Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1940
(1940)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 263]
| |
Het praefix ver in familienamen
| |
[pagina 264]
| |
zullen volbracht hebben, hoe zekerder de Geschiedenis, de Taalkunde en een half dozijn andere wetenschappen hun besluiten zullen kunnen opbouwen. Onder de hoede van de Flou en Mansion, en met een eeresaluut aan de ‘Lokalforscher’, willen we dan deze eerste bijdrage over de Vlaamsche familienamen inzetten.
***
Elke toponymist wordt ongetwijfeld getroffen door de geslachtsnamen ingeleid met van, van den, van der. Zij lijken immers ontstaan te zijn uit een zelfde omstandigheid: de plaats waar een persoon woonde of van waar hij herkomstig was; in alle geval een plaatsaanduiding. Zoo vallen zij onder zijn bevoegdheid. Wanneer we nu de familienamen uit de 13e-14e eeuw op het platteland - de bakermat van de meeste geslachten - beschouwen, dan valt het op dat de namen met van den, van der, steeds terugslaan op plaatsen die aangeduid worden met ten of ter, plaatsen die een zeer eenvoudigen naam dragen, gewoonlijk zonder verdere bepaling er bij: ten Berge, ter Beke, ten Broeke, ter Biest, ter Linde, enz. Een woning in de nabijheid er van - groot hof of wel mindere hofstede - heet dan: Hof ten Berge, Stede ter Beke, enz., en de bewoners er van, b.v. Jan van den Berge, Wouter van der Beke. Het verband tusschen den plaatsnaam en den familienaam is de woning. ‘Heinryck van der Brugghen’, b.v., moet niet geïnterpreteerd worden als ‘H. die bij een brug woont’, maar als ‘H. die woont op of wel die herkomstig is van 't Hof ter Brugge’. In den grond is dat misschien hetzelfde, doch de nuanceering is van belang voor de verklaring van het ontstaan van de familienamen. Voor den toponymist heeft deze vaststelling ook haar waarde. Hij moet weten dat, wanneer hij bij zijn plaatselijk onderzoek, in 13e en 14e eeuwsche oorkonden, vaak een naam als van der Linde ontmoet, hij bijna zeker aldaar, of in de onmiddellijke nabijheid, een Hof ter Linde zal ontmoetenGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 265]
| |
Er zijn ook andere geslachtsnamen die eenvoudig met van beginnen. Dit wil zeggen dat de plaatsnaam die volgt of wel niet met het lidwoord aangeduid werd (een gemeente- of gehuchtnaam, b.v. van Aalst, van Brussel, van Nijverzeel, van Ophem), of wel een samenstelling is die als hofnaam gebruikt werd (b.v. Langveld, Hof te Langvelde, f.n. van Langvelde; Wapenaard, Hof te Wapenaarde, f.n. van Wapenaarde). De toponymist zou dus, bij 't benuttigen van dit familienamen-materiaal, een gemakkelijke lijn kunnen trekken en alle namen met van, van den en van der voor zijn onderzoekingen bruikbaar achten. Zoo dit wel waar is in de theorie, zal hij nochtans ondervinden dat dit practisch, in vele gevallen, op een dwaalspoor leidt. In de 16e eeuw (niet vroeger) duiken inderdaad namen op als van der Lysbethen, van der Marien, van Geertruyen, van der Saren, van der Nimmen, van der Kinderen en meer dergelijke, waarin onmogelijk een toponiem te erkennen valt. Bij nader toezien dringt de conclusie zich op dat we hier te doen hebben met wisselvormen van bekende namen als Verlijsbethen, Vermarien, Vernimmen, Derkinderen, enz., waarin eenvoudig een substitutie van praefixen heeft plaats gevonden: van der i.p.v. ver of der. Dit ver is bekend: het is een Mnl. bijvorm van vrouw, waarvan vore, dat tot laat in de 14e eeuw te Leuven en omstreken | |
[pagina 266]
| |
