Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1937
(1937)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 497]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De openbare catalogus in de Amerikaansche bibliotheek
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 498]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het behandelde onderwerp is van dien aard dat het ook buiten de engere vakkringen aandacht verdient. We durven verhopen dat de wijze van behandeling die breedere belangstelling niet schaden zal en dat het werk iets moge bijdragen om gebeurlijk onze openbare catalogi, zij het ook maar in enkele bijkomstigheden, handiger te maken.Ga naar voetnoot(1) J.F.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InleidingDe Amerikaansche openbare bibliotheek is er eerst en vooral om des lezers wil: geen bewaarplaats van curiosa in vorm van kostbare werken of in den persoon van een ‘kruidje-roer-meniet’ bibliothecaris of beter gezegd ‘boekbewaarder’. De Amerikaan ‘gelooft’ in de rol en beteekenis van de openbare bibliotheek: gevolg van zijn geloof in ‘kunnen’ dat - niettegenstaande zijn pragmatischen inslag - toch gebaseerd geacht wordt op het mysterieuze ‘kennen’. De Amerikaansche openbare bibliotheek wordt dan ook beschouwd als een noodzakelijke openbare instelling die een integraal deel uitmaakt van een degelijke ingerichte maatschappelijke orde. In het boek ligt een rijke bron verholen van geestelijke en verstandelijke verrijking, zoowel als van materieelen voorspoed. Wat elders het monopolium was en dikwerf bleef van financieel of sociaal beter bedeelden, moest in een op democratischen grondslag ingerichte samenleving als het Amerikaansche gemeenebest onvermijdelijk zóó ingesteld worden dat het voor elk voor hoogere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 499]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontwikkeling vatbaar lid van de betrokken gemeente een vrij gemeen goed worden kon. Het in de praktijk doelmatig omzetten van die stelling verklaart meteen het ontstaan, de inrichting en den bloei van het Amerikaansch openbaar bibliotheekwezen. Minder schril, maar daarom niet heelemaal weg te cijferen, is de tegenstelling tu schen hun en ons hooger bibliotheekstelsel, al is het dat de ‘internationale’ van de wetenschapswereld de verschillen min of meer heeft geniveleerd. Het moet nochtans elk onbevooroordeeld toeschouwer opvallen dat de belangstelling die een universiteitsbibliotheek - het centrum van den ‘Campus’ - in de Staten te beurt valt van den kant der faculteit zoowel als van dien van de studenten, wel gunstig afsteekt tegen de ontmoedigende apathie of de misopvattingen die soms in zekere onzer academische middens heerschen. Dit vindt zijn verklaring bij ons eenerzijds in het feit dat de rijke private boekenverzamelingen van sommige professors deze ontslaat - men leze liever: ontsloeg - van gedurig een beroep te doen op het gemeen boekenbezit der universiteit; anderzijds in de hier nog in zwang zijnde onderwijsmethodes, die niet van den student het vrij aanzienlijk persoonlijk werk eischen dat van den Amerikaanschen ‘college’ of ‘graduate student’ gevergd wordt, en die dezen alzoo meer dan zijn overzeeschen collega, dwingen gestadig de door den professor systematisch aangeduide bibliografie op eigen houtje geheel of gedeeltelijk door te werken. Het bibliotheekbezoek is dan ook in de Staten veel drukker dan bij ons, wat men er ook over vertellen moge! Wegens de haar gestelde hoogere eischen kan de bibliotheek en bijzonder de openbare boekerij zich dan ook niet tevreden stellen met het volgen van een tamme politiek van zuiver receptieve bedrijvigheid. Ze moet den lezer aanhalen en door alle middelen van een rationeele moderne bibliotheekorganisatie moet ze de binnen hare muren opgeborgen documentatieschatten doen kennen en ze ter gereede beschikking van hare cliënteele stellen. Lezers werven en ze doelmatig dienen moge in eerste instantie de leuze van de openbare boekerij zijn, ook de universiteitsbibliotheek speelt op den ‘campus’ een opvoedenden rol van ongemeen belang. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 500]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Publiciteit wordt niet geschuwdGa naar voetnoot(1), maar het doelmatig en practisch dienstbetoon blijkt niet minder de belangstelling van de betrokken middens gaande te maken. Lectuurlijsten worden ontworpen en verspreid binnen en buiten de muren van de boekerij; voordrachten worden in de ‘lecture halls’ en ‘clubs rooms’ van de boekerij ingericht; met raad en daad staan de ‘reference librarians’ en hunne assistenten paraat om elk lezer mondeling of schriftelijk bij te staan. Het boek wordt tentoongesteld niet alleen in de vitrines die in de halls, gangen en de speciaal daartoe aangelegde zalen opgesteld werden, maar zelfs in de uitstalramen die in de voorgevels worden ingebouwd. Het boek wordt vrijelijk over de ‘delivery desk’ of uitreikingsbureau heen ter inzage of in bruikleen gegeven. Zelfs meer, duizenden banden - buiten de gewone verzamelingen van de klassieke handbibliotheken - staan in de verschillende zalen ter gereede beschikking in het onmiddellijk en rechtstreeksch bereik van elken lezer; toegang tot de boekenbergplaatsen, waarin de werken systematisch opgesteld zijn, wordt zelfs op breede schaal aan de cliënteele toegestaan. Dit alles neemt echter niet weg dat ook daar in de bibliotheken de openbare catalogus, de sleutel van het boekenbezit, een van de concreetste en onontkoombare uitingen vormt van dit veelvormig pogen: het voorhandene boek- en tijdschriftenmateriaal den lezer bij te brengen. De auteurs- en titelcatalogus vormt natuurlijkerwijze de grondvorm van alle andere catalogi. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 501]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk I.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 502]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De openbare auteurs- en titelcatalogus moet zoo volledig en zoo nauwkeurig mogelijk den staat en de standplaats van het boekenbezit der bibliotheek weergeven, om het publiek en het bibliotheekpersoneel toe te laten zich te vergewissen van wat de bibliotheek bezit en om vervolgens het terugvinden mogelijk te maken van een bepaald werk in de ontzaglijke boekenmassa op de bibliotheekrekken voorhanden. Waar de catalogus in een van deze twee opzichten in gebreke blijft moet de bediening van den lezer en den regelmatigen gang der diensten onvermijdelijk tijdroovende verwikkelingen met zich sleuren die zich in het oneindige herhalen. De degelijkheid van een bibliotheekinrichting, zoowel als die van het boekbestand der boekerij, weerspiegelt zich het getrouwst in haren catalogus. Men kan zich moeilijk een beteren toetssteen van hare practische of onbeholpene organisatie indenken. Naast dezen catalogus, die men gewoonlijk kortheidshalve ‘den alphabetischen catalogus’ noemt, vindt men dan nog dikwijls in onze Europeesche boekerijen trefwoorden- of systematische catalogi, die het geheel, soms echter maar een gedeelte van de boeken- en tijdschriftenverzamelingen van de bibliotheek bestrijken. In de Amerikaansche boekerijen echter treft men doorgaans maar één catalogus aan, nl. den encyclopaedischen, waarin, min of meer naar het voorbeeld van een encyclopaedisch woordenboek, in één enkele alphabetische woordorde, auteursnamen, anoniemen zoowel als titels van werken, waarvoor een auteurstitelbeschrijving voorhanden is, én trefwoorden gerangschikt staan. Het is een specifiek Amerikaansche uitvinding die ook hier op het vasteland stilaan overtuigde aanhangers vindt. Bij mijn weten is er hier te lande nog geen enkele belangrijke bibliotheek die deze in 1870 door C.A. Cutter ontworpen en schematisch uitgestippelde methode verwezenlijkt heeft. Het probleem van de verschillende catalogi stelt zich in de U.S.A. voor den lezer niet, want bijna alle bibliotheken - de uitzonderingen zijn uiterst zeldzaam en, de John Crerar Library te Chicago, Ill. ter zijde gelaten, niet belangrijk - stellen hun publiek slechts dien enkelen encyclopaedischen catalogus ter beschikking. Men wenscht b.v. iets meer te weten over een auteur die plots de aandacht van het publiek op zich en op zijn werk getrokken heeft. Men zoekt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 503]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onder zijn naam in den encyclopaedischen catalogus der bibliotheek en vindt daar denkelijk een reeks exemplaren van de geestesproducten van dezen held vermeld met, onmiddellijk daaropvolgend, een serie steekkaarten (gewoonlijk rood op snee) die aanduiden welke werken over dienzelfden auteur de boekerij ter onmiddellijke beschikking van het publiek stellen kan. Men hoeft naar geen methodischen catalogus te vragen, waarvan men dan nog immer het min of meer ingewikkeld symbolensysteem kennen moet; geen bibliographieën vallen er na te slaan; de bibliothecarissen en andere bibliotheekbedienden kan men ongemoeid laten: een eenvoudige opzoeking in den catalogus volstaat om met 100% zekerheid te weten of de bibliotheek ja dan niet werken van en over den auteur of over een ander personage of feit, dat iemands belangstelling gaande maakt, ter lezing of in bruikleen kan voorleggen en welke werken daarvoor in aanmerking komen.
***
Elke volledige titelbeschrijving, die voor den auteurs- en titelcatalogus bestemd is, omvat verschillende deelen: nl. het hoofd- of rangwoord, de eigenlijke titelopgave, het impressum, de collatie en de signatuur. Daarbij komen soms nog bibliographische nota's, die den lezer op sommige wetenswaardigheden over den inhoud of over de uitgave zelf wijzen. Het hoofd- of rangwoord is het eerste-plaats-bepalend element voor het rangschikken van een titelbeschrijving in den auteurs- en titelcatalogus. Dit deel van de titelbeschrijving wordt dan gewoonlijk zóó geplaatst dat het onmiddellijk in 't oog valt. Gewoonlijk bestaat het rangwoord uit den familienaam, met voornaam of voornamen en/of andere vaste identificeerende gegevens, zooals het geboorte- en sterftejaar van den schrijver. Bij anonieme of als dusdanig behandelde werken wordt het gevormd door een volgens een code catalographische regels te bepalen deel dat aan het titelblad, gewoonlijk aan den titel zelf, ontleend wordt. Dat in een systematischen of trefwoordencatalogus die plaatsbepalende rol vooreerst overgaat op het systematisch index, resp. het trefwoord, valt nauwelijks te betoogen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 504]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De titelopgave vormt natuurlijk in het algemeen de volgens vaste regels weergegeven titel die op het titelblad voorkomt. Het impressum, dat gewoonlijk drieledig is, omvat de aanduiding van plaats(en) van uitgave, den naam van uitgever(s) en jaar van uitgaveGa naar voetnoot(1). Daarop volgt een beknopte aanduiding van het aantal deelen, van het formaat, van den omvang van het werk en gebeurlijk van het voorkomen van de belangrijkste illustreerende elementen uit de uitgave. Dit gedeelte is de collatie. De signatuur is eenvoudigweg een letter- en/of cijfercombinatie, die ook op het werk zelf wordt aangebracht, en die de plaats aanduidt waar de band op de rekken van de bibliotheek thuis hoort.
Naast deze volledige titelbeschrijvingen vindt men dan nog in een catalogus verwijzingen, hetzij bijzondere, hetzij algemeene verwijzingen. Een ‘bijzondere verwijzing’ is een hulpaanduiding nopens een werk of uitgave, die, ingeschakeld onder een ander rangwoord als dit van de eigenlijke volledige titelbeschrijving van een bepaalde uitgave, den lezer verwijst naar deze bepaalde hoofdtitelbeschrijving. Zoo wordt er b.v. van den naam van hem die een heruitgave bezorgt, een werk inleidt, vertaalt of verlucht naar de hoofdtitelbeschrijving van deze publicatie ‘verwezen’. In bibliotheken waar de oorspronkelijke titelbeschrijving mechanisch wordt gereproduceerd, wordt logischerwijze ook voor deze ‘bijzondere verwijzingen’ dezelfde tekst of titelbeschrijving gebruikt als deze die geldt voor de hoofdtitelbeschrijving; alleen draagt men er zorg voor op deze genormaliseerde ‘standard’ kaart het passende bijkomstige rangwoord, waaronder elke ‘verwijzing’ zal ingeschakeld worden, bij te tijpen of handschriftelijk bij te voegen. Dit is dan ook het meest verspreid gebruik in de U.S.A. Inderdaad, de ‘unit card’ of steekkaart met gestandardizeerde titelbeschrijving, telkens dus volledig in hare catalographische onderdeelen, wordt op verschillende exemplaren getrokken om in de catalogi telkens onder een ander passend en naderhand toe te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 505]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voegen hoofdwoord of rangschikkend element ingeschakeld te worden. Het best gekende type daarvan is de door de Library of Congress, de nationale bibliotheek van de Noord-Amerikaansche Unie, te koop gestelde steekkaart. Deze kaart omvat, naast de gewone volledige en uiterst verzorgde titelbeschrijving van een werk, onderaan in kleinere druk een of meer trefwoorden, telkens voorafgegaan door een Arabisch cijfer, en tevens de voor ‘verwijzingen’ te gebruiken hoofdwoorden, voorafgegaan door een Romeinsch cijfer. Links onderaan vindt men de beginletter of merkteeken van de bibliotheek die de steekkaart op de markt brengt, en rechts onderaan met cijfers- en lettersymbolen die door haar gebruikte systematische classificeering; daaronder het volgnummer van de steekkaart, voorafgegaan door de tientallen van het jaar dat ze gedrukt werd (dit laatste met het oog op het vergemakkelijken van het bestellen van exemplaren van de steekkaart door andere bibliotheken). Sinds ettelijke jaren wordt op de Library of Congress kaart ook het index van de decimale indeeling der wetenschappen onderaan toegevoegd, dit omdat het Dewey stelsel in de meeste volksbibliotheken, die het groot afzetgebied voor de Library of Congress steekkaarten vormen - in 't geheel hebben ze te Washington 3.900 vaste klanten - het Dewey stelsel voor het plaatsen van hunne werken op de rekken in de boekenbergplaats als basis nemen. Wordt nu een dergelijke ‘unit card’ met het haar passend rangwoord als ‘bijzondere verwijzing’ in den encyclopaedischen catalogus ingeschakeld, dan wordt ze daar terecht ‘added entry’ genoemd, wat zooveel beteekent als ‘bijgevoegde titelbeschrijving’. In bibliotheken echter, waar een mechanisch reproductieprocédé voor de steekkaarten niet in zwang is dragen deze ‘bijzondere verwijzingen’ natuurlijk ook het hun passend rangwoord, maar verder bestaan ze enkel uit het rangwoord van de hoofdtitelbeschrijving, de korte titelopgave, het ingekort impressum en de signatuur van de treffende uitgave. Een ‘algemeene verwijzing’ is gewoonlijk een bondige verwijzing van een rangwoord waaronder geen titelbeschrijvingen voorkomen naar een rangwoord onder hetwelk de gewenschte gegevens kunnen gevonden worden. In de Staten heet zulks een ‘see reference’. Daar spreekt men ook van een ‘see also reference’. In feite is dat een verwijzing van een rangwoord (dat als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 506]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
trefwoord gebruikt wordt) dat op een of meer voorhandene volledige titelbeschrijvingen voorkomt naar een ander rangwoord waaronder men gewoonlijk nog een reeks andere titelbeschrijvingen aantreft van werken waarvan de inhoud verband houdt met de behandelde stof die onder het rangwoord van de eerste reeks gezocht en gevonden werd.
***
Terloops wijzen we er hier reeds op dat de openbare catalogi in de Staten, zonder uitzondering, op steekkaarten worden aangelegd. Deze steekkaarten (0,075 × 0,125 m.), op een metalen stang gespiest, worden gerangschikt in kleine laden en ter gereede beschikking van het publiek gesteld. Catalogi in boekvorm worden nergens bijgehouden en de in Europa soms nog voorkomende ‘kousebandcatalogus’Ga naar voetnoot(1) - waarin afzonderlijke papieren strookjes of langwerpige kaarten, met elk een titelbeschrijving er op, in pakjes samengebundeld worden - zijn er onbekend.
