Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1942
(1942)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 277]
| |
Stendhal herdacht als touristGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 278]
| |
Hij heeft nogal opgesneden met zijn vrouwelijke liaisons, maar was op dat gebied lang niet zoo ondernemend als hij zichzelf voorstelt. Sensueel en schuchter, cyniek en weemoedig, in den grond beklagenswaardig, want men kan den indruk niet weren dat hij geleefd heeft van zijn illusies, en - van desillusies! Het genie van Stendhal bestudeeren is een moeielijke taak, wegens zijn verscheidenheid en complexiteit. Hij was immers romancier, ijverig briefschrijver, kunsthistoricus, autobiograaf, biograaf, auteur van mémoires, reiziger. Vóór alles en overal is hij dé groote psycholoog, nauwelijks geëvenaard door Saint-Simon, Balzac, Proust, een boorder door al de lagen naar de diepste sedimenten der ziel. Achttiendeeuwsch rationalist, ideoloog, reeds realist, nog idealist, tourist, en, als het zijn moest, fumist, met die bedenkelijke neiging voor mystificatie, die blijkt uit de 171 tot hiertoe bekende pseudoniemen. Ik wil hem thans alleen beschouwen in een van zijn meest oppervlakkige hoedanigheden, als tourist, als onvermoeibaar wandelaar langs de wegen van Europa. Doch ook in zijn reisherinneringen herkent men den grooten kunstenaar, den levenskunstenaar, het is hem niet te doen om fraaiheden van stijl, maar om de oprechte weergave van zijn gemoedsleven. Houdt men rekening met de hoeveelheid van zijn geschriften, waarvan sommige haastig zijn en slordig, maar altijd spannend, en daaronder zijn werken van grooten opzet die veel tijd hebben gevraagd, Rouge et Noir, de Chartreuse, Lucien Leuwen, Armance, dan is het een wonder dat hij daarbij zijn heele leven in beweging geweest is. In dat opzicht is hij de tegenvoeter van Flaubert. Men kan het niet ontkennen: er is meer ruimte, meer sociaal contact, meer menschelijkheid in het leven van Beyle. Hij was eigenlijk de eerste tourist, woord en begrip zijn wij hem verschuldigd. Naast lange, zakelijke, nuchtere digressies over steden, (ik denk aan Bourges, Grenoble, Toulouse, Besançon, Bordeaux, Marseille) worden vlugge indrukken en allerlei overwegingen willekeurig dooreengehutseld. Dingen die wij essentieel zouden vinden, ziet hij over 't hoofd, of worden waardeloos geacht. Zijn vinnige blik gaat van de eene bijzonderheid naar de andere. Natuur, kunst, vooral menschen, worden in een verbijsterend tempo aangetoetst, meedoogenloos ontleed, de kleur der zee, de lijn van een berg, de vorm van een cabriolet, een graftombe, Tacitus, Lesdiguières, Vauban, de Jezuieten, tot zelfs de toon van een gesprek, - hij gaat maar | |
[pagina 279]
| |
dóor, van stad tot stad, zijn notas kribbelend op groote vellen, in dat snel, scherp geschrift dat vaak de wanhoop der handschriftlezers uitmaakt. Door inhoud en allure verschilt hij van ieder ander reiziger vóor hem of na zijn tijd, Lady Morgan, Flaubert, Gautier, enz. Le voyageur, zegt Roger de Beauvoir, est celui qui découvre, le tourist observe ce qui a été découvertGa naar voetnoot(1). La Gazette de France protesteerde tegen het woord tourist, teeken van anglomanieGa naar voetnoot(2). Stendhal noemt zichzelf eens met onschuldige ironie: le voyageur né pour les artsGa naar voetnoot(3). Henri Martineau schreef een aardig boekje, L'Itinéraire de Stendhal, chronologische gids van Stendhal's leven, waar wij de ingewikkelde graphiek van zijn omzwervingen kunnen volgen. Martineau is echter van 1912. Uit de Mémoires d'un TouristeGa naar voetnoot(4), in de Champion-uitgave, blijkt thans dat men in 1912 van sommige jaren een erg onvolledige kennis had. Zoo was Beyle in 1838 te Amsterdam, Rotterdam, Groot-Zundert(!), en passeerde langs Antwerpen om over Brussel Parijs te bereiken. Jammer dat hij geen nota's heeft nagelaten over Antwerpen, zooals later Delacroix en Fromentin. Het eerste verblijf te Parijs was kort, zes maanden, van 1799 tot 1800. In 1800, eerste contact met Milaan. Hij voelt er zich spoedig zoo thuis dat Milaan het groot centrum van zijn excursies wordt. Zijn wegen stralen uit naar Mantua, Verona, Cremona, Brescia, Bergamo, Pavia, Alessandria, Turijn, hij bestrijkt heel het Noorden, Lombardië, Venetië. Toen is de drift ontstaan die hem in 1821 het opschrift van zijn graf inspireerde, Arrigo Beyle, Milanese. Waarom Milaan hem zóo heeft gefascineerd is aan allerlei oorzaken toe te schrijven die wij uit zijn indrukken en avonturen vernemen. Een groot factor was de Scala die hij veel bezocht, en waar hij, als hartstochtelijk liefhebber van Mozart, Pergolese, Cimarosa, enz. veel moet genoten hebben. En dan... de vrouwen. Van menige intrige was Milaan het tooneel. Milaan was bovendien toen reeds dé toonaangevende stad in Noord-Italië, de eerste groote stad na Parijs; de volgende, en in mindere maat wat betreft het verkeer | |