voortleeftGa naar voetnoot(1), wellicht de oudere gedaante vertoont, door metathese ontstaan uit frowe. Evenzoo is bekendGa naar voetnoot(2) dat ver, al dan niet verbogen, gevolgd van een naam, de tegenhanger was van der (de heer), mer en ser, bij het noemen van een vrouw van aanzien, daarom niet noodzakelijk van adelGa naar voetnoot(3). Deze samenkoppeling kon dan aanleiding geven tot een aantal familienamen, de z.g. metronymicaGa naar voetnoot(4). Wat men wellicht niet vermoedt is dat, in de 14e eeuw, althans in bepaalde streken, de mode om de menschen aan te duiden met hun moedersnaam bijna zoo zeer in voege was als de benoeming met den vadersnaam. Sommige cijnsboeken zijn in dit opzicht zeer leerrijk. Ze laten ons ook vermoeden hoe die vele metronymica konden ontstaan zijn. Daar waren b.v. de hoofdelijke cijnsverplichtingen verschuldigd door de afstammelingen van vrouwen die, als cerocensuales of als vrijgewijden, de bescherming aanvaard hadden van een geestelijke instelling; waar dus de feitelijke rechtstoestand van sommige personen bepaald was door hun moederlijke ascendentie; - andere cijnsverplichtingen toegestaan aan den landheer, in ruil voor persoonlijke vrijverklaring, en verschuldigd door al de afstammelingen, ook deze in vrouwelijke linie, van die vrijgestelden.Ga naar voetnoot(5) Onder die metronymica treffen we er ook eenige aan waar ver gevolgd is van een mansnaam in den genitief, dit zal wel de naam zijn van den echtgenoot, zoodat we een soort com- | |
[pagina 267]
| |
promis-samenstelling bekomen, waarin de vadersnaam dan toch onrechtstreeks betrokken wordt. Zulke namen schuilen b.v. in de toponiemen Ver Debouds hof, ± 1300, hofstede bij Oostburg (de Flou, Wdb. XVI, 248), Ver Govaerts broeck, 1560, Ganshoren (Cijnsb. van Dielegem). De meest verspreide naam van dit type is Verhannemans, gewoonlijk verkeerd geïnterpreteerd als Ver-Annen-man (‘de man, de hoorige, de volgeling, de dienstman van Vrouw Anne’, J. Winkler. o.c. 166, 169). Hanneman is een mnl. familiaire vorm voor Jan en Verhannemans is niets anders dan ‘zoon van de vrouw van Jan’, hetzelfde als VerjansGa naar voetnoot(1). Een ander typisch voorbeeld is Verspapen (Opwijk, 15e eeuw), te interpreteeren als ‘zoon van de vrouw van den pape’: een euphemisme, zoo men wil, vermits de kinderen van een ‘pape’, voor onecht gehouden werden. In de 15e eeuw verdwijnt geleidelijk de manier om de menschen aan te duiden met hun moedersnaam; er kwamen dus geen nieuwe metronymica tot stand. Doch een aantal van deze namen waren reeds zoo stevig gevestigd dat zij als gewone familienamen in gebruik bleven en tot op heden voortleven. Wij weten echter ook zeer goed dat alle ver-namen geen metronymica zijn en dat de meest bekende (denk aan banale namen als Verbeke, Verbiest, Verbrugghe, Verelst, Verhaghe, Vermeulen, Verstrate, enz.) bij deze soort juist niet behooren. Blijkbaar staat ver hier voor van der en het wordt algemeen aangenomen dat ver dan een samentrekking is van van derGa naar voetnoot(2). Wij zelf hebben langen tijd ook die meening gedeeld. Een grondiger onderzoek van het probleem, ingesteld om de toponymische bestanddeelen in die namen te schiften van de andere, heeft ons echter doen inzien dat we hier te doen hebben met een eenvoudige praefixenverwisseling. De contractie van der>ver is mis- | |
[pagina 268]
| |
