doctorstitel honoris causa deden verleenen als ‘de studiis Reynardensibus optime meritum’. De menigvuldige oorspronkelijke bijdragen en ontdekkingen welke hij leverde voor de Reinaert-Kennis zijn als baanbrekend te beschouwen. Naast en rond zijn Reynaert-werk, liepen zijn wetenschappelijke opzoekingen over geheel ons middeleeuwsch literair bezit van Veldeken en ‘Van den Bere Wisselau’ tot aan de strijdliteratuur van de 16e eeuw met Marnix van Ste Aldegonde en Anna Bijns’ wier roem hij, - zooals Pater Van Mierlo zich uitdrukte bij de viering van den 70e verjaardag van Leonard Willems - in het buitenland heeft verkondigd en wier eer hij gewroken heeft’.
De Heer Willems werd niet door zijn voorstudies uitsluitend voorbestemd en nog minder beperkt tot deze literair historische studies. Hij was doctor in de staatkundige wetenschappen van de Hoogeschool te Brussel, daarna werd hij doctor in de rechten te Gent. Maar de dubbele liefde, welke hij van zijn vader, den bekenden hellenist Prof. Alphonse Willems had meegedragen, de liefde voor de geschiedenis der letteren, als uitdrukking en drager van het cultuurleven der volken - en de liefde vooral voor onze eigen moedertaal, hebben hem steeds gedreven naar het gebied, waar hij zich zoozeer als wetenschappelijk man heeft onderscheiden.
Onze Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal en Letteren heeft van dezen wetenschappelijken arbeid de schoonste vruchten genoten. Geen lid is milder geweest met mededeelingen, beoordeelingen, lezingen, en zijne bijdragen waren steeds van het beste gehalte. Hij was tevens de meest oppassende onder ons en zijn onuitputtelijke dienstvaardigheid was steeds bereid om elke opdracht te aanvaarden en elken collega ter hulp te komen. Het welzijn van de Vlaamsche Academie was zoo innig verbonden met zijn dagelijksche bezigheden en bezorgdheid dat Mevrouw Willems van hem zelf getuigen kan dat hij slechts leefde voor zijn vrouw, zijn kinderen en onze Academie. In zijn dankwoord op de hulde hem door de Academie en zijn vrienden gebracht op zijn 70e verjaardag, besloot de Heer Willems met deze woorden: ‘Mijn laatste krachten zal ik trachten aan te wenden om in de Academie werkzaam te blijven. Ik zal mijn best doen, met de bescheiden middelen waarover ik beschik om het prestige onzer Academie hoog te houden’. Hij heeft deze belofte in haar letterlijke en ruimste beteekenis tot het uiterste vervuld. Zijn