., werkwoord, bijw., voorzetsel, voegw. en tusschenwerpsel. Vreemde woorden, dialect- en ‘slang’-woorden krijgen een genormaliseerde spelling. Bij adjectiva worden komparatief en superlatief onder den positief behandeld, tenzij waar deze een anderen oorsprong heeft (b.v. aeldre en aeldst worden behandeld onder aeldre, niet onder gammel). Bij pers. voornaamwoorden wordt de akkusatief (b.v. mig) steeds onder den vorm van den nominatief behandeld. Een woordenboeksartikel bestaat uit twee deelen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1) Het kopje.Het kopje bestaat uit 1) het trefwoord (met event. bijvormen), 2) de grammatische aanduiding, 3) de uitspraak, 4) de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 634]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
flectie, 5) een parenthesis, waarin de etymologie en de gebruikssfeer van het woord worden behandeld. Bij belangrijke vormen van het trefwoord wordt naar het hoofdartikel verwezen, met dien verstande echter dat waar de verschillende vormen nagenoeg op dezelfde alfabetische plaats zouden komen te staan verwijzingen overbodig worden geacht. De grammatische aanduiding bestaat hierin dat men het geslacht der substantiva aangeeft; de overige woorden worden van de aanduiding adj., adv., interj., konj., pron., praep., v., num. voorzien. Een eigenaardigheid die het ODS met het NED en SAOB gemeen heeft, doch waardoor het afwijkt van het WNT en het DWB, is het aangeven van de uitspraak, behalve bij verouderde woorden. Tusschen haakjes wordt de normale uitspraak, d.w.z. de uitspraak in beklemtoonde positie in het algemeen beschaafd Deensch, in fonetisch schrift (systeem O. Jespersen) weergegeven. Aan de aanduiding van de uitspraak wordt trouwens veel aandacht besteed; dit blijkt alleen al uit de dertig paragrafen die in de ‘Redaktionsregler’ aan dit onderwerp worden besteed. Ter beschikking van de medewerkers staan verder speciale gedrukte briefjes waarop ze allerlei uitspraakvarianten, b.v. in de theatertaal, kunnen noteeren. Aangezien een speciaal Deensch uitspraakwoordenboek niet bestaat, is het aangeven van de uitspraak een groot voordeel vooral voor buitenlandsche gebruikers. Na de uitspraak volgt het aangeven van de flectie. Bij substantiva wordt het meervoud, eventueel ook de ‘bepaalde’ vorm (b.v. Alter.. best.f.alt(e)ret; fl.alt(e)re, best.f.altrene ell.alterne) en verouderde kasusvormen aangegeven. Bij adjectiva worden, indien dit noodig is, neutrum, komparatief en superlatief vermeld. Bij zwakke werkwoorden wordt in den regel slechts het praeteritum, bij sterke het praeteritum en part. perf. aangegeven. De behandeling der verbaal-substantiva is nauwkeurig omschreven; sommige (b.v. op -en) worden niet, andere wel (b.v. op -sel) als aparte artikelen behandeld, al naar gelang de belangrijkheid der vorming en het criterium of hun beteekenis boven de zuiver verbale beteekenis uitgaat. Wat de etymologie en de geschiedenis betreft begint men met het aanduiden van de taalperiode waarin het woord voor het eerst wordt aangetroffen; dit gebeurt door de aanduidingen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 635]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
run. (d.i. reeds in de runeninschriften), aeda. (na runeninschriften doch vóór 1350), glda. (1350-1500) en aenyd. (1500-1700). Daarna worden vormen uit de andere Skandinavische talen vermeld, met dien verstande dat voor gemeenschappelijk-Skandinavische woorden alleen de Oudnoorsche vorm (volgens de spelling van Wimmers ‘Laesebog’), voor Oostnoorsche woorden de Oudzweedsche vorm (spelling Söderwall) wordt aangegeven. Bij gemeenschappelijk-Skandinavische woorden worden de Zweedsche en NoorscheGa naar voetnoot(1) vormen slechts vermeld als daarvoor een speciale aanleiding bestaat. Daarna volgen de vormen in de andere Germaansche talen. Bij gemeengermaansche woorden wordt in den regel alleen de vorm in het Nieuwengelsch, Nieuwhoogduitsch (met kleine beginletter) en Gotisch aangegeven; slechts wanneer hiervoor een bijzondere aanleiding bestaat wordt na de Duitsche ook de NederlandscheGa naar voetnoot(2) vorm vermeld. Oudere vormen in deze talen worden slechts aangegeven indien dit gewenscht is. Alleen bij de Oudnoorsche vormen wordt de vocaallengte aangeduid (door '). Na de Germaansche woordvormen volgen - indien het woord Indogermaansch is, - de Latijnsche en Grieksche vormen, of bij ontstentenis daarvan de vorm in het Sanskrit. De Grieksche en Sanskrit woorden worden met Latijnsche letterteekens getranscribeerd, de Grieksche vormen met behoud van de accentteekens. Slechts bij uitzondering worden vormen uit andere Europeesche of niet-Europeesche talen vermeld, vooral worden die vormen vermeden die de bewerker slechts uit de tweede hand kent; men geeft in dat geval de voorkeur aan aanduidingen als b.v. ‘oorspronkelijk in Zuidamerikaansche talen’. Gereconstrueerde vormen worden nooit aangegeven. Bij woorden die ontleend zijn aan vreemde talen wordt ook de oorspronkelijke beteekenis vermeld. Polemiek wordt liefst vermeden. Van een al te beknopte behandeling der etymologie in de eerste vellen is men al gauw afgeweken; toch geldt als alge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 636]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meene regel dat deze zoo beknopt en bondig mogelijk moet zijn. In dit opzicht wijkt het ODS sterk af van het WNT. Wél zijn ook daar de al te lange etymologische verhandelingen verdwenen, doch over het algemeen is de etymologie in het Leidsche woordenboek toch veel uitvoeriger. Wie een welsprekend, alhoewel misschien eenigszins te extreem geval wenscht, vergelijke b.v. eens de artikelen Primegelt in ODS en Priemgeld in het WNT met elkaar. Veel meer aandacht besteedt het ODS aan het aangeven van de gebruikssfeer en de verschillende beteekenissen van het woord. Men beschikt over een gedetailleerd stelsel van diacritische teekens en afkortingen om aan te duiden of een woord thuishoort in de vaktaal, in de dialecten, of in een door tijd en stijl beperkte sfeer. Voor de vaktaal worden behalve 75 afkortingen (b.v. anat., biol., miner.), ook diacritische teekens als b.v. een anker, vogel, visch gebezigd. Is het woord of een bepaalde beteekenis niet tot een speciaal vak beperkt dan wordt het van de afkorting fagl. (d.i. in vaktaal) of van een tandwiel voorzien. De dialectaanduidingen zijn beperkt tot bornh., fynsk, jy. (Jutlandsch), sdjy. (Sleeswijksch) en sjaell.; bij woorden die niet tot één enkel dialect behooren gebruikt men dial. Bij door tijdsfactoren beperkte woorden heeft men de volgende aanduidingen: het teeken † krijgen woorden, woordverbindingen enz. die in de tegenwoordige taal zijn uitgestorven, (†) die welke slechts in poëtisch of dialectisch gebruik voortleven, als foraeld. (verouderd) worden archaïsmen en historische termen gekenmerkt, als gldgs. (ouderwetsch) woorden die slechts door de oudere generatie worden gebezigd. Verder komen ook aanduidingen als (nu)sj. (nu zelden), (nu)l.br. (nu weinig gebruikt) voor. Waar het jongste citaat b.v. uit het begin der 19de eeuw is, worden de afkortingen e. br. (nog gebruikt) of e. alm. (nog algemeen) gebezigd. Wanneer een woord in een of ander oud woordenboek, b.v. in Moth of von Aphelen nog niet voorkomt, gebruikt men hiervoor als teeken een pijl waarvan de punt zich van het woordenboek in kwestie afwendt (b.v. < v Aph.). Dit teeken wordt in de lijst van afkortingen (Forkortelsesheft, 1939) verklaard als ‘yngre end’, d.i. ‘jonger dan’. Op dit systeem wordt wel eens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 637]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kritiek uitgeoefendGa naar voetnoot(1). Immers wanneer een woord niet in een bepaald woordenboek voorkomt, dan mag men daaruit nog niet besluiten dat het woord niet bestaat of nog niet bestond. Een woordenboekmaker kent niet alle woorden, en zelfs wanneer hij een bepaald woord heeft gekend kan hij het of vergeten of met opzet weglaten. Dit laatste zal meestal het geval zijn bij dialectische of vreemde woorden. Het teeken < zou dus niet moeten omschreven worden als ‘jonger dan’ doch als ‘ontbrekend bij’. In de ‘Redaktionsregler’ par. 80 wordt intusschen uitdrukkelijk verklaard dat de ‘pijl’ slechts mag worden gebezigd wanneer het ontbreken van een woord in een ouder woordenboek er naar alle waarschijnlijkheid op wijst dat het van jongeren datum is dan dit woordenboek. Men zou zich trouwens kunnen afvragen of de aanduiding < wel zoo belangrijk is; het eerste en dus oudste citaat in een artikel geeft toch op zichzelf reeds een tijdsbepaling. Woorden, uitdrukkingen enz. die sporadisch voorkomen worden slechts opgenomen wanneer ze in klassieke werken worden aangetroffen; ze worden voorzien van een komeetteeken. Bij woorden die slechts in een bepaald milieu of in een bepaalden stijl thuishooren worden verschillende aanduidingen als retor., bibl., poët., vulg., jarg., iron., spot. enz. gebezigd. Bij boekentaal wordt als diacritisch teeken een boek gezet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2) Indeeling der beteekenissen.Als algemeene regel geldt dat in de eerste plaats de hoofdbeteekenissen van de woorden zoo overzichtelijk en duidelijk mogelijk moeten worden vermeld; bij beteekenisnuances wordt niet naar volledigheid gestreefdGa naar voetnoot(2). De volgorde der beteekenissen wordt bepaald door de logische ontwikkeling, d.w.z. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 638]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de beteekenis die in logische orde de oudste is gaat vooraf, onafhankelijk van het feit of ze in het Deensch al of niet als oudste beteekenis bekend is. Men gaat zelfs zoover dat wanneer de logisch-primaire beteekenis van een leenwoord pas in de 19de eeuw, de logisch-afgeleide beteekenis echter reeds in het oudste Deensch voorkomt, men toch de logisch-primaire beteekenis laat voorafgaan. Het principe dat hier door het ODS wordt gevolgd lijkt mij een ongelukkig compromis tusschen (logische) beteekenisontwikkeling in het algemeen en de werkelijke historische ontwikkeling in het DeenschGa naar voetnoot(1). Deze laatste is m.i. de eenige waarmee in een taalkundig-historisch woordenboek rekening moet worden gehouden. Slechts bij artikelen die langer zijn dan een kolom beginnen de verschillende beteekenissen steeds met een nieuwen regel; onderverdeelingen van de hoofdbeteekenissen krijgen meestal geen nieuwen regel en verdere indeelingen worden slechts door een ‘hek’ gescheiden, tenslotte worden indeelingscijfers en -letters met antiqua (nooit cursief) aangeduid. In dit opzicht is de indeeling van het WNT, waar elke onderafdeeling een nieuwen regel of een streepje (-) krijgt, overzichtelijker. Daartegenover staat weer dat de indeelingscijfers bij het Deensche woordenboek halfvet zijn gedrukt en dus beter uitkomen. De definitie, die slechts de verklaring van het woord en niet van de zaak tot doel heeft, moet bondig en klaar en niet al te gespecialiseerd zijn. Speciaal wordt gewaarschuwd tegen het maken van erg ‘fijne’ definities op grond van enkele citaten. De citaten, die behalve de definitie, ook de beteekenisschakeeringen en de gebruikssfeer van het woord toelichten, worden in elke beteekenisgroep chronologisch geordend. Bij lexica en vakwerken houdt men zich aan het jaar waarin deze werken verschenen. De litteraire citaten echter worden gerangschikt volgens het jaar waarin de letterkundige werkzaamheid van de schrijvers begint. Strikt historisch is dit laatste principe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 639]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alweer niet. Men kan zich afvragen waarom het ODS, de jongste telg in de rij der Germaansche lexica, niet evenals het Zweedsche woordenboek het schitterende voorbeeld van het NED heeft gevolgd, waar elk citaat van zijn jaartal wordt voorzien. Toch wijkt het ODS gelukkig wel eens van zijn eigen principe af, b.v. om een jong woord nauwkeuriger en juister te dateeren. Uit het materiaal worden slechts de beste en noodzakelijke citaten gebruikt; populaire en klassieke citaten worden in den regel nooit weggelaten. Met ‘Belegstellen’ is het ODS zuinig; in den regel stelt men zich tevreden met circa vijf citaten van elke beteekenis. Deze zuinigheid heeft tot gevolg dat waardevolle citaten soms met een verwijzing worden afgedaan. Streng wordt opgetreden tegen citaten met toevallig figuurlijke beteekenis en tegen ‘allerindividueelst’ taalgebruik en andere curiosa. Er wordt voor gezorgd dat spreekwoorden, zegswijzen en dergelijke niet op drie, vier verschillende plaatsen in het woordenboek worden behandeld, doch steeds onder het meest beteekenisdragende woord komen te staan, of in geval van twijfel - indien er in de uitdrukking b.v. twee even centrale woorden zijn - onder het eerste van deze woorden. Wanneer van een bepaald woord citaten uit ouderen of nieuweren tijd ontbreken wordt dit ter kennis van de medewerkers gebracht door de zgn. ‘Ordbogstavle’; d.i. een lei die bij de werkkastjes van de redacteurs en medewerkers wordt opgehangen en waarop allerlei wenschen t.o.v. bepaalde citaten worden geschreven. In belangrijke gevallen wordt ook door middel van de pers de hulp van het publiek ingeroepen, wat het gewenschte contact tusschen het woordenboek en de taalmakende gemeente tot stand brengt en in stand houdt. Af en toe leest men in de Deensche dagbladen een berichtje zooals het volgende dat ik aantrof in ‘Nationaltidende’ van 6-1-1925: ‘Het Deensche woordenboek wenscht inlichtingen over het woord Hasedanser “acrobaat”. Kent iemand dit woord? Inlichtingen over dit woord en zijn gebruik in de spreektaal of in de litteratuur worden gaarne ontvangen op het Deensche woordenboek, Kon. Bibl. Kopenhagen.’ Reeds werden langs dezen origineelen en eenvoudigen weg mooie resultaten bereikt. Bij het bewerken van de F trof men in een of ander obscuur citaat het woord Fludder aan, dat geen van de redactieleden kende. Bij navraag bleek dat het woord | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 640]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de beteekenis ‘dunne en slechte stof’ (het is verwant met ndl. flodder) gebezigd werd door schrijvers als Henrik Hertz en Edvard Brandes. Geen woord echter kende zulk een succes als Dallebakker ‘achterste’ en ‘slagen’. Toen omstreeks 1920 H. Sandvad een deel van de D bewerkte, meende hij zich het woord uit zijn kinderjaren te herinneren. Eerst dacht men het woord maar te laten loopen, doch toen het in de bladen kwam te staan kreeg de zaak een heel andere wending. Reeds de eerste dag kwamen meer dan twintig antwoorden binnen en na veertien dagen was dit getal reeds vertienvoudigd; uit alle deelen van het land en uit alle lagen der bevolking stroomden de mededeelingen binnen. Waar al de gewone hulp- en controlemiddelen van het woordenboek - glossaria, dialectwoordenboeken, excerpten enz. - gefaald hadden, kwam een woord dat over geheel Denemarken bekend was slechts toevallig in de kolommen van het ODSGa naar voetnoot(1). Deze medewerking van de pers had. behalve wetenschappelijke ook commercieele gevolgen: telkens als er inlichtingen over woorden werden gevraagd werd de belangstelling voor het ODS grooter en steeg het aantal inteekenaars. In den laatsten tijd echter heeft de redactie minder van de navraag in de bladen gebruik gemaakt, niet omdat er minder antwoorden binnenkwamen, doch omdat bij het publiek de indruk ontstond dat de redactie van het ODS slechts belangstelling koesterde voor minder nette woorden en uitdrukkingen. Het contact van het Deensche woordenboek met het publiek nam wel eens grappige en onverwachte vormen aan. Zoo kreeg de redactie eens een brief van Henrik Pontoppidan, waarin de schrijver meedeelde dat hij tijdens een ziekte in zijn eigen jeugdnovellen had liggen lezen en daarin een woord had aangetroffen waarvan hij de beteekenis was vergeten! Gelukkig was de redactie in staat hem de beteekenis van dat woord mede te deelenGa naar voetnoot(2). Evenals dat bij het WNT het geval is, wordt ook bij het ODS, wanneer een redacteur over een of andere bijzondere kwestie nadere inlichtingen wenscht, de hulp van specialisten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 641]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ingeroepen; dit is vooral bij vaktaal het geval. Elke redacteur bezit een lijst over de specialisten die zonder eenige vergoeding hun medewerking aan het woordenboek verleenen. In sommige gevallen nochtans, b.v. wanneer een citaat van een bepaald woord niet te vinden is, of voor zeer recent taalgebruik, is de redacteur verplicht zelf citaten te maken; in Leidsch woordenboeksslang spreekt men in dit geval van poëemen. Zulke citaten krijgen achteraf een speciaal kenteeken, een teeken dat door V. Dahlerup aan de reisgids der Deensche spoorwegen werd ontleend. Op 100 kolom van Dl. I, namelijk van kol. 318 tot 418 kwamen circa 61 poëemen voor, of 1 per 1,6 kolom; op 100 kolom van Dl. XX, namelijk van kol. 930 tot 1030 echter slechts 12 of circa 1 per 8 kolom. Dit groote verschil bewijst duidelijk dat het apparaat van het ODS thans veel vollediger en rijker is dan in den beginne. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Samenstellingen.Over de criteria die het ODS aanlegt voor het al of niet opnemen van samenstellingen is reeds verslag uitgebracht. Voor zoover de samenstellingen worden opgenomen, gelden de volgende regels. Wanneer het eerste lid een voorzetsel, een bijwoord of een praefix is, worden de samenstellingen steeds behandeld zooals de niet-samengestelde woorden; voor woorden waarvan het eerste lid een zelfst. naamw., een bijv. naamw. of een werkw. is, geldt dit slechts voor de voornaamste samenstellingen. De overige, de zgn. ‘opnoemers’, worden behandeld als volgt: ze krijgen hetzelfde vette lettertype als de gewone woorden (met dien verstande echter dat slechts het tweede lid van de samenstelling wordt vermeld), het eerste lid wordt telkens door een koppelteeken vervangen, en ze beginnen ook nooit op een nieuwen regel. Ook bij deze samenstellingen wordt de grammatische aanduiding en zoo noodig de gebruikssfeer aangegeven; in de meeste gevallen echter is hier het aangeven van de uitspraak, de buigingsvormen of de etymologie overbodig. Aangezien ook hier de volgorde strikt alfabetisch is, kan een reeks samenstellingen die bij één zelfde woord hoort door andere woorden worden onderbroken. Een welsprekende illustratie hiervan leve- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 642]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ren de samenstellingen bij II. Aa, die over niet minder dan 80 kolommen verspreid liggen. De zoogenaamde ‘samenstellingen met het tweede lid’ (b.v. burgeroorlog bij het artikel oorlog) worden onder het tweede lid nooit vermeld, tenzij hiervoor een zeer speciale reden is, b.v. als deze samenstelling eerder is opgeteekend dan het niet-samengestelde woordGa naar voetnoot(1). Dit beteekent natuurlijk niet dat dit soort van samenstellingen onbelangrijk zou zijn; in de meeste gevallen zijn ze zelfs belangrijker dan de samenstellingen met het eerste lid, een koningstijger b.v. heeft meer van een tijger dan van een koningGa naar voetnoot(2). Doch een woordenboek is nu eenmaal slechts alfabetisch in te richten en het is volkomen onmogelijk in een artikel een fatsoenlijk overzicht over deze samenstellingen ‘tweede lid’ te geven vooraleer het woordenboek zelf af is. In het Deensche woordenboek krijgen alle samenstellingen hun strict alfabetische plaats; bij het afsluiten van het werk komt echter een volledig register over alle samenstellingen alfabetisch gerangschikt onder het tweede lid. Bij de meeste samenstellingen is een definitie overbodig, meestal kan door een cijfer tusschen haakjes naar de in aanmerking komende beteekenis van het eerste lid worden verwezen; zulk een verwijzing kan ook nuttig zijn zelfs al wordt een samenstelling apart gedefinieerd. Wanneer de overwegende meerderheid der samenstellingen van een bepaald woord bij een en dezelfde beteekenis thuishoort, wordt dit vooraf aangegeven en slechts de afwijkende gevallen krijgen verwijzingscijfers. Het ODS is trouwens erg zuinig met zijn opnoemers, die overigens zoo weinig mogelijk met citaten worden toegelicht. Men zou zich echter kunnen afvragen waarom zoo vele namen van weinig bekende en exotische dieren (b.v. Hamsterrotte) en derg. worden opgenomen. In de behandeling der ‘opnoemers’ is een vrij groot ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 643]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schil tusschen de werkwijze die in het ODS wordt gevolgd en die welke bij het WNT wordt gebezigd. In dit laatste werk worden de ‘opnoemers’ steeds onder het hoofdwoord opgenoemd en dus niet in strikt alfabetische volgorde in de kolommen van het woordenboek ingelascht. Welk van beide systemen de voorkeur verdient is moeilijk te zeggen. Het Deensche is zeker konsekwenter, het Nederlandsche, dat hier met dat van het NED overeenstemt, is overzichtelijker en met het oog op de woordvorming gemakkelijker te hanteeren. Als aparte artikelen worden ook de voornaamste suffixen behandeld. Met suffixen gevormde woorden (afleidingen) kunnen als aparte artikelen of als ‘opnoemers’ worden opgenomen; in de zgn. ‘Redaktionsregler’ staan hiervoor gedetailleerde voorschriften. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het ‘Manuscript’.Een eigenlijk manuscript kent het Deensche woordenboek niet, evenmin als het NederlandscheGa naar voetnoot(1). Men wenscht namelijk te vermijden dat door het schrijven van een manuscript copieerfouten in het woordenboek zouden binnensluipen. Doch anderzijds heeft de redacteur door het ontbreken van een manuscript geen goed overzicht over zijn artikel vooraleer het in proef voorhanden is; voor uitvoerige artikelen kan dit wel eens bezwaarlijk zijn. Voor de redactie bezigt men gele briefjes die tusschen het eigenlijke apparaat (witte briefjes) worden gelegd. Om de berekening van den omvang niet in de war te sturen mogen deze gele briefjes elk slechts 4 a 5 regels tekst bevatten. Wanneer een stuk heelemaal geredigeerd is, wordt het genummerd van 1 tot 1.000 en daarna opnieuw van 1 af; de nummers worden in den rechter bovenhoek aangebracht. Vooraan het geredigeerde gedeelte worden twee formulieren gelegd; op het eene wordt de omvang berekend, op het andere worden de eventueele vragen geschreven voor den redacteur die het gedeelte in kwestie zal doorlezen. Elk door een redacteur klaargemaakt stuk wordt geverifieerd en gecontroleerd. De verificatie heeft betrekking op den mate- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 644]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rieelen vorm van het ‘manuscript’; door een assistent(e) wordt nagekeken of de afkortingen in orde zijnGa naar voetnoot(1), of bij het citeeren alleen de officieele uitgaven werden gebezigd, enz. De redacteur is namelijk slechts verantwoordelijk voor den vorm der gele redactiebriefjes. De contrôle (‘Gennemlaesningen’) bestaat hierin dat de hoofdredacteur H. Juul - Jensen, of soms ook een mederedacteur (meestal J. Glahder of A. Hansen), het manuscript van een nieuw-aangestelden redacteur doorleest en zijn opmerkingen aan den auteur meedeelt, eventueel sommige gedeelten opnieuw bewerkt. Later, wanneer de redacteur heelemaal met het werk vertrouwd is en de contrôle minder uitvoerig wordt, spreekt men van ‘Gennemsyn’. Het is namelijk bij het ODS een vaste regel dat de kopij steeds door minstens twee personen moet worden gelezen. Vóór het ‘manuscript’ naar de drukkerij gaat moet het volkomen persklaar zijn. Een eerste correctie gebeurt op de drukkerij, de redacteur krijgt de tweede proef ter correctie. Van deze proef lezen de hoofdredacteur H. Juul - Jensen en een collega een ‘Meningskorrektur’, een derde proef wordt door den redacteur en hoofdredacteur doorgekeken. Wanneer een gedeelte afgedrukt is, wordt niet alleen het ‘manuscript’, doch ook de verzameling niet-gehonoreerde citaten op het woordenboek bewaard; het aantal niet-gebezigde briefjes bedraagt te Kopenhagen ongeveer 75% van het totale materiaalGa naar voetnoot(2). Men wenscht te Kopenhagen het werkapparaat voor het nageslacht te bewaren. Dit gebeurt te Leiden niet; te Oxford was dat wél het geval, doch met geheel andere dan wetenschappelijke oogmerken. Het materiaal is er niet toegankelijk en werd diep in de onderaardsche gewelven van Clarendon Press gestopt om te voorkomen dat het door een concurrent zou worden gebezigd. Terecht gewaagde Prof. Logeman hier van ‘een kleinheid van denken die men bij een grote natie niet zou verwachten’Ga naar voetnoot(3). Als eens het Deensche woordenboek geheel af is wil men | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 645]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het eigenlijke ‘manuscript-apparaat’, het maaksel dus, dat immers toch is afgedrukt, vernietigen. Slechts het niet-gebezigde deel van het apparaat, dat voor een of andere speciale woordstudie zeer belangrijk kan zijn, zal als een aparte, voor ieder toegankelijke verzameling op de Koninklijke Bibliotheek te Kopenhagen worden bewaard. ‘Waarlik, hier herkent men de geest van de bekende Maecenas, Brygger Jacobsen, te Kopenhagen, die aan de ingang van het door hem geschonken laboratorium, een inscriptie deed plaatsen met de heerlike boodschap dat geen van de aldaar verkregen resultaten der wetenschap ooit geheim gehouden mag worden, maar altijd voor een ieder toegankelijk en beschikbaar moet zijnGa naar voetnoot(1).’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Het Uiterlijk van het ODS.Het Deensche woordenboek maakt ook uiterlijk een zeer verzorgden indruk. Voor de duurzaamheid van het gebruikte materiaal is gezorgd, het papier is houtvrij en wordt door de staatslaboratoria speciaal onderzocht. Vaak echter hebben aesthetische overwegingen plaats moeten maken voor het streven om uit de soms karig toegemeten ruimte zoo veel mogelijk profijt te trekken. Hierdoor kunnen belangrijke citaten vaak niet worden opgenomen en moeten andere met een eenvoudige verwijzing worden afgedaan. Dit heeft niet alleen zuiver wetenschappelijk gezien bezwaren, doch maakt ook het lezen van het werk niet gemakkelijker. Wanneer men in plaats van citaten dikwijls verschillende verwijzingen na elkaar krijgt, wekt dit, althans bij den gewonen lezer, een gevoel van onbehagen; men zie b.v. in Dl. XX, kol. 904 regel 7 v.b.: (Skibs Mask. 213. Linvald. K.F. 182), vand (Oehl. Øen. (1824). 11. 30. P. Møll. (1855). II. 232. Schand. VV. 57. Sal2 XXI. 813), of in kol. 868, regel 2 v.b.: Martin A Hans. NO. 137. Rask. Fynske BS. 54. Esp. 112. Thorsen. 22. Feilb. De kopjes vooral maken soms den indruk van samengeperste puzzles. In Dl. XX, kol. 933 b.v. heeft het kopje van Smaekke (III) alleen reeds 36 verwijzingen op de 49 in de geheele kolom, kol. 946 daarentegen telt slechts 3 verwijzingen. De verwijzingen worden gewoon tusschen de andere citaten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 646]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aangebracht, wanneer de chronologische volgorde dat vereischt. Verder spaart de redactie nog een hoop plaats door het gebruik van een vernuftig teekensysteem (in het geheel 21 teekens, b.v. een bloem (d.i. in de plantenkunde), door het niet dateeren van de citaten, door niet elke kleine onderafdeeling in een artikel op een nieuwen regel te beginnen, door het zoo veel mogelijk verkorten van de citaten enz. In 20 kolommen van Dl. XX, van kol. 930 tot 949, waren op een totaal van circa 284 citaten 53 met weglatingteekens (..) en 231 zonder, of 19% en 81%Ga naar voetnoot(1). De bladspiegel van het ODS is dus wel buitengewoon goed gevuld, wellicht meer dan voor de duidelijkheid wenschelijk is; door het veelvuldig voorkomen, ja vaak overheerschen van het cursieve lettertype (elke definitie en mededeeling van de redactie wordt cursief gedrukt) heeft hij daarenboven iets onrustigs. Teekenend voor het ODS is ook het overvloedig gebruik van afkortingen. Ook in Denemarken zelf zijn stemmen opgegaan om dit systeem te veroordeelenGa naar voetnoot(2). Men mag echter niet uit het oog verliezen dat de redactie van het ODS tot dit systeem wordt gedwongen door de vooraf vastgestelde ruimte die liefst niet moet worden overschreden. Overigens wordt het bezwaar dat aan het veelvuldig gebruik van deze afkortingen is verbonden in niet onbelangrijke mate verminderd door een strenge eenvormigheid, die verzekerd wordt door een voortreffelijk register op de ongeveer driehonderd redactioneele afkortingen. T.o.v. één van deze afkortingen moet men bezwaar maken. Dat het ODS de afkorting ‘holl.’ bezigt bij het aangeven van Nederlandsche woorden is begrijpelijk, aangezien dit in overeenstemming is met het alledaagsche taalgebruik in DenemarkenGa naar voetnoot(3), doch het is wetenschappelijk niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 647]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te verdedigen dat voor ‘Middelnederlandsch’ de afkorting ‘glholl.’ (d.i. gammelhollandsk) wordt gebruiktGa naar voetnoot(1). De ‘Liste over Forkortelser’ is niet alleen een sleutel van de redactioneele afkortingen, doch tevens ook bronnenlijst. Ongeveer 4.700Ga naar voetnoot(2) werken, waaraan de citaten van het Deensche woordenboek zijn ontleend, worden in de lijst van 1939 vermeld in alfabetische orde volgens de verkorte namen van de schrijvers (of werken). In de eerste lijst die in 1918 verscheen, werden slechts circa 2.800 werken opgenomen; in den loop van twintig jaar was het bronnenmateriaal dus bijna verdubbeldGa naar voetnoot(3). Als principe voor het verkorten van ‘titels’ geldt dat de schrijversnaam duidelijk moet zijn, terwijl de eigenlijke boektitel met een paar letters kan worden verkort; b.v. Oehl. A. d.i. Oehlenschläger, Aladdin. Wanneer een schrijver beter bekend is onder zijn pseudoniem dan onder zijn eigenlijken naam wordt hij onder dit pseudoniem geciteerd, b.v. Carit Etlar, pseudoniem voor Carl Brosbøll. Bij den naam van elken schrijver wordt het geboortejaar en eventueel het sterfjaar vermeld, terwijl de verschillende boeken (of de verschillende uitgaven van eenzelfde werk) van hun jaartal zijn vooizien. Dit maakt het dateeren van de verschillende citaten van bet ODS meestal erg gemakkelijk en verhelpt op een gelukkige manier het ontbreken van een jaartal bij de verschillende citaten. Ook bij het redigeeren van een artikel zijn de chronologische gegevens van het ‘Forkortelsesheft’ een onmisbaar en makkelijk te hanteeren instrument, dat andere woordenboeksinstellingen het Deensche woordenboek mogen benijden. De in 1939 uitgekomen bronnenlijst van het Zweedsche woordenboek is blijkbaar naar Deensch model bewerkt. Met regelmatig verschijnende bijvoegsels wordt de bronnenlijst zorg- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 648]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vuldig bijgehouden. Reeds tweemaal (in 1931 en 1939) werd ze opnieuw uitgegeven en kosteloos aan de abonnés van het ODS bezorgd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. SamenvattingIn mijn overzicht over het Deensche woordenboek heb ik gemeend op een paar kleinigheden kritiek te kunnen en mogen uitoefenen. Overschouwt men echter het geheel, dan kan men slechts bewondering koesteren voor de zorg en de degelijkheid waarmee men in Denemarken zulk een groot werk heeft aangevat. Natuurlijk heeft het ODS geprofiteerd van de ondervinding die men elders in den loop van een halve eeuw en meer heeft opgedaan, doch dit doet geen afbreuk aan de verdiensten van de Deensche onderneming. De organisatie van het ODS staat op een hoog peil en waarborgt een maximum van rendement. Geen enkel ander groot woordenboek verschijnt zoo vlug en zoo goedkoop. Het is weliswaar minder uitvoerig dan de andere buitenlandsche lexica, het geeft in zijn beteekenisindeeling minder nuances en details, doch het wint daardoor ook aan hanteerbaarheid en overzichtelijkheid. Aangezien het zal worden voltooid in een relatief klein tijdperk - iets meer dan een kwarteeuw - en volgens dezelfde principes die aan het eerste deel ten grondslag werden gelegd, zal het ook meer dan eenig ander dergelijk werk dat gave en homogene karakter vertoonen, dat nu reeds een van zijn beste eigenschappen is. Drie namen zijn onafscheidelijk verbonden met het Deensche woordenboek. Voor de Deensche lexicographie is V. Dahlerup wat de Grimms voor de Duitsche en M. de Vries voor de Nederlandsche zijn geweest. Fru Lis Jacobsen heeft door haar energiek initiatief en administratief talent de idee van Dahlerup in werkelijkheid weten om te zetten. Sinds 1916 heeft H. Juul - Jensen, een van Dahlerups leeringen en zijn oudste medewerker, het ODS als hoofdredacteur geleid en bezield. Geen enkel van de andere groote woordenboeken, het Engelsche niet te na gesproken, heeft het zeldzame voorrecht gehad onafgebroken onder de leiding van eenzelfde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 649]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
persoonlijkheid te worden bewerkt. Hij is het die de grondslag voor het wetenschappelijk werk heeft gelegd door geheel alleen o.m. de letter A (d.i. 984 kol. op de 1184 van Dl. I) te bewerken. Hij heeft de redacteurs opgeleid en de traditie gevormd. Doch behalve man van wetenschap is hij ook organisator. Hij weet in de bewerking die gelijkvormigheid en eenheid te doen heerschen die aan de persoonlijkheid van de verschillende redacteurs geen afbreuk doet. In de beste verstandhouding met de leden der redactie, leidt hij tactvol en met een vaste hand de onderneming naar een goed einde. Moge het hem vergund zijn het mooie werk in zijn geheel te voltooien. De redactie van het Deensche woordenboek houdt haar blik gericht op de toekomst. Reeds is het ODS zoo ver dat het over zes a zeven jaar waarschijnlijk voltooid zal zijn. Een ‘Supplement’ in een of twee deelen zal het werk besluiten. Er zijn verschillende plannen voor later. Men hoopt andere tekortkomingen in het Deensche woordonderzoek te kunnen aanvullen, als het ontbreken van een modern werk over spreekwoorden; men moet zich thans nog met E. Mau, Dansk Ordsprog-Skat van 1879 behelpen. Verder denkt men ook aan een speciaal uitspraakwoordenboek, wat vooral door buitenlanders ten zeerste op prijs zou worden gesteld. Er is een ander tekort, dat wellicht pas na de voltooiing van het ODS ten volle zal worden gevoeld, namelijk dat van een modern wetenschappelijk woordenboek van de Deensche taal vóór Holberg. Men moet hopen, dat over enkele jaren in het land van Rasmus Rask en Vilhelm Thomsen genoeg belangstelling zal bestaan voor de moedertaal in haar oudste tijdperk om de verwezenlijking van dat plan mogelijk te maken.
Kopenhagen, Januari 1942. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BibliografieDahlerup, V.: Ein neues dänisches Wörterbuch (ZfdW. VII (1905-'06), 328-333). Principper for Ordbogsarbejde (Danske Studier 1907, 65-78). Forord (in Dl. I, ODS, 1918). Femten Aars Virksomhed, det danske Sprog- og Litteraturselskab. Køb. 1926. (Ordbog over det danske Sprog: blz. 49-54). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 650]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fra Rask til Wimmer. Otte Foredrag om Modersmaalsforskere i det 19. Aarhundrede. udgivne af Selskab for Nord. Filologi. Køb. 1937. Förhandlingar vid Svenska Filolog- och Historikermötet i Göteborg den 19-21 Augusti 1912. Göteborg 1913. Hjelmqvist, Th.: Modern Lexikografi. Nagra anteckningar om de historiska ordböckerna i Tyskland, Holland och England. Lund 1896. Jacobsen, Lis: Dallebakker. Fra den danske Ordbogs Vaerksted (Tilskueren 1920, II, 462-471). Jacobsen, Lis en Juul-Jensen, H.: Indledning (in Dl. I, ODS, 1918). Jacobsen, Lis en Juul-Jensen, H.: Fra Ordbogen. Ved Udsendelsen af tiende Bind. Køb. 1928. Juul-Jensen, H.: Verner Dahlerup (AfNF. LV (1939-'40), 328-340). Lehmann, E.: Den svenske Akademis Ordbog (Nationaltidende v. 18 Juni 1927). Lexer, M.: Zur geschichte des deutschen Wörterbuches (AfdAlt. XVI (1890), 220-264). Ljunggren, E.: Anmälan av ‘Ordbog over det danske Sprog’ (AfNF. XXXIX (1922-'23), 278-297). Logeman, H.: recensies van het ODS in Museum: XXVI (1918-'19), 103-109 (D. I, 1); XXVII (1919-'20), 13-14 (Dl. I); XXVIII (1920-'21), 83-86 (Dl. II); XXX (1922-'23), 69-70 (Dl. III); XXX (1922-'23), 159-160 (Dl. IV); XXXII (1924-'25), 15 (Dl. V); XXXIII (1925-'26), 234 (Dl. VI-VII); XXXV (1927-'28), 33-34 (Dl. VIII); XXXVI (1928-'29), 47-48 (Dl. IX); XXXVI (1928-'29), 271-272 (Dl. X); XXXVII (1929-'30), 298 (Dl. XI); XXXVIII (1930-'31), 302-303 (Dl. XII); XL (1932-'33), 69-70 (Dl. XIII); XLI (1933-'34), 125 (Dl. XIV); XLII (1934-'35), 242-243 (Dl. XV). Paul, H.: Ueber die Aufgaben der wissenschaftlichen Lexikographie mit besonderer Rücksicht auf das deutsche Wörterbuch (Sitzungsber. der philos.-philol. und der hist. Classe der k.b. Akad. der Wiss. zu München, Jahrgang 1894, 53-91 (1895). Redaktionsregler, I, 1917; II, 1925 (gedrukt als manuscript). Regler for Suppleringen. 1917 (gedrukt als manuscript). Rubow, P.V.: Nye Ordbøger (Dagens Nyheder v. 24-4-1936). Sandvad, H.: Den store danske Ordbog (Litteraturen I (1918-'19), 581-590). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 651]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 652]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als de moeder van alle talen - vergelijk onze Goropius Becanus honderd jaar tevoren - begon met de uitgave van zijn ‘Gambla Svea och Götha måles fatebur’ (‘Schatkamer van de taal der oude Zweden en Goten’), een etymologisch werk met puristische en archaiseerende tendens. Alleen de letter A verscheen (in 1643). Voor het overige was de lexicografie beperkt tot hulpmiddelen voor de studie van vreemde talen. Volgens hetzelfde systeem als de Variarum rerum vocabula zijn ingericht E. Schroderus' Lexicon latino-scondicum quadrilingue (lat.-zw.-duitschfinsch) (Stockholm, 1637) en zijn bewerking van Comenius' Janva lingvarum (lat.-duitsch-zw.) (Stockholm, 1640), H.M. Florinus' Nomenclatura rerum brevissima (lat.-zw.-fi.) (Åbo, 1678), en de anonieme Vocabularium latino svecum (Stockholm, 1706). Alfabetisch ingericht daarentegen is de Dictionarium latinosveco-germanicum (1640), begonnen door N. Grubb en voltooid door bisschop Jonas Petri Gothus; het werk heeft een ‘Index sveco-latinus’, die een eeuw lang in verschillende werken werd overgedrukt. In het begin van de 18de eeuw verscheen H. Spegel's Glossarium Sveo-Gothicum Eller Swensk Ordabook (Lund, 1712). In deze eeuw zijn er in Zweden verschillende geleerde maatschappijen die zich voor lexicografie gaan interesseeren. ‘Vetenskaps-Societeten’ in Uppsala, in het begin van de 18de eeuw door Erik Benzelius gesticht, besloot in 1730 een Zweedsch woordenboek uit te geven. De bewerking dacht men te kunnen overlaten aan bisschoppen, leeraars aan gymnasia enz. Toen men echter vrij gauw het onmogelijke hiervan inzag, besloot het genootschap zelf met het werk te beginnen. Olof Celsius d.o., professor in de Oostersche talen aan de universiteit te Uppsala, stelde een werkplan op en bewerkte zelf de letter A (1732). Doch hierbij bleef het, tot tenslotte in 1738, de maatschappij geheel het werk overliet aan haar secretaris, professor Joh. Ihre te Uppsala, en dit was een bijzonder goede keuze. Ihre, geboren te Lund, was werkelijk geniaal. In 1738 begon hij met het werk, en in 1769 verscheen zijn Glossarium Suiogothicum, een meesterwerk voor zijn tijd. Het is eigenlijk een etymologisch woordenboek, waarin naast de Oudzweedsche ook IJslandsche en Gotische vormen worden vermeld. Ook de in 1739 gestichte ‘Vetenskapsakademien’ interesseerde zich voor woordenboekswerk. Een van haar leden, Sa- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 653]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
muel Schultze, bewerkte een lexicon dat hij in 1756 aan de ‘Vetenskapsakademien’ overliet. Tot en met de letter S kwam het werk blijkbaar klaar, met in het geheel minstens 6 foliobanden, waarvan er drie op het scriptorium van het Zweedsche woordenboek te Lund worden bewaard, namelijk F-J (2), K-N (3) en S (5), in het geheel 3.668 bladzijden. Het werk geeft een goed overzicht van de taal van dien tijd. De regeering, tot wie ‘Vetenskapsakademien’ zich had gewend om financieelen steun, oordeelde er echter anders over. Wél was ze bereid een vergoeding van 1.200 daalders aan Schultze te betalen, op voorwaarde dat de Akademie het werk zou aanvullen. De Akademie wilde Abraham Sahlstedt hiermee belasten, doch deze gaf de voorkeur aan een zelfstandig werk, namelijk een verbeterde uitgave van zijn werkje van 1757. In 1768 was zijn woordenboek klaar en het werd gedrukt in 1773 onder den titel ‘Swensk Ordbok Med Latinsk Uttolkning’; het telde 786 quarto bladzijden. Een ander plan van een derde geleerd genootschap, namelijk van de ‘Vitterhetsakademien’, in 1753 door koningin Louisa Ulrika gesticht, liep op niets uit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Het eerste woordenboeksplan der Zweedsche Akademie (1786-1870).Koning Gustaaf III (1746-1792), die gedurende zijn reis in het buitenland (1783-1784) een vergadering van de ‘Académie française’ had bijgewoond, stichtte in 1786 ‘Svenska Akademien’. Paragraaf XXIII van de statuten luidde: ‘Thy aligger äfven Academien at utarbeta en Svensk Ordabok och Gramatica, jemte sådane Afhandlingar som bidraga kunna til stadga och befordran af god smak’. Hieruit mag nochtans niet worden afgeleid, dat de koning een speciale belangstelling had voor grammaticale of lexicografische werken; deze opdracht was zonder meer afgekeken van de beroemde Fransche instelling. Het plan van het bekende woordenboek der Fransche Akademie, dat niet afhankelijk wou zijn ‘du caprice & de la tyrannie de l'Usage’Ga naar voetnoot(1) luidt in het voorbericht van de 1ste uitgave | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 654]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1694): ‘Elle s'est retranchée à la Langue commune, telle qu'elle est dans le commerce ordinaire des honnestes gens & telle que les Orateurs & les Poëtes l'employent’ (a iiij vo). De uit achttien leden bestaande Zweedsche Akademie, de bekende ‘aderton’, was een uitgelezen gezelschap van hofjonkers, graven en bisschoppen, doch telde geen enkele taalgeleerde onder haar leden. De meesten van hen gaven zich blijkbaar geen rekenschap van de moeilijkheden die met het schrijven van een woordenboek waren verbonden; in 1787 verdeelde men het werk onder elkaar door de verschillende letters onder de leden te verloten. Hetzelfde jaar gaf de Akademie een gedrukte handleiding voor het woordenboekswerk uit (‘Underrättelse om det, som bör iagttagas af de Ledamöter i Svenska Academien, hvilka åtagit sig at arbeta på den Svenska Ordaboken’), gevolgd door enkele artikelen als proef. Men probeerde het woordenboek van de Fransche Akademie zoo getrouw mogelijk te volgen; citaten werden niet aangehaald, doch men moest zelf voorbeelden bedenkenGa naar voetnoot(1). Al vrij gauw bleek, dat de weg die de Akademie had ingeslagen niet naar het doel leidde. De overgroote meerderheid van de leden had noch tijd, noch lust, noch de vereischte eruditie om zich met dergelijk werk bezig te houden. Slechts twee leden, Murberg en Adlerbeth, gaven enkele proeven van de letters die hun waren toegewezen. Met het voorlezen en bespreken van deze proeven hield de Akademie zich in hare wekelijksche vergaderingen gedurende vijf jaar onledig, later zou men zelfs een en twintig jaar zoek brengen met het voorlezen van de letter S! Oxenstierna stelde in 1793 voor het werk aan een enkel persoon toe te vertrouwen. De dichter J. Stenhammar, later lid van de Akademie, nam toen tegen een zekere vergoeding het werk op zich, doch reeds zes jaar later stierf hij en daarna bleef het woordenboek voorloopig rusten. Waarschijnlijk was het woordenboek voorgoed in den vergeethoek geraakt, als niet de geestdriftige en doordrijvende Bernhard von Beskow secretaris van de Akademie was | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 655]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geworden. Gedurende verschillende samenkomsten vergastte hij de akademieleden op de