schien phonetisch wel te verantwoorden; in feite gebeurde het zóó niet. Een normale ontwikkeling van der>ver veronderstelt tusschenstadia: van der>vaar>var>ver, die mogelijk zijn wanneer van voldoende beklemtoond is, b.v. in elkander > elkaar. Er zijn geen voorbeelden van een dergelijke contractie in samenstellingen als anderdaagsch, anderhalf, anderman, andersom, anderszins, Anderlecht waar ander verschijnt met verschillende graden van beklemtoning. Daar zijn ook geen vormen als Vaarbrugghe, Varmolen, bekend door de geschriften in die streken waar de substitutie vander > ver het eerst doorgevoerd werd. Men zou kunnen opwerpen dat de tusschenvormen van een evolueerend taalverschijnsel bijna nooit in het geschrift genoteerd worden, zoolang men in het gesproken woord den oorspronkelijken vorm nog min of meer erkende. Daarop zouden we antwoorden dat dit wel als een regel kan gelden voor de gewone woorden uit de taal, maar dat dit niet toepasselijk is op de meeste plaats- en familienamen; wanneer die verplaatst worden, wat gemakkelijk geschiedde met de geslachtsnamen, valt ook dikwijls het in een bepaald midden gekende schrijfbeeld weg. Ook vinden wij in deze namen juist allerlei afwijkende spellingen die probeeren het gehoorde woord getrouw te noteeren. Vormen met vaer en var duiken sporadisch alleen op in West-Vlaanderen, in 't midden van de 16e eeuw, wanneer reeds minstens anderhalve eeuw vormen met ver in de Kempen gangbaar waren. Wij kunnen in die Westvlaamsche gevallen alleen hypercorrecte grafieën zien, vermits de substitutie van der > ver toen maar amper begon in deze streek en langen tijd te voren (in 1489) in de Brugsche Poortersboeken een metronymikon Ver Cilien reeds als Varsille genoteerd werdGa naar voetnoot(1). Wij willen hier thans, met eenige vlugge trekken, de uitkomsten van ons onderzoek mededeelen. Voor een eerste contactname met het onderwerp moesten we ons noodzakelijk beperken. Systematische lijsten van persoonsnamen uit een bepaalde streek en voor een bepaalde periode bezitten we nog niet, zoodat het een lang en moeizaam werk wordt, uit de uitgegeven oorkonden, die in boeken en tijdschriften verspreid liggen, eenig | |
[pagina 269]
| |
betrouwbaar materiaal te verzamelenGa naar voetnoot(1). De domaniale cijnsboeken, waarvan het Rijksarchief te Brussel een belangrijke verzameling bezit (Rekenkamer, nrs. 44677-45636), van de 14e tot de 18e eeuw voor alle streken van het Vlaamsche land (het Oud-Luiksch gebied uitgezonderd), leken ons de aangewezen bron om, op den kortst mogelijken tijd, over het gewenschte materiaal te beschikken. Zij leveren ook het voordeel op dat de geslachtsnamen er voorkomen in hun natuurlijk milieu van toponiemen, wat voor de verklaring onontbeerlijk is. Wij hebben ons voorloopig moeten beperken bij eenige steekproevenGa naar voetnoot(2). De verwarring van der - ver, zooals wij die althans kunnen vaststellen in de geschriften, schijnt begonnen te zijn ten platten lande, in afgelegen Kempische dorpen, in een streek waar we mogen aannemen dat de beteekenis van ver = vrouw het vroegst moest verdwenen zijn. Ze kan ook in de hand zijn gewerkt door het naast elkaar bestaan van namen als van der Heyde en Verijden (uit Ver Iden), van der Hasselt en Ver Asselen, van der Mere en ver Meren (Mere een vr. n.; vgl. Ver Merenzone, thans Meiresonne, te Gent); van der Lanen en Ver Lane. De verwarring bestaat hierin dat men, op dezelfde bladzijde van een cijnsboek b.v., een familienaam, vaak van denzelfden persoon, nu eens met van der, dan met ver schrijft. Aldus in het cijnsboek van Vorselaar, van 1381 (uitg. Prims, in Bijdragen, XIX, 390-412): Maes van der Straten en Heynric Verstraten; Lysbet van der Molen en Machiel Vermolen; Jan van der Clusen en Moen Verclusen. Zoo ook in het cijnsboek van Noorderwijk, van 1394 (uitg. Helsen, in Bijdragen, XXIII, 1-15): Katheline van der Berct en Dieric Verberct; Gheert van der Mere en Gheert Vermere. | |