***
Elke bibliotheekinrichting omvat drie wezenlijke bestanddeelen: nl. het boek, het publiek en de diensten. Voor elk dezer moeten er dan ook geëigende lokalen of ruimtegroepen aangelegd worden: nl. het boekenmagazijn, de openbare zalen en de werklokalen voor het personeel. De moeilijkheid bij den aanleg van elken bibliotheekbouw bestaat eenerzijds in het tot stand brengen van organische verbindingen tusschen deze drie verschillende ruimtegroepen en anderzijds in het verzekeren van een rationeele schikking van de verschillende onderdeelen in elke groep. Vooreerst wijzen we er op dat in de U.S.A., in algemeenen regel, de openbare catalogus niet in de leeszaal wordt opgesteld zooals dat in sommige onzer grootste Europeesche bibliotheken het geval is. De Library of Congress echter vormt hier een uit- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 507]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zondering: de openbare catalogus werd daar inderdaad ook in de leeszaal ondergebracht. In de Newberry Library te Chicago, Ill., die in een thans verouderd model van bibliotheekbouw is ondergebracht, (bouw, die in Amerika doorgaat als de eerste gedeeltelijke verwezenlijking van het ‘departmental type’ van bibliotheek, oorspronkelijke opvatting die echter onder den druk der omstandigheden noodgedwongen verlaten werd), heeft men zich verplicht gezien, voorloopig althans, de cataloguskasten langs de wanden van een smalle gang naast de groote leeszaal op te stellen. Vermeldenswaard is hier echter ook een tendenz die zich voordoet in sommige ‘college’ bibliotheken, die deze laatste jaren opgericht werden, de openbare catalogi in de leeszaal zelf onder te brengen. Hoofdzakelijk geschiedt dit wel om bezuinigingsredenen: het toezicht wordt merkelijk vereenvoudigd, en met een beperkt publiek, wordt de stoornis en hinder, die het opstellen van den catalogus in de leeszaal zelf met zich brengt, tot een minimum herleid. Zoo werd b.v. de catalogus in de Dinand Library van het Holy Cross College te Worcester, Mass. in een alkoof van de leeszaal, dicht bij den ingang en vlak bij het algemeen uitreikingsbureau aangebracht. Anderzijds echter zijn er ook maar enkele bibliotheken waarin een speciaal lokaal enkel en alleen voor het opbergen van den catalogus werd aangelegd en ingericht. Vernoemen we toch de New York Public Library, waarin de ontzaglijke cataloguszaal een soort voorhal van de leeszaal vormt; de Detroit Public Library, waar hij een soortgelijke rol speelt en een gelijkaardige ligging heeft; de Cleveland Public Library, waar de cataloguszaal aan een leeszaal paalt, maar ten slotte veel minder gunstig gelegen is. Een vrij populaire oplossing, die vaak in volks- en in universiteitsbibliotheken wordt toegepast, bestaat in het opstellen van den openbaren catalogus in hetzelfde lokaal waarin het algemeen uitreikingsbureau voor het overhandigen van alle ter inzage of in bruikleen gevraagde banden (delivery desk) werd aangebracht. Aldus wordt de openbare catalogus, die voor het publiek den sleutel vormt van het boekenbezit van de bibliotheek, ingeschakeld op het punt waar boek en publiek worden samengebracht, namelijk tusschen het boekenmagazijn, waaraan zich het uitreikingsbureau onmiddellijk aanleunt of met hetwelk het in rechtstreek- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 508]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sche verbinding staat, en de leeszalen of uitleenzaal waarin het boek ‘gebruikt’ wordt. Bij het meer materieele werk van het uitreikingsbureau sluit zich logischer wijze de voorlichtende en leidende werking aan van het inlichtingsbureau. Ook deze dienst vindt er alle baat bij den catalogus in zijn onmiddellijk bereik te hebben. Inderdaad, voor het informatiebureau, dat ten dienste staat van den doorsnee lezer of van het publiek dat schriftelijk of telephonisch inlichtingen tracht in te winnen, stellen zich dezelfde problemen als deze die een gewoon bibliotheekbezoeker, die zich op eigen houtje van den openbaren catalogus bedienen wil, in dit verband op te lossen heeft. Om verplaatsingstijd en -moeite uit te sparen dringt zich dus het onderbrengen van dien dienst in de onmiddellijke nabijheid van den openbaren catalogus logischerwijze op. Het aanleggen van één enkele zaal voor den openbaren catalogus én voor het algemeen uitreikingsbureau van de bibliotheek dringt zich om zeggens des te meer in de U.S.A. op daar in de meeste openbare en universiteitsbibliotheken het boek niet in de leeszaal aan den lezer wordt afgeleverd maar over het uitreikingsbureau of ‘delivery desk’ heen aan den bibliotheekbezoeker wordt overhandigd. Hoe zich dat in werkelijkheid omzet leert een vluchtige kijk op het plan van welke moderne universiteitsbibliotheek in de Staten ook. Daaruit volgt dat men, na opzoekingen in den openbaren catalogus, zijn aanvraagbulletijn invult, het bij de ‘delivery desk’ inlevert en een drie à vier minuten wacht; de naam van den ‘lezer’ wordt dan afgeroepen, ofwel verschijnt het hem gegeven identificeerend volgnummer op een lichtbord en de band wordt hem overhandigd: de leeszaal waar hij het werk kan inzien ligt op de zelfde verdieping als het uitreikingsbureau, soms echter op een zekeren afstand, zooals b.v. in de universiteitsbibliotheek in Illinois te Urbana. Ill. Onwetendheid nopens deze nochtans in de Staten overal ingeburgerde praktijken verklaart de ongewettigde kritieken die sommige Europeesche vaklui in verband met de plannen en den aanleg van Amerikaansche universiteitsbibliotheken somtijds opperen. Anderzijds ligt in die gansch bijzondere bibliotheekorganisatie de verklaring van het gevaar dat het onbesuisd overnemen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 509]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plaat 1. Cambridge, Mass. Widener Bibliotheek. Harvard Universiteit. Cataloguszaal.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 509]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van een Amerikaansch plan voor een Europeesche instelling opleveren kan. In een van de jongste bibliotheekbouwen in ons land, waarin de invloed van het typisch plan van de Amerikaansche universiteitsboekerij uit diezelfde jaren onmiskenbaar is weer te vinden, kan men zich immers thans ‘de visu’, vergewissen van de ongelukkige gevolgen die het oncritisch toepassen van dit patroon op een gelijkaardige Europeesche instelling met zich kan slepen, omdat die ongare overplanting van een in de U.S.A. min of meer aanvaardbaar plan hier faliekant moet uitvallen, wijl ze geen rekening houdt met gansch andere gewoonten en toestanden dan degene die dit plan in Amerika wettigen.Ga naar voetnoot(1). Bij het bepalen van de plaats waar de openbare cataloguszaal in de algemeene economie van het plan van de bibliotheek moet aangelegd worden spelen twee factors een rol van wezenlijk belang: 1) de te scheppen verhoudingen tusschen deze zaal en de andere openbare lokalen; 2) de tot stand te brengen verbinding tusschen de cataloguszaal en de werklokalen, bijzonder de lokalen van de afdeeling aanwinsten en die van de catalogiseer-afdeeling. Wat de ligging van de cataloguszaal in verband met den aanleg van de bijzonderste leeszalen en het lokaal van den uitleendienst aangaat dringt zich de oplossing als van zelf op: nl. de cataloguszaal moet op dezelfde verdieping als deze openbare zalen en in rechtstreeksche verbinding met hen ingericht worden. Dat het publiek zoowel als het bibliotheekpersoneel, die beiden voortdurend dit werkinstrument bij de hand moeten hebben, bij dergelijke oplossing alle voordeel vinden, valt nauwelijks te betoogen. In alle moderne bibliotheekgebouwen in de U.S.A. werd natuurlijk aan dezen elementairen eisch voldaan op welke bibliotheekverdieping ook de bijzonderste leeszaal werd aangebracht. Vermeldenswaard in dit opzicht is wel het feit dat men er op uit geweest is in de jongste bibliotheekbouwen de leeszaal gelijkvloers aan te leggen; het statige maar ruimte-verspillende trappencomplex wordt meer en meer verlaten; de leeszaal wordt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 510]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op straatniveau gebracht en het in- en uitloopen daarbij vergemakkelijkt. Bij het verbreeden of het aanleggen van dubbele machtige trappenvluchten in de Amerikaansche universiteitsbibliotheken had men vroeger voornamelijk op het oog het snel vol- en leegloopen der leeszalen, gedurende de enkele momenten van de rustpoos tusschen twee colleges in, te bespoedigen. Het ruimteverlies door dien statigen aanleg was echter te groot dan dat men niet naar een andere oplossing zoeken zou. Waar de ligging van de bibliotheek en de configuratie van het terrein het eenigszins toelieten werd de straat en de leeszaal door een opzuigende ingang samengeklonken. De Nationale Bibliotheek te Bern, de Landsbibliotheek te Fulda en, in een zekere mate, de Stedelijke bibliotheek van Toulouse vormen op het Vasteland, de eerste practische omzettingen van dit princiep. De Staten kunnen wijzen op de grootscheepsche verwezenlijking van Yale en op de luxueuse illustratie van dien bouwaanleg in de nieuwe bibliotheek der rechtsfaculteit van de Universiteit van Michigan te Ann-Arbor, nl. de William W. Cook Legal Research Library, of in de prachtige Baker Memorial Library van Dartmouth College in Hannover N.H. (1926-1928). Te Cleveland loopt men slechts een negental trappen op, landt in de voorhalle aan, en slaat links om, om in een langwerpig lokaal den algemeenen openbaren catalogus te vinden. De algemeene catalogus is nog veel gemakkelijker te vinden in de nieuwe (1933) Enoch Pratt Free Library te Baltimore, Pa. Dit repertorium is op het gelijkvloers (dat op hetzelfde niveau als de stoep ligt) ondergebracht, achteraan in de ruime centraal gelegen ‘Hall’ van één verdieping. De nieuwe openbare boekerij van Rochester, N.Y. wordt volgens een gansch gelijkaardig plan opgericht. Op deze wijze is het cataloguslokaal gemakkelijk toegankelijk voor het onafgebroken in- en uitloopend publiek (4-5 duizend personen per dag in sommige druk bezochte openbare boekerijen), en tevens ligt het in het onmiddellijk bereik van al de lezers die in één van de 9 rond deze ‘Hall’ ingerichte speciale leeszalen - deze volksboekerij is een van de best geslaagde verwezenlijkingen van het Departmental type - lectuur zoeken willen. De catalogiseeringsafdeeling ligt ongelukkiglijk op de tweede verdieping. In Yale waar de bibliotheekarchitectuur herinneringen op- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 511]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
roept van een kathedraal - kloosterGa naar voetnoot(1) - wolkenkrabber - loopt men de voorhal binnen. Als in het geteemsde licht van een ijle gothische kerk schieten de wit-grauwe pijlers omhoog. Op den achtergrond rijst als een altaar het donkereiken ‘delivery desk’, geflankeerd door zware kandelabers in smeedijzer. Alles schijnt er op ingericht te zijn om den bezoeker te misleiden. Men waant zich veeleer in een majestatische universiteitskapel (die zich op elken ‘campus’ verheft) dan in de openbare cataloguszaal van een universiteitsbibliotheek. Nergens treft dan ook dit conflict tusschen functie en vormgeving zoo zeer als in dit onderdeel van deze bibliotheek. Het ‘hoofdportaal’ eens binnen, vindt men links den ingang van het ‘Reserve bookroom’, of leeszaal voor de ‘undergraduates’, rechts de ‘Linonia & Brothers room’ een soort ‘clubzaal’ ingericht voor ontspanningslectuur. De ‘middenbeuk’ dient als doorgang; de ‘dwarsbeuk’ leidt links naar de algemeene leeszaal (die paralleel met het schip naar de ‘kerk’ loopt) en rechts naar de tijdschriftenzaal en andere bijzondere studie- of tentoonstellingszalen. De beide ‘zijbeuken’ zijn bestemd voor het opstellen van de kasten van den openbaren catalogus. Voorloopig echter is de linker ‘zijbeuk’ alleen door cataloguskasten ingenomen. Uitstalramen voor tijdelijke tentoonstellingen werden hier ondergebracht.