lijdensgeschiedenis van het Zweedsche woordenboek, waarvan de meesten geen flauw vermoeden hadden. Hij won verder het advies in van allerlei autoriteiten van dien tijd. Interessant vooral was het oordeel van den bekenden Deenschen lexicoloog Molbech over von Beskows plannen. Molbechs advies van 1843 is een veroordeeling van de manier waarop de Zweedsche Akademie de zaak had aangepakt. Hij wijst er op hoe eerst en vooral een uitvoerig een grondige excerpeering moet worden verricht; voor dit werk zou de Akademie een dertigtal excerpenten aan het werk moeten zetten. Een beperkt comité van Akademieleden kan toezicht uitoefenen op de werkzaamheden; de eigenlijke redactie echter kan niet de taak zijn van de Akademie ‘in corpore’, doch moet worden verricht door één enkel man die over de noodige werklust, begaafdheid en krachten beschikt. Het uitgeven zelf mag in geen geval meer dan 6 a 8 jaar in beslag nemen. Doch de kritiek kon von Beskows geestdrift niet bekoelen; hij wist zelfs een nieuwe werkverdeeling door loting door te drijven. Wél ging men thans van het historische principe uit; men zou de Zweedsche taal behandelen te beginnen met den tijd van Gustaaf I Vasa (1496-1560). Met een verbazenden ijver en een onverstoorbaar optimisme wist von Beskow het excerpeeringswerk in gang te zetten en gaande te houden. Niet alleen werden litteraire werken geëxcerpeerd, doch ook allerlei verzamelingen van vaktermen werden aangelegd. Reeds in 1846 kon von Beskow meedeelen dat men had verzameld: meer dan 12.000 woorden die in de toen voorhanden zijnde Zweedsche woordenboeken ontbraken, en over de 40.000 citaten uit klassieke schrijvers; twee jaar later waren deze cijfers reeds gestegen tot respectievelijk 22.431 en 106.977. De eigenlijke redactie wenschte men thans door een enkel persoon te laten gebeuren. Toen J.E. Rydquist het verzoek van de Akademie had afgewezen, omdat hij zich wenschte te wijden aan zijn werk ‘Svenska språkets lagar’ (ao 1850 v.v.), wendde men zich tot C.A. Hagberg, die er op inging. Van staatswege verkreeg de Akademie gedurende vier jaar een toelage van 2.500 daalders voor de redactiekosten. Te Lund, waar Hagberg professor was, redigeerde hij de letter A, doch toen hij in 1864 en von Beskow in 1868 stierf, kwam aan het werk een einde. Wat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 656]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hagberg had geredigeerd werd door F.A. Dahlgren overzien en in 1870 uitgegeven onder den titel ‘Ordbok öfver svenska språket, utgifven af Svenska Akademien. A’. In deze aflevering, die strikt alfabetisch was ingericht, werden circa 9.000 excerpten opgenomen. Te beginnen met O. von Dalin, de uitgever van de spectatoriale ‘Then Swänska Argus’ (1732-1734), was de spelling van de citaten gemoderniseerd; alle citaten waren ongedateerd. In het voorbericht schreef Rydqvist, dat de Akademie met het uitgeven van deze aflevering geenerlei verbintenis op zich kon of wou nemen, door dat het voorbereidend werk zoo goed mogelijk zou worden voortgezet. Hiermee lag praktisch het werk geheel stil, afgezien van een woordenlijst, de ‘Ordlista öfver svenska språket’, die de Akademie in 1874 liet verschijnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Het tweede woordenboeksplan van de Zweedsche Akademie.Op 1 November 1883 stelde Th. Wisén, professor in de Noordsche talen te Lund, en een van de ‘aderton’, in een uitvoerig rapport aan de Akademie voor het woordenboekswerk opnieuw in gang te zetten, doch thans volgens de wetenschappelijke eischen van den tijd. Het was blijkbaar het Deutsches Wörterbuch van J. Grimm, waarvan toen een drietal volledige deelen waren verschenen, dat Wisén voor den geest stond. Wellicht is ook van het WNT, waarvan het eerste deel in 1882 was voltooid, een zekere invloed uitgegaan, evenals later van het NED, dat in 1884 begon te verschijnen. Het plan dat Wisén aan de Akademie voorlegde was zeker, wetenschappelijk gezien, volkomen op de hoogte van zijn tijd. Het was voor hem duidelijk dat de eigenlijke redactie buiten de Akademie moest gebeuren door vakspecialisten; de Akademie zou alleen als beschermer optreden. Met de praktische zijde van Wiséns plan was het echter minder goed gesteld. Wél meende Wisén, dat het uitgeven zelf niet meer dan 10 a 12 jaar in beslag mocht nemen; over den vermoedelijken omvang van het werk echter werd gezwegen, een berekening van de kosten zocht men tevergeefs, en de financiering van de onderneming werd slechts terloops aangeroerd. Een losser ekonomische grondslag was nauwelijks denkbaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 657]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Akademie, die in 1883 het plan goedkeurde, verkeerde in den waan dat het werk slechts tien a twaalf jaar in beslag zou nemen, en dat de kosten niet meer dan 8 tot 10.000 kr. per jaar zouden bedragen. Wisén werd hoofdredacteur, of beter directeur, want zijn professoraat en later zijn rectoraat namen hem zoo zeer in beslag, dat hij moeilijk den noodigen tijd voor het eigenlijke redactiewerk kon vinden. Redacteur werd Söderwall, zeker de beste lexicograaf in het toenmalige Zweden, doch minder geschikt voor organisatie en leiding. Er werd direct begonnen met het excerpeeren van de noodige litteratuur door bevoegde personen. Het oude excerptenmateriaal dat de Akademie bezat werd naar Lund gestuurd, doch bleek van geringe waarde; vele werken had men slechts doorgelezen met het oog op zeldzame woorden, de meeste excerpten hadden als eenige bronaanduiding den naam van den schrijver en waren daarenboven na elkaar geschreven op groote bladen. In 1889 werd met het voorloopige redactioneele werk begonnen door G. Cederschiöld, die later professor zou worden aan de hoogeschool te Göteborg. Reeds twee jaar later werd een proefvel aan de Akademie gestuurd. Toen in 1892 Wisén stierf, droeg de Akademie zijn functie over aan Söderwall, die reeds de redactie van de letters A en B voor zijn rekening had genomen, door zijn werk aan zijn eigen woordenboek (Ordbok öfver svenska medeltidsspraket) in beslag genomen werd, en daarenboven nog Wisén's opvolger zou worden aan de universiteit te Lund. Söderwall meende, dat met het toenmalige redactiepersoneel (in 1893: 6 medewerkers en een vijftigtal excerpenten) ongeveer 10 vel per jaar konden worden uitgegeven. Aangezien de omvang van het werk toen op 1.860 vel of circa 30.000 kolom was vastgesteld, kon men berekenen dat met hetzelfde tempo het Zweedsche woordenboek pas na twee eeuwen zou zijn voltooid! Dat wil zeggen, dat de taal waarin het laatste gedeelte zou worden geredigeerd zoo verschillend zou zijn van die van 1893 als de taal van Van Effen verschilt van die van onze dagen. Een lid van de Akademie vroeg zich toen te recht af of vijf a zes generaties van taalgeleerden zich op den duur zouden kunnen vereenigen met principes, die op het einde van de 19de eeuw waren vastgesteld. De eerste aflevering verscheen in 1893 en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 658]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het werk had sinds 1884 aan de Akademie de som van 117,309 kr. gekost. In dien tijd werden ook door Th. Hjelmqvist, docent aan de universiteit te Lund en chef van het excerpeeringswerk, enkele min of meer populaire geschriften uitgegeven, die blijkbaar als propaganda voor het woordenboek waren bedoeld. In 1893 verscheen van zijn hand En ny källa för vår fosterländska odling. Några anteckningar om Svenska Akademiens Ordbok, en het jaar daarop Om begagnandet af Svenska Akademiens Ordbok, en eindelijk in 1896 het uitvoerige Modern lexikografi, een buitengewoon interessant verslag over een studiereis naar de groote woordenboeksondernemingen in Duitschland, Holland en Engeland. De eerste tien jaren ging het slechts langzaam. Op het einde van 1912 werd Söderwall opgevolgd door den orientalist, professor E. Tegnér, lid van de Akademie en kleinzoon van den bekenden dichter. Prof. Tegnér gaf er zich dadelijk rekenschap van dat men op die manier niet kon doorgaan. In 1916 gaf hij in een promemoria aan de Akademie een weinig aanlokkelijk toekomstbeeld van het woordenboekswerk. Oorspronkelijk had men gerekend op een productie van vier afleveringen a 10 vel, dus 40 vel per jaar, zoodat het geheel, 1.860 vel of circa 18 ½ band na ongeveer 45 jaar klaar zou zijn. Na verloop van 33 jaar waren slechts vier banden van de 18 ½ verschenen; met de stijging van het materiaal had de noodzakelijke besnoeiing geen gelijken tred gehouden. Een ander moeilijk probleem was het personeel. Geschikte personen waren niet gemakkelijk te vinden, doch nog moeilijker te behouden. De loonregeling was van dien aard dat universiteit en school steeds beslag wisten te leggen op medewerkers wier opleiding veel tijd had gevergd. De sous-chefs van het SAOB hadden berekend, dat men met tien full-time redacteurs het woordenboek in 45 jaar zou kunnen afwerken; het aantal banden zou echter niet 18 ½ doch 38 zijn. Prof. Tegnér echter meende dat de uitvoerigheid van het werk niet in verhouding stond tot het nut; het aantal personen dat het woordenboek zou kunnen koopen of raadplegen zou steeds geringer worden naar gelang de banden talrijker werden. Daarom stelde Tegnér aan de Akademie voor de uitvoerigheid van het SAOB binnen de grenzen van het rede- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 659]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijke te houden, namelijk 25 banden, waarmee de Akademie akkoord ging. Redacteur O. Hoppe echter, die samen met Sv. Berg als sous-chef de leiding van het scriptorium waarnam, meende dat een beperking tot 25 deelen wetenschappelijk niet te verantwoorden was, en dat 33 deelen als een minimum moesten worden beschouwd. De Akademie stond echter aan Tegnér's zijde. Afgezien van wrijvingen in de leiding van het SAOB brachten de jaren van den eersten wereldoorlog ook financieele moeilijkheden met zich. In 1919 werd de 76-jarige Tegnér op zijn verzoek ontheven van zijn chefspost. Na uitvoerige besprekingen kwam de Akademie op 8 Mei 1919 tot het besluit dat ze de financiering van het SAOB, waarvan het einde niet was te voorzien, op den duur niet kon garandeeren. Ze was bereid afstand te doen van het privilegie van de officieele ‘Posttidningen’, waardoor het werk tot dan werd gefinancierd, op voorwaarde dat de regeering den last van het woordenboek zou overnemen. Een van staatswege aangesteld comité (E.A. Karlfeldt, H. Schück, A. Noreen, E. Ljunggren en E. Tuneld) stelde toen voor: een omvang van 28 ½ banden voor het SAOB en een tijd van uitgeven van 45 a 50 jaar, een verandering in methode en plan van bewerking, een verhooging van het aantal redacteurs tot twintig en een jaarlijksche toelage van 275.000 kr. Daar de staat echter weinig lust vertoonde zulk een financieelen last op zich te nemen, bleef de zaak hangende.
Door verhooging van den annonceprijs in de ‘Posttidningen’ had de Akademie intusschen een directe katastrofe voor het SAOB weten te verhinderen. In 1919 moest een nieuwe chef worden aangesteld. Op voorstel van Tegnér werd op 1 Jan. 1920 deze post toevertrouwd aan E. Tuneld (geb. te Malmö op 7 April 1877), een vooraanstaand indoloog, die direct na zijn licenciaatsexamen in 1905 medewerker aan het SAOB was geworden. Tuneld echter kreeg op grond van den onzekeren toestand van het woordenboek slechts een voorloopige opdracht. De Akademie stond hem een proeftijd toe van vier jaar, gedurende dewelke de begonnen letters B, D en E zouden worden voltooid. Samen met dr. Pelle Holm, die sinds 1913 aan het woorden- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 660]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boek was verbonden en die in 1919 O. Hoppe als sous-chef was opgevolgd, wist E. Tuneld een betere en meer rendeerende werkmethode in te voeren. Door het vaststellen van een vaste proportie tusschen het voorhanden zijnde excerptenmateriaal en den beraamden omvang van het woordenboek werd de fatale aanzwellingstendens afdoende bestredenGa naar voetnoot(1). Een vereenvoudiging en versobering in de behandeling der artikelen werd ingevoerd. Afleidingen en samenstellingen mochten voortaan veel minder ruimte in beslag nemen, fonetische en grammatische uitweidingen werden tot een minimum gereduceerd, de etymologie moest beknopt worden behandeld, verklaringen die meer op de zaak dan op het woord betrekking hadden werden geweerd. Verder werd een progressieve reorganisatie en rationalisatie van het bedrijf ingevoerd. Allerlei zuiver materieel en voorbereidend werk, dat vroeger door de redacteurs zelf moest worden verricht, werd thans aan minder gekwalificeerde en goedkoopere arbeidskrachten overgelaten. Het vaste honorarium van de medewerkers werd vervangen door een akkoordsysteem gebaseerd op een vaste jaarlijksche productie die aan een bepaald aantal excerpten moest beantwoorden. De gevolgen van deze reorganisatie lieten niet lang op zich wachten, een belangrijke verhooging van de productie werd bereikt. Gedurende het tijdperk 1920-'24 werden niet minder dan 350.000 fiches afgewerkt tegen een totaal van 320.000 van 1893 tot 1919. In 1892 had men zich voorgesteld dat het SAOB met een omvang van 1.860 vel na circa veertig jaar, dus omstreeks 1930 zou zijn voltooid. In het contract met Gleerup werd gerekend met een jaarlijksche productie van 47 vel. In 1912, toen Söderwall aftrad, waren er in het geheel 47 afleveringen voltooid en in 1919 slechts 57 afleveringen of 567 vel, d.w.z. bijna 1/3 van den beraamden omvang, doch daarin waren slechts behandeld A-Bo, de letter C en het begin van de D. In plaats van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 661]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in het vooruitzicht gestelde 47 vel per jaar had men slechts iets meer dan 20 bereikt. Het ergste was het aanzwellen der artikelen. Een vergelijking met de woordenlijst der Zweedsche Akademie (7de uitg., 1903) is in dit opzicht illustreerend. Deze lijst bevat 653 kolom, waarvan er in 1919 90 kolom in het SAOB waren behandeld. Indien men op dezelfde manier was doorgegaan zou de omvang van het werk zooiets als 40 banden zijn geworden en met het tempo 1905-1919 zou de voltooiing meer dan 280 jaar in beslag hebben genomenGa naar voetnoot(1). Gedurende de 21 jaren van 1920 tot einde 1941 werden 1095 vel uitgegeven, tegenover 567 gedurende de 27 jaren van 1893-1919. Wanneer men deze productie overbrengt in kolommen van de woordenlijst, dan krijgt men tegenover de 90 kolom voor de periode 1893-1919 een productie van 246 kolom voor 1920-1941. In een artikel over het SAOB in Svenska Dagbladet van 9 Maart 1925 gaf professor E. Ekwall het volgende schematische overzicht van de productie in verhouding tot het aantal kolommen van de woordenlijst.