[pagina 280]
| |
en de wereldschheid, was pas FlorenceGa naar voetnoot(1). Van 1802 tot 1805 verblijft hij meestal in Frankrijk, zwerft vooral in het Oosten, in de Jura, in de vallei van de Rhône. 1806 is het jaar van Berlijn, 1809 dat van Oostenrijk. In 1812 volgen wij hem in Rusland, waar hij de brand van Moscou ziet. Van 1813 tot 1821 is hij bijna altijd te Milaan, doch doet veel uitstappen in Italië. Slechts enkele jaren, 1822, 1829, komt hij niet uit Parijs. Het is pas in 1836 dat hij in Normandië en Bretagne reist. De vier cardinale punten van zijn omzwervingen heb ik aldus bepaald: Hamburg-Pompeï, Londen-Moscou. In het Z.W. is hij niet verder geweest dan Barcelona: Le climat d'Espagne, zegt Henri Brulard, ne permettait pas d'aller plus loinGa naar voetnoot(2). Hier moeten wij betreuren dat wij niet meer van Spanje vernemen. Wel zegt hij in een brief aan zijn zuster PaulineGa naar voetnoot(3): J'ai toujours aimé ce peuple, c'est l'image du Cid et de Don Quichotte. Toch blijft het de vraag hoe hij zou gereageerd hebben op Toledo, Avila, Escorial? Het lijkt de moeite om er even over na te denken. Was de geestdrift voor Lombardië onvereenigbaar met die voor Castilje? Met Stendhal is alles mogelijk. Toch zou ik veel geven om hem te hooren over Greco, Zurbaran, Goya, de cathedraal van Burgos, de brug van Alcantara, het Alhambra, in plaats van de aan Lanzi ontleende beschouwingen over Raphael, Michel-Angelo, en de Bologneezen. Mémoires d'un Touriste is een besteld werk, van 1838, vier jaar voor zijn dood. Jaren lang had hij kris-kras Frankrijk bereisd, doch het was nu tien jaar geleden sedert de laatste reis. Voor een zoo weetgierig waarnemer zijn er nochtans typische leemten. Daar zijn bij voorbeeld de Causses, in de Cevennen. Maar wat zou hij er gevonden hebben? Niets dan woeste hoogvlakte, die hij had kunnen vergelijken met de heide van Macbeth. Decenniën zouden verloopen vóor de ‘avens’ werden ontdekt. Ik stel mij Stendhal voor in den aven Armand, in Bramabiau of Dargilan.... Het zou voorzeker geen onvruchtbaar bezoek geweest zijn, want bij Stendhal komt natuurbeschouwing | |
[pagina 281]
| |
dikwijls neer op wijsgeerige overwegingen. Wie weet of de fantastische stalactieten hem niet een theorie hadden ingegeven in den trant van die der cristallisatie in de zoutmijnen van Hallein, en Le Rameau de Salzbourg? Van de indrukwekkende engten van de Tarn is ook geen spoor in zijn werken, evenmin als van de grotten der Dordogne. Van zijn geboortestreek heeft Stendhal betrekkelijk minder meegedeeld dan men zou verwachten. In Dauphiné slaat hij liefst den weg in naar het N.W., tot de Grande Chartreuse. Van zijn kinderjaren deed hij uitstappen naar les Echelles. In het N.O. bereist hij een ander deel van Dauphiné, de Grésivaudan, de vallei van de Isère. Ook wijdt hij eenige bladzijden aan Briançon. In de buurt van Grenoble komt hij nier verder dan Furonières, het landhuis van Claix, dat na den dood van zijn vader onvoordeelig verkocht werd. (Thans is het bewoond. De concierge verzekerde mij dat er binnen niets te zien was, maar zij wees mij op een boom, ‘où Stendhal a écrit ses poésies’.) Dat hij de magnifieke streek in het Z.W. niet bezocht heeft is te wijten aan de moeielijke verbindingen: de classieke weg naar les Grands Goulets werd pas twee jaren na zijn dood aangelegd, en de ontzaglijke rotsmassieven van Combe-Laval zijn slechts sedert 1897 te bereiken. Maar hij kent Pont-en-Royans, en vertelt zelfs waarom hij het water van de Bourne niet heeft willen drinken.... Stendhal leed aan graveel en jicht, en had een lang verlof gekregen. Reizen in Frankrijk werd toen mode. A. Dupont, uitgever van Frédéric Soulié's Mémoires du Diable, wist hem te bewegen om nog eens een langen toer te ondernemen, en een boek over Frankrijk te schrijven. Het zijn die impressies die zouden worden vastgelegd in Mémoires d'un Touriste, par l'auteur de Rouge et Noir, waar hij zich voorstelt als een handelsreiziger in ijzer.