[pagina 270]
| |
Het cijnsboek van Turnhout en omliggende, van 1368 (uitg. Janssen, in Taxandria, n.r. VII) houdt de namen nog goed uiteen; in dit van 1417 (ibid.) komt de substitutie vander-ver reeds veelvuldig voor. Hetzelfde stellen we vast voor Gierle (1410), Kasterlee, Wiekevorst, Lichtaard (1443), Geel (1448), Lier (1455). Ook in de Rekeningen van de Antwerpsche Markgraven en Schouten, vanaf 1393 (uitg Prims, in Bijdragen, XXIV, 10 vlgg.), komen doorloopend namen voor als Versmessen, Verberendonc, Verheyden, Vermolen, enz. Zoo zien we de substitutie van der ver zich uitbreiden, van uit het Noord-Oosten, over de geheele Kempen. Op dit oogenblik (15e eeuw) blijven Zuid-Brabant (behalve Haacht, dat aan de Kempen grenstGa naar voetnoot(1)), Oosten West-Vlaanderen nog geheel vrij van dit taalverschijnsel. Ook te Antwerpen blijft men vasthouden aan den traditioneelen vorm met van der. De vroegste geëvolueerde naam, dien we te Antwerpen konden noteeren, is Versluys, in 1531 (Bijdragen, XV, 579), trouwens ook van der Sluys geschreven in 't zelfde jaar (Ibid. 515). Het lijdt natuurlijk geen twijfel dat, in een stad waar de inwijking uit de Kempen steeds zoo druk was, wel veel vroeger menschen zullen gewoond hebben die met een ver-naam genoemd werden. Daarom mogen we gerust aannemen dat de klerken aldaar de namen eenvoudig weer in hun primitieven staat herstelden, omdat ze het praefix ver- voor een slordigheid in het taalgebruik hielden, wat het ten slotte toch is. In hun ijver gingen ze zelfs verder: ze schreven soms ook wel echte ver- namen, metronymica die ze niet meer begrepen, met het praefix van der. Zoo zouden dan die taalmonsters van der Lysbethen, van der Saren, van der Nimmen en dgl. in omloop gebracht zijn. In de eerste helft van de 16e eeuw, omstreeks 1520-1530, breidt het gebied, waar van der omgezet werd in ver, zich steeds verder uit en in vlug tempo. Dezelfde verwarring, die een eeuw vroeger in de Kempen optrad, stellen we nu ook in de geschriften vast, ten platten lande, in Zuid-Brabant, in 't Waasland, in 't Land van Dendermonde. Brussel en Gent, evenals Antwerpen vroeger, trachten de beweging te remmen en geven maar | |
[pagina 271]
| |
toe tegen 't einde van de eeuw. Westvlaanderen wordt het laatst bereikt, met Brugge en Kortrijk om te beginnen, het platteland eerst in 't begin van de 17e eeuw. Zoodat Westvlaanderen eens te meer verschijnt met zijn bekend taalconservatisme. Over Limburg zijn we minder goed ingelicht; de van der-formaties schijnen er niet talrijk geweest te zijn. In Westvlaanderen doet zich echter een eigenaardig geval voor. Sporadisch ontmoeten we daar, zooals boven reeds gezegd, vormen met vaer en var, de tusschenstadia die we vruchteloos in het oorspronkelijk gebied van ons taalverschijnsel zochten. Wij houden die vormen voor hypercorrecte grafieën van Westvlaamsche klerken die, wanneer zij voor 't eerst namen als Verheye of Vermolen hoorden, daarin hun eigen Van der Heye of Van der Molen zagen, dus ver als een contractie van van der beschouwden en dan consequent var schreven, en zich verder ook gerechtigd achtten een Brabantsch ver als Westvlaamsch var neer te schrijven. Schreef er ook niet een Varsille, in 1489, i.p.v. Versille, een onmiskenbaar metronymicon? In de reeds vermelde ‘Indices op de Brugsche Poorterboeken’ kunnen we de inzijpeling van vreemde ver-namen, in een Westvlaamsch milieu, op den voet volgen. De twee eerste namen van dit soort die we aldaar aantreffen zijn: Zoetkin Verwijt, uit Mechelen, in 1482, en Betkin Vermits, uit Leuven, in 1485; die namen hebben echter meer het uitzicht van schimpnamen dan van normale namen. Eerst met Hans Verhouve, ‘van Gheele uut Brabant’, die poorterrecht verwierf in 1493, hebben we een onmiskenbaar ver voor van der. Dan volgen, in de 16e eeuw: Cornelis Verhelle, uit Brabant (1531); Govaert Verbraken, zonder aanduiding van herkomst, waarschijnlijk uit 't Land van Waas (1539); Jan en Pieter Varheye, beiden uit Antwerpen (1543, 1545); Michiel Verhame, wonende ‘in de prochie van Ardoye’ (1544); Symoen Varmoese, uit ‘Vuylvoorde’, d.i. Vilvoorde (1545); Joos Vermuelene, van Gent (1545); een naamgenoot uit Antwerpen (1551) en Colaert Varmuelene, zonder aanduiding van herkomst (1582). Dat is alles voor de 15e eeuw. Daarna worden de familienamen, waarin ver voor van der staat, zeer talrijk. Voor Brugge noteerden we nog uit andere bronnen: Gillekin Var Gote, Brugsch schilder uit de jaren 1506-1531, Pieter Var Goote (1589) en Jan Vaermuelene (1503), allen vermeld bij de Flou, Wdb. IV, 789, 793; XV, 1185. Te Kortrijk: Var Cruce | |
[pagina 272]
| |
(1545) en Varmeersch (1574), in Bull. Oudh. Kring Kortrijk, V, 84 en 105. Zoo zien we dan overal, in de 16e eeuw, namen met ver en van der, naast en door elkaar, gebruikt worden. Hetzelfde geschiedt met de van- en van den-namen: van den Damme wordt van Damme. Maar we krijgen nu ook, als producten van nog grooter taalverwarring en slordigheid: van Beeck, van Elst, van Couter, en ook van Geertruyen, van Lijsbethen. Men beschouwt al die praefixen als onderling verwisselbare bestanddeelen van familienamen, met alleen nog een psychologische waardenuanceering die wel eens zeer bewust optreedt. Van der en van den lijken correcter, plechtiger wijl vollediger, dus voornamer en deftiger. Onze oude adellijke families geven hun van der niet prijs en thans nog worden de graven van der Burch, van der Noot, van der Stegen en van der Straten onder den echtsten, ouden autochtonen adel gerekend. Er zijn geen oude adellijke geslachten die een ver-naam dragen! De eerzuchtige burgerfamilies van de 16e eeuw volgden het voorbeeld na. De Versaren's, die het tot hoogbaljuw van 't Land van Waas brachten, haastten zich hun naam in van der Saren om te zetten. De Vernimmen's die ‘meester in de rechten’ werden en later tot den adel verheven werden, alsmede deze die hoogschepen van 't Land van Dendermonde geraakte in 1539, werden van der Nimmen, terwijl hun mindere bloedverwanten te Hamme en Moerzeke, eenvoudige, democratische Vernimmen's bleven. Zoo namen ook de rijk geworden Vermarien's uit Gent den plechtigen naam van der Marien aan. De Vercleren's uit St Pieters-Leeuw, die een heerlijkheid hadden kunnen koopen, heeten voortaan van der Cleren. De Brabantsche van der Hasselt's, pachters op 't Hof te Bollebeek, werden in de wandeling wel Verhasselt en soms nog meer familiair Hasselman geheeten; op hun grafzerken nochtans lieten zij steeds voluit van der Hasselt beitelen. Die dualiteit in de namen bleef voortduren tot laat in de 17e eeuw en soms nog in de 18e. Wie in de oude parochiale doop- en overlijdensregisters opzoekingen gedaan heeft, weet wel dat hij, bij 't opmaken van een familiegeschiedenis, met het bestaan van die wisselvormen in de praefixen steeds moet rekening houden. Andere namen nog vertoonen, in de 16e eeuw, wijzigingen van denzelfden aard. Zoo is daar de interessante, maar weinig | |