Over het jaar 1941 heeft de productie bijna 10 kolom van de woordenlijst bedragen. Zuiver kwantitatief is de productie van de periode 1920-1941 bijna dubbel zoo groot als die van 1893-1919. Rekent men | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 662]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de productie volgens het aantal excerpten, dan constateert men dat tegenover de 322.000 fiches van 1893 tot 1919 een aantal staat van ongeveer 2 millioen gedurende de periode 1920-1942. Een vermindering van het wetenschappelijk peil van het Zweedsche woordenboek heeft deze rationaliseering niet tot gevolg gehad, in tegenstelling met wat sommigen hadden gevreesd. In 1933 werd prof. E. Tuneld door een langdurige ziekte aangetast, zijn aandeel aan het werk werd hierdoor belangrijk verminderd. In Dec. 1939 verliet hij de redactie en werd in 1942 op pensioen gesteld. Dr. Pelle Holm die op verschillende tijdstippen de functie van chef had waargenomen, en die als zoodanig de artikelen doorlas en controleerde, werd in April 1942 in opvolging van prof. Tuneld tot chef benoemd. Van 1893 tot 1942 heeft het SAOB een heele reeks redacteurs en medewerkers geteld. Verschillende van hen zijn ook buiten de grenzen van hun vaderland bekend, velen werden van het woordenboek naar de universiteit geroepen. Hier volgen hun namen: *Ga naar voetnoot(1) Th. Wisén, *G. Cederschiöld, *A. Malm, *K.F. Söderwall, M.F. Lundgren, Th. Hjelmqvist, E. Ljunggren, N. Flensburg, E. Hellquist, E.A. Kock, N. Beckman, O. Hoppe, E. Sommarin, J. Mjöberg, G. Danell, N. Brodén, R. Waltman, J. Palmér, N. Lindquist, G. Lindblad, J. Sahlgren, *E. Tegnér, H. Lindroth, N.R. Palmlöf, E. Olson, S. Berg, G. Hedström, E. Terner, E. Tuneld, T. Bucht, D. Strömbäck, K.G. Ljunggren, A. Lund; daarbij komen nog de namen van de tegenwoordige redacteurs, dus behalve de chef Pelle Holm: F. Baath, S. Belfrage, S. Ehrling, T. Johannisson, R. Liljefors en J. Svensson. Het aantal redacteurs is steeds erg wisselend geweest, het hoogste aantal werd bereikt omstreeks 1920 toen 10 redacteurs aan het SAOB waren verbonden. In 1942 was het Zweedsche woordenboek gekomen tot aan de M; meer dan de helft van het alfabet was dus afgewerkt. Wanneer het werk zal worden voltooid hangt af van het aantal redacteurs dat men aan het werk kan zetten. Van verschillende zijden is het jaar 1960 genoemd als het vermoedelijke jaar van voltooiing, doch dit is slechts een gissing waarvan de min | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 663]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of meer groote waarschijnlijkheid van allerlei onberekenbare factoren afhankelijk is. Nog 10 banden van het SAOB moeten worden geschreven. Met een normalen staf van 10 redacteurs kan meer dan een half deel per jaar of 15 banden in 20 jaar worden voortgebracht. Met zes redacteurs kan men slechts 2/5 van een band afwerken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Organisatie van het SAOBToen enkele jaren voor den eersten wereldoorlog de nieuwe universiteitsbibliotheek op de ‘Helgonabacken’ werd gebouwd, werden er in den oostelijken vleugel enkele lokalen speciaal voor het Zweedsche woordenboek ingericht. Voor deze lokalen, het zgn. ‘scriptorium’, betaalt het woordenboek een jaarlijksche huur van 3.000 kronen. Het scriptorium, dat in 1906 in gebruik werd genomen, bestaat uit twee zalen en de kamer van den chefredacteur. In de luchtige en ruime redactiezaal staan veertien bureau's, elk voorzien van een exemplaar van het Zweedsche woordenboek. Op de rekken tegen de muren staan de boeken die bij het dagelijksche werk worden gebezigd. Deze boeken, gedeeltelijk eigendom van de Zweedsche Akademie, gedeeltelijk in depot door de U.B. geleend, zijn systematisch geordend. Men vindt b.v. op een rek alle Zweedsche spraakkunsten in chronologische volgorde, op een ander alle Zweedsche woordenboeken, op een derde alle werken over Zweedsche taalkunde, op een vierde alle boeken over zeemanstaal enz. Hoewel de redacteurs in den regel thuis werken, beschikken zij allen over hun eigen bureau. Erg praktisch is ook de zgn. ‘tijdbesparende cel’, d.i. een tafel met daaromheen boekenrekken waarop de voornaamste buitenlandsche lexica, allerlei referentiewerken en dergelijke zijn aangebracht; deze ‘cel’ bespaart inderdaad heel wat heen- en weergeloop. Boven de redactiezaal bevindt zich de zaal der assistenten, waar de vrouwelijke hulpkrachten (thans negen in het geheel) zich bezig houden met het voorbereidende werk, het tikken der kopij, de administratie van het woordenboek enz. Alle medewerkers van het SAOB hebben vrijen toegang tot de verzamelin- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 664]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen van de U.B., en kunnen dus ter plaatse allerlei citaten verificeeren, wat natuurlijk heel wat tijd bespaart. De chefredacteur heeft zijn kamer naast de redactiezaal. Daar bevindt zich een gedeelte van de administratie en het archief van het woordenboek, o.m. ook een ‘Tidnings-Urklipp’ d.w.z. een sinds 1919 bijgehouden verzameling van krantenknipsels die betrekking hebben op het SAOB. In deze kamer prijkt ook het imponeerende overzichts- en contrôlediagram over het woordenboekswerk, of, zooals het officieel heet, de ‘redigerings- och trycknings-tabell’. Op dit diagram kan men steeds aflezen in welk van de verschillende stadia van bewerking, als manuscript of als zetsel, zich de verschillende artikelen bevinden, aan welken redacteur de verschillende stukken van het apparaat werden toevertrouwd, wie voor dit of dat speciale onderdeel van het werk de verantwoording heeft enz. Met behulp van dit praktische diagram heeft men steeds de contrôle over het tempo, dat sinds de hervorming van 1920 zoo werd geregeld, dat een bepaalde tijd voor de voltooiing van een bepaald stuk werd vastgesteld. De werkverdeeling die in 1883 Wisén voor den geest stond was die van het DWB; men zou de verschillende letters verdeelen onder de verschillende medewerkers. Een zekere ongelijkmatigheid, die hiervan het gevolg kon zijn, zou worden verholpen door het werk van de verschillende redacteuren te laten controleeren door een persoon of door een kommissie. In 1897 werd de redactie verder verdeeld in twee secties, een voor de letter A en een voor de letter B, elk geleid door een souschef. Sinds de reorganisatie van 1920 echter geeft men de voorkeur aan het behandelen van het alfabet in onafgebroken volgorde. Hierdoor wordt den gebruiker het lot bespaard van hem, die tusschen de gapingen en in de elf onvoltooide deelen van het Duitsche woordenboek zijn weg moet vinden. Het ‘apparaat’ van een bepaalde letter wordt in samenhangende stukken van wisselenden omvang onder de verschillende redacteuren verdeeld. Aangezien een chefredacteur zorgt voor de coördinatie van de verschillende stukken heeft dit systeem geen nadeelen, doch bevordert het in hooge mate de gelijkvormigheid van de verschillende banden. Vóór 1920 was het zoo dat de redacteur een bepaald aantal uren per dag op het scriptorium doorbracht; het werk bij het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 665]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SAOB was dus een soort van kantoorwerk met al de nadeelen daaraan verbonden. Door de invoering van het akkoordsysteem kunnen de redacteurs thans werken waar en wanneer ze verkiezen. Meestal werken ze thuis en komen slechts op het scriptorium om bepaalde werken na te slaan of voor bespreking met den hoofdredacteur of met hun collegas. De assistenten werken zes uur per dag (meestal van 8-11 en 1-3) op het scriptorium. Een bepaalde arbeidsprestatie per jaar werd eertijds van den redacteur niet gevergd. Na de reorganisatie werd deze prestatie gebracht eerst op 3 ½ vel of 56 kolom (1 vel is 16 kolom), naderhand op 4 en tenslotte op 5 vel of 80 kolom. Doch een productie van 5 vel is slechts een kleinigheid, wanneer de breedvoerigheid niet moet worden beperkt. Men kan natuurlijk een zekere verhouding in de productie bekomen door deze 5 vel te laten beantwoorden aan een bepaald aantal kolommen van de woordenlijst, doch deze grondslag van berekening bleek van zeer geringe waarde, aangezien in deze lijst precies even veel plaats wordt toegekend aan een toevallige samenstelling als aan een erg algemeen en uitvoerig werkwoord als b.v. komen of zijn. De eenige werkelijke grondslag waarop een vaste verhouding in de productie kan worden verkregen is die van het voorhanden materiaal. Daarom werd een aantal van circa 12.000 excerpten als grondslag voor de normale jaarlijksche productie van een redacteur aanvaard. Dit aantal excerpten moet worden behandeld binnen het aantal kolommen dat als normale jaarlijksche prestatie werd vastgesteld. Aan hoeveel kolommen van de woordenlijst deze prestatie beantwoordt is zonder belang. Wat deze 12.000 excerpten eigenlijk beteekenen wordt duidelijk wanneer men weet dat van 1893 tot 1920 gemiddeld slechts 11.800 excerpten per jaar door den geheelen staf van redacteuren werd afgewerkt. Vergeleken met de jaarlijksche productie van circa 182 kolom, die een redacteur bij het WNT. voor zijn rekening neemt, kunnen deze tachtig kolom oppervlakkig gezien gering lijken, in werkelijkheid echter is de individueele jaarlijksche prestatie te Lund waarschijnlijk belangrijk hooger dan die te Leiden. Daar het SAOB slechts akkoordwerk kent, krijgt de redacteur te Lund, in plaats van de vaste jaarwedde van vroeger, een honorarium dat wordt berekend op grond van het aantal door hem afgewerkte excerpten. Voor een normaal aantal van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 666]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12.000 excerpten wordt een jaarlijksche vergoeding uitbetaald, die kan schommelen tusschen 9.000 a 12.000 kr., en die iets hooger is dan het loon van een leeraar M.O. Bewerkt de redacteur meer excerpten dan het normale aantal, dan wordt zijn honorarium proportioneel verhoogd. Elke maand wordt een vast minimumloon uitbetaald, terwijl op het einde van elk halfjaar eventueele toelagen worden geregeld. Ligt de productie van een redacteur onder normaal, dan wordt de noodzakelijke loonsvermindering van een bepaald jaar over de volgende jaren verdeeld. Wanneer de redacteur op 65-jarigen leeftijd aftreedt, heeft hij recht op een pensioen dat overeenstemt met dit van een leeraar M.O. De chef van het SAOB geniet dezelfde loon- en pensioenregeling als een universiteitsprofessor. Afgezien van bijzondere toelagen bedraagt het loon der vrouwelijke assistenten 3.000 kr. minimum en 4.800 kr. maximum met recht op pensioen. De bedrijfskosten van het SAOB worden bestreden door de publiciteit in de Zweedsche officieele krant ‘Post- och Inrikes Tidningar’. Sinds 1791 namelijk beschikt de Zweedsche Akademie, door een privilege van haar koninklijken stichter, over de inkomsten uit deze bron. Anderzijds heeft de Zweedsche Akademie ook een speciaal woordenboeksfonds dat in 1886, toen de kosten van het voorbereidend werk nog erg laag waren, werd gevormd, eveneens uit de inkomsten van de ‘Posttidningen’; dit fonds had in 1923 een actief van 550.290 kr. In 1924 werd dit fonds gesplitst in 1) het pensioenfonds van het SAOB, 2) het algemeen fonds. Uit het eerste fonds, dat op 600.000 kr. werd vastgesteld en slechts door rente aangroeit, worden de kosten van pensioen bestreden. Het Zweedsche woordenboek kost dus den staat geen cent, althans niet direct, alhoewel de bijdragen die aan het SAOB worden besteed anders in de staatskas zouden terechtkomen. De kosten van het SAOB verschillen volgens de jarenGa naar voetnoot(1). In 1900 bedroegen ze 47.039 kr., waarvan 38.444 voor de redactie, 5.563 voor excerpeeren en 3.032 voor huur enz. In 1910 was dit bedrag 48.072 kr., terwijl de inkomsten van de ‘Post- och Inrikes Tidningar’ 88.173 kr. beliepen. In 1918 bedroegen ze 94.288 kr., in 1919: 118.575 kr., in 1920: 138.568 kr., in 1921: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 667]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
