| |
| |
| |
Vergadering van 20 Januari 1943.
Zijn aanwezig: de HHn. Lode Baekelmans, Bestuurder, Prof. Dr. J. Vande Wijer, Onderbestuurder, en Dr. L. Goemans, Bestendig Secretaris,
de HHn. leden Prof. J. Salsmans, S.J., Prof. Dr. J. Muls, Prof. Dr. J. Van Mierlo, S.J., Prof. Dr. R. Verdeyen, F. Timmermans, Emm. De Bom, Prof. Dr. L. Grootaers, Dr. A. Van Cauwelaert, Lode Monteyne, Prof. Dr. E. Blanquaert, Dr. J. Grauls, Prof. Dr. Fr. Baur, Dr. W. Van Eeghem, Dr. J. Lindemans, Prof. Dr. Fr. De Backer, Dr. F. De Pillecijn en G. Walschap.
Hadden zich laten verontschuldigen: de HHn. leden Prof. Dr. A. Cornette en Prof. J. Eeckhout.
Het verslag van de December-vergadering wordt goedgekeurd.
***
Benoeming van den Bestuurder en den Onderbestuurder der Academie voor 1943. - Bij Besluit van 18 December ll. wordt de benoeming goedgekeurd door de Academie in haar zitting van 18 November gedaan van den Hr. Lode Baekelmans tot bestuurder en van den Hr. J. Vande Wijer tot onderbestuurder voor het jaar 1943.
Bij den aanvang der zitting nam Prof. Dr. Van Mierlo, bestuurder voor 1942, aan de bestuurstafel plaats en hield de volgende toespraak.
Geachte Collega's,
Toen ik verleden jaar, als bestuurder van onze Academie voor het dienstjaar 1942, in dezen zetel plaats nam, heb ik van de gelegenheid, die mij door de herziening van ons algemeen reglement was aangeboden, gebruik gemaakt, om u te onderhouden over het hooge doel, dat ons is gesteld, de verscheidene
| |
| |
werkzaamheden, die voor ons zijn weggelegd, de voorname rol, die ons in het cultureele leven van Vlaanderen, ten bate van ons volk, toekomt. Wij hebben toen tezamen nog eens het algemeen programma van onze werkzaamheden bepaald en aangevuld; mogelijke verwezenlijkingen in een nabije of in een verre toekomst onderzocht; middelen beraamd, om onze werking nog op een grootere schaal uit te breiden; gevallen aangehaald, waarin onze Academie hare rechten niet mag laten aantasten; op tekortkomingen gewezen, die ieder van ons kon helpen uit den weg ruimen, om den goeden gang van zaken te bevorderen; elkander ten slotte aangemoedigd, om door ons aller toewijding aan de belangen van een instelling als de onze, en aan de cultuur van ons volk, ons voor te bereiden op de taak, die van ons in deze benarde tijden en in de tijden die volgen zullen, met recht mag worden verwacht.
Van geheel dit schoone programma, dat ook wel eenigszins klonk misschien als mooie toekomstmuziek, is tot nog toe slechts weinig in huis gekomen. Het was ook niet bedoeld om onmiddellijk te worden ter hand genomen of in een jaar uitgevoerd. In de tegenwoordige omstandigheden mogen wij er ons reeds over verheugen, dat het ons tot nog toe was gegund onze gewone werkzaamheden zonder al te veel stoornis voort te zetten en enkele plannen voor de naaste toekomst voor te bereiden.
Ieder bestuurder van onze Academie begint zijn dienstjaar, ik twijfel er niet aan, met de beste bedoelingen en de hoogste verwachtingen. Ook dit mag ik van mij getuigen, dat het mij niet aan goeden wil heeft ontbroken. Ons geliefd Vlaanderen en ons geliefde volk, in wiens dienst onze Academie staat, is door de grootheid van zijn verleden en de tragiek van zijn geschiedenis wel in staat om ons aller liefde te veroveren. Maar de omstandigheden zijn ook de besten vaak te machtig. En de tijd is zoo kort! Het jaar is voorbij, en het komt ons voor, dat we zoo weinig hebben gedaan van hetgeen we ons hadden voorgesteld. Zoo is ook het leven: en de kunst er van is, zijn betrachtingen en verwachtingen hoog te houden, en tevreden te kunnen zijn met het bereikbare.