***
Van niet minder belang is de ligging van het lokaal van den openbaren catalogus in verband met het onderbrengen van de belangrijkste diensten van de bibliotheek, nl. den dienst van aanwinsten en de catalogiseeringsafdeeling. Geen van deze diensten kan degelijk werk verrichten zonder een gestadig gebruik van dit noodzakelijk volledig repertorium van wat de bibliotheek bezit, te weten den openbaren catalogus | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 512]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of de replica er van, den ‘officieelen catalogus’ of catalogus der bibliothecarissenGa naar voetnoot(1). Ten gevolge van den omvang van de betreffende lokalen, nl. de bijzonderste openbare zalen eenerzijds en de voornaamste werklokalen anderzijds, moet de oplossing die gekozen wordt met het oog op het scheppen van hetzij horizontale, hetzij verticale verbindingen tusschen die werklokalen aan den eenen kant en de openbare cataloguszaal aan den anderen kant een diepen weerslag hebben op de algemeene economie van het plan van de boekerij. Hoofdzaak is en blijft dat die verbindingen zoo kort en zoo gemakkelijk mogelijk wezen. Inderdaad, daar de openbare catalogus in vele bibliotheken op een voorbeeldig-volledige wijze aangeeft wat de bibliotheek bezit en zelfs, in sommige gevallen, op gekleurde speciale kaarten bondig aanduidt wat laatst besteld werd, is deze openbare catalogu de aangewezen plaats om zich, vóór elke nieuwe bestelling van werken, te vergewissen of ja dan niet een bepaald ter aanwinst voorgestelde uitgave werkelijk mag aangeschaft worden, zonder in de bibliotheek gebeurlijk ongewenschte, wijl overtollige, doubletten binnen te smokkelen. Eén opzoeking door den aanwinstendienst in één enkel licht te bereiken centraal repertorium geeft dus onmiddellijk de noodige waarborgen en ontslaat bijgevolg het personeel van het omslachtig en tijdroovend werk van een gebeurlijk dubbele opzoeking in den openbaren catalogus eenerzijds en in een eigen speciaal orderregister, op steekkaarten in de aankoopafdeelingen zelf, anderzijds. Zelfs daar waar een ‘officieele catalogus’ bestaat, maar waar afschriften van de boekorders in den openbaren catalogus, en daar alléén ingeschakeld worden, verliest deze beschouwing niets van hare waarde of practisch belang. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 513]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die centrale en gemakkelijk te bereiken ligging van den openbaren catalogus dringt zich nog meer op voor de eigenlijke catalogiseeringsafdeeling zelf, al tracht men het gewild of ongewild euvel van een tamelijk opvallenden afstand tusschen beide soms te verhelpen door het opmaken en regelmatig bijhouden van een officieelen catalogus. En hier komt men tot de kern van het vraagstuk waarvan men hier te lande het bestaan zelfs niet schijnt te vermoeden. De perscampagne der laatste jaren rond het bouwen van een nieuwe rijksboekerij te Brussel en de daaropvolgende beweging om het nationaal gedenkteeken ter eere van Koning Albert in vorm van een nationale bibliotheek te verwezenlijken heeft, op een onverhoopte wijze, aan menigen leek of zelfs vakman uiteenzettingen van zijn opvattingen op stuk van bibliotheekwezen ontlokt die hoogst beteekenisvol, zelfs in opzicht van het beperkt probleem dat ons hier bezig houdt, kunnen genoemd worden. Welke anonieme ‘technicus’ durfde het niet aan in een hoofdartikel van de ‘Vingtième Siècle’ van 10 Juli 1934 de volgende onthutsende verklaring af te leggen, nl. dat ‘ce travail des rédacteurs du Catalogue peut se faire à peu près n'importe où’? De uitleg? - Eenvoudig omdat hier nog de meening ingang vindt dat men een catalogus verder uitbouwen kan zonder voorafgaandelijk onderzoek van wat de bibliotheekcatalogus reeds behelst; met andere woorden, men handelt alsof elke nieuwe aanwinst doelmatig catalographisch kan beschreven worden, onafhankelijk van elke andere titelbeschrijving, die reeds in den catalogus zou voorhanden zijn. Zoo men zich een oogenblik los kan maken van het hier soms onder leeken nog zóó diep ingekankerd denkbeeld, dat catalogiseeren neerkomt op het eenvoudig overpennen, in een min of meer conventioneele opeenvolging, van sommige elementen die op het titelblad voorkomen, dan moet zelfs een gewoon niet-vak-man onmiddellijk inzien dat dergelijke praktijk, gesteund op die ‘isolatietheorie’ die elke nieuwe titelbeschrijving opvat als een afgeronde en afgesloten eenheid in verband met het te beschrijven werk alleen, eenvoudig weg alle voordeelen over het hoofd ziet die uit het oordeelkundig zich ten nutte maken van het resultaat van vroeger reeds moeizaam geleverd werk kunnen getrokken worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 514]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enkel van uit den gezichtshoek van gezonde werkeconomie beschouwd, staat men bij een dergelijke werkmethode voor een practisch en systematisch negeeren van de ‘in potentia’ in het reeds afgedane werk neergelegde nuttige aanknoopingspunten, wat op zijn zachtst uitgedrukt bevreemdend voorkomen moet en wat in feite, bijzonder bij catalographisch werk, waar een gave continuïteit en eenvormigheid volstrekt vereischt worden, tot de onhebbelijkste gevolgen leiden moet. Anderzijds moet men daaruit opmaken dat elke titelbeschrijving hier te lande beschouwd wordt, niet als een eenheid die voorbeschikt is, om - in eerste instantie door de plaatsbepalende kracht van de vorm van haar rangwoord -, in een conventioneel, maar juist dààrom klaar bepaald verband in den catalogus ingeschakeld te worden, maar als iets afgesloten, iets volledig op zich zelf, iets absoluut dat alleen en uitsluitend vorm krijgt in functie van de uitgave die het vertegenwoordigt, afgezien van het doel zelf waarvoor het bestaat, nl. om in een catalogus (dat is, een geordende veelheid van onderling plaatsbepalende titelbeschrijvingen) zijn standplaats in te nemen. Dergelijke catalographie, die aldus in het ijle geschiedt en die dikwerf gepaard gaat met het reeds zoo vaak aan de kaak gestelde in gebreke blijven op stuk van het systematisch toepassen van een stel uitgebreide officieele catalographische regels (wat hier te lande zelfs niet bestaat), vormt een van de grondoorzaken van de betreurenswaardige verwarring in onze bibliotheekcatalogi. In de Staten wordt geen titelbeschrijving van een werk aangelegd zonder voorafgaandelijk onderzoek, gewoonlijk door een speciaal personeel, hetzij in den openbaren, hetzij in den officieelen catalogus naar het aldaar voorkomen van een voor het boek in kwestie bruikbare steekkaart of, bij onstentenis van deze, van een gelijkvormig reeds gebruikt rangwoord. Deze stelregel, alsmede het logisch-daarmee-verband houdend aanvullend verder doorgedreven onderzoek in andere bio- en bibliographische bronnen door den catalograaf zelf of door den classificeerder gedurende het verder verloop van het opstellen van de volledige steekkaart, stellen noodzakelijk een herhaaldelijk naslaan van één van die catalogi voorop, wat redelijkerwijze met zich brengt dat de officieele catalogus, waar het noodig geacht wordt dien bij te houden, in het catalogiseeringslokaal wordt opgesteld, terwijl men overal, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 515]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waar een officieele catalogus ontbreekt, er naar streeft den openbaren catalogus op dezelfde verdieping in de onmiddellijke nabijheid en het rechtstreeksche bereik van ditzelfde bureel onder te brengen. Typisch illustreerende voorbeelden hiervan vindt men in de jongste universiteitsbibliotheken, o.m. Dartmouth College (1926-1928) te Cincinnati (1930) te Rochester (1931) te Evanston (1932). In de nieuwe bibliotheek van de University of Cincinnati (geopend in Juni 1930) ligt het lokaal van den openbare catalogus in den elboog gevormd door twee vleugels, waarvan er een ingenomen wordt door de catalogiseeringsafdeeling - en de aanwinstenafdeeling, (onderling gescheiden door de ‘Bibliography room’), en de andere door de algemeene leeszaal. Resultaat: de openbare catalogus staat in het onmiddellijk bereik van lezers en personeelGa naar voetnoot(1). Dezelfde schikking kan men weervinden in de nieuwe University of Rochester Library (gebouwd in 1920-1930). Even gelukkig moet men de oplossing heeten die aan dit probleem gegeven werd in de nieuwe Charles Deering Library (1932) van de Northwestern University te Evanston, Ill.Ga naar voetnoot(2) of in de Baker Memorial Library at Dartmouth College in Hanover, N.H.
***
Het tot stand brengen van de verkeerswegen tusschen de openbare cataloguszaal eenerzijds en de voornoemde afdeelingen (nl. aanwinsten en catalogiseering) anderzijds kan natuurlijk verwezenlijkt worden, hetzij door het scheppen van een rechtstreeksche horizontale verbinding door een onmiddellijk naast elkander opstellen van deze lokalen op hetzelfde niveau, hetzij door het verzekeren van een verticale verbinding die men zoo gemakkelijk en zoo kort mogelijk zoekt te verwezenlijken door het onmiddellijk boven elkander plaatsen van deze lokalen. Wordt deze laatste oplossing radicaal ook voor het onderbrengen van andere diensten doorgevoerd dan komt men tot de vaak toegepaste formule van het horizontaal compartimenteeren van de boekerij in schijven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 516]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of verdiepingen, die elk op hunne gansche vloeroppervlakte (de soms voor het boekenmagazijn bestemde ruimte die het gebouw op zijn gansche hoogte gedeeltelijk in beslag neemt, niet te na gesproken) hetzij door openbare, hetzij door werklokalen worden ingenomen. De andere oplossing echter, nl. deze der rechtstreeksche verbindingen op hetzelfde niveau, waarvan we zooeven enkele typische voorbeelden vernoemden, leidt bijna noodzakelijk tot het compatimenteeren van het gebouw in verticale schijven, waarvan elk weer geheel, maar ditmaal dus van onder tot boven, hetzij door openbare, hetzij door dienstlokalen wordt in beslag genomen. Het verwezenlijken van aanpalende lokalen op hetzelfde niveau voor den openbaren catalogus en voor de aanwinstenen catalogiseeringsafdeeling is natuurlijk de optimum oplossing die na te streven valt met het oog op het tot stand brengen van gemakkelijke en korte onderlinge verbindingen. In de praktijk stoot men hier echter vaak op andere (haast onoverkomelijke) moeilijkheden. De thesis van de wenschelijkheid van het inrichten, onmiddellijk naast elkander, van de openbare cataloguszaal en van de catalogiseeringsafdeeling hoe theoretisch juist en hoe voordeelig ze practisch uitvalt is niet altijd te verzoenen met de andere vereischte die gesteld wordt, n.l. een klare scheiding van openbare en dienstlokalen door te voeren, althans in dezer voege dat de wegen van het publiek nooit met die van het personeel samenvallen of zich met hen kruisen. Inderdaad, bijzonder daar waar het beschikbaar gestelde bouwterrein maar smal uitbalt, wordt het harmonisch uitwerken van een doelmatige verzoening van de opgedrongen oplossing en van de ideëele formule een haast onmogelijke taak. Heeft men dan nog oog voor de haast onvermijdelijke uitbreiding van deze twee cellen in het bibliotheekorganisme (nl. de openbare cataloguszaal en de lokalen der actieve diensten) dan wordt het verklaarbaar waarom in meer dan één belangrijke bibliotheek, waar de plaatsruimte betrekkelijk gering uitviel of waar de hooge oorspronkelijke bouwkosten een anders mogelijken horizontalen aanleg verboden, de radicale oplossing aangenomen werd de bijzonderste actieve bibliotheekdiensten op een andere verdieping dan deze die door de openbare lokalen ingenomen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 516]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plaat 2. Openbare Bibliotheek van Cleveland, Ohio. De begane grond.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 517]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt, te verleggen. De meeste typische jongste voorbeelden hiervan vormen de Los Angeles Public Library ingehuldigd op 15 Mei 1926, de Detroit Public Library (gebouwd van 1915 tot 1921) - ingehuldigd op 3 Juni 1921; de Cleveland Public Library (plan opgemaakt in 1916, gebouw ingehuldigd op 6 Mei 1925), de Enoch Pratt Free Library te Baltimore, Ma (geopend in Februari 1933), The Rundel Memorial Building, de nieuwe openbare bibliotheek van Rochester, N.Y. (plans van 1933). De indrukwekkende Sterling Memorial Library van Yale University te New Haven wordt somtijds vernoemd als het voorbeeld van de ideale verzoening van het horizontalisme en het verticalisme, en dit op breede schaal. Dit moet echter in dezer voege opgevat dat de breed opgevatte horizontale aanleg aangenomen werd voor bijna alle belangrijke openbare en dienstlokalen, terwijl het loodrecht massief concentreeren van de boekenverzamelingen in den bonkigen hoogbouw van het boekenmagazijn werd doorgevoerd. Het is het logisch toepassen van deze twee oogenschijnlijk tegenstrijdige formules in twee klaar afgescheiden wezenlijke bestanddeelen of spheren van de boekerij dat den geslaagden rationeelen aanleg van het geheel mogelijk maakte. Hier moet echter onmiddellijk aan toegevoegd worden dat de geweldige afmetingen van de betrokken lokalen alsmede de uit eenloopende verscheidenheid der in te schakelen diensten, zich onmiddellijk gewroken hebben: zoodanig zelfs dat de voordeelen van de gave horizontale ‘nevenschikking’ gevaar loopen in 't gedrang te komen. Volgens het eerste plan zou logischerwijze de openbare catalogus in de onmiddellijke nabijheid van de catalogiseering- en aanwinstenafdeeling worden opgesteld. In feite viel echter de verwerkelijking van het ten langen laatste aangenomen plan gansch anders uit. Deze twee voornoemde werkcentra werden heelemaal aan de andere zijde van den bouw ondergebracht, en wel op zulkdanigen afstand van den openbaren catalogus, dat men zich verplicht zag, vóór het betrekken van den nieuwen bouw, een replica van den ganschen catalogus te vervaardigen, die als ‘officieele catalogus’ zou kunnen gebruikt worden, maatregel die zich opdrong, wou men het vlot en snel verloop van de werkzaamheden van deze twee afdeelingen in de toekomst handhaven. Wat ook de toegepaste formule zij, altijd en overal komt bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 518]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het aannemen van de bouwschikking het onmiskenbare streven tot uiting zooveel mogelijk de afstand (horizontaal of verticaal) tusschen den openbaren catalogus en de catalogiseeringsafdeeling van de boekerij tot een minimum te herleiden. 't Is gedeeltelijk dezelfde opvatting nopens de innige afhankelijkheid van alle catalographische beschrijvingen onderling dat het wenschelijk, zoo niet noodzakelijk is een zoo verscheiden en rijk mogelijk materiaal precedenten op stuk van titelbeschrijvingen als helpende informatiebron den catalograaf ter beschikking te stellen, die o.m. verklaart waarom in de Library of Congress de omvangrijke ‘Union Catalog’ of Centrale Catalogus voor de Staten onmiddellijk naast de Library of Congress Catalogue Department wordt opgesteld. Het over het hoofd zien of het onderschatten van de voordeelen van een dergelijke onderlinge schikking der lokalen of het ondergaan van sommige servitudes van een anderen dan een zuiver bibliotheconomischen aard verklaren dat zelfs in meer dan een betrekkelijk nieuwen bibliotheekbouw die logische ineenschakeling der lokalen niet met de gewenschte logica werd doorgedreven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 519]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk II.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 520]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