148.250 kr. en thans zoowat 160.000 kr., zoodat er met de jaren een duidelijke stijging is waar te nemen. Hoeveel het SAOB in zijn geheel zal kosten is niet te zeggen. Alleen van 1883 tot 1915 bedroegen de onkosten reeds 1.100.000 kr. In 1920, toen de Zweedsche Akademie de regeering verzocht het woordenboek te willen overnemen, berekende een zaakkundige dat, gerekend met een jaarlijksche uitgave van 275.000 kr. gedurende de volgende 50 jaren de geheele onderneming 13.750.000 kr. zou kosten, doch deze som zal vermoedelijk wel niet worden bereikt. Oorspronkelijk telde het SAOB ongeveer 4.000 abonné'sGa naar voetnoot(1), doch dit aantal is naderhand tot de helft gedaald. De oplage bedraagt thans slechts 2.000 exemplaren. Het aantal abonné's van het SAOB is slechts half zoo groot als bij het Deensche woordenboek, terwijl Zweden nochtans dubbel zooveel inwoners telt als Denemarken. Deze omgekeerde verhouding kan hoofdzakelijk worden toegeschreven aan twee factoren. Vooreerst heeft het trage en onregelmatige tempo van vóór 1920 vele abonnés doen verliezen, en in de tweede plaats is het Zweedsche woordenboek ook drie keer zoo duur als het Deensche. Het SAOB dat eertijds verscheen in afleveringen (10 vel per afl.) die 1,5 a 2,5 kr. kostten, wordt thans aan de abonnés geleverd in stukken van 4 a 5 afleveringen, waarvan de prijs circa 15 kr. bedraagt. Elke band bestaat uit twee zulke stukken. Voor zoover verschenen kost het SAOB thans meer dan 360 kr. Antiquarisch echter kan men het werk (ingenaaid) krijgen voor iets meer dan 100 kr. De redacteurs krijgen de nieuwe afleveringen kosteloos. Van 1893 tot 1925 werd het woordenboek uitgegeven door de firma C.W.K. Gleerup te Lund, van 1925 af werd de uitgave overgenomen door den universiteitsboekhandel Lindstedt in dezelfde stad. De tijd van 1893 tot 1919 is voor het SAOB donker geweest. Zooals dat bij de meeste groote woordenboeken het geval was, had men toen men begon geen begrip voor den praktischen en organisatorischen kant van de onderneming. Gelukkig maar zou men kunnen zeggen, want anders was het Zweedsche woordenboek er wel nooit gekomen. Zij die begonnen hadden liefde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 668]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en geestdrift, hun navolgers hebben voor de noodzakelijke organisatie gezorgd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. De Werkmethode bij het SAOBI. De grenzen van het SAOBGa naar voetnoot(1).Het Zweedsche woordenboek wil een nauwkeurig beeld geven van de beschaafde Zweedsche taal in haar tegenwoordig gebruik, en tevens nagaan hoe die taal zich heeft ontwikkeld van den tijd der Reformatie af tot op heden. Het SAOB is dus bedoeld als een historisch overzicht van het Nieuwzweedsch, en sluit als zoodanig direct aan bij Söderwall's woordenboek over de Middelzweedsche taal. Van in den beginne werd er de nadruk op gelegd, dat het Zweedsche woordenboek naar buitenlandsch voorbeeld historisch zou worden opgevat, en op dit historische karakter werd veel sterker den nadruk gelegd dan b.v. het geval was bij het WNT, dat twintig jaar eerder begon te verschijnen. In het SAOB wordt de Zweedsche woordenschat behandeld van het jaar 1521 af. Dat men deze grens heeft gekozen, vindt zijn oorzaak o.m. in het feit, dat toen enkele nieuwigheden in de spelling werden ingevoerd, b.v. de letterteekens å, ä en ö. Vooral echter door de geschriften der hervormers gaat de taal van dien tijd zich onderscheiden van die van de Middeleeuwen. Laurentius en Olaus Petri vertalen Luthers bijbel in de moedertaal, in 1526 verschijnt het N.T. en in 1541 de geheele bijbel, gewoonlijk genoemd ‘Gustav Vasas Bibel’. De politieke zelfstandigheid van Zweden, die in dien tijd door Gustaaf Vasa wordt gegrondvest, laat ook zijn invloed gelden op de taal: de Deensche invloed wordt meer en meer teruggedrongen. Met betrekking tot de ruimte houdt het SAOB zich aan het Zweedsche rijk en het Zweedschsprekende Finland; het Zweedsch in de Baltische staten hoort thuis onder de dialecten, en met het Zweedsch-Amerikaansch wordt geen rekening gehouden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 669]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doch niet alles wat sinds 1521 in de Zweedsche schrijfen spreektaal van Zweden en Finland wordt gebruikt kan in het SAOB worden opgenomen. Men wenscht zich te beperken tot wat kan worden beschouwd als gemeenschappelijk voor een belangrijk gedeelte van de Zweedschsprekende bevolking in de verschillende landstreken. Met de dialecten wordt bij het SAOB weinig of geen rekening gehouden. In den beginne werd dialect opgenomen in zooverre het de ontwikkeling van de rijkstaal kon belichten of verklaren. Dialectische woorden die vrij algemeen verspreid waren, werden gehonoreerd, vooral wanneer ze geschikt bleken om in de algemeene taal te worden opgenomen. Na de reorganisatie van 1920 is men tegenover de dialecten vrij radikaal gaan optreden. Van een ‘registeren’ van dialectglossaria- en woordenboeken, zooals dat b.v. te Leiden gebeurt, is te Lund geen sprake. Klasse- en coterietaal (slang, studenten-, straattaal enz.) wordt in den regel niet opgenomen, tenzij een bepaald woord algemeen is verspreid of om een of andere reden als belangrijk kan worden beschouwd. Vaktaal wordt in den regel opgenomen. Dit beteekent natuurlijk niet, dat men een vakkundige behandeling van de zaak probeert te geven, slechts een taalkundige verklaring wordt nagestreefd. Met betrekking tot de leenwoorden ging men oorspronkelijk uit van het standpunt, dat ze slechts behoefden te worden opgenomen, in zooverre ze thans bekend waren. De ongewone, verouderde of speciaal vakkundige werden niet gehonoreerd, evenals zoodanige uitdrukkingen als b.v. ad acta, à jour enz., die in hun vreemden vorm soms in het Zweedsch worden gebezigd. Het standpunt dat het SAOB t.o.v. de leenwoorden innam, was in verschillende opzichten volkomen in tegenstrijd met het tevoren zoo duidelijk beklemtoonde historische karakter van het SAOB. Naderhand is men veel minder puristisch geworden. Thans geldt als regel dat vreemde woorden worden opgenomen, indien ze in een bepaalde periode werkelijk in het Zweedsch werden gebezigd. Deze regel geldt dus niet voor zulke woorden die geïsoleerd staan en b.v. slechts worden gebruikt naar aanleiding van een beschrijving van een vreemd land. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 670]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eigennamen worden gehonoreerd voor zoover ze als appellativa kunnen worden gebezigd. Soms wordt een dergelijk nomen slechts opgenomen, omdat het eerste lid in een geheele reeks van samenstellingen voorkomt (zie b.v. het art. Lancashire). Met betrekking tot de samenstellingen dringt beperking zich vanzelf op. Men streeft er naar die samenstellingen op te nemen die vrij geregeld worden gebezigd. Toevallige samenstellingen, vooral individueele of poëtische vormingen, komen echter niet in aanmerking. Ze worden slechts opgenomen wanneer ze belangrijk zijn, of uit het standpunt der woordvorming of voor de beteekenis van een der samenstellende leden. Ook zulke die bij oude schrijvers voorkomen worden in den regel gehonoreerd. Bij het behandelen van alle samenstellingen wordt naar uiterste beknoptheid gestreefd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Het materiaal van het SAOB.Het excerpeeringswerk waardoor het materiaal tot stand komt, werd in 1884 begonnen en in de volgende jaren intensief voortgezet. Toen met het redigeeren een aanvang werd gemaakt, was het materiaal nog vrij klein; het bedroeg in Juni 1893, volgens een berekening van G. CederschiöldGa naar voetnoot(1), slechts zeven- tot achthonderdduizend excerpten. Daar men het verschijnen van het woordenboek niet al te lang wou uitstellen, werd in den beginne slechts geëxcerpeerd voor de eerste letters van het alfabet. Een groot aantal excerpenten werd aan het werk gezet, van 1893 tot 1913 niet minder dan 200Ga naar voetnoot(2). Op het scriptorium wordt een schrift bewaard, waarin de geëxcerpeerde werken en de namen van de excerpenten staan aangeteekend. De meeste van de excerpenten waren, in overeenstemming met het plan van Wisén, personen met filologische of wetenschappelijke scholingGa naar voetnoot(3). Onder hen moet speciaal worden vermeld dr. L. Larsson, de schrijver van het belangrijke werk ‘Ordförrådet i de älsta islänska | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 671]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
håndskrifterna leksikaliskt och gramatiskt ordnat (Lund, 1891); deze geleerde heeft een groot aantal 16de-eeuwsche handschriften voor het woordenboek geëxcerpeerd. Naast de eigenlijke excerpenten werden ook een aantal dames aan het werk gezet, die citaten uitschreven uit werken waarin de noodige woorden door de redacteurs waren onderstreept (‘efter förprickning’). Slechts enkele van de excerpenten verleenden kosteloos hun medewerking. het grootste gedeelte werd voor het werk betaald. Evenals dat het geval was bij het ODS, werden ook bij het SAOB de excerpten dadelijk in hun zinsverband uitgeschreven. De voordeelen van deze methode liggen voor de hand: het geheele materiaal kan steeds worden gebruikt en geraadpleegd. De excerpten worden geschreven op fiches van 18 cm bij 11 cm, die door de redactie ter beschikking worden gesteld. Deze fiches zijn wit, ongelinieerd en van een extra stevige kwaliteit, zoodat het materiaal werkelijk tegen den tijd is bestand. Ten gebruike van de excerpenten werd een kleine handleiding uitgegeven, de zgn. Anvisningar till insamlande av språkprov för svenska akademiens ordboksarbete (4de opl., Lund 1916). De voornaamste punten worden hier samengevat. Voor elk citaat wordt een aparte fiche gebruikt die in de breedte wordt beschreven. In den linkerbovenhoek wordt het trefwoord aangebracht in de spelling van de woordenlijst, bij homoniemen wordt het trefwoord van zijn grammaticale aanduiding voorzien. Het citaat wordt met diplomatische nauwkeurigheid uitgeschreven, zonder de minste verandering in spelling of interpunctie. Het citaat moet volledig zijn in dien zin dat alles wordt uitgeschreven wat van belang is voor de beteekenis, het gebruik en de verklaring van het trefwoord; het is echter niet noodig dat het citaat een volledigen zin vormt. Overbodige gedeelten in het citaat worden vervangen door twee puntjes. Ter verduidelijking of verkorting van het citaat kan de excerpent ook eigen woorden tusschen haakjes inlasschen. Na het trefwoord mag de excerpent korte aanteekeningen noteeren betreffende den vorm, de beteekenis of het gebruik van het trefwoord; ook een goede definitie of synoniemen zijn welkom. De afkorting gebezigd bij de verwijzing naar de bron wordt door de redactie vastgesteld; hierbij wordt als regel de titel verkort doch de naam van den schrijver voluit genoteerd. Bij werken in verschillende deelen doch met doorloopende pagineering | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 672]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt het deelcijfer tusschen haakjes gezet. Periodieken waarvan de jaargang samenvalt met het kalenderjaar worden niet volgens deel, doch volgens jaartal geciteerd. Na titel en pagineering volgt het jaar waarin het werk werd gedrukt. Wordt naar een latere uitgave geciteerd, dan wordt vooraf ook nog het jaar van de eerste uitgave aangeduid, indien het trefwoord althans in de oorspronkelijke uitgave in hetzelfde verband voorkomt. Indien een werk werd geschreven lang voor het werd gedrukt, wordt naast het jaar van uitgave ook aangeduid het jaar waarin het tot stand kwam. Hetzelfde geldt voor opstellen, gedichten enz. die in verzamelde uitgaven zijn opgenomen, doch reeds eerder werden gedrukt. Vooral moeten worden aangeteekend zulke citaten, die een definitie, beschrijving of verklaring van het trefwoord bevatten of inlichtingen verstrekken over zijn gebruik. Ook citaten waarin het trefwoord in tegenstelling tot of als synoniem met andere woorden wordt gebezigd zijn bijzonder waardevol, evenals zulke die als gevleugelde woorden worden gebruikt of algemeen bekend zijn. Voor elken vorm, elke beteekenisnuance of constructie van een bepaald woord moet een apart citaat worden uitgeschreven. Aandacht moet worden besteed aan woorden die weinig gebruikt werden in den tijd toen ze werden neergeschreven (verouderde woorden of neologismen). Belangrijk zijn zulke citaten waaruit blijkt wanneer een woord in gebruik begon te komen. Niet alle geschriften worden even grondig geëxcerpeerd. Enkele die voor de geschiedenis en de ontwikkeling van de Zweedsche taal bijzonder belangrijk zijn, worden erg grondig en om zoo te zeggen voor elk woord en elke beteekenis geëxcerpeerd. Vaktijdschriften worden natuurlijk doorgelezen met het oog op de vaktermen, alhoewel men soms ook in deze bronnen dingen kan aantreffen die taalkundig van belang zijn. Ook uit vertaalde werken worden soms citaten uitgeschreven, voornamelijk echter zulke uit de 16de en 17de eeuw; in de bronnenlijst vond ik echter ook C.J. Blombergs vertaling van Klaasje Zevenster. De uitgeschreven citaten moeten door den excerpent met het origineel worden vergeleken en geverifieerd. Door de redactie zelf worden de excerpten als zoodanig niet gecontroleerd. Als vergoeding werd voor elk goedgekeurd citaat aan de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 673]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
excerpenten in den beginne 3 ½ öre, thans 8 öre betaald. Hoe intensief er werd geëxcerpeerd blijkt uit enkele cijfers. In 1884 werden 1.332 kr., in 1885: 3.224 kr.Ga naar voetnoot(1), in 1896: 13.193 kr.Ga naar voetnoot(2), in 1900: 5.563 kr. en in 1910: 6.090 kr.Ga naar voetnoot(3) voor excerpeeren uitgegeven; thans kost dit werk ongeveer 3.000 kr. per jaar. De ongeveer 800.000 excerpten, waarmee in 1893 het redigeeren van het Zweedsche woordenboek werd begonnen, zijn in den loop der jaren aanzienlijk aangegroeid. Reeds in 1913 werd hun aantal geschat op meer dan 3 millioenGa naar voetnoot(4), in 1922 op 4 millioen; in 1937 eindelijk werd in een artikel in Svenska Dagbladet van 22 Dec. met een aantal van 5 millioen ‘lappar’ gerekend. Dit enorme materiaal, dat verzekerd is tegen brand, wordt met porties van 350 a 400 briefjes in speciale kartonnen doozen, de zgn. ‘kapslar’ opgeborgen. Deze doozen staan in lange rijen in de verschillende lokalen van het scriptorium opgesteld. Volgens de eischen van de moderne lexicografie wordt het materiaal in zijn geheel bewaard. Aangezien niet eens een tiende gedeelte van de citaten als zoodanig in de kolommen van het SAOB terecht komt, heeft het materiaal op zichzelf een blijvende waarde. En niet alleen voor het woordenboek zelf wordt dit materiaal gebezigd. De redactie ontvangt geregeld brieven, waarin wordt gevraagd om inlichtingen over of bewijsplaatsen van oude woorden of uitdrukkingen. Deze aanvragen worden kosteloos beantwoord. Voor wetenschappelijk werk, voor dissertaties enz. wordt op verzoek toegang tot het rijke materiaal van het SAOB verleend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Het redigeeren.A. Het voorbereidende werk.Aan de eigenlijke redactie gaat allerlei voorbereidend werk vooraf, dat eertijds door de redacteuren zelf moest worden ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 674]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