***
Om Stendhal te begrijpen moeten wij trachten de Romantiek uit te schakelen, - op zichzelf een oefening die Stendhal zou hebben gewaardeerd. Wat ons in zijn kunstbeoordeelingen stuit, het gebrek aan schilderachtigheid, de redeneerzucht, moet worden toegeschreven aan zijn achttiendeeuwsche geestesgesteldheid. Het lyrisme der Romantiek en het coloriet van Flaubert en Gautier | |
[pagina 282]
| |
hebben ons totaal verwend. Bij Stendhal vernemen wij steeds den naklank van Helvetius, d'Holbach, en Destutt de Tracy. Wat onevenwichtig en wispelturig lijkt in zijn indrukken, heeft slechts bijkomstig belang, wij moeten altijd zijn rationalisme in het oog houden. Soms hebben kleine uitlatingen diepe beteekenis, zooals die over Dijon, Auxonne, Dole: Quand on connaft deux ou trois villes de France, rien n'est insipide comme ces bâtiments plus ou moins mesquins, combinés de telle ou telle manière, pour moi surtout, qui ne me sens d'intérêt que pour ce qui peint les moeurs des hommesGa naar voetnoot(1). Daar herkennen wij den ondoorgrondelijken psycholoog. Een geluk dat er in zijn oeuvre plaats geweest is voor tourisme. Maar wat óns het meest zou treffen, wat wij als vanzelfsprekend zouden aanteekenen, heeft voor Stendhal weinig, soms geen beteekenis. Toch zou het een dwaling zijn hem dat als een zwakte aan te wrijven. Het neemt niets weg van de absolute waarheid, van de dikwijls op de grens van het cynisme staande oprechtheid. Ferrara vindt hij onbeduidend, is niet meer dan une ville aimableGa naar voetnoot(2). Geen woord over het Castello der Este's, of van de geschiedenis van Parisina, die nochtans indruk had kunnen maken op den auteur van L'Abbesse de Castro. Giotto en Mantegna worden verzwegen te Padua, waar hij om drie uur 's morgens soupeert chez l'excellent restaurateur Pedrocchi, het nog bestaande café met de eigenaardige muurlandkaarten. Het eentonig gebruik van steeds dezelfde adjectieven in de beschrijving van landschappen maakt een vreemden indruk: admirable, magnifique, sombre, terrible, sublime, affreux (toegepast zooals in de XVIIIe eeuw, in de oorspronkelijke beteekenis aangegeven door Littré: qui excite une sorte de terreur)Ga naar voetnoot(3). Te Bourges wordt hij vooral bekoord door den tuin van het Aartsbisdom, tegenwoordig stadspark: Ce jardin a des bancs fort commodes. A l'aide d'un de ces bancs (sic), j'ai lu presque | |
[pagina 283]
| |
tout le Roméo de Shakespeare. Op de mooie Romaansche poort van Saint-Ursin, in de buurt der cathedraal, bemerkt hij wèl de maanden van het jaar, - ce travail est extrêmement barbare, - ziet echter niets van de gallisch-pittige dierenfabels. Van het Laatste Oordeel aan een der westelijke portalen, zegt hij niets, evenmin van de prachtige glasramen links in den kooromgang, o.a. dat met de geschiedenis van den Slechten Rijke en dat van Maria van Egypte. Hij is daarbij een bergmensch, het blijkt uit zijn afkeer van het platteland. Onze gedachten gaan naar Zola's beschrijvingen van de Beauce, naar de schilderijen van Millet, wanneer wij lezen over het land tusschen Verrières en Essonnes: le pays que je parcours est horriblement laidGa naar voetnoot(1). De Loire vindt hij ridicule à force d'îles, den Mont Saint-Michel si petit, si mesquin, Bourgogne - un bien triste pays. Wat dan weer contrasteert met de krachtige beschrijving van de vallei van Pontorson. Veelbeteekenend is de bekentenis: c'est un grand malheur d'avoir vu de trop bonne heure la beauté sublimeGa naar voetnoot(2). Hoe vatbaar onze ijzerkoopman is voor ontroering bewijst de diepe indruk in het kerkje van Granville waar hij 's avonds de uitvaart van een jong meisje bijwoont. Maar te Granville is het eentonig