theek herleiden laat, kunnen prat gaan op een aanleg die zulke voorkomendheid overbodig maakt.Ga naar voetnoot(1) Zooals in een groot ‘Office building’ bij den ingang in de hall een ‘Directory’ hangt waarop men den bezoeker de ligging van de bureelen van alle firma's, huizen of organismen die in het gebouw hunne diensten ondergebracht hebben op een eenvoudige wijze per verdieping en deurnummer kond doet, staat er in elke belangrijke universiteits- zoowel als openbare bibliotheek onmiddellijk aan de ingangspoort een bord waarop de namen der verschillende lees-, werk- en dienstzalen alphabetisch zijn aangebracht met de daarnaast gegeven inlichting over verdieping en zaalnummer. Een feit staat vast, overal heeft men ongehinderd en zonder de minste formaliteit van welke contrôle ook te moeten ondergaan vrijen toegang tot den catalogus, die men daar dan ook terecht den ‘public card catalog’ of openbaren catalogus heeten kan. Ieder ‘bezoeker’ kan bijgevolg zonder wie ook maar te moeten lastigvallen zich vergewissen van wat de bibliotheek van een zeker auteur of over een speciaal onderwerp hem ter inzage of in bruikleen geven kan. Het is maar in gansch uitzonderlijke gevallen dat men verplicht is beroep te doen op de bereidwilligheid van de bibliotheekbeambten om sommige gegevens in te winnen over het ja dan niet voorhanden zijn van een werk in de boekerij. Doch verder meer daarover! En zegge dat er bij ons in 1936 nog universiteitsbibliotheken bestaan, waar zelfs het publiek de geheimzinnige tooverkastjes met steekkaarten niet eens hanteeren mag, maar telkens gehouden is bij een navraag over een werk de hulp in te roepen van een bibliotheekbeambte, die alleen over het catalog usapparaat van de bibliotheek beschikken mag! *** | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 521]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over 't algemeen bevindt zich de openbare catalogus in een ruim vertrek. Bij den aanleg en bouw van deze lokalen heeft men bijzonder in de laatste bibliotheekbouwen speciaal aandacht geschonken aan het voorzien en voorbehouden van de nuttige plaatsingsruimte voor de noodzakelijke uitbreiding, onontkoombaar gevolg van den organischen groei van de boekenverzameling zelf. In weinige bibliotheken is de openbare cataloguszaal zoo indrukwekkend als deze van het Reference Department van de New York Public Library. In het geweldige lokaal dat ca. 25 m. in 't vierkant meet, dus ongeveer 625 m2 beslaat staat de steekkaarten-catalogus in laden langs de vier wanden opgesteld. Aan den oostkant van de zaal, rechtover den dubbelen ingang gaapt de deur van de algemeene leeszaal, zoodat het publiek gedraineerd wordt tusschen twee rijen hooggepoote smalle met geplet kurkbelegde tafels, die links en rechts van dezen doorgang opgesteld werden. Bijna halverwege rechts van dien doorloop bevindt zich de zware langs de vier zijden te benaderen ‘desk’, operatiebasis voor de twee, drie bibliotheekbeambten. In de meeste bibliotheken is het gansch ladenstel in hout. Te Cleveland heeft men deze meubels op de gansche lengte onderaan langs den vloer met een smallen koperen band belegd om ze tegen het letsel van het ongenood aanstooten van voeten te beschutten. Elders is die plint vaak in marmer. Wat het plaatsen van de meubels zelf betreft is het moeilijk één vasten stelregel uit de gebruikelijke opstelling af te leiden. In de New York Public Library nemen ze de gansche beschikbare wandruimte in, alleen de twee dubbele poorten en de deuren van een viertal openbare telefooncellen. verbreken de gave vlakken der voorkanten der laden. In de nieuwe boekerij van de University of Cincinnati werden ze zelfs in de muur ingebouwd, niet zoozeer om ruimte te winnen, dan wel om redenen van sobere architectuur en zindelijkheid. Het huidig gebruik helt echter oogenschijnlijk meer en meer over naar het opstellen in enkele of dubbele rij naar gelang de noodwendigheid van dubbele meubels - met kastjes langs beide lange zijden toegankelijk - parallel met het zijdelings binnenvallend daglicht. In meer dan eene hooge uitgestrekte openbare cataloguszaal, waar gedurende de lange winteravonden een voldoende sterke algemeene ononderbroken belichting te kostelijk zou uitvallen heeft men, buiten een zachte centrale zaalbelichting, zooals b.v. in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 522]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Harvard, bovenaan op de gansche lengte van elk meubel een door den bezoeker zelf aan elk uiteinde gemakkelijk aan te ‘trekken’ electrische belichting aangebracht. Parallel met de dubbele kastenmeubels staan er hooge smalle langwerpige tafels, gewoonlijk met geplet kurk belegd, waaraan rechtsstaans te schrijven valt, wat bij gewone opzoekingen in het steekkaartenstel handiger uitvalt dan de gewone werktafel die hier te lande soms naast den openbaren catalogus wordt opgesteld! In de nieuwe universiteitsbibliotheek te Cincinnati hebben deze hooggepoote tafels op een veertigtal cm. onder het eigenlijk schrijfblad nog een tweede ligplank of tweede dek wat den studax toelaat daarop zijn boekentasch te plaatsen gedurende het naslaan van den catalogus. Oordeelt hij die langere of meerdere nota's nemen wil, (welker opname meer tijd in beslag nemen zou dan het vluchtig overpennen van een paar signaturen en titels of het vlug naslaan van enkele steekkaarten) dat een lang staan hem moeilijk vallen zal, enkele hooggepoote driepikkels met ringen onderaan voor stut en steun der voeten staan hem immer bij elke tafel ter beschikking en leveren hem het gezochte, zij het ook sommaire, confort! Een paar draaien brengt het ruglooze op schroefvijzen gestelde zitvlak op de gewenschte hoogte. Maar ook gewone lagere en breedere schrijftafels zijn voorzien, die gewoonlijk aangebracht werden in de onmiddellijke nabijheid van vreemde in boekvorm gestelde catalogi, die ter beschikking van het publiek in de algemeene openbare cataloguszaal werden opgesteld. In enkele universiteitsbibliotheken (o.a. Yale; Harvard, Cincinnati) is dat bibliographisch materiaal in een aanpalend vrij toegankelijk lokaal ondergebracht. Op elke tafel wordt den lezer goedjongstig in een klein houten bakje twee soorten ‘bestel-’ of ‘aanvraagkaartjes’ ten gerief en gebruike opgesteld: lichte voor de werken, die ter inzage in de leeszalen zelf worden aangevraagd, de andere, ietwat steviger, voor het aanvragen van werken voor de uitleening. Stippen we hier even aan dat in tal van bibliotheken in verband met het invullen van deze aanvraagkaarten men, om wille van de blijkbare wenschelijkheid over duidelijke gegevens te beschikken, de lezers verzoekt de vereischte inlichtingen niet in loopend schrift te geven maar wel in kapitalen. Soms wordt dit verzoek op het formulier zelf in druk aangegeven; in andere gevallen wordt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 523]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dit bericht aangeplakt op elk bakje waarin de formulieren vrij ter beschikking van het publiek staanGa naar voetnoot(1). Een op elke tafel vastgeketend potlood is de redding voor hem die er zonder schrijfgerei zou aanlanden, terwijl er op een licht te ontdekken plaats een automaat bij het eenvoudig insteken van een ‘penny’ U een maatje inkt toemeten zal voor het vullen van uw gebeurlijk droog geloopen vulpen. In de meeste bibliotheken - de Library of Congress vormt hierop één van de eenige uitzonderingen - wordt het boek den lezer op de door hem in de leeszaal betrokken plaats niet aangebracht. Integendeel, de boeken - zoowel deze die ter eenvoudige inzage ter plaatse zelf aangevraagd werden als deze die ter uitleening worden ‘besteld’, worden door den lezer of door den ontleener zelf aan het ‘delivery desk’ of uitreikingsbureau afgehaald. Dit laatste - rechtstreeks aanleunend bij het ‘magazijn’ of boekenbergplaats - bevindt zich dan ook in de onmiddellijke nabijheid van den openbaren catalogus.Ga naar voetnoot(2) Door het personeel van dit uitreikingsbureau wordt er gewoonlijk een volledigen staat gehouden van de werken die, hetzij in lezing, hetzij in bruikleen of behandeling (boekbinderij) zijn er bijgevolg hunne gewone in den catalogus aangeduide plaats niet betrekken. Met andere woorden, het stel der aldaar volgens de signaturen gerangschikte uitleenbulletijns vormt een soort correctief op den openbaren catalogus op stuk van de reëele plaatsbepalende waarde van de door hem geleverde signaturen. Het logisch gevolg daarvan is de ingevoerde praktijk, die in bibliotheken met een geweldigen boekenomzet - als groote volksbibliotheken en universiteitsboekerijen - thans in voege is, nl. dat voordat het door den lezer of ‘ontleener’ afgegeven bestelbriefje door de ‘pneumatische’ den betreffenden post in het magazijn wordt toegezonden, in dit onafgebroken aangevuld en uitgewied stel bulletijns wordt nageslaan of het werk wel degelijk ter gereede beschikking staat. Dit onderzoek levert dus bijna oogenblikkelijk bescheid of de lezer of ‘ontleener’ doelmatig zal kunnen bediend worden; het vergemakkelijkt de contrôle om de werken waarvan de toege- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 524]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stane uitleenperiode voor een- en denzelfden lezer zou verstreken zijn, te ontdekken; het spaart de ‘loopjongens’ in de boekenbergplaatsen veel nutteloos geloop, en vertraagt in feite slechts in een zeer geringe mate het tempo van het aanbrengen van het gevraagde werk. Het valt buiten het bestek van deze studie uit te weiden over de zoo hoog geschatte rol van den ‘reference librarian’ in de boekerij. Het belang dat, bijzonder in de openbare boekerij, gehecht wordt aan de rol van den bibliothecaris op het stuk van het verstrekken van bibliographi che inlichtingen (i.e. practische vingerwijzingen om te achterhalen in welk werk of tijdschriftartikel deze of gene gezochte gegevens kunnen gevonden worden), brengt nochtans niet mee dat men dezes in feite overwegend geesteswerk, dat hooge eischen stelt op stuk van algemeene ontwikkeling en uitgebreide bibliographische onderlegdheid, zou laten ontaarden in een werkprestatie die even zoo goed kon geleverd worden door het oordeelkundig aanwenden van sommige mechanische middeltjes, die een niet te misprijzen ontlasting van het personeel verzekeren kunnen, daar ze den lezer alle noodzakelijke practische inlichtingen over den aard en ‘gebruikswijze’ van den catalogus aan de hand doen en hem bijgevolg, in dit opzicht althans, automatisch ontslaan van het te pas of ten onpas inroepen van de hulp van den dienstdoenden ‘reference librarian’, Bijna overal wordt den lezer een klein handboekje in de handen gestopt waarin alle noodig geachte zakelijke inlichtingen over de inrichting en de werkzaamheden van de bibliotheek worden gegeven. Daarin vindt men dan ook een bondige beschrijving van het aantal en den aard der openbare catalogussen en van de wijze waarop men zich daarin kan terugvinden. Terloops zij hier bijgevoegd dat dank zij het bestaan van een nationale code catalographische regels en de daaruit vloeiende standardizatie der titelbeschrijvingen en dank zij het feit dat de meesten van kindsbeen af bibliotheken bezochten het Amerikaansche publiek het in dat opzicht wel een beetje gemakkelijker heeft dan dit bij ons het geval is. Zakelijk nuchtere practische gegevens, bondig en klaar voorgelegd vullen de enkele bladzijden die den lezer goedjongstig worden toegeschoven, en op een paar oogenblikken doorloopt men dit van alle overbodige literatuur ontdane bescheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 525]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In feite omvat dit soort ‘handboekjes’ natuurlijk wel wat meer dan de enkele practische vingerwijzingen over de voorhandene openbare catalogussen. Bondig worden daarin op onmiddellijk practisch nut berekende inlichtingen verstrekt over de openingsuren, het aantal leeszalen, uitleenformaliteiten, etc.Ga naar voetnoot(1). Men beelde zich dus niet in dat het hier gaat over een lijvigen band, met foto's van lokalen en van hun versiering, of met fascimile's van sommige der in de Amerikaansche bibliotheken met gerechtigde fierheid bewaarde schatten. Dergelijke ‘toeristenliteratuur’ ontwikkelde zich rond de vogue van elk pronkgebouw dat één van de rijke openbare of universitaire boekerijen huist. Elk bibliotheekcomité, dat deze laatste jaren het optrekken van een nieuwen bouw patroneeren kon, hield nog ettelijke honderden dollars over om de uitgave van een rijkelijk geïllustreerde beschrijving van het gebouw en een uitvoerig relaas van de inwijdingsof openingsceremoniën te bekostigen. In bibliotheken als o.m. in de Library of Congress, een van de wijd en zijd bekende toeris tische aantrekkelijkheden van de federale hoofdstad, Washington D.C. - een gemiddeld aantal van 1 millioen ‘sightseers’ doorloopen ze jaarlijks - vindt men soms een ‘stand’ waar zichtkaarten en een uitvoerige, met platen luisterrijk versierde, bro- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 526]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
chure over het gebouw en zijn weelderige versiering verkocht worden.Ga naar voetnoot(1) The New-York in de New York Public Library ligt vrij tot elkeens beschikking een dubbel bladje (12 × 17,5 cm.) ten gerieve van toeristen: ‘For Sightseers at the Central Building’. Te Indianapolis pleegt men eveneens een ‘folder’ onder den omslag ‘The Indianapolis Public Library. Guide. Philosopher. Friend.’ vrij uit te deelen en daarin leest de bezoeker een beschrijving van ‘The Central Library Building’ en ‘Interesting Library Facts’. Te Detroit is een rijk verluchte brochure over de bibliotheek eveneens in omloop: ‘Library Service. Special Number. June 15.1922. Revised December 1924. Detroit Public Library. Information for Readers and Visitors’, met een bijvoegsel over de geschilderde ramen en een en ander over de fresco's. Cleveland gaf een werkje uit over de bibliotheek ter gelegenheid van de inwijding van het gebouw op 6 Mei 1925. Philadelphië deed het zelfde als ‘souvenir’ van de ‘Exercices at the opening of the main building’ op 2en Juni 1927. Los Angeles Public Library gaf insgelijks in 1927 een beschrijvend ‘Handbook of the Central Building’ uit van de hand van Faith H. Hyers. Sinds 1916 verscheen er al een gansche reeks uitgaven van het mooi geïllustreerd werkje over de ‘Boston Public Library’ met als ondertitel ‘A Handbook to the Library Building. Its mural decorations and its collections’. Niet minder verkeerd zou de voorstelling zijn, moest men zich inbeelden in den gewraakten Gids voor lezers een vrij gedetailleerde historische schets te vinden van de wisselvalligheden die het betrokken gebouw en boekenverzamelingen doorgemaakt hebben. Inderdaad, er ontbreken geenszins uitgebreide studies waarin uitvoerig de geschiedenis van sommige bibliotheken met alle noodige omhaal en vereischt bewijsmateriaal of bibliographisch apparaat wordt uiteengezet. De geschiedenis van de New York Public Library door Mr. H.M. LydenbergGa naar voetnoot(2) en die van de Li- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 527]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
brary of CongressGa naar voetnoot(1), om alleen die twee maar te noemen, leveren het bewijs dat ook die tak van vakliteratuur er met eere beoefend wordt. Wel ontvangt men er soms ‘tweeslachtige’ als b.v. de ‘John Crerar Library Handbook 1929’ die eenerzijds bondige historische schets bevat en anderzijds een practischen leidraad levert. In feite echter vormen gelijkaardige publicaties uitzonderingen.
***
Loopt men nu de zaal van den openbaren catalogus binnen, dan vindt men langs de muren, boven op de meubels en op de tafels bordjes of aanplakbrieven waarin dezelfde bondige verklaringen verstrekt worden. Te Chicago in de Universiteitsbibliotheek staan er zoo boven op de meubels in lijsten gevatte aanplakbiljetten, een onder de hoofding ‘The Dictionary Catalog’ en het andere onder den titel ‘How to obtain books’. In Evanston hetzelfde. Te Cleveland heet dat: ‘How to use this catalog’ en ‘Key to location of books’. Tegen elk meubel in Princeton hangt een bordje ‘Location of Books’. Dit laatste vormt niet alleen een bondige verklaring van het toegepaste classificeeringstelsel maar is terzelfder tijd een topographische beschrijving van de boekenbergplaats. In universiteitsbibliotheken waar het verleenen van vrijen toegang tot het ‘magazijn’ aan professors en sommige studenten een gebruik is, zijn dergelijke vingerwijzingen over de opstelling der verschillende vakken onmisbaar. Wijselijk besloot men dan ook in de Widener Bibliotheek van de Harvard Universiteit elkeen die toegang had tot de ‘stacks’ een kleine handige ‘folder’ te schenken waarop soortgelijke verklaringen verstrekt werden. Trekt men nu een steekkaartenbakje uit dan vindt men, in algemeenen regel, in elke lade minstens één van de gekleurde steekkaarten met uitspringend kopje waarop de hoofding ‘How to use this catalogue’ in kapitalen gedrukt staat, en dat weer in bijna letterlijk dezelfde bewoording deze onderrichtingen herhaalt. Doch daarover verder! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 528]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die immer en overal zich uitende voorkomendheid om het oogenschijnlijk ingewikkeld werk van de ‘boekerij-cliënteele’ te vergemakkelijken, wettigt dan ook gedeeltelijk het herhaald beroep op de welwillendheid en zelfs op de daadwerkelijke medewerking van de lezers om de orde zooveel mogelijk te helpen handhaven. Zoo b.v. in de New York Public Library werd in elke lade tegen den binnenwand van de achterkant een plakbriefje gekleefd waarop geblokletterd staat: ‘Vriendelijk verzoek na beëindigen uwer opzoeking deze lade terug op plaats te zetten’Ga naar voetnoot(1) In Columbia University staan er boven op de meubels en op de schrijftafels bordjes opgesteld: ‘NA GEBRUIK CATALOGUSLADEN TERUG OP PLAATS ZETTEN, A.U.B.’Ga naar voetnoot(2) Wat nu de rangschikking van de steekkaartenbakjes in de meubels betreft is de verticale ordening van deze laden de overal doorgevoerde plaatsing, in tegenstelling met de horizontale schikking aan de welke men hier te lande bijna overal de voorkeur schijnt te geven. Wat dus beduidt dat wanneer zich bij ons de horizontale rijen van zes à acht bakjes van links naar rechts (tot aan den uitersten rechter zijkant van elk meubel) opvolgen, en de alphabetische ordening per meubel dus de gewone woord- en regelordening op de gedrukte bladzijde volgt, de Amerikaansche bibliotheken de loodrechte schikking (telkens van boven naar onder) verkiezen. Het eenige oogenschijnlijke voordeel van een gelijkaardige praktijk is de daaruit vloeiende klare en opvallende begrenzing van elke serie, nl. de top en voet van elk meubel, terwijl bij ons het onmiddellijk naast elkaar plaatsen van twee of zelfs meer gansch gelijk uitziende meubels niet altijd op den eersten blik aanduidt waar een meubel eindigt en bijgevolg waar een nieuwe verspringing in de alphabetische ordening der kastjes zich voordoet. Liggen in het inzicht in dit gering voordeel (?) van de verticale schikking de oorsprong en verklaring van het in de Unie thans overal heerschend gebruik, niemand schijnt thans in die beschouwing den uitleg of rechtvaardiging te zoeken van het vasthouden aan dit gebruik. Men krijgt veeleer den indruk dat het thans lijdzaam behouden er van grootendeels te verklaren valt door het doodgewoon involgen van een sinds jaren bij publiek | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 529]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en bibliotheekpersoneel ingeburgerde traditie. Aanvankelijk misleidend echter valt die schikking immer uit daar waar de onderste helft van oudere catalogusmeubels op een bijna volle ladelengte uitspringt, doordat men het meubel zoodanig bouwde dat de bovenzijde van dit onderdeel als schrijftafel kon gebruikt worden. In nieuwe meubels waarbij de inschuifplank een andere oplossing biedt, valt deze moeilijkheid, alsmede het bezwaar tegen het noodeloos beslag leggen op een overdreven vloeroppervlakte, weg. Onder meer in Detroit, in Baltimore en in Cleveland heeft men sommige meubels van den openbaren catalogus zoo ontworpen dat een schuifberd tusschen de 9e en 10e rij laden (van den vloer opwaarts geteld) heeft ingebouwd. Maar ook tegen het gebruik van een op schrijfhoogte geplaatst inschuif- of insteekblad wordt er tegenwoordig terecht geageerd. Het aanwenden er van noodigt onvermijdelijk den ‘lezer’ uit ietwat langer onmiddellijk vóór het meubel te blijven verwijlen, met het ongelukkig gevolg dat twee drie rijen kastjes voor andere ‘lezers’ tijdelijk moeilijk te bereiken vallen. In alle bibliotheken sluiten de loodrechte kastenrijen zich onmiddellijk aan elkander zonder eenige onderbreking aan. Nieuwsoortige meubels, met schuinliggende voorkant, waarin naast elke verticale rij laadjes er een vrij veld gelaten wordt - zooals die thans in sommige Engelsche boekerijen, o.m. in The London School of Economics, en in de Central Library te Sheffield, in voege zijn, zijn bij mijn weten, in de Amerikaansche bibliotheken niet in gebruik. In bibliotheken waar de meubeleering tamelijk nieuw is en waar de catalogus soms nog maar onlangs in nieuwe laden is ondergebracht heeft men de twee à drie onderste rijen kastjes onbezet gelaten om de latere opgedrongen uitbreiding van den catalogus gemakkelijker door te kunnen voeren. Minder eenvormigheid valt er te bespeuren in het aanwenden van allerlei middeltjes om een gemakkelijke en juiste her-opplaatsstelling van de gedurig aan gebruikte, en bijgevolg uitgetrokken, steekkaartenladen te verzekeren of tenminste in de hand te werken. De bekendste wijze is natuurlijk het aanbrengen in een metalen raampje aan den voorkant van elke lade van een wit bordpapieren rechthoekig plaatje met geblokletterde ingekorte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 530]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aanduiding van het eerste en laatste hoofdwoord der in dit bepaald bakje voorhandene steekkaarten. Om den tekst te beschutten wordt hij met een laagje schellakvernis overtrokken, ofwel met een celluloïdepapieren schutblad bedekt ofwel wordt hij eenvoudigweg achter die doorzichtige bescherming opgesteld. Ter aanvullende maar in 't oog vallende plaatsbepaling wordt de voorzijde van elk bakje met een volgnummer voorzien. De samenstellende cijfers van de aldus gevormde getallen worden nu eens normaal horizontaal naast elkaar geschreven, elders weer loodrecht onder elkander aangebracht. Tal van bibliothecarissen vergenoegen zich met deze twee gewone plaatsaanduidingen op den voorkant van elke lade. Sommigen vonden het echter nog raadzaam onmiddellijk naast het op het kastje aangebrachte nummer hetzelfde getal onder denzelfden vorm (i.e. de hun samenstellende cijfers horizontaal of resp. verticaal geschreven) op den stijl rechts van elke ladereeks, aan te brengen, in dezer voege dat de gebeurlijk verkeerde opplaatsstelling kan ontdekt worden, niet door vergelijking van het nummer van de lade met de getallen er boven of er onder, maar wel onmiddellijk door de in 't oog vallende discordantie tusschen het nummer op den stijl aangebracht en dit op het gebeurlijk vlak daarnaast misingeschoven kastje. Bij de loodrechte cijferopgave van elk getal schijnt het vlug ontdekken van elken misslag nog vereenvoudigd! Anderen echter oordeelen, en dikwijls terecht, dat deze sommaire middelen geenszins volstaan om eventueel een nalatig lezer of lid van het personeel attent te maken, en dit op een afdoend in 't oog springende manier, op een gebeurlijken misslag dien hij bij de weder-op-plaatsstelling van een lade op 't punt staat te begaan, noch om de in feite reeds voltrokken vergissingen onmiddellijk te laten ontdekken. Is dat gevaar voor een verkeerd inschuiven van de laadjes in kleinere of weinig druk bezochte bibliotheken betrekkelijk gering, of althans minder erg in zijn gevolgen, bij uitgebreide catalogussen die soms honderden laden in beslag nemen, kan een lichte onachtzaamheid of een bevlieging van kwade luim een gansche keten soms moeilijk terug te vinden misplaatsingen veroorzaken. Men verlieze ook niet uit het oog dat bij een doorloopende nummering van de kaartenlaadjes die volgnummers in sommige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 531]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gevallen tot in de duizenden zouden loopen, bijgevolg vier cijfers tellen zouden. Inderdaad tal van bibliotheken bezitten meer dan een millioen werken. Voeg daarbij dat door het overal (een paar uitzonderingen niet te na gesproken) opstellen van den openbaren catalogus in ‘encyclopaedischen’ vorm eenerzijds en het liberaal gebruik van ‘verwijzingen’ anderzijds, die eenige catalogus, die heel het boekbestand bestrijkt, daar waar wij somtijds twee onderling onafhankelijke alphabetische catalogi aanleggen (een op naam van auteurs en titels, een anderen op de trefwoorden), onvermijdelijk een onafgebroken reeks van duizenden laden vullen moet. Zoo zocht men dan zijn toevlucht in het aanwenden van een regenboog van kleuren en van een gansch arsenaal heraldische schildjes. Een schilderachtig, alhoewel oogenschijnlijk ingewikkeld voorbeeld daarvan, levert de openbare cataloguszaal van de New York Public Library. De laden langs de wanden opgesteld vormen een alleen door de twee rechtover elkaar gelegen dubbele deuren (die toegang tot de hall, resp. tot de leeszaal verleenen) en door 4 openbare telefooncellen onderbroken effen vlak van duizenden kastjes. Elk voorkantje van een lade draagt ietwat boven het eigenlijke midden een rechthoekig plaatje met de karakteristieke beginletters van het eerste en laatste rangwoord in de lade. Daaronder staat de knop van de leistang, en in den rechter beneden hoek een gekleurd schildje. Veertien loodrechte reeksen laadjes, elk van 22 laden, vullen één meubel. Alle identificeeringselementen (buiten het letter plaatje met fragmenten van de uiterste rangwoorden) bepalen zich tot de kleur, vorm en nummer van het schildje. Eén kleur voor elk meubel, één vorm voor elke loodrechte reeks in elk meubel, één volgnummer van 1 à 22 voor elk laadje in elke loodrechte reeks. Een verloren of verkeerd ingestoken kastje zal men dan ook gauw ontdekken: de kleur van het schildje verraadt onmiddellijk in welk meubel het thuis hoort, de vorm er van in welke reeks en het nummer op welke hoogte! Wit, blauw, groen, rood en geel zijn de opeenvolgende aangewende kleuren. Om de volgnummers van de laden niet in de hooge (en bijgevolg lange) getallen te doen oploopen herneemt men soms | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 532]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in andere boekerijen een nieuwe doorloopende nummering bij elk ander meubel dat zijn eigen hoofdnummer bezit. Zoo krijgt men dan de breukvormige aanduidingen:
1/1 ½, â…“ .... 1/25 1/26 etc; 2/1 2/2 2/3... 2/25 2/26 .....!;
In de Library of Congress worden verschillende middelen aangewend om de kastjes uit elkaar te houden. Het laatste werd ingevoerd in 1927. Naast het bordje met de differentieerende letterteekens voor de eerste en de laatste steekkaart - plaatjes, die elk dan nog in iedere loodrechte reeks afzonderlijk genummerd staan, - is er nog een algemeen wit volgnummer op een langwerpig zwart schildje in den rechter bovenhoek aangebracht, in dezer voege dat de samenstellende cijfers er van verticaal van boven naar onder geplaatst worden. Op den rechter stijl die twee loodrechte reeksen laden scheidt wordt telkens op de zelfde hoogte het gelijkvormig cijferplaatje aangebracht. Zoo heeft men dan:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 533]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Andere meubels hebben nog dezelfde nummering met dit eenig verschil dat de cijfers der getallen gewoonweg horizontaal worden aangeduid. Een derde combinatie is een minder ingewikkelde toepassing dan degene die in de New York Public Library in voege is. Te Detroit (zooals trouwens ook te New York) splitst een doorloop voor het publiek de openbare catalogus zaal in twee helften: het stel langs de vier wanden opgestelde laden wordt ingedeeld in vier groepen, onderscheidelijk herkenbaar aan de kleur, (blauw, rood, rose en groen) van het voor alle laden eenvormige schildje dat in drie panden wordt ingedeeld, waarvan het middenpand het volgnummer van het kastje draagt. Min of meer dezelfde schikking werd in Cleveland getroffen, waar drie meubel- en kleurengroepen (wit, rose en groen) werden gevormd. Alle herkenningsplaatjes (geen schildjes!) op den voorkant van de laden dragen niet alleen de eerste en laatste kenmerkende lettergreep van het eerste en laatste rangwoord in het kastje, maar tevens het volgnummer van de lade, en dit volgens een doorloopende nummering van Aa tot Zy van den catalogus. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 534]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk III.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 535]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maken aan dien van de gewone gedrukte titelbeschrijvingen op steekkaarten der andere bibliotheken. Dit laat toe door het eenvoudig afsnijden van 1.5 cm. van den blanco gelaten rechter zijrand tot op de gewenschte normale lengte ook de door de Boston Public Library in druk gegeven catalographische beschrijvingen in de gewone catalogi der andere bibliotheken in te schakelen. ***
Wat na het uittrekken van enkele laden onmiddellijk, zelfs bij het oppervlakkigste onderzoek, treffen moet is het opvallend intensief gebruik van allerlei gekleurde steekkaarten met of zonder ‘kopje’. Hierbij bedoelen we niet zoozeer de min of meer dikke pakjes steekkaarten van gewoon formaat die rood op de kopsnee, in elk lade het geheel der opeengepakte kaarten met een dunne streep doorlijnen of soms als een breede veeg rood te midden de andere vlekken. Sommige bibliotheken om in hunnen catalogus - die bijna overal als ‘Dictionary catalog’ werd aangelegd - het onderscheid tusschen hunne steekkaarten, die naar auteurs naam en titels gerangschikt werden van deze, die volgens een trefwoord werden gealphabetiseerd nog beter te doen uitkomen, lieten deze laatste kaarten soms rood op snee verven. Trouwens in verschillende boekerijen wordt die praktijk nog in eere gehouden. Dit gebruik bracht sommige bibliothecarissen op het idee alle gewone steekkaarten, zonder onderscheid van de hun beschoren rol, rood te verven. Het aldus beoogde doel was de gedurig gehanteerde kaarten langer zuiver te bewaren, of ten minste de sporen van een fataal toch besmeurend gebruik te verminderen, wat natuurlijk na dergelijke bewerking gemakkelijker was dan daar waar de kopsnee van de witte fiche onverlet gelaten werd. Zoo b.v. in de John Crerar Library te Chicago worden alle witte steekkaarten van de drie aldaar het publiek beschikbaar gestelde catalogi rood op snee geverfd, op den bovenrand en op beide zijkanten. Te Detroit in de Public Library: alles rood op snee en in Rochester Public Library eveneens. Hetzelfde in de Universiteitsbibliotheek van Michigan te Ann Arbor. De overal opgegeven reden: ze langer zuiver houden! Dat niet alle vaklieden in de doelmatigheid van een derge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 536]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijken maatregel geloofden bewijst o.m. het feit dat er links en rechts nog bibliotheken zijn die alle steekkaarten zonder onderscheid ongekleurd aan hun lot onder de handen van personeel en publiek overlaten. Zoo b.v. te Cleveland waar geen enkele kaart (eenige oude niet te na gesproken), zelfs niet de ‘trefwoordenkaarten’, rood geinkt worden. Ook in Yale heeft men ze alle onverlet gelaten. Men schijnt echter te kunnen opmerken dat men op stuk van het gebruiken van steekkaarten van gekleurd papier thans veel zuiniger te werk gaat dan dit wel vroeger het geval was. Zoo vindt men thans nog wel eens in openbare catalogi groene steekkaarten van gewoon formaat met bovenaan de gedrukte aanwijzing: Voor levensbeschrijvingen van... (For biography of... volgt dan een persoonsnaam en een verwijzing naar een in de boekerij voorhanden werk) of gele kaarten voor een litteraire studie... (For criticism of... met dezelfde gegevens). Die wijze van doen werd echter overal verlaten. Gewone witte steekkaarten (type eenheidskaart) met een passend trefwoord levert hetzelfde voordeel op, daar een logische rangschikking van soortgelijke titelbeschrijvingen ze toch achter een gewone rubriek: Biography of Criticism samen groepeert.Ga naar voetnoot(1) De oorspronkelijke bedoeling was het in feite onmogelijk te verwerkelijken ideaal te bereiken verschillende kleuren te gebruiken naargelang den aard van het op de kaart vermelde onderwerp, voornamelijk op 't oog houdend de vergemakkelijking van het bijna ‘mechanische’ inschakelen en groepeeren en dus het gemakkelijk terugvinden van de titelbeschrijving. Maar hier had men het zonder den waard gerekend: de zegen der normalisatie van hun titelbeschrijvingen - concreet belichaamd onder den vorm van de gestandardizeerde Library of Congress kaart, die in elke bibliotheek een zegevierenden intocht deed - kwam die plannen in de war sturen. Nooit heeft de Library of Congress gekleurde steekkaarten op de markt gebracht, om de eenvoudige reden dat zulks haast onoverkomelijke moeilijkheden en verwikkelingen voor de verspreiding er van met zich moest brengen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 537]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het onvermijdelijk gevolg was natuurlijk de triomf van de witte eenheidskaart, die desgevallend alle rollen in den catalogus op zich nemen moest. Waar vroeger de kleur van de kaart zelf als een aanvullend plaatsbepalend herkenningsteeken en als kenmerk van de functionneele waarde van de titelbeschrijving dienen kon, is het thans in vele gevallen het rangwoord alleen dat daarvoor in aanmerking komen kan. De gekleurde uitspringende kaart die het fichenstel in een lade opent of soms afsluit (zooals dit laatste o.a. te Chicago in de Public Library het geval is) - is de hierboven reeds vermelde ‘readers'guide’ kaart met een op bijna heele lengte uitstekende kopje, waarop vet geblokletterd staat; ‘HOW TO USE THIS CATALOG’, ofwel, meer algemeen gehouden, ‘HOW TO USE THE CARD CATALOG’. De eenvoudigste ‘readers' guide cards’ zijn wel die van de John Crerar Library te Chicago, waar één witte, maar ietwat hoogere, kaart (12,5 × 8,5 cm.) in elke lade van de drie openbare catalogi heelemaal vooraan en heelemaal achteraan, ingeschakeld wordt. In den auteurs- en titelcatalogus leest men alzoo:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 538]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Trekt men een kastje in den trefwoordencatalogus uit, dan geeft deze kaart, die ook al eens ‘direction card’ geheeten wordt, de volgende vingerwijzingen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 539]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De omstandigste uiteenzetting levert echter nog de steekkaart van den in ‘John Crerar’ met zoo'n liefde gekoesterden systematischen catalogus, waarin het volgende wordt voorgehouden:
Verschillende andere modellen zijn in zwang: de meeste hebben dit gemeen dat ze heel bondig voor den lezer nuttige vingerwijzingen opleveren: nl. de verschillende plaatsen waar men voor een titelbeschrijving van een publicatie in den catalogus zoeken kan, de plaats en eventueel de speciale beteekenis van de signatuur of van sommige harer deelen, die de lezer op zijn bestelbulletin overschrijven moet, en gewoonlijk zelfs een vriendelijken wenk desnoods de hulp van een dienstdoenden bibliotheekbeambte in te roepen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 540]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sommige bibliotheken polycopieeren die kaarten zelf of ‘drukken’ ze op hun eigen ‘multigraph’; andere schaffen zich exemplaren aan die thans in den handel verkrijgbaar zijn. Inderdaad de vrij uniforme vormgeving er van, alsmede de wijde verspreiding van deze praktijk heeft een paar door haar rationeele en onverpoosde activiteit op het gebied van het ontwerpen en verspreiden van moderne bibliotheekbenoodigheden gunstig bekende firma's er toe aangezet een roode type ‘readers'guide’ kaart op de markt te brengen die voornamelijk in de volksboekerijen ingang gevonden heeft.Ga naar voetnoot(1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 541]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plaat 3. Evanston. Ill. - Northwestern University. Uitreikingsbureau en Catalogus.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 541]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarnaast heeft men dan een gansche gamma ‘kopjes’ der ‘guide cards’ leidkaarten of afdeelingskaarten. De catalogus is dik doorzaaid met deze bonte steekkaarten die de honderden in een kastje geborgen titelbeschrijvingen in kleine vakjes indeelen. Bij een eersten vluchtigen oogslag, wordt alzoo onmiddellijk het voor het op delven van een gezochte inlichting in aanmerking komend veld aangeduid en afgebakend, hetzij de
N.B. - Het origineel is in machineschrift.