[pagina 273]
| |
talrijke reeks namen van het type der KinderenGa naar voetnoot(1), waaronder ook eenige metronymica, zooals der Weduwen, der Moyen, der Meyerssen. Hier ook geschiedden suffixverwisselingen en we bekomen aldus van der Kinderen, Verkindere, Verbloemen (uit der Bloemen), van der Moyen, Terweduwe en dgl. De namen afgeleid van een hofnaam aangeduid met daar (afwisselend met ginder), zooals van daar achtere (van Ginderachter), van daar boven (van Ginderboven), uitgesproken van der Achtere, van der Boven, worden Verachter, Verboven. In die nieuwsgezinde 16e eeuw, die gaarne gevestigde tradities opgaf, zijn alle veranderingen aan de namen, alle onderlinge contaminaties mogelijk. De persoonsnamen, die reeds zoovele generaties oud waren, hadden trouwens hun beteekenisinhoud al lang verloren. Hier, zooals elders, kon men zeggen: What is in a name? De herkomst van de familie, uitgedrukt in de plaatsbepaling die volgt op van, werd niet meer aangevoeld, evenmin als het beroep of de kenschetsende hoedanigheid uitgedrukt in andere namen. Een deftig burger kon de Boeve of de Roover heeten, een schooier, de Rijcke of de Keyser; een lange, rijzige man de Corte of de Cromme, een klein, ineengekrompen mannetje, de Langhe of de Stercke. Men lette daar niet eens meer op, al evenmin als thans. Maar het taalgevoel verzwond ook daarbij: in Brabant kapte men overal de slot-e weg, zooals het normaal mocht in de Hertogh, de Jaegher, maar abnormaal opvalt in de Wit, de Groot, de Crom. Voor het bewaren van andere slot-e's, die normaal moesten wegvallen, toonde men zich echter zoo angstvallend behoudsgezind dat men er den klemtoon ging op leggen en namen bekwam met een onnatuurlijk, vreemd uitzicht, als Steppé (dat normaal Step moest worden en inderdaad geworden was, vgl. den genitiefvorm Steps), Raspé, Rogghé, Poppé en dgl. De familienamen worden niet | |
[pagina 274]
| |
meer beschouwd als woorden die in de algemeene taal thuishooren. Zij vormen voortaan een afzonderlijke categorie, die een leven leiden op zichzelf, met eigen onbewust opgekomen, dikwijls zonderlinge wetten als de boven aangehaalde. Tegenover de phonetische, normale ontwikkeling die zich op den volksmond nog laat gelden, treedt een soort remming te voorschijn gesteund door een willekeurige schriftelijke noteering. Een eerste organische vervorming, die onmiddellijk intreedt wanneer ver gesubstitueerd wordt aan van der (althans in Brabant waarin begrepen de Kempen) is de willekeurige epenthese van n bij de woorden die uitgaan op e (Verbeken, Verhagen, Verhoeven, Vercouteren, Verschuren), zoodat die woorden het uitzicht krijgen van een meervoud. Wij meenen dat zulks gebeurde om de analogie met de metronymica, die uiteraard meest alle op n uitgingen (Veraeghten, Verbelen) nog verder door te voeren. Op hun beurt worden de namen, waarin van der bewaard bleef, door dit stelsel gecontamineerd, en we krijgen nu van der Beken, van der Hagen, enz. In de 16e eeuw breidde die mode zich uit tot de van den-namen en we hebben voortaan: van den Berghen, van den Bempden, van den Branden, enz. In Westvlaanderen geschiedde zulks niet: namen zonder slot-n zijn specifiek Westvlaamsch (Verhaghe, Vercruysse, Vercoutere). Omgekeerd reageerden de Brabantsche van den-namen, waarin de slot-e weggevallen was (b.v. van den Broeck) op de van der- en ver-namen, en dit gaf dan