vocabulair alweer opvallend: les maisons noires, tristes... La tristesse sombre de cette antique cité... La mer, ce soir, était sombre et triste... L'église triste à merveille... Je ne sais pourquoi j'étais accablé de tristesse etc....Ga naar voetnoot(3). Te Rouen, in 1811, bemerkt hij niet eens de cathedraal. Voor zijn artistieke inlichtingen in Frankrijk heeft hij gegrasduind in Mérimée's Essai sur l'architecture religieuse, in diens Voyages dans le Midi et l'Ouest de la France, en in Voyages dans les départements du Midi de la France door Millin, het nieuwste dat toen bestond. Het zou gemakkelijk zijn dergelijke voorbeelden te vermenigvuldigen. Maar wat zouden zij bewijzen tegen de fijngevoeligheid van dezen rationalist, die zijn lyrisme bestendig onderdrukte? Louis Royer zegt in zijn Avantpropos: Toute la partie archéologique des Mémoires est extrêmement faible. Des te opvallender is de verrassende doordringende intuïtie die wij aan menig hedendaagsch vakmensch gunnen. | |
[pagina 284]
| |
Een greep slechts in de Mémoires. Van de kerk van Sainte-Croix te Bordeaux zegt hij: église pleine d'onction si l'on peut ainsi parler; son antiquité, son air à demi détruit par le temps lui ouvrent sur-le-champ le coeur de celui qui la voitGa naar voetnoot(1). En van Saint-Etienne te Nevers: le plein cintre se retrouve partout ici; ce qui selon moi éloigne l'idée du malheur et de l'enferGa naar voetnoot(2). Vergeten wij niet wat hij in 1811 zei van zijn gevoeligheid op zijn zeventiende jaar, bij de eerste aankomst te Milaan: J'étais dévoré de sensibilité, timide, fier et méconnu. Stendhal zou opkijken indien wij spraken van aandoenlijke indrukken. Dergelijke die wij geneigd zijn romantisch te noemen, waarbij wij denken aan de Nerval, zijn gelijk kleurige kristallen op ruwen bergbodem. Het derde deel van de Mémoires d'un Touriste, bevat de meest impulsieve indrukken, zonder politiek of anecdoten. Hoe levendig zijn de nerveus geschreven impressies te Montpellier, te Pauillac, Lesparres, Carcassonne, Narbonne. Mooi is wat hij zegt van Toulon: Solitude et silence profond des rues. Réverbères brûlant en silenceGa naar voetnoot(3). Curieus is die indruk van straatlantaarns. Zoo teekent hij aan te Peyrehorade (vlek in de westelijke Pyreneeën dat hem natuurlijk doet denken aan M. de Peyrehorade in La Vénus d'Ille van Mérimée): Tristesse des petites lanternes contre les murs, qui éclairent un peu cette petite ville, - men gaat op den duur denken aan Les Nourritures terrestres. Dergelijke trekjes zijn over gansch zijn oeuvre verspreid. Een enkel woord is voldoende om zijn emotie te verraden. Zoo spreekt hij te Irun van ce pauvre petit palais du style de Bernin. En zijn ontroering in het Colyseum! Je suis fâché de n'avoir pas écrit dans le temps l'impression que me fit le Colisée... il m'a ému jusqu'aux larmes, et Saint-Pierre m'a laissé très froid (contra een andere uitlating over Sint-Pieter) en verder: me trouvant seul au milieu du Colisée, et entendant chanter les oiseaux qui nichent dans les herbes, qui ont crû sur les dernières arcades, je ne pus retenir mes larmesGa naar voetnoot(4). Met nog meer nadruk: ce qui m'a le plus touché dans mon voyage en Italie, c'est le chant des oiseaux dans le | |
[pagina 285]
| |
ColiséeGa naar voetnoot(1). Soms is hij jeugdig uitgelaten: bij zijn eersten tocht naar Italië, voor het meer van Genève, heeft hij gekend le comble du bonheur qu'un être humain puisse trouver ici-bas. Van niet minder beteekenis is zijn belijdenis bij het ontdekken van de Saint-Bernard: j'étais gai et actif comme un jeune poulain, je me regardais comme Calderon faisant ses campagnes en ItalieGa naar voetnoot(2).