In dit opzicht mogen wij zelfs op een rustig jaar terugblikken. Het stemt ons ook tot dankbaarheid, en het verheugt ons, dat wij de ouderen van dagen en de zieken onder ons gewoon- | |
| |
lijk op onze vergaderingen mochten begroeten en dat onze vriendenkring ook dit jaar gaaf en ongeschonden is gebleven. Mogen allen, die nog om een of andere reden verhinderd zijn onze vergaderingen bij te wonen, spoedig den weg der Academie terugvinden.
In spijt van onvermijdelijke teleurstellingen en ontgoochelingen, koester ik toch de hoop, dat nu de grondslagen werden gelegd voor een vruchtbare werkzaamheid in de toekomst. Laat ik nog eens beroep doen op eenieders goeden wil om het werk der Academie te bevorderen en om haar aanzien, zoowel als haar invloed naar buiten, uit te breiden.
Maar de bestuurder gaat heen; de Academie blijft. Het is mij dan ook een waar genoegen, het leiderschap van onze instelling te zien overgaan in zoo veel bekwamer, zoo veel ervarener handen dan de mijne. Wij kennen allen collega Baekelmans als een toonbeeld van gulle vriendelijkheid, van steeds goedgeluimde en opgewekte dienstvaardigheid, van oprechte collegialiteit. Gij zult hem leeren kennen als bestuurder, die zich niet alleen door zijn toewijding aan ons genootschap hoogst verdienstelijk zal weten te maken, maar die vooral door practische eigenschappen van raad en beleid uitmunt. Ik heb ze in de vele vergaderingen van het bestuur leeren kennen en op hoogen prijs stellen. Gij zult ze op uwe beurt zeer spoedig kunnen waardeeren.
Ik draag de beste herinneringen uit onze samenwerking mee. Ik meen dat ze moeilijk inniger, vriendschappelijker en openhartiger konden zijn. Collega Baekelmans weet het, zoodat het niet noodig is er hier vele woorden over te verliezen. Ik van mijn kant ben er van overtuigd, dat hij niets zal verwaarloozen om het onze Academie gestelde programma naar de mate der mogelijkheden ten uitvoer te leggen.
En, indien ik hem hier openlijk verzoek, mijn besten dank te willen aanvaarden voor den steun en de hulp die hij mij zoo bereidwillig en zoo gul heeft verleend, dan is dit meer dan een geijkte formule van beleefdheid; het komt uit het diepe bewustzijn van mijn verplichtingen tegenover hem.
Maar het levende zinnebeeld van de bestendigheid van onze Academie, de maker, in zekere mate, van hare continuïteit, is onze immer jeugdige, steeds onvermoeibare bestendige secretaris. Ik heb het steeds geweten, maar alleen wie met hem door
| |
| |
het bestuur in voortdurende aanraking komt kan beseffen, hoe zeer de welvaart en de bloei van onze Academie hem ter harte gaat. Bij hem in 't bijzonder berust de toekomst van onze instelling met de uitwerking van haar programma in goede handen. Welke mijne gevoelens voor hem zijn, hoe zeer ik zijne toewijding aan onze Academie en zijne alzijdige, voor ons genootschap zoo kostbare en zoo vaak noodzakelijke ervaring in waarde houd, is hem genoegzaam bekend. Hij zal er wel niet aan twijfelen, ook al stel ik mij hier tevreden met een niet minder oprecht en diep-gevoeld woord van dank.
De betrekkingen, welke ik gedurende twee jaren als onderbestuurder en bestuurder met hem mocht onderhouden, en die steeds gekenmerkt waren door het grootste wederzijdsch vertrouwen, en de hartelijkste vriendschap, zullen nu wel eenigszins afnemen. De goede ervaringen en de uitstekende herinneringen, die ik daarbij heb opgedaan, blijven.
Ook aan de Academie ben ik oprechten dank verschuldigd voor haar groote welwillendheid te mijnen opzichte en voor het in mij gestelde vertrouwen. Mocht ik het niet al te zeer hebben beschaamd!
En nu, collega Baekelmans, het verheugt mij zeer, u de plaats in dezen zetel te mogen inruimen. Gij zult hem waardig bekleeden. Laat ik u met het woord van het Evangelie uitnoodigen: Amice, ascende superius! Vriend, schuif hooger op!