vormen als Verbeeck, Verhoef, Vermeir, Verschuer. Er moet ook een min of meer bewuste drang tot uiting gekomen zijn om de namen met praefix ver- het uitzicht te geven van een afleiding van een plaatsnaam. Het klassieke middel daartoe was de toevoeging van een t (naar analogie met zeer bekende namen als Verbiest, Verelst, Verhulst). Zoo ontstonden de vormen Verbesselt (uit Ver Besselen), Verachtert, Verkindert, Verschaffelt, Vermunicht, enz. Of een naam geraakte geheel onkennelijk: te Brussel werd Ver Heylweghe veranderd in Verhalewijck en Van Halewijck; Ver Hildegarden, in Van Hullegaerden. In de verbazende taalverwarring, in zake geslachtsnamen, lijkt - althans in Zuid-Nederland - het gevoel voor het grammatisch geslacht nog het best stand te houden. Niet zoo in 't Noorden. Namen als van der Berg, van der Boom, van der Ende, van der Hout, | |
[pagina 275]
| |
Verdam, Verkerckhove, zijn in het Zuiden nauwelijks denkbaar. Wel zijn er dubbelvormen (van den; van der, ver) wanneer het geslacht van het naamwoord in het gewone taalgebruik veranderde; en dit bewijst dat men wel gevoel had voor een grammatisch geslacht. Zoo vinden we, in de Kempen, van in 't begin van de 15e eeuw, van den Loe naast van der Loo (waaruit van Looy en Verlooy), van den Zande naast van der Zande, van den Hoeke naast van der Hoeke. In Vlaanderen krijgen van der Cruyse (Vercruyse), van der Coutere (Vercoutere), bijvormen van den Cruyse, van den Coutere, wanneer het gebruikelijk geslacht van cruys en coutere, dat aanvankelijk vrouwelijk was, respectievelijk onzijdig en mannelijk geworden was. Soms verschilt het geslacht van streek tot streek; zoo is er een gebied waar men van den Vekene zegt, in een ander van der Vekene. Hetzelfde met van den Stichele en van der Stichele, van den Perre en van der Perre, van den Spieghele en van der Spieghele en meer andere. In Noord-Nederland werd het verbogen lidwoord den van onzijdige naamwoorden dikwijls vervangen door het: van 't Hoff, van 't Kruis, van 't Landt, van 't Loo, van 't Park, van 't Veer, van 't Wel, van 't Woud, zijn specifiek Noord-Nederlandsche geslachtsnamen. Zoo ver ging men ten onzent niet. Uit deze voorbeelden kan men zien dat er, uit de studie van de familienamen, ook wel wat te leeren valt betreffende het grammatisch geslacht van een aantal woorden in de oudere volkstaal. Het groot nut van zulk onderzoek zal wel blijken te zijn: de bepaling en de verklaring van de woorden zelf die eenmaal gediend hebben om familienamen te vormen. De hier besproken soort van namen is wellicht de meest verspreide onder onze Nederlandsche geslachtsnamen. Voor enkele die onmiddellijk klaar schijnen, als Verbeke, Vermeulen, Verstrate, zijn er nog zeer vele die nog nooit op bevredigende wijze konden verklaard worden. Wat beteekenen b.v. Vercoullie, Verdeyen, Vermeylen, Verschaeve? Wat Vermunicht, Vermorcken, Vervloesem, Verfaillie, Verpoylt, Verdring, Vernieuwe, Vervarcke, Verstuyft, Versnaeyen, Verschraghe, Verspaille! Om klaarheid te scheppen was het noodig de metronymica te schiften van de namen waarin een plaatsaanduiding schuilt. De methode door de toponymisten met goeden uitslag gevolgd, nl. de oudste vormen op te sporen en goed gelocaliseerd en gedateerd materiaal te verzamelen, is de eenige die hier uitkomst | |
[pagina 276]
| |
kan brengen. Wij zijn dan dien weg opgegaan en hopen eerlang methodisch bewerkte namenlijsten te kunnen voorleggen. Wij meenen dat ook de toponymie door dit werk zal gediend worden.
Laken, 15 April 1940. |
|