***
Stendhal-Flaubert, twee jonggezellen op reis, maar Flaubert is de mindere.... Indien ik ze vergelijk, dan is het terwille van hun reisboeken, want hun temperament was te grondelijk verschillend om er een parallel op te wagen. Niemand zoo hokvast als Flaubert. Stendhal daarentegen heeft rust noch duur gekend. In 1847 deed Flaubert met Maxime du Camp een reisje in Bretagne, beschreven in Par les Champs et par les Grèves, waar elk om beurt een hoofdstuk voor zijn rekening heeft genomen. Drie jaar later ondernamen zij hun groote reis in het Oosten, waarvan Flaubert de indrukken heeft beschreven in Notes de Voyages. Treffend is daar, vooral in het begin, de melancholische toon in het teeken van de Romantiek. De joviale Flaubert was nochtans lang niet te beklagen! Jong, vrij van zorgen, welstellend, gezond (ofschoon reeds zwaarlijvig), een sensueel Normandiër (die op de boot te Malta aanteekent: sentiment de repos et de force, de brutalité normande (sic) et de digestion) met een welgevulde porte-feuille, en een prachtige studiereis voor den boeg! Wie zou hem niet benijd hebben om dien tocht van vijftien maanden door Egypte, Syrië, Palestina, Griekenland, Italië? Het begin van de reis is als een catastroof, het vertrek gewoon een drama. Van Parijs tot Nogent was het une atroce journée, la pire de toutes celles que j'ai vécues. Vrienden raden hem zijn testament te maken. Aan het station van Nogent bemerkt hij een pastoor en vier nonnen, - noodlottig voorteeken! Een hond huilt akelig, - funèbrement! In de trein (le chemin de fer) is hij geheel van streek, j'ai mis mon mouchoir sur la bouche et me suis mis à pleurer. De gezonde, sensueele | |
[pagina 286]
| |
Flaubert was in den grond een groot bedorven kind. Hoe sentimenteel hij kan doen, blijkt uit zijn brieven aan zijn moeder, 't is aldoor van ma pauvre chère vieille. Het klinkt comiek dat de negen-en-twintig jarige aan Louis Bouilhet schrijft: L'âge des tristesses continues nous arrive.... En toch heeft zijn Normandisch temperament de bovenhand; een souper met Théophile Gautier, een vertooning van Le Prophète, mangeaille, buverie et p......, - en het spleen is over. Het oordeel van Thibaudet acht ik onrechtvaardig, nl. dat de notas over Egypte voor drie kwart des devoirs d'écolier zijn. Nooit heb ik den indruk gehad dat Flaubert zich verveelt of iets op het papier zet, par acquit de conscience et pour tuer le temps, ou pour faire comme Maxime, des descriptions automatiques de monuments, ou de reliefs, ou de scènes de la rue. Le coeur n'y est pas. In het zoo negatief gesteld hoofdstuk van Thibaudet, Le Voyage en Orient, waar hij weinig of niets gezegd heeft van de reis, en veel meer over de vriendschap met Maxime du Camp, schijnt het hem te zijn ontgaan dat Flaubert bestendig héel diep, zij het soms melancholisch, van die reis genoten heeft. Men hoeft heusch niet tusschen de regels te lezen. Ontelbaar zijn trekjes van dit soort, o.a. wanneer hij Caïro gaat verlaten: La nuit, regret énorme du voyageGa naar voetnoot(1). En verder: Je sens par la tristesse du départ la joie que j'aurais dû avoir à l'arrivée. Des femmes puisent de l'eau, fellahs que je ne verrai plus!Ga naar voetnoot(2) Volgens Thibaudet zou de reis in het Oosten maar goed geweest zijn om Bovary voor te bereiden. Wel was Flaubert toen bekommerd over het fiasco van de Tentation en door de incubatie van Madame Bovary, wier naam hem eensklaps te binnen schiet bij de tweede cataract van den Nijl. In den grond was hij een huisduif. Schreef hij niet aan Louis Bouilhet den 2 Juni 1850, uit Egypte: Ce qui nous manque, c'est le principe intrinsèque. C'est l'âme de la chose, l'idée même du sujet. Nous prenons des notes, nous faisons des voyages, misère, misère! Nous devenons savants, archéologues, historiens, médecins, gnaffes et gens de goût. Qu'est-ce que tout ça y fait? Mais le coeur? La verve, la sève, d'où partir et où aller? Oui, quand je serai de retour, je reprendrat et pour longtemps j'espère, | |