Daarna stond Prof. Van Mierlo den voorzitterszetel aan den Heer L. Baekelmans af, en de Heer Vande Wijer nam op zijn beurt aan de bestuurstafel plaats. De nieuwe Bestuurder sprak in dezer voege de vergadering toe.
Geachte Collega's,
Het behoort nu eenmaal tot de traditie van de Academie, dat de aantredende bestuurder niet alleen in een kleine of lange geloofsbelijdenis zijn werkplan ontvouwt, maar in den loop van de jaren heeft geen bestuurder daarvan afgeweken. Ik zal dus mijn voorgangers volgen, maar ik zal vooral zeer bondig zijn.
Onder de huidige omstandigheden acht ik het mij tot plicht
| |
| |
zeer bescheiden te blijven en U slechts te beloven het werk dat reeds werd aangevat of liggen bleef af te maken. In de eerste plaats denk ik aan de uitgaven der Academie die we, rekening houdende met de middelen, zoohaast mogelijk zouden willen doen verschijnen, zoodat, wanneer een rustiger tijd aanbreekt, de Academie niet meer gebonden zit aan achterstallig werk. Tevens zal niet uit het oog worden verloren, wat door mijn voorganger voorgesteld werd om een ruimere verspreiding van onze uitgaven in de hand te werken, voor zoover deze uitgaven hiervoor in aanmerking komen.
In de tweede plaats dienen onze collega's te helpen om de levensschetsen van afgestorven leden die nooit herdacht werden zoo spoedig mogelijk in te leveren. Het jaarboek 1943 moet van deze late piëteit getuigen. Indien ik daarbij verzeker dat we ons best zullen doen om de Verslagen en Mededeelingen een passend uitzicht te bezorgen met ingang van 1944 en dat de wenschen en voorstellen die hangen bleven opnieuw zullen worden onderzocht, dan geloof ik dat de kleine spanne tijds die me gegund is behoorlijk zal gebruikt worden. Ik denk hier o.m. aan het Biografisch Woordenboek en de hervorming der Academies.
Het behoort tevens tot de gewoonte, den afgetreden Bestuurder en den Bestendigen Secretaris waarmede de nieuwe Bestuurder een jaar lang samengewerkt heeft, te danken. Het is voorzeker geen beleefdheidsformule indien ik getuig dat deze samenwerking voor mij enkel aangename herinneringen biedt. De E.P. Van Mierlo, wiens lof ik hier niet zal zingen, heeft mijn opleiding steeds voor oogen gehad. Vergaderingen van het bestuur en van de Academie werden door hem reeds begonnen in het station te Antwerpen en wanneer we terugkeerden naar de Scheldestad, dan ging het nog steeds over plannen en mogelijkheden. Ik wist niet alleen hoezeer hij de Academie liefhad, maar ook hoe hij opging in de veelzijdigheid van zijn literair-historische studies. Telkens als een nieuw onderwerp hem boeide, genoot ik het voorrecht hem te kunnen volgen en zijn kleine en groote ontdekkingen reeds te mogen smaken vooraleer hij ze mededeelde.
Wat de Secretaris betreft, het geweten der Academie, aan hem heb ik niet minder te danken. Hij heeft me de zakelijke
| |
| |
belangstelling bijgebracht, noodig om nuchter en practisch de schoone verbeelding te dienen.
Als ik aan de samenwerking met mijn beide collega's denk, dan geloof ik dat het bestuur een voorbeeld voor de Academie mag heeten. Die atmosfeer van wederzijdsche waardeering en vriendschap wensch ik voor heel de Academie, in het besef dat we alleen hierdoor vruchtbaar werk kunnen tot stand brengen.
Ik dank U voor het vertrouwen in me gesteld en hoop het niet te beschamen.
| |
Mededeelingen van den Bestendigen Secretaris.
1. - De samenstelling van de Bestuurs-Commissie der Academie voor het jaar 1943 werd goedgekeurd en door het Staatsblad van 14 Januari bekend gemaakt.
Voorzitter: de heer Lode Baekelmans, bestuurder van de Academie, Beeldhouwersstraat, 50, Antwerpen.
Ondervoorzitter: de heer Prof. Dr. J. Van de Wijer, onderbestuurder van de Academie, Schreursvest, 29, Leuven.
Lid-secretaris: de heer Dr. L. Goemans, werkend lid en bestendig secretaris van de Academie, Bondgenootenstraat, 216, Vorst (Brussel).