richt, doch sinds 1920 door goedkoope hulpkrachten wordt verzorgd. Met dit voorbereidende werk moeten de assistenten minstens twee a drie jaar voor zijn, aangezien de redactiestaf per jaar ongeveer 100.000 fiches voor zijn rekening neemt. De excerpten worden bewerkt in twee voorbereidende afdeelingen. In de eerste afdeeling worden de citaten zorgvuldig in alfabetische volgorde gerangschikt, waarna ze, in het kader van deze volgorde, ook chronologisch worden geordend. Er wordt tevens op gelet of elk citaat van zijn jaartal is voorzien en of alle afkortingen in orde zijn. Daarna wordt over het voorhanden materiaal een woordenlijst opgemaakt, ongeveer van denzelfden aard als die bij het Deensche woordenboek. Deze woordenlijst, de zgn. ‘stomme’Ga naar voetnoot(1), bestaat uit foliovellen die in drie kolommen zijn verdeeld. In de eerste kolom worden alle woorden in alfabetische volgorde geschreven, in de tweede kolom wordt zoo mogelijk bij elk woord een dubbele dateering - die van het oudste en het jongste citaat - aangebracht. Circa 200 werken - woordenboeken, technische lexica, bijbelconcordantie, wetenschappelijke handboeken enz. - die van een register zijn voorzien worden vervolgens nagekeken, en elk woord dat In deze werken voorkomt wordt in de derde kolom genoteerd. Materiaal en ‘stomme’ gaan dan naar een tweede afdeeling, waar de meer directe voorbereiding gebeurt. De aanteekeningen in de derde kolom van de ‘stomme’ worden nagekeken en de noodige citaten uitgeschreven. In dit stadium van het werk komen b.v. de meeste bijbelcitaten tot stand. Vervolgens worden de excerpten nagekeken met het oog op de verschillende bijvormen van het trefwoord, de diverse spellingen en de buigingsvormen. Over deze verschillende onderdeelen worden ten behoeve van den redacteur de noodige aanteekeningen op gele briefjes genoteerd, waarbij elke vorm wordt voorzien van de bronaanduiding met jaartal. Tenslotte wordt het materiaal, dat tot dan toe streng alfabetisch was gehouden, gerangschikt volgens het principe der woordvorming. Afleidingen en samenstellingen worden hierbij onder het grondwoord gelegd, behalve zulke die zoo | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 675]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitvoerig of belangrijk zijn, dat ze waarschijnlijk als aparte artikelen zullen worden behandeld. Het materiaal wordt geteld en in porties verdeeld, wat naderhand op het contrôlediagram wordt aangeteekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. De eigenlijke redactie.Pas na deze grondige en zorgvuldige voorbereiding krijgt de redacteur het materiaal in handen, en kan met het eigenlijke redactiewerk worden begonnen. Ten behoeve van de redacteurs werd een handleiding uitgegeven, het Handbok för redigeringen af svenska akademiens ordbok (Lund, 1904). Deze handleiding, die 51 bladzijden telt, werd in zijn tijd samengesteld door den bekenden germanist E.A. Kock. De geheele theorie werd in een door hem geliefden, uiterst schematischen vorm in 195 paragrafen samengeperst. Deze handleiding leek mij, althans voor buitenstaanders, nogal moeilijk te hanteeren. Sinds 1904, toen ze werd geschreven, heeft de werkmethode natuurlijk een zekere evolutie ondergaan. Om hierin te voorzien en met het oog op allerlei besparingen van ruimte die sinds de chefwisseling werden ingevoerd, worden thans door Pelle Holm met de machine geschreven richtlijnen uitgegeven. Voor de redactioneele aanduidingen worden gele briefjes gebruikt van hetzelfde formaat als de fiches van het materiaal. Op deze gele briefjes wordt zoo weinig mogelijk genoteerd, wat praktisch is voor het geval dat er aanvullingen op andere gele briefjes tusschenin moeten worden gevoegd. De redactiebriefjes worden naderhand uit het eigenlijke materiaal verwijderd en opnieuw gebezigd. Bij het vaststellen van de volgorde der artikelen en voor de kopij van den redacteur wordt thans de spelling gevolgd van de 8ste uitgave (1923) van de woordenlijst der Zweedsche Akademie. De spelling is lang een zwak punt van het SAOB geweest. In 1893, toen met het woordenboek werd begonnen, volgde men de spelling. van de 6de uitgave (1889) van de woordenlijst. Tot en met de letter D heeft men zich gehouden aan de 6de (en 7de, ao. 1900) uitgave. In 1916 echter verscheen van de hand van prof. Tegnér, den toenmaligen woordenboekschef, een ordförteckning över svenska språket, die een vrij radikale spellinghervor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 676]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ming inluidde. Te beginnen met de E (1917) werd Tegnér's ordförteckning gevolgd. Tenslotte ging men zich houden aan de 8ste uitg. (1923) van de woordenlijst, waarin, afgezien van enkele details (b.v. regn en niet rägn), de spelling van de (minder uitvoerige) ordförteckning werd overgenomen. Na het trefwoord geeft de redacteur de uitspraak aan. De fonetische teekens worden vrij eenvoudig gehouden en fijne nuances in de uitspraak worden verwaarloosd, evenals zulk een uitspraak die geografisch of sociaal erg beperkt is. De uitspraak van Finsch-Zweedsche en van verouderde woorden wordt in den regel niet aangeduid. Ook moderne bijvormen van het woord worden met hun uitspraak genoteerd. Vroeger werden geregeld aan een honderdtal personen in de verschillende deelen van het land vragenlijsten rondgestuurd, waarin inlichtingen werden gevraagd over uitspraak, gebruik, beteekenis enz. van verschillende woorden. Op grond van de ingekomen antwoorden werden frekwentietabellen opgemaaktGa naar voetnoot(1). In den laatsten tijd echter heeft men van dit uitstekende procédé minder gebruik gemaakt om vertraging in de werkzaamheden te voorkomen. Na uitspraak en bijvormen volgt de grammaticale aanduiding. Homonieme trefwoorden die tot dezelfde woordklasse behooren worden gescheiden door een cijfer na de grammaticale aanduiding. Hierna volgen de buigingsvormen. Bij werkwoorden wordt het praet. en zoo noodig het praes. ind. en het part. praet., bij adjectiva den komparatief, eventueel ook den superlatief aangeduid. Bij substantiva wordt de bepaalde vorm (enk.) en het meerv. (onbep. vorm) aangegeven. Daarna volgt vaak buitengewoon uitvoerig een overzicht van de verschillende oude bijvormen met aanduiding van bron en tijd. Deze bijvormen zijn in werkelijkheid meestal slechts spellingvarianten. Tenslotte komt de etymologische parenthese. Het SAOB wenscht zich te beperken tot de tamelijk of vrijwel vaststaande resultaten van het etymologisch onderzoek. Bij leenwoorden gaat men in den regel niet verder terug dan tot de taal waaraan ze door het Zweedsch werden ontleend. Vroeger nam de ety- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 677]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mologie meer tijd en plaats in beslag, na 1920 echter is dit gedeelte erg beperkt en zelden worden er meer dan enkele regels aan besteed. Zooveel mogelijk wordt naar de etymologische woordenboeken, in den regel dat van Hellqvist, verwezen. Men is te Lund de meening toegedaan dat deze beperking ten volle gerechtvaardigd is, aangezien het etymologische gedeelte van het woordenboeksartikel vlug veroudert, terwijl het woordenboek zelf toch voor verschillende generaties dienst zal moeten doen. Alle etymologieën worden gekontroleerd door prof. emer. O. von Friesen en na diens dood in 1942 door prof. emer. Bengt Hesselman. Met het oog op de etymologie werden vroeger de voornaamste taalkundige tijdschriften regelmatig geëxcerpeerdGa naar voetnoot(1). Het SAOB besteedt veel aandacht aan de gebruiksfeer der woorden en aan hun verhouding tegenover equivalenten en synoniemen, men zie b.v. het artikel Fader. Bij de indeeling van het materiaal volgens de verschillende beteekenissen houdt de redacteur in de eerste plaats de essentieele en groote indeelingen in het oog. Voorheen werden de verschillende beteekenissen vaak tot in de kleinste, en dus steeds toevallige schakeeringen ontleed. Thans streeft men vooral overzichtelijkheid na. Allerlei met elkaar verwante nuances worden gaarne onder eenzelfde onderafdeeling bijeengebracht. Deze concentratie maakt het woordenboek ook gemakkelijker hanteerbaar voor het groote publiek. Met het oog op de overzichtelijkheid wordt bij uitvoerige artikelen ook een schematisch overzicht van de verschillende beteekenissen gegeven. Men zie b.v. voor een dergelijk overzicht het artikel Band, subst.1 (B. 203), dat zonder samenstellingen slechts 11 kolom, of het art. Leva v.1 (L. 562), dat 14 kolom telt. De volgorde van de beteekenissen is zooveel mogelijk in overeenstemming met de historische ontwikkeling. De definitie wordt liefst niet te eng gemaakt. Het materiaal op grond waarvan de definitie wordt opgesteld is immers zelden of nooit volledig; in de meeste gevallen kunnen naderhand voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 678]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beelden worden gevonden die zich niet laten onderbrengen onder al te nauwkeurig omschreven definities. Bij verschillende beteekenissen van een woord wordt ook de gebruikssfeer aangeduid. Voor vaktaal worden, volgens het ‘Handbok’ onder par. 27, niet minder dan 113 afkortingen gebezigd, doch hun aantal is thans nog grooter geworden. De aanduidingen over een bepaalden stijl, tijd of geografische ruimte zijn minder schematisch. Na de definitie worden de citaten in strikt chronologische volgorde geplaatst. Steeds worden gehonoreerd: 1. het oudste citaat van een woord in een bepaalde beteekenis, 2. bij verouderde woorden en uitdrukkingen het jongste citaat, 3. een citaat uit de oude bijbelvertaling van 1526 of 1541, 4. bij een woord als simplex steeds een modern citaat (einde 19de, begin 20ste eeuw). Overigens is men bij het SAOB spaarzaam met de citaten. Bij speciale woorden, plantennamen, technische termen enz., stelt men zich gewoonlijk tevreden met een definitie zonder citaat, doch met verwijzing naar de bron. Terwijl men vroeger lange voorbeelden vaak in extenso afdrukte, worden de citaten thans zoo beknopt mogelijk gehouden. Voor het aantal citaten per beteekenis bestaat geen vaste regeling. Als eenige grondslag geldt dat 2.000 a 2.500 citaten in 16 kolom (di. een vel) moeten worden behandeld. Men tracht b.v. niet elke beteekenis door 1 citaat per eeuw te staven. Zelden echter worden meer dan zeven citaten per beteekenis gegeven. Wij hebben een paar vellen van het SAOB nagekeken om te zien hoeveel voorbeelden er in 16 kolommen waren opgenomen. In vel L 36 (d.i. L 561-576) kwamen in het totaal ongeveer 325 bewijsplaatsen voor, waarvan 209 als citaat en 116 als verwijzing; per kolom krijgt men dus gemiddeld 20 voorbeelden, waarvan 13 als citaat en 7 als verwijzing. Het onderzochte vel bevatte hoofdzakelijk het artikel Leva v1 (leven), een werkwoord dus, met weinig of geen samenstellingen. Een geheel ander beeld daarentegen vertoont vel K. 196 (K. 3114-K. 3129), waarin o.m. een concretum als Kula subst.3 (kogel) met zijn vele samenstellingen is behandeld. In deze 16 kolom kwamen in het totaal 424 voorbeelden voor, waarvan 358 verwijzingen en slechts 66 citaten, d.w.z. 22,3 verwijzingen tegen 4,1 citaten per kolom. Bij een woord als kogel zijn natuurlijk minder citaten vereischt dan bij leven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 679]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Indien men op grond van de vellen L 36 en K 196 een gemiddeld getal zou mogen opmaken, dan zou men komen tot 325 + 424 = 749:2 = 374 bewijsplaatsen per vel, waarvan ([209 + 66]:2) = 137 citaten en ([116 + 358]:2) = 237 verwijzingen, of 22,3 bewijsplaatsen per kolom, waarvan 14,8 verwijzingen en 8,5 citatenGa naar voetnoot(1). Deze spaarzaamheid met citaten is bij het SAOB niet zoo erg, aangezien daarnaast ook het materiaal zelf toegankelijk is. Behalve citaten en verwijzingen heeft het SAOB ook nog voorbeelden die door de redactie zelf werden gevormd. Deze zelfgemaakte voorbeelden, die met een speciaal lettertype (grof kursief) worden gedrukt, zijn dus duidelijk te onderscheiden van de gewone citaten. Terwijl deze laatste echter keurig in chronologische volgorde zijn geciteerd, worden de door de redactie bedachte voorbeelden, soms vijf of zes samen, vóór de eigenlijke bewijsplaatsen gerangschikt. Strikt genomen is dat natuurlijk in tegenstrijd met het chronologische principe, doch men dient te bedenken dat deze voorbeelden eigenlijk een heel ander karakter vertoonen dan de ‘poëemen’ van het Nederlandsche of het Deensche woordenboek. Bij het SAOB zijn de zelfgevormde voorbeelden meer bedoeld als een samenvatting van een groot aantal bewijsplaatsen die men op deze manier niet behoeft te citeeren. Het aantal van de redactioneele voorbeelden is nogal verschillend volgens de diverse artikelen. Het spreekt vanzelf dat er bij een artikel als leva v1. met zijn talrijke combinatiemogelijkheden meer aanleiding bestaat voor het vormen van zulke voorbeelden dan bij een concretum kula, subst.3 In vel K. 196 troffen wij slechts vier dergelijke voorbeelden aan, dus 1 per vier kolom, in vel L 36 daarentegen ± 58 of 3,6 per kolomGa naar voetnoot(2). Bij de behandeling van de samenstellingen gaat het Zweed- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 680]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sche woordenboek niet strikt alfabetisch te werk. Zooals dat bij het WNT en het NED het geval is houdt het SAOB zich op dit punt meer aan het principe der woordvorming. Allerlei minder belangrijke afleidingen van en samenstellingen bij een bepaald woord worden niet op hun strikt alfabetische plaats behandeld, doch onder het hoofdwoord in een doorloopende reeks, een zgn. ‘ramsa’Ga naar voetnoot(1) opgenoemd. In deze ‘ramsa’ worden opgenomen die samenstellingen waarvan het eerste lid een subst., adj. of verbum is. Belangrijke of uitvoerige afleidingen of samenstellingen, alsmede de andere typen van samenstellingen worden als aparte artikelen behandeld. Naar de afleidingen die in de ‘ramsa’ worden opgenoemd komen op hun alfabetische plaats aparte verwijzingen voor. Op grond van praktische overwegingen worden de samenstellingen slechts behandeld onder het eerste lid. Bij uitvoerige artikelen kan de ‘ramsa’ worden verdeeld in verschillende groepen volgens den vorm van het eerste lid. De voornaamste samenstellingen met het tweede lid worden alleen opgenoemd, verdeeld over de verschillende beteekenissen van het simplex waaronder ze thuis hooren; naar volledigheid wordt echter niet gestreefd. Voor de noodige verwijzingen bij de samenstellingen wordt systematisch gezorgd. Nadat een vel is afgedrukt maakt een assistente verwijzingbriefjes voor het 2de lid der samenstelling (onder kyrkomöte b.v. een verwijzing voor het artikel möte). De samenstellingen met het tweede lid, die toevallig onder een bepaald artikel liggen (b.v. morfader onder fader), worden nadat het artikel is bewerkt op hun alfabetische plaats in het materiaal ingevoegd. Bij