[pagina 287]
| |
ma vieille vie tranquille (hij was toen nog geen dertig) sur ma table ronde, entre la vue de ma cheminée et celle de mon jardinGa naar voetnoot(1). Er is iets burgerlijk en hokvast in die misnoegdheid, men zou hem op den duur van ondankbaarheid gaan verdenken! Thibaudet heeft op die stemming nadruk gelegd. Nochtans laten de reisherinneringen niet den indruk dat hij zich niet zou hebben verstrooid, of dat, zooals Thibaudet beweert, le pittoresque le lasse. Wel zijn er in de brieven soms verrassende uitlatingen, als deze: On ne devient pas gai en voyageGa naar voetnoot(2). Wat is Flaubert, zelfs in zijn telegraphischen stijl, een bij uitstek scherp waarnemer en kleurrijk beschrijver van de pyramieden, den Sphinx, Louksor, Philae, de kolossen van Memnon, de rotstempels van Aboe-Simbl, enz.! Wat een colorist! Men denkt aan de schilderijen van Decamps, aan dat vettig oud-rood en bruin, aan die korrelige, gekalkte muren; meer aan Decamps dan aan Marilhat of den laat-classieken Vernet. En nu Stendhal. Nooit is de geestdrift der eerste reis naar Italië verzwakt. Italië is van dan af de standaard geweest van natuur- en stedenschoon. Frankrijk, zelfs de Dauphiné, wordt steeds beoordeeld in verhouding tot Italië, bij voorkeur Lombardië. Zijn entrain bij de tocht over de Saint-Bernard was een reactie op zijn jeugd. Stendhal was niet rijk; ik heb zijn dagboeken in de Bibliotheek van Grenoble gelezen, zijn rekeningetjes, zijn sommen van kleine uitgaven, - het is alles aandoenlijk van eenvoud. Dat hij geen zondagskind was, weten wij uit Henri Brulard, en van medegevoelen heeft hij in zijn kinderjaren geen last gehad. In een van zijn twee kleine autobiographiën lezen wij: il avait été élevé d'une manière atroce. Men heeft hem wel eens van overdrijving verdacht; maar wie zal het wagen dat te controleeren? Hij, die door zijn carrière gedurende twee-en-veertig jaar in een half-dozijn landen van Europa heeft gedwaald, karig gehonoreerd voor zijn geschriften, als ambtenaar dikwijls op halve-solde, was stellig geen ondankbare toen hij schreef: J'ai eu un lot exécrable de sept à dix-sept ans, mais depuis le passage du mont Saint-Bernard, je n'ai plus eu à me plaindre du destin. Hoe treffend en sympathiek, die onvermoeibare, soms ironische blijmoedig- | |
[pagina 288]
| |
heid! De sensueele Flaubert, daarentegen, heeft dikwijls vlagen van gemelijkheid, zelfs onmiddellijk na de reis in het Oosten, wanneer hij eenmaal geankerd is te Croisset, en zich met wellust overgeeft aan de kwellingen van zijn proza. Niets kan de opgewektheid van den nochtans zoo gevoeligen Stendhal storen, of de onvergelijkelijke nerveuze en pittige vinnigheid van zijn geest aantasten. Zwaarmoedigheid stemt hem kregel, hij schudt ze van zich af. Adieu, schrijft hij in 1805 aan zijn zuster, je suis parfaitement heureux, et c'est en m'étudiant que j'ai vu la manie de la mélancolie me posséder à ParisGa naar voetnoot(1). Altijd de militaire kranigheid van het Eerste Keizerrijk. Een oogenblik heeft het den schijn alsof hij het reizen moe is. Eens schrijft hij: Au total, il me semble que ma passion pour les voyages commence à se calmerGa naar voetnoot(2). En hij heeft wel eens vlagen van loomheid. Te Venetië is hij ontgoocheld, beperkt zich in het Dogenpaleis bij het Paradijs van Tintoretto, maar besluit: Mes voyages perdent quatre pour cent de colorisGa naar voetnoot(3). Tot in de Mémoires d'un Touriste, op het laat van zijn leven, klinkt er nog iets van de uitgelatenheid van den jongen Henri Brulard bij den overtocht der Alpen, toen hij achter de legertrossen van Napoleon marcheerde, absolument ivre, fou de bonheur et de joie. Hij gaat pas irriteeren wanneer hij nadruk legt, en dat overkomt hem dikwijls, op l'esprit, en bv. aanteekent vóor een zoo tragisch schouwspel als de brand van Moscou: c'était un spectacle imposant, mais il aurait fallu être seul ou entouré de gens d'espritGa naar voetnoot(4).