Leden: de Heeren Emmanuel De Bom, werkend lid van de Academie, Huis ten Heuvel, Kalmthout, en Prof. Dr. J. Van Mierlo, S.J., werkend lid van de Academie, Frankrijklei, 91, Antwerpen.
2. - Op 13 Januari vergaderde de bijzondere Commissie door de Academie aangesteld om de wijzigingen te bepalen die eventueel aan den vorm der Verslagen en Mededeelingen zouden gebracht worden. De Commissie besloot eventueel grondige wijzigingen tot as. jaar uit te stellen, wegens de hoogdringendheid van het sluiten van het contract met den drukker voor het loopende jaar.
| |
| |
| |
Mededeelingen namens de Commissies
I. - Bestendige Commissie voor Cultuurgeschiedenis.
Prof. Van Mierlo, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de HHn. leden Cuvelier, Salsmans, Vande Wijer, Baekelmans, De Bom, Teirlinck, Timmermans, De Pillecijn.
Hospiteerende leden: de HHn. Goemans, Monteyne, Baur, Blancquaert, Grauls, Van Eeghem.
Op de agenda staat: Eenige wenken betreffende het programma der Commissie in 1943, door den Hr. L. Baekelmans, Bestuurder.
De Hr. Baekelmans leidt een bespreking in 1o op onze bibliotheek: hij roept de medewerking van allen in, opdat ieder in zijn vak de verlangde aanwijzigingen verschaffe aan de bevoegde commissie, in verband met de doeleinden van onze Academie;
2o op het ontwerp van biographisch woordenboek: voorgesteld wordt een commissie van drie leden te benoemen om een volledig plan op te maken en de lijsten op te stellen; de Commissie zou bestaan uit de HHn. Baur, Van Eeghem en Van Mierlo;
3o op het voorstel Blancquaert over de eenmaking der Academies: voorgesteld wordt, dat de HHn. Blancquaert, Muls, Van de Wijer en de Bestendige Secretaris de zaak zouden onderzoeken;
4o op de levensschetsen, waarvoor de ontbrekende schrijvers worden aangeduid;
5o op de uitbreiding van onze werkzaamheden: de Verslagen en Mededeelingen zullen dit jaar nog verschijnen zonder grondige wijzigingen; overwogen wordt de mogelijkheid van uitgaven en heruitgaven in overeenstemming met schrijver en uitgever.
| |
| |
| |
II. - Bestendige Commissie zoor Onderwijs en Nederlandsche Lexicographie.
Lode Monteyne, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de HHn. leden Goemans, Muls, Verdeyen, Grootaers (die als voorzitter fungeert), Carnoy, Monteyne, Grauls, Blancquaert, Van Eeghem, Baur, De Backer, Lindemans, Walschap.
Hospiteerende leden: de HHn. Baekelmans en Salsmans.
Op de agenda staat: Kort overzicht van de werkzaamheden der Commissie voor Nederlandsche Technische Termen, door Prof. Dr. A.J.J. Van De Velde, binnenlandsch eerelid.
In afwezigheid van het achtbaar eerelid, door ongesteldheid weerhouden, leest de secretaris van de commissie het verslag, waarin een overzicht wordt gegeven van de werkzaamheden der Commissie voor Nederl. Technische Termen en de belangrijkheid der verschillende pogingen tot het opstellen der technische woordenlijsten wordt onderstreept. Ook op de gevolgde methodes, tot het bereiken van de gewenschte eenheid in de technische termen gebruikt, wordt door den verslaggever gewezen.
Op deze mededeeling volgt een bespreking waaraan deelnemen de HHn. Goemans, Grauls, Verdeyen, De Backer, Grootaers.
De heer Grauls licht de werking toe van Icentto. Aangedrongen wordt op een samenkomst der leden van de commissies voor Ned. technische termen van de Ac. We en van de Ac. Ta., welke vergadering zekere principieele kwesties oplossen moet. Dit voorstel zal aan collega Van de Velde worden overgemaakt.
| |
Dagorde.
Lezing door den Eerw. Prof. Dr. J. Van Mierlo, lid der Academie: Het oudste dierengedicht in de Letterkunde der Nederlanden.
De Hr. Bestuurder wenscht spreker geluk met zijn lezing en stelt voor deze in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen. Algemeene instemming.
|
|