samenstellingen die op zichzelf (dus door de beteekenissen van de beide deelen der samenst.) duidelijk zijn, wordt geen definitie of verklaring gegeven. Bij verouderde samenstellingen geeft men als bewijsplaatsen de oudste en de jongste plaats, bij thans nog gebruikelijke vaak alleen de oudsteGa naar voetnoot(2). Deze bewijsplaatsen zijn zelden citaten, meestal wordt genoegen genomen met verwijzingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 681]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. Het manuscript en de contrôle.Wanneer de redacteur klaar is met zijn artikel, dat geheel werd bewerkt in den vorm van fiches, wordt een manuscript vervaardigd. Vroeger maakte men slechts één enkel met de hand geschreven manuscript, dat na bewerking naar de drukkerij ging. Sinds 1920 wordt met behulp van een schrijfmachine met speciale lettertypes het manuscript in 3 exemplaren getikt. Een exemplaar gaat naar den redacteur die het artikel besnoeit tot het den gewenschten omvang heeft. Tot dan toe had hij zijn artikel slechts gezien in den vorm van duizenden aparte fiches, zoodat een overzicht over het geheel praktisch was uitgesloten. Thans ziet hij zijn werk in een geheel nieuwen vorm, hij bemerkt allerlei onnauwkeurigheden, een samenhang die vroeger duister was wordt helder enz. Bij het aanbrengen van de noodige veranderingen, verbeteringen en besparingen schrapt de redacteur ⅓ a ½ van de bewijsplaatsen van het manuscript. Doch wat wordt geschrapt is niet verloren, en de moeite die men heeft besteed aan het verzamelen en uitschrijven is niet te vergeefs geweest. De keuze van de citaten was immers slechts mogelijk op grondslag van een uitgebreid en overvloedig materiaal. Het aldus bekorte manuscript gaat daarna naar de citatencontrôle, waarbij elk citaat en elke verwijzing aan de bron worden geverifieerd naar vorm en beteekenis. Deze contrôle, die wordt verzorgd door akademische gevormde vrouwelijke assistenten, garandeert praktisch gesproken, de absolute ‘diplomatische’ nauwkeurigheid van de citaten. Een ander exemplaar van het manuscript dient voor de vakcontrôle. Waar technische of speciaal vakkundige bijzonderheden worden vermeld, wordt het manuscript volgens de aanwijzingen van den redacteur verknipt, van vragen voorzien en aan diverse vaklieden gestuurd. Elk vakdetail dat door het SAOB wordt medegedeeld is dus voor 100% betrouwbaar. Deze vaklieden, ongeveer vijf en dertig in getal, zijn specialisten op de meest uiteenloopende gebieden. Over deze specialisten vindt men op de redactie een dubbele catalogus, een op naam en een op het vak. Deze contrôle (‘Fackgranskning’) kost ongeveer 4.000 kr. per jaar, doch het geld is goed besteed. ‘Het verdient de voorkeur de menschen voor hun werk te betalen’, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 682]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zei me de hoofdredacteur Pelle Holm, ‘zoodoende staat de redacteur in zijn vragen volkomen vrij, en... men krijgt op tijd antwoord.’ Wanneer de antwoorden zijn binnengekomen, en de redacteur hiermee rekening heeft gehouden, gaat het manuscript naar den chef-redacteur, die allerlei veranderingen aan den redacteur ter overweging geeft. Na deze grondige contrôle en bewerking kan het manuscript thans in een bijna idealen vorm naar de drukkerij worden gestuurd. Vroeger gebeurde heel deze uitvoerige proceduur van controleeren en bewerken in de drukproeven, wat natuurlijk gepaard moest gaan met buitengewoon hooge correctiekostenGa naar voetnoot(1). Door het manuscript heeft men het aantal drukproeven kunnen verminderen. Afgezien van een nul-korrektie op de drukkerij, worden door de assistenten twee proeven doorgelezen, die op hun beurt door den redacteur worden nagekeken. De 3de proef wordt ‘opgemaakt’ (‘ombruten korrektur’), d.w.z. genummerd volgens vel en kolom; in deze proef worden nog allerlei verwijzingen naar woordenboeksartikelen gecontroleerd; soms komt er nog een vierde proef. Onmiddellijk voor het drukken wordt nog een ‘press revider’ gelezen. Deze ‘persrevisie’, gebeurt slechts twee a drie maal per jaar, wanneer ongeveer twintig vel ineens worden afgedrukt. Bij deze revisie leest elke redacteur het werk van een collega. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Het uiterlijk van het SAOB. - De bronnenlijst.Sinds 1920 verschijnt er om de twee jaar een lijvige band van het SAOB, waarvan de kolommen worden genummerd niet volgens het deel, doch volgens de letter. Daar de omvang van het SAOB definitief werd vastgesteld op 25 deelen probeert de redactie in een minimum van ruimte een maximum van inhoud te geven. Dat heeft ongetwijfeld zijn voordeelen; de omvang wordt binnen vaste grenzen gehouden, de overzichtelijkheid wordt niet opgeofferd aan de uitvoerigheid en het brengt een besparing van drukkosten met zich mee. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 683]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doch naast deze voordeelen staan ook zekere nadeelen. Wie de kolommen van het SAOB bekijkt ziet dadelijk hoe men het materiaal als het ware heeft moeten samenpersen. Wat ik persoonlijk erg hinderlijk en voor niet-ingewijden direct misleidend vond, was dat na voorbeelden die door de redactie zelf waren gevormd vaak een verwijzing (dus i.p.v. een citaat en afkorting) volgde, die niets te maken had met het ‘poëem’ in kwestie. De voorbeelden zijn voor het grijpen: L. 564: na het ‘poëem’ ‘Ja, må han (de) leva uti hundrade år! (i hyllningssång åtföljande leverop o.d.)’ volgt direct de verwijzing Neh. 2: 3 (Bib. 1541), wat natuurlijk vrij grappig staat; of in dezelfde kolom: ‘Leva pa sina rika släktingar’, waarop volgt G 1 R 4: 225 (1527), doch met de registratuur van koning Gustaaf Vasa heeft dit ‘poëem’ natuurlijk niets uit te staan. En zoo is dat keer op keer het geval. De uiterlijke behandeling der samenstellingen staat ‘minder netjes’ dan in het WNT, vooral het zoeken in de verschillende A, B, C, D afdeelingen, waarin deze samenstellingen zijn ingedeeld, neemt veel tijd in beslag. Wat bij het SAOB dadelijk opvalt, zijn de vele lettertypes (niet minder dan acht), wat zeker aan den invloed van het NED is toe te schrijven. Theoretisch is het gebruik van al deze types misschien erg mooi, doch het brengt in werkelijkheid iets grilligs en baroks met zich mee; het maakt de kolommen van het SAOB onrustig en het lezen lastig. De kolommen van het Deensche en van het Nederlandsche woordenboek maken in dit opzicht zeker een beteren indruk. Het gebruik van vele afkortingen in de mededeelingen van den redacteur kan in den beginne nogal hinderlijk zijn voor den lezer, doch hier heerscht anderzijds ook eenvormigheid en konsekwentie. De bezwaren wegen in geen geval op tegen de groote voordeelen, besparing van tijd en plaats, die met dit systeem zijn verbonden. Het is alleen jammer dat er van deze afkortingen geen nieuw en volledig register bestaat. De voorloopige lijst van afkortingen op blz. xxvi en xxvii van de eerste aflevering (1893) kan ons in de meeste gevallen helpen. Bij de bronnenlijst, die in 1939 verscheen, had men toch net zoo goed een paar bladzijden met afkortingen kunnen voegen. Toen in 1939 het vijftiende deel van het SAOB werd vol- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 684]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tooid, verscheen een keurige bronnenlijst. Deze lijst beslaat 296 kolom en bevat ongeveer 10.300 werken en circa 3.850 auteursGa naar voetnoot(1). Werken die slechts een enkele maal in het voorbijgaan werden aangehaald zijn in deze bronnenlijst niet opgenomen. Volgens Hjelmqvist werden in de bronnenlijst van 1893 in het geheel 1933 werken opgesomd, waarvan 1654 werken op naam van 873 schrijvers, 215 verzamelwerken, tijdschriften enz. en naamlooze geschriftenGa naar voetnoot(2). In den loop van een halve eeuw is het aantal door het SAOB gebruikte bronnen dus vijf maal zoo groot geworden. In de bronnenlijst van 1893 werden tevens geboorte- en eventueel sterfjaar van de schrijvers zooveel mogelijk vermeld. Dat is in de nieuwe bronnenlijst niet meer het geval en eigenlijk is dat jammer. Weliswaar zijn alle citaten in het SAOB keurig gedateerd, doch naast de absolute chronologie kan ook de relatieve chronologie van een citaat zijn beteekenis hebben. Het is van belang te weten of een bepaald citaat in het debuut van een schrijver of in zijn laatste levensjaren moet worden geplaatst. Doch hiervan afgezien is de nieuwe bronnenlijst een uitstekend en onmisbaar hulpmiddel bij het gebruiken van het SAOB. Deze bronnenlijst heeft daarenboven een waarde op zichzelf; men vindt er een massa werken die sinds 1521 in de Zweedsche taal zijn verschenen en handelen over de meest verschillende onderwerpen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. SamenvattingToen Gustaaf III aan zijn akademie de opdracht gaf een ‘Svensk Ordabok’ te vervaardigen, had hij waarschijnlijk geen flauw vermoeden noch van den last dien hij hierdoor aan dit geleerd gezelschap zou bezorgen, noch van de manier waarop deze akademie zich tenslotte na meer dan een eeuw van haar taak zou beginnen te kwijten. Evenals dit met J. Grimm in Duitschland, M. de Vries in Nederland en V. Dahlerup in Denemarken het geval was, heeft ook in Zweden het roekelooze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 685]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
optimisme van Wisén tenslotte gezegevierd. Niet echter zonder een diepgaande en gevaarlijke krisis. Deze krisis was in den grond niets anders dan een konflikt tusschen de ietwat barokke en ongeorganiseerde historische lexicografie der 19de eeuw en de eischen van de moderne woordenboekswetenschap. Deze laatste onderscheidt zich van de voorgaande door een verzorgder en rijker materiaal, een minder breedvoerige manier van voorstellen, een rationeeler werkmethode, een betere organisatie en een centrale leiding. Wisén begon naar het model van het DWB, een vrucht van de negentiende eeuw, doch in de jaren tachtig eigenlijk reeds verouderd naar opzet en werkmethode. Toen het Zweedsche woordenboek begon te verschijnen, had zich intusschen de invloed doen gelden van het Engelsche woordenboek van Murray, waarin zich de historische methode tot een hoogen graad van volkomenheid had ontwikkeld. Wie, na de inrichting van het SAOB te hebben bestudeerd, het verslag van Hjelmqvist leest over het Engelsche woordenboek, dat hij in 1894 had leeren kennen, verkeert geen oogenblik in twijfel over den grooten invloed die het NED op het Zweedsche woordenboek heeft gehad. Engeland is ongetwijfeld het land geweest waar de Zweedsche lexicografie in de leer is gegaan. De organisatie van het SAOB kan in alle opzichten als een voorbeeld worden aangeprezen. De centralisatie in een keurig ingericht scriptorium geeft eenheid en samenhang. Een rationeele werkverdeeling en een vaste prestatie verzekeren een progressieven en regelmatigen vooruitgang. Een gezonde loonregeling verhindert een al te groote wisseling in den redactiestaf. Bij het voorbereidende en materieele werk verkrijgt men zonder al te groote kosten een maximum van prestatie. Een chefredacteur leidt en ordent het geheel volgens een vooraf vastgesteld plan. De werkmethode bij het SAOB is technisch gesproken een meesterwerk. Op grond van een rijk en overvloedig materiaal wordt binnen de vastgestelde grenzen de Zweedsche woordenschat gedurende de laatste vier eeuwen volgens de eischen van de moderne taalwetenschap behandeld. Daar de voorbereiding volgens een grondige en zorgvuldige proceduur door hulpkrachten wordt verzorgd, krijgt de redacteur de gelegenheid zich uitsluitend te wijden aan het wetenschappelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 686]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedeelte van het lexicografische werk; van de zuiver materieele of meer mechanische werkzaamheden die aan de eigenlijke redactie voorafgaan of er op volgen, blijft de redacteur verschoond. Dat in de artikelen minder wordt opgenomen dan men soms zou wenschen wordt weer goed gemaakt door het feit dat de materiaalverzameling in haar geheel wordt bewaard en ter beschikking staat van het wetenschappelijk onderzoek. In den uiterlijken vorm van het SAOB zijn er dingen die men wellicht gaarne anders zou zien. Daartegenover staat echter de zorgvuldige en konsekwente dateering der citaten die, integenstelling met wat met andere groote buitenlandsche lexica het geval is, een chronologisch overzicht van het artikel zoo prettig en gemakkelijk maakt. Met het Engelsche en het Deensche woordenboek heeft het SAOB een behoorlijke bronnenlijst die den gebruiker van het werk zooveel noodeloos zoeken spaart. Het SAOB is steeds gericht geweest, niet op een vrij beperkten kring van taalgeleerden, doch op het geheele Zweedsche volk. Dat beteekent natuurlijk niet dat allen het woordenboek met evenveel nut of voor hetzelfde doel kunnen gebruiken. Wat wordt nagestreefd is den navorscher op verschillende gebieden bij gelegenheid te kunnen helpen met inlichtingen die het historische onderzoek van den Zweedschen woordenschat aan de hand kan doen. In dit opzet is het SAOB geslaagd, althans gedeeltelijk. Het wil ons namelijk voorkomen dat het SAOB in Zweden niet de belangstelling wekt die dit groote werk wel zou verdienen. Een aantal abonnés van nog geen 2.000 is zeker onvoldoende voor een land als Zweden, dat op het gebied der taalwetenschap, inzonderheid op dat der woordvorming en van het woordonderzoek zulk een vooraanstaande plaats inneemt. Onder de leiding van den tegenwoordigen chef-redacteur, den energieken en werklustigen dr. Pelle Holm, is men thans begonnen aan de volgende deelen van het Zweedsche woordenboek. Binnen een paar jaren zal de Zweedsche Akademie ongetwijfeld op een schitterende manier de opdracht van haar koninklijken stichter hebben uitgevoerd.
Lund, 15 Juli 1942. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 686]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. BASILIEK SANTA SABINA.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 687]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|