***
Sprankelend van geest zijn in de Mémoires d'un Touriste (ook in het Journal) de bemerkingen over de hôtels en de cafés. Dat moet iets geweest zijn in 1838! Jean-Louis Vaudoyer, die de Mémoires heeft ingeleid, heeft zelfs een essay gesuggereerd over Stendhal, amateur de cafés. Frankrijk was het land van belofte voor den fijnproever van provinciale typen. De postillons der | |
[pagina 289]
| |
diligencies, de table d'hôte met al de schakeeringen van handelsreizigers en ambtenaren op pensioen, cafés met pronkerige officiers, maniakke tric-trac spelers, en curieuze typen van garçons, en dat alles vaak in een decor dat doet denken aan L'Auberge des Adrets! De Fransche provincie is weinig veranderd. Bij het lezen der Mémoires komen nu en dan persoonlijke herinneringen naar voor. Stendhal zou zeker hôtel te Montauban gewaardeerd hebben: in de vestibule stonden karossen, berlines en tilbury's, de gasten kwamen kijken naar een reusachtigen karper. Onder het avondmaal trad een baryton naar voor, hij galmde: C'est moi, Pietro, en Pour l'Amour, la Volupté, la Liberté! De met pluimen opgesmukte hospita agiteerde zich uit vrees iets te missen van de openlucht-vertooning van La joueuse d'orgue. Onder de acacias hoorde ik de ouverture van Zampa, en Une fête au manoir (Stendhal had er zonder twijfel Il matrimonio segreto bij te pas gebracht). Hij zou genoten hebben van M. Nozières, Conservator van het Museum te Castres, vóor den Raad der Philippijnen van Goya; of van mijn ouden vriend, den hinkenden Etienne Houvet, koster der cathedraal van Chartres, zoo vergroeid met zijn kerk als de beelden van het Portail royal. Zijn adderblik zou weinig mild geweest zijn voor de gérante van het triestig hôtel te Puy-en-Velay, dat bescheiden heet Grand Hôtel de l'Europe et des Ambassadeurs. In mijn reisnotas vind ik nog andere Stendhaliaansche oorden, het restaurant Félix, rue de la Sagesse, te Périgueux, donkere achterkamer op de eerste verdieping, waar men zich zonder moeite kon wanen in de dagen der Jacobijnen; het hôtel te Albi, met zijn blauwfluweelen gordijnen, het miserabel kiezeltuintje dat ‘parc’ werd genoemd, de hospita, die in pathetische houding achter haar lessenaar droomde, de blik ten hemel, de handen in haar woest haar, zij deed wel denken aan de tragédienne Rachel...
***
De verhouding van Stendhal tot de natuur, tot het landschap, is niet zoo gemakkelijk te vatten. Men doet goed zijn uitlatingen niet te letterlijk te aanvaarden. Hoeveel van zijn boutaden zijn ingegeven door zijn humeur! Die luimen zullen wel toe te schrijven zijn aan zijn ondermijnde gezondheid en zijn weinig hygiënische leven. Hij zegt ergens: rien ne conduit plus vite aux | |
[pagina 290]
| |
baillements et à l'épuisement moral que la vue d'un fort beau paysage. Wat niet belet dat hij menig fort beau paysage bewondert, maar dan is het terwille van de gelijkenis met Poussin, Lesueur(?) of Tiziaan (in wiens oeuvre het landschap heel zeldzaam is). Epuisement moral spreekt een boekdeel, maar dan een boek van de jaren 1760. Van huis uit is Stendhal, als Dauphinois, een bewonderaar van de Alpen (die trouwens sedert geruime tijd in de mode waren in de literatuur, cf. de Saussure, Ramon de Carbonnières, enz.). Van de grootschheid van het vlakke land heeft hij nog niet het begrip dat voor een later geslacht was weggelegd. La route de Chambéry à Genève, par Annecy, est sublime de beauté, si on la compare à la route de Paris à Montargis, de Paris à Orléans, de Paris à Chatres, enz.Ga naar voetnoot(1). Doch zelfs over de Alpen kàn hij niet schrijven in den toonaard die tot onze verbeelding spreekt, omdat hij slechts héel uitzonderlijk en dan maar eventjes in vervoering kan of wil komen. Tegen overweldiging zet hij zich schrap. Daarvoor was hij te wantrouwig en te ironisch tegenover lyriek. Hij was een slecht medium. Barrès heeft hem lichtvaardig overtroefd wanneer hij spreekt van les rodomontades suisses. Daarom was Stendhal niet vatbaar voor de natuurbeschrijvingen van Bernardin de Saint-Pierre, van Rousseau, en de lang-gedragen perioden van Chateaubriand stemden hem kregel. Senancour moet hij voorzeker gekend hebben (Obermann is van 1804), maar ik vind er geen sporen van in zijn brieven. De grond van de zaak is deze: Stendhal was te verdiept in de studie van den mensch om zich te laten afleiden door het schouwspel der Alpen. In dat opzicht is niets zoo curieus als zijn uitstap naar de Grande ChartreuseGa naar voetnoot(2). De beschrijving klinkt als een scherzo, knettert gedurig als geladen met electriciteit. Slechts weinig oogenblikken in die dertig paginas laat hij zich even uit over de grootschheid der natuur. Een enkele maal klinkt er iets opgetogen kinderlijks, bv. waar hij zegt: je distinguais parfaitement avec ma petite lorgnette d'opéra les aiguilles de granitGa naar voetnoot(3). Maar door den band schenkt hij weinig aandacht aan het landschap, gedurig wordt de beschrijving onderbroken | |
[pagina 291]
| |
door beschouwingen over l'hypocrisie, le gouvernement, les frères ignorantins, les Filles de la Providence, een gesprek met le mari de la plus jolie femme van het gezelschap, allerlei anecdoten en gevalletjes. Bijna tot lachen stemt hij wanneer hij zich bij de Grand Som laat ontvallen: quel dommage de ne pas rencontrer dans cette position solitaire et vraiment sublime quelques beaux bâtiments gothiques. Misschien had het iets kunnen worden gelijk Strawberry Hill? Want in de gothiek van onzen altijd ontglippenden tourist heb ik niet zoo heel veel vertrouwen... En toch, - enkele regels over een onweer laten iets doorschemeren dat melancholie verraadt: la nuit qui approchait redoublait la tristesse du paysage. Les coups de tonnerre étaient de plus en plus magnifiques. Je m'en allais, je voulais être seul; les dames m'ont rappeléGa naar voetnoot(1). Een enkele maal zijn de impressies raar, de inlichtingen onnauwkeurig. Dat is het nadeel van zijn principe dat snel reizen de beste methode is. Maar dat heeft dan weer het voordeel dat de tourist zijn reacties op de noodzakelijkheden van het alledaagsche leven het sterkst formuleertGa naar voetnoot(2). In 1809, uit Sankt Pölten op de Donau, schrijft hij aan Pauline Beyle: j'ai promené hier dans une des plus belles positions du monde, l'abbaye de Molke sur le Danube. (Hij bedoelt natuurlijk Melk). La physionomie du paysage est sévère et d'accord avec le château (met het barokkasteel?) où fut enterré Richard-Coeur-de-Lion qui en fait un des principaux ornements. Misschien verwart hij Melk en het dichtbijgelegen Dürnstein, waar op de bergen de ruïne staat van een kasteel waar Richard Leeuwenhart heet gevangen te hebben gezeten. Richard L. is begraven te Fontevrault. En verder: L'immense Danube et ses grandes îles (sic) sur lesquelles on domine d'une hauteur de cent cinquante pieds forment un spectacle uniqueGa naar voetnoot(3), - dit kan maar slaan op éen eilandje, Wörth, nabij Grein, tusschen Linz en Melk. In den chaos van indrukken en bemerkingen, loopt het dus soms heelemaal mis. Ik betwijfel niet of hij ooit een voet gezet heeft in het weelderige Vlaanderen of in onze droefgeestige Kempen. Van | |
[pagina 292]
| |
België herinnert hij zich dat men er de Vergiliaansche landelijkheid niet kent. Op welken akker zou hij veertig ploegen naast elkaar hebben gezien? Ja die manie om alles te meten met Lombardië... Spreekt hij van idée de solitude et de bonheur champêtre, dan heeft hij zich misschien Poussin herinnerd, of de Romeinsche Campagna in den trant van Claude Lorrain? Wie weet of zijn gedachten niet gingen naar den zoeten Léopold Robert?
***
Stendhal overleed den 23 Maart 1842, rue Neuve des Petits Champs, 78, op de 2e verdieping van het Hôtel de Nantes. De beroerte trof hem den 22 Maart om 7 uur 's avonds in de rue Neuve des Capucines (sedert 1881 rue des Capucines) vóor het Ministerie der Buitenlandsche Zaken, thans nr. 24. Het jaar te voren werd hij te Rome gewaarschuwd door een eerste beroerte. De dokter noemde het apoplexie nerveuse non sanguine. Minder dan een jaar voor zijn dood had hij nog niets van zijn humor verloren. Hij schreef immers den 8 April 1841 aan M. di Fiore te Parijs: Je trouve qu'il n'y a pas de ridicule à mourir dans la rue, quand on ne le fait pas exprès. |
|