Deze laatste kaart (zwarte druk op rood) is Cat. no 1195 van de Library Bureau (Division of Remington Rand). De getijpte R[= Reference book] wordt tegenwoordig in tal van bibliotheken als eerste lid in de signatuur bijgevoegd op de titelbeschrijvingen van al de referentiewerken die dus, theoretisch althans, buiten de boekerij niet in bruikleen mogen gegeven worden. De vroeger in den zelfden zin gebruikte asterisk of zelfs drie asterisken als b.v. in Cincinnati (wat heelemaal onpractisch uitviel, daar deze teekens als mnemotechnisch hulpmiddel minder doeltreffend voorkwamen dan de initiaal ‘R’ van het woord, symbool van het op te roepen begrip) heeft men thans over het algemeen opgegeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 542]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leidkaarten sommige stapsteenen of hoofdrustpunten in de gewone alphabetische opeenvolging der rangschikkende elementen vormen, hetzij zij als waarschuwingsignalen ingeschakeld worden om een gebeurlijke afwijking van de streng alphabetische volgorde, (het invoeren b.v. van een gewisse logische indeeling), aan te duiden. Hier te lande schijnt men zich moeilijk een idee te kunnen vormen van de gemakkelijkheid in het hanteeren van het kaartenstel die een oordeelkundig gebruik van dergelijke middeltjes den lezer en het personeel van de boekerij zou bijbrengen. Catalogussen met meer dan één millioenen steekkaarten vindt men hier nog waarin geen enkele, maar geen enkele ‘leidkaart’ te bespeuren valt! Nooit - tenzij bij louter toeval - kan men in dusdanig bruto afgewerkte en ter beschikking gestelde catalogi bij het uittrekken van een der laden zonder weifelen op de gezochte plaats afgaan. Twee, drie steekproeven vallen er minstens vooraf te maken eer men zich in het effen (wijl door geen enkele in 't oog vallende vingerwijzing doorbroken) veld van het stel kaarten bij bloote raming orienteeren kan. Welke som enerveerend (en soms ergerend!) zoeken er door personeel en lezers verspild wordt, welk tijdverlies er door het dagelijks in een groote bibliotheek honderden malen herhaaldelijk doormaken van dergelijke zoo licht te vermijden moeilijkheden geleden wordt, schijnt men hier te lande maar moeilijk te willen inzien. Of mag men hier in dit verband aan de cynische boutade, die een vakman in het debat over de handige bruikbaarheid van de bibliotheek-catalogi onlangs in het midden wierp herinneren, nl. dat de leden van het hooger bibliotheekpersoneel zelf gewoonlijk de laatsten zijn om de tekortkomingen van den catalogus in te zien wijl ze persoonlijk nooit aan den lijve de nadeelen van misselijke feilen - zij het ook nietige bijzonderheden - ondervindenGa naar voetnoot(1). Hoe zou men b.v. zonder leidkaarten zijn weg kunnen vin- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 543]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den in de 171 laden die in de Library of Congress, de ± 68.400 steekkaarten bevatten, alle onder het eerste rangwoord U.S., of in de 18.000 titelbeschrijvingen die s. vo. Shakespeare in hun grooten Union Catalog werden ondergebracht? En dezelfde overweging geldt voor de rangschikking onder het woord Bible! Want zelfs moest men zich bij het ordenen van de daaronder volgende titelbeschrijvingen bepaald hebben tot een streng alphabetische rangschikking - wat thans geenszins het geval is - dan nog zou het niet alleen wenschelijk, maar zelfs hoogst noodzakelijk geweest zijn in deze gesloten orde, of langs dezen eenzamen eentonigen weg enkele mijlpalen te slaan die den gebeurlijken ‘lezer’, die langs eender welk zijstraatje op die heirbaan stooten moest, onmiddellijk toe te laten zich te vergewissen waar hij zich bevindt. De op het plaatje van den voorkant van elk kastje aangegeven aanwijzingen leveren wel een ‘terminus a quo’ en een ‘terminus ad quem’ voor de in elke lade samengebrachte kaarten, die twee punten liggen echter soms zoo ver uit elkander dat aanvullende aanduidingen binnen in het kastje zelf zich gemakkelijkheidshalve opdringen. Wie heeft er al een modern handig woordenboek of lijvig naamregister gehanteerd waarin niet door het aanwenden van een ‘reclame’ soms zelfs aan de vier hoeken van de bladzijden, of zelfs door geletterde kepen op de holle snee getracht werd den gebruiker vaste en in 't oog springende herkenningsteekens aan de hand te doen? Levert een gedrukte bladzijde dan nog het voordeel van een zekere overzichtelijkheid op, welke andere hulpmiddelen mocht men den wel niet verwachten te vinden in een steekkaartencatalogus waar de eene titelbeschrijving, die men raadpleegt, onvermijdelijk alle andere aan het oog onttrekt. Niet dat men lichtzinnig met het gebruik er van omspringen mag: te veel wegsignalen kunnen immers, in plaats van het verkeer te vergemakkelijken of veiliger te maken, in een gevaarlijken hinder ontaarden. Een oordeelkundige verdeeling van de ‘guide cards’ is en blijft natuurlijk de ‘kunst’, en vaste regels vallen er moeilijk te achterhalen. Een zaak echter staat als een paal boven water: in de Staten worden ze meer dan bij ons aangewend! Steekproeven wezen immer op een gemiddeld getal van 25 ‘leidkaarten’ per lade, terwijl de dichtst bezette er 42 telde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 544]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beteekenisvol is ook het feit dat catalogi van jongeren aanleg een veel intensiever gebruik er van vertoonen dan de oudere catalogi. Een typisch voorbeeld voor soortgelijk geval levert de boekerij van de University of Cincinnati op, waar de oude catalogus gemiddeld 16 leidkaarten telde, terwijl de nieuwe er 26 per lade aanwijst. Eén enkele bibliotheek - een universiteitsboekerij - bezat (1932) een catalogus zonder één ‘guide card’ er in. Als eenige verklaring van dit ‘phenomeen’ - want dat is het - wist men zichtbaar verlegen in te roepen dat men over geen tijd beschikte om zich met dit werk onledig te houden, wijl er geen talrijk genoeg personeel in de bibliotheek werkzaam was. Een andere verklaring van het vermenigvuldigen van deze ‘guide cards’ vindt men in de bezorgdheid van de bibliothecarissen om de sleet tot het minimum te herleiden, bijzonder van deze titelbeschrijvingen die, door den eigen aard van het door hen bestreken of vertegenwoordigd boek- of tijdschriftenmateriaal, een intensiever gebruik ondergaan. Inderdaad, daar waar de steekkaarten door een oordeelkundig compartimenteeren in klaar omlijnde vakken worden ingedeeld krijgt de lezer meer kans dadelijk in elke lade naar het ‘veld’ geleid te worden, waarin de steekkaarten opgesteld staan, die voor hem op dit oogenblik en voor die bepaalde opzoeking van onmiddellijk belang zijn, zonder dat hij verplicht is de andere steekkaarten, die dit bepaald ‘veld’ omringen, individueel aan te raken - daar ze door het inschakelen van leidkaarten groepsgewijs her en der geklonken kunnen worden. Het gevaar aldus zwart- en stuk geduimeld te worden, wordt alzoo merkelijk verminderd. Het best illustreerende bewijs hiervan levert de Public Library of Chicago op: de kastjes met de titelbeschrijvingen betreffende Chicago zelf, waarin dus de titelbeschrijvingen gevonden worden van het voorhandene materiaal over de plaatselijke geschiedenis, economie, bestuur, enz., werden rijkelijk met een stel ‘guide cards’ voorzien. Een bakje met amper 300 steekkaarten vertoonde niet minder dan 30 leidkaarten. Verschillende stevige typen van dergelijke ‘guide-cards’ zijn natuurlijk in den handel te verkrijgen. Gewoonlijk wordt de vet gedrukteGa naar voetnoot(1) tekst beschermd onder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 545]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een doorzichtig schildje celluloïdpapier, al zijn er ook meer verfijnde en duurdere modellen in omloop. Zoo werd er een model op de markt gebracht waarbij het uitstekend kopje gevormd wordt door een doorzichtig holle driekantige schacht, in ‘transoloïd’ (5,5 cm. lang) en waarin een smal (0,5 cm.) reepje in stevig papier met den gewenschten tekst immer naar goeddunken kan ingeschoven worden. De rug van dit langwerpig maar driekantig holle kopje vormt in feite de voortzetting van de steekkaart. Het schuins plaatsen van den hellenden voorkant in een hoek van 45o, voorkant waarachter het reepje met het indeelingsteeken schuins wordt ingeschoven, waarborgt een gemakkelijke leesbaarheid van de aanduidingen die op het reepje voorkomen zelfs dan, wanneer de steekkaart rechtop staat. Vooralsnog wordt dit model echter naar weinig gebruikt; de smalheid van het reepje en bijgevolg de geringe duidelijkheid van den daarop ‘getikte’ tekst is hieraan misschien niet vreemd gebleven. Om een onderlinge afhankelijkheid van sommige in groepen en ondergroepen ingedeelde steekkaarten klaar te laten uitkomen neemt men zijn toevlucht tot het gebruiken van leidkaarten van verschillende kleur. Zoo b.v. te Detroit wordt de gele kleur voorbehouden voor de aanwijzing van de hoofdindeeling in verhouding met de daarachter volgende ondergeschikte vakjes die voorafgegaan worden door blauwe kaarten. Op de gele kaart b.v. leest men ‘Nervous system’, op de daarop voorkomende blauwe ‘Diseases’; op de gele kaart ‘Netherlands’, op de blauwe kaarten die volgen ‘Bibliography’; ‘Church history’; ‘Colonies’; ‘Description’; enz. Terloops zij er hier nog op gewezen dat men er in den ‘officieelen’ catalogus in Cleveland ‘guide cards’ in drie kleuren op nahoudt. Op de gele wordt een gelijkluidende familienaam van verschillende auteurs ondergebracht, op de roode de voornamen van elk dezer homoniemen afzonderlijk en op de blauwe de aanduidingen voor de titels. Dergelijke stapsteenen worden ook aangewend om groepen gelijkluidende rangwoorden die echter een andere waarde bezitten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 546]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of een uiteenloopende rol spelen te helpen onderscheiden, zoo b.v. reeksen rangwoorden die én als eigennaam én als naamwoord uit een titel naast elkaar voorkomen, of anderzijds reeksen substantieven die én als trefwoord én anderzijds als rangwoord (van een hoofdtitelbeschrijving of ‘added entry’) gebruikt worden. Onmiddellijk vóór elke reeks, in dewelke de steekkaarten nogal talrijk zouden zijn, wordt dan sinds ettelijken tijd in Cleveland een leidkaart ingeschakeld, maar vlak naast het op het kopje opgestelde woord tikt men dan (tusschen ronde haakjes) de noodige verklaring in 't rood ‘persoonsnaam, resp. titel, of trefwoord’Ga naar voetnoot(1). Vermeldenswaard is ook het gebruik van sommige leidkaarten in tamelijk lijvige pakjes steekkaarten onder een trefwoord. In plaats van alle onder éénzelfde trefwoord voorkomende titelbeschrijvingen doorloopend, hetzij chronologisch, hetzij alphabetisch op den auteursnaam of titel te rangschikken worden de steekkaarten van de laatste en bijgevolg meest gebruikte werken eerst in verscheidene groepen, die een zekere tijdspanne bestrijken ingedeeld, en in elk dezer vakjes dan weer alphabetisch opgesteld. Zoo vindt men b.v. achter de gele afdeelingskaart ‘s.vo. Bacteriology verschillende door blauwe kaartjes gecompartimenteerde vakken: ‘Books Published 1900’ en daarna aanduidingen voor de daaronder ingevoerde indeelingen 1900-1913; 1914-1925; 1926Ga naar voetnoot(2). Wat dus beduidt dat alle werken, die de bibliotheek over dit bepaalde onderwerp bezit en die van vóór 1900 dateeren, achteraan in één alphabetische reeks volgens den auteursnaam opgesteld staan, terwijl de jongere publicaties vooraan in aldus willekeurig gevormde chronologische vakjes worden samengebracht en daarin resp. gealphabetiseerd worden. In de meeste bibliotheken, waarin een gelijkaardige praktijk in voege is, geldt 1900 als de scheidingslijn tusschen de twee groepen werken, voor dewelke de titelbeschrijvingen op deze twee uiteenloopende manieren gerangschikt worden.
*** | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 547]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarnaast heeft men dan de ‘direction cards’ of ‘survey cards’ of verklarende steekkaarten, die onmiddellijk vooraan een tamelijk zwaar pak kaarten de gevolgde methode bij het rangschikken van de gealphabetiseerde titelbeschrijvingen en verwijzingen beschrijft, zooals dit bij belangrijke reeksen, als onder de namen Shakespeare, Chaucer, Cicero of eenig ander schrijver wenschelijk mocht voorkomen. De hierin voorkomende onderrubrieken worden dan telkens door anders gekleurde ‘guide cards’ klaar afgelijnd. En dat ze hun nut hebben en zelfs in een uitgebreiden catalogus volstrekt noodzakelijk zijn om een vlug en doeltreffend naslaan er van doelmatig in de hand te werken kan iemand ontkennen!Ga naar voetnoot(1) Gekleurde kaarten zijn ook in zwang om algemeene verwijzingen (naar andere hoofdwoorden waaronder aanvullende inlichtingen kunnen gevonden worden) te onderscheiden, wat men ook wel eens de ‘see also reference cards’ noemt. Men zoekt b.v. onder een trefwoord en achteraan het te doorloopen stel van onder dit trefwoord gerangschikte steekkaarten vindt men een ‘see also reference’, die een, twee, soms zelfs een gansche reeks andere trefwoorden-hoofdwoorden leveren zal, waaronder de lezer, bij nader toekijken, verdere informatie over werken over het door hem bestudeerde onderwerp aantreffen zal. Waarom echter deze algemeene verwijzingen op gekleurd papier stellen? De uitleg is heel eenvoudig. Gekleurde voorloopige of tijdelijke kaarten, die een Amerikaanschen catalogus doorspikkelen, worden hoofdzakelijk ingeschakeld met het oog op hun vlug terugvinden, daar ze, voor de noodwendigheden van het catalogiseeringswerk, herhaaldelijk uit hun verband moeten genomen worden. Hetzelfde geldt voor de half-bestendige steekkaarten die af en toe moeten bijgewerkt en aangevuld worden. Zoo wordt er b.v. te Buffalo, N.Y., in de volksbibliotheek aldaar, voor de ‘see also reference card’, (die dus zooveel is als een steekkaart onder trefwoord met meerledige algemeene verwijzingen naar verschillende andere trefwoorden, en die dan ook logischerwijze achteraan een groep onder hetzelfde trefwoord gerangschikte steekkaarten staat ingeschakeld), een groene kaart | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 548]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebruikt, wijl men verplicht is, telkens men een nieuwe algemeene verwijzing op die steekkaart bij te brengen heeft, deze steekkaart op te zoeken, er uit te halen en aan te vullen. Een vaak aangetroffen eigenaardigheid van Amerikaansche catalogi is het sporadisch overgelijden naar den zuiver bibliographischen hoek. In den catalogus van meer dan een bibliotheek vindt men zelfs documentatiemateriaal vermeld dat niet eens in de bibliotheek voorhanden is! Die hang naar het bibliographische uit zich veelal in het vermelden van belangrijke tijdschriftartikels, die met een vrij volledige titelbeschrijving in den catalogus bedacht worden. Het staat buiten kijf dat de in de Unie zoozeer vertroetelde encyclopaedische vorm van hunne catalogi bijna fataal deze tendenz moest in de hand werken, terwijl anderzijds het danig belang hechten aan het geven van leiding in de volkslectuur of aan het verstrekken van up to date inlichtingen over de meest uiteenloopende onderwerpen, (m.a.w. aan de belangrijke rol van het ‘reference work’ in de bibliotheek) feitelijk de bibliothecarissen moest aanzetten om een zoo diep en breeduitgebouwd mogelijk informatiemateriaal over de in de boekerij beschikbaar gestelde publicaties aan te leggen. Niet dat men tracht de niet te vervangen speciale indexen op periodieken of andere bibliographische repertoria de loef af te steken of het gebruik er van weg te cijferen! Wel integendeel: waar die sporadische afwijkingen van de strengopgevatte zuivere catalographie zich voordoen beoogen de promotors van dit stelsel alleen het practisch aanvullen van de in hooger voornoemde repertoria onvermijdbare leemten in de hand te werken. Het is een licht vast te stellen feit dat het opmaken en uitgeven van dergelijke ‘Indexes’ op de belangrijke en actueele literatuur, die in de tijdschriften verspreid ligt, maar achteraf gebeuren kan, dan wanneer een excerpeeren, onmiddellijk bij het verschijnen van de hoofdartikels in die tijdschriften en de vermelding er van in den catalogus, bijzonder onder een trefwoord, het niet te misprijzen voordeel oplevert, de bibliotheek toe te laten een literatuurlijst te bezitten die bijna up-to-the-minute bijgehouden wordt, wat voor de meeste groote Amerikaansche openbare bibliohteken van uitzonderlijk belang is. Is niet een van hun meest typische eigenaardigheden hun nooit versagend pogen alle actueel informatiemateriaal onmiddellijk te verschaffen? Voeg daarbij dat voor verschillende vakken nog een degelijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 548]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plaat 4. Evanston. Ill. - Northwestern University. Uitleen- en Cataloguszaal.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 549]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bibliographisch werkinstrument op de tijdschriftenliteratuur ontbreekt, en tevens dat sommige artikels soms in een tijdschrift verzeilen onder een titel waaronder zelf geen specialist ze zoeken zou: een vermelding er van in een openbaren catalogus van een bibliotheek brengt dikwijls hier de nooit verhoopte redding. Dat alles natuurlijk met dezen verstande dat men het niet opvatten mag alsof elk tijdschrift in de bibliotheek voorhanden, aldus zou geëxcerpeerd worde. Een keuze door locale omstandigheden bepaald, of opgedrongen door het speciaal karakter van de bibliotheek of door het al of niet bestaan van speciale bibliographieën is hier natuurlijk onvermijdelijk.Ga naar voetnoot(1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 550]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door een speciale, ietwat hoogere, steekkaart (12.5 × 8.5 cm) in elke lade te steken wordt, o.m. in de New York Public Library, de aandacht van den lezer getrokken op verder inlichtingsmateriaal van periodieken aard dat de bibliotheek tot zijn beschikking stellen kan en waaruit hij desgevallend verdere bibliographische gegevens over het hem interesseerende onderwerp kan opdiepen! Zoo vindt men daar vooraan in elk der honderden steekkaartenbakjes een kaart, waarvan een model op de vorige bladzijde wordt weergegeven. ***
Wanneer men 's morgens bij het eerste uur na de opening de zaal van den openbaren catalogus binnenloopt dan vindt men vaak in den daar voorhandenen catalogus gekleurde steekkaarten (12.5 × 8.5 cm.), zonder tekst er op, even boven de andere kaarten losjes uitsteken. Bestendige aanwinsten voor den openbaren catalogus vormen deze blinde, gekleurde kaarten niet, want een bibliotheekbeambte, die lade na lade soms het gansche alphabet in den catalogus afgaat, maakt er ongenadig jacht op, onderzoekt enkele kaarten er vóór en er achter, en ‘wiedt’ deze gekleurde kaarten stelselmatig uit. Feitelijk is men dan ooggetuige van de contrôle, door een specialist(e), van het door een hulpbibliothecaris of -bibliothecaresse geleverd alphabetiseeringswerk. Voor het inschakelen immers van nieuwe titelbeschrijvingen voor de jongste aanwinsten in den openbaren catalogus worden in tal van bibliotheken, zooveel het doenbaar is, de twee eerste uren van den dag verkozen, dit voornamelijk om de later op den dag normalen vloed lezers niet te hinderen of om door hen in het alphabetiseeren niet gestoord te worden. Om dit toezicht op het inschakelen van de titelbeschrijvingen te vergemakkelijken wordt somtijds eenvoudigweg de nieuwe steekkaart op de haar oogenschijnlijk passende plaats ondergebracht, zonder echter de leistang, waarop de reeds definitief gealphabitiseerde kaarten gespiest steken uit te nemen, zoodanig dat de aldus pas toegevoegde kaart boven op het staafje rust, bijgevolg ietwat uitsteekt en alzoo onmiddellijk terug te vinden valt. Practischer middelen echter werden verzonnen. In de bibliotheek van de University of Chicago wordt thans de nieuwe kaart | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 551]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volledig ingeschakeld; onmiddellijk echter vóór haar, steekt de met dit eerste alphabetiseeren belaste klerk of assistente een stevige zwarte kaart in, 8.5 cm. hoog maar schuins afgesneden, zoodat het rangwoord van de op haar volgende steekkaart niet bedekt wordt. Elders, o.m. in Rochester, (N.Y.) in de Public Library wordt een lichte blauw-groene kaart van gewone breedte maar ietwat hooger dan het gewoon formaat als herkenningsteeken gebruikt. Om bij de controle het uitwieden er van vlug en gemakkelijk te maken werd het gewoon gaatje midden onderaan zoo dwars door den onderrand door- of opengeknipt dat het de vorm
Model van contrôlekaartGa naar voetnoot(1)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 552]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van een sleutelgat dat van onder heelemaal zou doorgescheurd zijn, aanneemt, zoodat men de contrôlekaarten ongehinderd insteken of uitnemen kan, i.e. zonder dat het manoeuvre van het losdraaien, uittrekken en terugsteken van de leistang vereischt wordt. Soortgelijke steekkaarten (12.5 cm. lang en 8 cm. hoog) zijn in den handel verkrijgbaar. Sommige bibliotheken gebruiken daarentegen smalle hooge rose strookjes met onderaan een uitgeknipte driehoek, basis van onder! (Cfr. o.m. University of Cincinnati, Cincinnati Public Library). Ander model van contrôlekaartGa naar voetnoot(1).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 553]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waar meerdere helpers, klerken of assistenten, voor dit voorafgaandelijk alphabetiseeren en inschakelen instaan, wordt, met het oog op het vastleggen van elkeens verantwoordelijkheid, op elk aldus gebruikte contrôlekaart het siglum van de(n) betrokkene of een ander merk of herkenningsteeken aangebracht. Waar de schuins afgesneden zwarte kaarten in voege zijn, is elk dezer langs de schuine zijde met een zeker aantal gaatjes doorboord: daar elk helper een verschillend aantal er van als identificeerend merkteeken bezit, levert dit gebruik, met het oog op het uitpikken van de verantwoordelijke persoon bij het vaststellen van herhaalde nalatigheid of onkunde, onmiskenbare voordeelen op.
***
De werkelijke staat der verzamelingen van de boekerij wordt in de U.S.A. door den catalogus met de pijnlijkste nauwkeurigheid en volledigheid aangeduid. Dat klinkt maar natuurlijk, wijl de essentieele rol van den gewonen catalogus juist daarin bestaat; de praktijk echter levert maar al te veel bewijzen op dat men zich in meer dan één bibliotheek ten onzent vergenoegt met een al te schuchter benaderen van deze wezenlijke doelstelling bij het catalogiseeringswerk. Zooals bij tal van andere phasen van het werk in een bibliotheek gaat het hier in den grond om schijnbaar onbeduidende feilen of om tekortkomingen zelf van onbenullig of althans ondergeschikt belang. Het herhaaldelijk voorkomen van deze oogenschijnlijk op zich zelf nietige onvolmaaktheden, alsmede het feit dat elk van soortgelijke feilen de mogelijkheid in zich besluit steeds opnieuw den ‘lezer’ dezelfde misleidende inlichtingen te verstrekken, is onloochenbaar een veeg teeken van de potentieele ontzenuwende macht van tegen die wezenlijke hoedanigheden van een catalogus indruischende tekortkomingen. Onvermijdelijk moeten ze ten lange laatste de bruikbaarheid zelf van den catalogus in het gedrang te brengen. Een voorbeeld tusschen honderd! Abonneert een boekerij zich op een tijdschrift dan wordt aanvankelijk een ‘voorloopige’ titelbeschrijving opgesteld. Daarin vermeldt men bij ons in sommige bibliotheken het jaar van den eersten jaargang die in de bibliotheek voorhanden is. Dat kan het stichtingsjaar van het tijdschrift zijn, maar evenzeer het 7e. zoowel als het 27e in zijn bestaan. Over den terminus a quo wordt de lezer dus ingelicht | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 554]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar in veel gevallen laat men hem hier te lande over den terminus ad quem van de beschikbare jaargangen in het duister of althans in het onzekere. Inderdaad niets bewijst à priori dat de tweede, resp. 8ste of 28ste en alle daarop volgende jaargangen wel degelijk in de bibliotheek voorhanden zijn, wanneer de 1ste, 7e en 27e op de voorloopige steekkaart als in de boekerij aanwezig vermeld staan! Hoe vaak gebeurt het niet dat een abonnement wordt opgezegd, of dat er breede leemten in de continuïteit van een tijdschriftenserie op de boekenrekken geslagen worden. In de meeste gevallen levert dan de aldus opgevatte titelbeschrijving, die practisch bij ons geen zeldzaamheid vormt, geen bescheid en zelfs vaak misleidende inlichtingen. Wel zal men kunnen aanvoeren dat de taciete conventie werd aangenomen, dat daar waar geen ‘terminus ad quem’ wordt opgegeven, de door de voorhandene tijdschriftenserie bestreken periode zelfs het loopende jaar nog omvat, en dat bijgevolg de gewenschte accurate aanduiding van den ‘terminus ad quem’ overbodig is, wijl hij mentaliter licht bij te voegen valt. Theoretisch schijnt dat alles in orde, maar practisch laat dit immer een zekere onbehagelijke onzekerheid bestaan, te meer daar men weldra aan den lijve zal ondervinden dat in talrijke gevallen een dergelijke redeneering den lezer op een dwaalspoor brengen zal, heel eenvoudig omdat niet altijd ‘definitieve’ steekkaarten voor tijdschriftenreeksen, die ophouden te verschijnen of die niet langer in de bibliotheek aangeworven worden, onmiddellijk opgesteld worden. In de Amerikaansche bibliotheken laat men het bij titelbeschrijvingen van tijdschriften geenzins bij het eenvoudig aanduiden van den datum van den eersten in de bibliotheek voorhanden zijnden jaargang, maar er wordt telkenjare in potlood de vermelding van den laatsten in de boekenbergplaats geplaatsten band toegevoegd. Elke gebeurlijke gaping in de aldus wel bepaald afgelijnde tijdspanne wordt verder bondig in de nota's onderaan op de steekkaart vermeld. Bijgevolg de aldus accuraat bijgehouden titelbeschrijving van elke revue levert het gewenscht afdoend en klaar bescheid over het werkelijk bezit van dit tijdschrift door de bibliotheek. Geen ergerend weifelen vanwege den lezer, geen zinloos bevragen bij den ‘reference librarian’, geen vruchteloos wachten tot het bestelbulletin zou terugkomen met het laconisch bericht dat de gevraagde band niet in de bibliotheek voorhanden is: de cata- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 555]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
logus zelf, hoe onpersoonlijk ook levert het klaar, volledig en onmiddellijk bescheid. In denzelfden gedachtenkring gezien wordt hunne bezorgdheid begrijpelijk om bestelde werken of aanwinsten, die het gewoon processus der inventorieering of catalogiseering doormaken, onmiddellijk op gele, groene of blauwe voorloopige steekkaarten te vermelden tot dat de bestendige volledige titelbeschrijving klaar ingeschakeld wordt. Dit vormt de bonte groep van de in licht papier op gewoon formaat gesneden ‘temporary cards’ of tijdelijke steekkaarten. In Columbia University, in de Newberry Library, in Princeton e.a. zijn ze geel gekleurd, in Yale groen en in Cleveland eenvoudigweg wit. Die kleurensymboliek wordt natuurlijk bepaald of vastgelegd door elke boekerij zelf: de bedoeling van het verkiezen van gekleurde kaarten blijft immer: het terugvinden er van bij het later uitwieden doelmatig in de hand te werken. De tijdelijke kaarten, die de eerstvolgende nieuwe aanwinsten aankondigen, dragen gewoonlijk het hoodwoord, bondigen titel, desnoods een vereenvoudigd impressum, en in algemeenen regel den datum van hare inschakeling. In sommige gevallen vormt deze kaart een mechanisch geproduceerde kopij van de bestelkaart,Ga naar voetnoot(1) dan weer een eenvoudige kaart, die bij de aankomst van het werk in de bibliotheek zelf wordt opgesteld. Al draagt ze ook geen ‘class mark’ of signatuur, ten gerieve van de lezers, die dit werk volstrekt noodig hebben, kan op die wijze benaderend bepaald worden of het reeds in de bibliotheek is en waar het in ‘bewerking’ is, en desgewenscht kan het dan immer tijdelijk ter inzage geleverd worden. Een speciale soort dezer gekleurde ‘tijdelijke’ steekkaarten vormen de ‘removal cards’, ook al eens ‘dummies’ geheeten. In feite vervangen deze voorloopig een oudere titelbeschrijving | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 556]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die om een of andere reden, (een wijziging in een harer essentieele deelen, soms zelfs een volledige hernieuwing) uit een der catalogi getrokken werd. Geldt het een pakje kaarten, die groepsgewijs momentaan uitgenomen werden, dan wordt er een collectieve ‘removal card’ ingeschakeld, die het publiek hiervan verwittigt en tevens aanduidt waar men het stel verplaatste kaarten vinden kan. In de Public Library of Indianapolis o.m. heeft men daar toe een typische zwart op blauw gedrukte formule. De verantwoordelijke bibliotheekbeambte is gehouden de nieuwe plaatsaanduiding, datum en zijne (hare) initialen in te vullen. De tekst luidt:
Het overgroot getal van deze steekkaarten wordt echter gevormd door de individueele ‘dummies’ of ‘removal cards’ die de plaats van een bepaalde oudere titelbeschrijving voorloopig bezet. Geel te Ann Arbor en Evanston, groen in Columbia, in de Library of Congress, te Cleveland, in Yale, rood of rose in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 557]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plaat 5. Evanston. Ill. Northwestern University. Tweede verdieping.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 557]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boston Public Library, vermelden ze natuurlijkerwijze de drie wezenlijke deelen van haar prototype, nl. rangwoord, ingekorten titel en signatuur van het werk, naast den datum van haar inschakeling en de initialen (in sommige bibliotheken zelfs den naam voluit, o.a. in de Library of Congress) van de(n) bibliotheekbeambte die voor haar opstellen en het verwijderen van de oude bestendige kaart verantwoordelijk moet gesteld worden. Sommige bibliotheken hebben daartoe speciale formulieren laten drukken waarop dan de bibliotheekbeambte de veranderlijke gegevens in te vullen heeft. Model van ‘Removal Card’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 558]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ander model van ‘Removal Card’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 559]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Andere bibliotheken stellen zich tevreden met de eenvoudige formule: CARD OUT in den rechter bovenhoek (zie blz. 564). Voor den standcatalogus of ‘shelflist’ is het nog eenvoudiger: hier neemt men zelf maar een groene kaart, zonder tekst, waarop alleen de signatuur van het werk, datum van het uitnemen van de volledige titelbeschrijving en initiaal van de(n) bibliotheekbeambte in potlood worden opgeteekend. Na elk gebruik wordt dit geschrapt, en zoo kan ze herhaaldelijk aangewend worden. Een speciale vorm die door sommige op stuk van bibliotheekbenoodigdheden gespecialiseerde huizen op de markt gebracht werd is een rose kaart, met uitpuilend kopje (waarop ‘CARD REMOVED’) in kapitalen gedrukt staat) met doorgeknipt ovaal gaatje dat over de leistang valt, en met een tekst langs beide zijden, zoodat ze minstens tweemaal kan gebruikt worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 560]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit uitstekend kopje beoogt natuurlijk het later terugvinden van die kaart bij het inschakelen van de nieuwe volledige titelbeschrijving in de hand te werken! Dezelfde overweging is niet vreemd aan het gebruiken in de Newberry Library van gele lichte ‘removal cards’ die op hunne gansche breedte ietwat hooger zijn (1/2 cm) en bijgevolg onmiddellijk moeten in 't oog springen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk IV.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 561]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mentair in den zoogenaamden algemeenen catalogus vermeld staan. Vermeldenswaard is dan ook het kleine bordje in de Newberry Library te Chicago waardoor de lezer de noodige waarschuwing gegeven wordt ‘Deze catalogus is niet volledig. De Bibliotheek bezit documentatiemateriaal dat hierin niet vermeld staat. Daarom, zoo lezers door hen gezochte werken niet kunnen vinden, worden ze verzocht een dienstdoenden bibliotheekbeambte te raadplegen’. Dezelfde zorg, boek en lezer via den veelal onontkoombaren catalogus zoo snel mogelijk samen te brengen, uit zich verder in de eigenlijke vormgeving van de titelbeschrijvingen zelf. Daartoe wordt hoofdzakelijk vereischt dat de titelbeschrijvingen, die een bepaalde publicatie in den catalogus vertegenwoordigen, zoo moeten opgesteld en zoo talrijk ingeschakeld worden dat men bij elke gebeurlijke opzoeking op een rangwoord, dat volgens de in de bibliotheek consequent toegepaste catalographische regels te rechtvaardigen valt, op afdoende wijze vast stellen kan of de boekerij het gezochte werk al dan niet bezit. Welnu, overal in de Amerikaansche bibliotheken houdt men de hand aan het toepassen van een uitzonderlijk fijn uitgewerkten catalographischen code, en dit volgens beproefde methodes. Anderzijds pleegt men de voortreffelijkheid naar waarde te schatten van een oordeelkundig vermenigvuldigen van verwijzingen en van wat men in de Unie ‘added entries’ heet, (i.e. bijkomende of aanvullende titelbeschrijvingen van den ‘unit card’ vorm maar onder een andere hoofding dan het rangwoord van de hoofdsteekkaart): één van de meest opvallende en verspreide procédé's om die gereede inlichtingswaarde van den catalogus te bevorderen. Wordt het aanwenden van talrijke verwijzingen, en zelfs van verwijzingen in het algemeen hier te lande soms voorgesteld als een misselijke uiting van zwakheid en weifeling, van gebrek aan geloof in de waarde en juistheid van het voorgestane rangwoord van de hoofdsteekkaart, elders wordt die praktijk als een kostbare en zelfs onmisbare hulp voor den lezer erkend en aan den bibliothecaris warm aanbevolenGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 562]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Niet dat die in 't wilde opgemaakt worden: geen ‘Stich’ maar een ‘Schlagwortkatalog’ wordt opgemaakt en dus niet elke titel, zelfs deze die oogenschijnlijk aan een klaar speciaal afgerond begrip beantwoordt, wordt per se als afdoende beschouwd om als trefwoord te dienen. In dergelijke gevallen wordt hij wel aangewend als titel-rangwoord. Maar ook hierin sluimert een gevaar: nl. dat de ‘lezer’ getroffen door de ‘slagvaardigheid’ van dien titel hem verwarren zou met een trefwoord en bijgevolg zich zou kunnen inbeelden dat het eenige dat de bibliotheek over dit bepaald onderwerp bezit enkel onder dit rangwoord zou vertegenwoordigd zijn. Een ‘see also reference’ is hier onmogelijk daar een dergelijke verwijzing alleen twee gelijkaardige titelbeschrijvingen verbinden mag. Daarom schakelt men hier onmiddellijk vóór zulkdanige kaarten met titel-rangwoord een bijzonder daarvoor verwoorde verwijzing in: nl.Ga naar voetnoot(1) Niettegenstaande het ruim gebruik dat er gemaakt wordt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 563]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van ‘added entries’ (bijzondere verwijzingen), is men er nochtans op de hoede om door een oordeelkundig doseeren er van den catalogus niet te overlasten. Zoo wordt er b.v. bij ‘titelverwijzingen’, i.e. bijgevoegde titelbeschrijvingen of verwijzingen onder den titel als eerste rangschikkend element, maar één enkele kaart voor elk werk ingeschakeld zelfs dan wanneer de bibliotheek meer dan een uitgave van deze publicatie bezit en er dus in algemeenen regel voor elke uitgave een eigene volledige titelbeschrijving wordt opgesteld en in den catalogus onder het gewoon gelijkluidend hoofdrangwoord wordt geplaatst. Men bepaalt zich in dergelijk geval tot het stempelen op de reeds voorhandene titelbeschrijving onder het titel-rangwoord van de formule: ‘Voor andere edities, zie de auteurskaart’Ga naar voetnoot(1). Dat de gebruikte vorm van het hoofdwoord immer de juiste, volgens de vaste normen aangenomen hoofding zij valt hier met uiteen te doenGa naar voetnoot(2). Verder wordt gewenscht dat het rangwoord, dat als eerste rangschikkend element voor het bepalen van de plaats van een bepaalde steekkaart in verhouding met de andere duizenden van den catalogus in aanmerking komt, klaar uitkome. Van meer belang nog is dat de onderlinge inschakeling immer geschiede volgens een vaste en licht te ontdekken - wijl klare en rationeele methode. Ook moet er gezorgd worden dat de eigenlijke titelopname minstens de essentieele elementen van het titelblad weergeve en desgevallend door nota's aangevuld worde, en ten laatste wordt er vereischt dat de signatuur juist en volledig zij en gemakkelijk over te nemen valle dank zij hare eenvoudige samenstelling en dank zij hare aanduiding op een in 't oog springende plaats op de steekkaart. ***
Lichten we nu uit dit complex gestelde vereischten een paar punten die we tot hiertoe nog niet grondig in oogenschouw namen, te weten, 1o de uiterlijke vormgeving van het rangwoord, 2o het probleem der rangschikking, o.m. de alphabetiseering, en 3o de signatuur. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 564]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk V.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 564]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plaat 6. Los Angeles, Cal. - Openbare Bibliotheek.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 565]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wel gerangschikt worden in de groep der mogelijke homoniemen die vroeg of laat opdoemen kunnen? Heelemaal vooraan, heelemaal achteraan of waar? En zoo denkbeeldig is dit verschijnsel van het samentreffen van werken van verschillende auteurs van de meest uiteenloopende waarde of beteekenis met een gelijkluidenden familienaam niet, zelfs daar waar men oogenschijnlijk nog een weinig verspreiden, maar wereldberoemden naam voor zich meent te hebben. In den catalogus van de Library of Congress vindt men aldus s. vo Shakespeare, naast den Grooten William: Shakespeare, Edward Oram, 1846-1900. Shakespeare, John Havard, 1857-1928. Shakespeare, Joseph Shakespeare, Susanna Frederika Antoinette Marie Louise, 1876-1912. Shakespeare, William, Jr. Maar dit bewust achterwege houden van den voornaam wordt echter in de enkele bibliotheken die dit stelsel voorstaan, niet immer consequent doorgevoerd, wat natuurlijk het geval nog verergert. Dergelijke fantasie schakelt elke mogelijkheid voor een doelmatig gerationaliseerde rangschikking der steekkaarten volkomen uit: het dwingt elken met dit werk gelasten bibliotheekbeambte tot een noodeloos herdoen - zoo hij daartoe in staat is - van een overgroot gedeelte van het reeds door den catalograaf geleverd werk. Hij is immers verplicht telkens mentaliter den hem verminkt voorgelegden eigennaam aan te vullen, afgaande op de soms misleidende gegevens van de titelopgave. Tot welken chaos het aankleven en practisch toepassen van soortgelijke theorieën leiden moet bewijst de staat van sommige onzer eigen catalogi, voor den aanleg van dewelke die opvattingen worden toegepast, niet alleen in verband met deze hoogervernoemde mondgemeene namen, maar zelfs in bepaalde gevallen van minder bekende personaliteiten.
***
Het eerste rangschikkend element, nl. het rang- of hoofdwoord of het systematisch index, met natuurlijk klaar uitkomen, - banaler kan het niet! - en dit zoowel in den auteurs- en titel-, als in den trefwoorden- of systematischen catalogus. Daar nu een titelbeschrijving voor den auteurs- en titelcatalogus | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 566]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zich als de voornaamste opdringt, omwille van het overwegend belang van dit soort titelbeschrijving per se, en omwille van het veelsoortig gebruik er van, daar ze als de ‘standard’ beschrijving, mits enkele toevoegingen, ook de steekkaarten voor de andere catalogi (daar waar het systeem van de ‘unit card’ in zwang is), moet leveren - is het klaar dat in de met het oog op den auteursen titelcatalogus speciaal opgestelde steekkaart het rangwoord voor de hoofdsteekkaart bij dezen het best tot zijn volle recht komen zal. De huidige Library of Congress kaart plaatst het auteursrangwoord (ook de zoogenaamde ‘corporate entry’) rechts bovenaan: ongeveer 1 1/2 cm. van den bovenrand, en 2 cm. van de linkerbuitenkant in zwarte vette minuskel. De voornaam wordt over 't algemeen van den voorafgaanden familienaam gescheiden, niet door een rond haakje zooals dit hier te lande gewoonlijk het geval is, maar door een eenvoudige komma. Als reden wordt opgegeven: dat het plaatsen van den voornaam, resp. voornamen tusschen ronde haakjes te zeer het tweede lid van het hoofdwoord van het eerste scheidt. Na die namen plaatst men op denzelfden regel alle als noodzakelijk aanziene identificeerende data. Vermeldenswaard is het gebruik bij de titelbeschrijvingen van anoniemen of als anoniemen behandelde werken, geen rangwoord bovenaan voorop te stellen. Wel wordt dan in den eersten regel het woord (gewoonlijk het eerste, het lidwoord uitgezonderd) vetjes gedrukt in dezelfde letter als het rangwoord voor de titelbeschrijving onder auteursnaam. Geldt dit alles het hoofdwoord van de hoofdsteekkaart voor een werk, ook het rangwoord van de ‘bijgevoegde titelbeschrijvingen’ (added entries), die bij ons - omwille van hunne bondigeren vorm (die opgedrongen wordt wijl een mechanisch vermenigvuldigingsprocédé zich nog niet ingeburgerd heeft) - gewoonlijk als bijzondere verwijzingen betiteld worden, ook het rangwoord van deze ‘added entries’ verdient onze aandacht. Inderdaad, als ‘added entry’ gebruikt men een gewone steekkaart, die in alles gelijkvormig is aan de hoofdsteekkaart, met dezen verstande nochtans dat ze voor de haar beschoren rol door een speciale assistent(e) ‘geappreteerd’ wordt, hetzij volgens de gegevens geleverd door de oorspronkelijke ‘master card’ die door den catalograaf werd opgesteld, hetzij - in geval de kaart elders vaardig besteld werd - volgens sommige aanwijzingen, die de cata- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 567]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lograaf op een bijgevoegd ‘geleibriefje’ ten beste gaf of die hij door een conventioneel teeken naast een van de in nota onderaan de collatie van het werk vermelde namen plaatsteGa naar voetnoot(1). Een verschillend hoofdwoord wordt dan telkens op één van de exemplaren van de betrokken titelbeschrijving door deze ‘assistente’ getijpt, links bovenaan het gedrukte hoofdwoord. Geldt het een persoonsnaam die niet als trefwoord dienst doet dan wordt er na den volledigen naam en datum(s), in verkorten vorm de rol aangeduid die hij in het beschreven werk speelde: of hij daarbij als tekstbezorger, vertaler, co-auteur etc. optrad. Zoo leest men dan onmiddellijk na deze naderhand bijgetijpte namen ed. voor ‘editor’, transl. voor ‘translator’, ‘jt. author’ voor ‘joint author’ etc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 568]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In talrijke bibliotheken bestond de gewoonte - thans schijnt men dit in onbruik te laten vallen - in deze ‘added entries’ een zwarte lijn te trekken van den aldus als rangswoord vooropgestelden naam dwarsdoor de titelopname naar denzelfden naam die in de nota's voorkwam, dit als een soort verantwoording voor het vooropstellen van dit rangwoord. In John Crerar laat men het op dit oogenblik bij het zwart onderstreepen in de eigenlijke titelopname of in de nota's van de replica van den vooropgestelden naam. Het is dezelfde assistent(e) die de ‘added entries’ typt die tevens instaat voor het in orde brengen van enkele exemplaren van deze standaardkaart (unit card) als titelbeschrijvingen die ditmaal onder een trefwoord in den algemeenen openbaren catalogus zullen ingeschakeld worden. Gaat het er om in de bibliotheek zelf gedrukte anderszins mechanisch gereproduceerde steekkaarten (ofwel L.C. Kaarten, bij dewelke men de voorgestelde ‘subject headings’ of trefwoorden ongewijzigd overnemen wil), voor deze rol aan te passen, dan gelden hier weer als leidraad de in de nota's aangeduide rangwoorden. Werden deze laatste door den catalograaf ongeschikt of onvolledig geacht, dan levert hij op een bijgevoegd notabladje de door deze assistente te volgen aanduidingen. Het komt er nu op aan het zóó aan te leggen dat de bibliotheekbeambte, bij het alphabetiseeren en inschakelen van de kaarten, en het publiek bij het raadplegen van den catalogus, die twee soorten rangwoorden (i.e. auteurs- en titelhoofdwoord eenerzijds, en trefwoord anderzijds) en bijgevolg die titelbeschrijvingen in den ‘encyclopaedischen catalogus’, waar ze dus beide moeten opgesteld worden, gemakkelijk uit elkander houden. Wat eenvoudig schijnt; maar wat in de praktijk, niettegenstaande al de vernuftige middeltjes die aangewend worden en niettegenstaande al het kleurengegoochel van gewone steek- en leidkaarten waarmee men uitpakt, niet immer licht te bewerkstelligen valt. Herhaaldelijk komt het dan ook voor dat ‘reference librarians’ zich beklagen over het vaak geconstateerde feit dat het publiek die twee soorten titelbeschrijvingen verwart. Men spaart zich nochtans geen moeite om dit euvel te keer te gaan. Voor de gevallen, waarin een trefwoord overeenkomt met een titelrangwoord en beide reeksen gelijkvormige rangwoorden op enkele titelbeschrijvingen prijken, heeft men onlangs in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 569]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cleveland Public Library het gebruik ingevoerd het vakje trefwoorden te laten voorafgaan door een leidkaart waarop, naast het in aanmerking komende trefwoord, in ronde haakjes in 't rood ‘subject’ getipt werd, terwijl op een oudere ‘guide card’ of indeelingskaart, die de reeks der op den titel gerangschikte kaarten opent, er naast het gelijkluidende woord, insgelijks in teksthaakjes, in 't rood ‘titel’ geklopt werd.Ga naar voetnoot(1) Zooals we reeds vroeger betoogden worden in sommige bibliotheken deze kaarten op trefwoord rood-op-snee geverfd. In andere bibliotheken (o.m. in University of Rochester, te Albany, in Harvard en in de Newberry Library) ‘tikt’ men het trefwoord, dat telkens links bovenaan wordt aangebracht, in 't rood. Daartegen worden echter thans bezwaren geopperd die men vroeger niet voorzien had, en die sommige bibliothecarissen er toe gebracht hebben die praktijk te laten varen. Bijna overal kwam men tot de treurige bevinding dat de lichtechtheid van het rood eerder twijfelachtig is, en dat bijgevolg de kostbare rangwoorden schromelijk verbleekten. Dit leidde er toe dat men in de Rochester Public Library, in Yale en in de Library of Congress er van afzag nog langer het trefwoord in 't rood te ‘tikken’. In de bibliotheek van een van de bekendste Universiteiten van het Midden Westen beweerde men zelfs dat het gedurig aan veranderen van kleurstrook van het inktlint op de schrijfmachine te veel tijd in beslag nam, dat het in- en uitschakelen van die twee kleurstrooken het ‘typen’ noodeloos verwikkelde, dat de band met dubbel kleur duurder kostte en dat de roode tekst sneller dan de zwarte verkleurde. Men (o.a. in de Indianapolis Public Library) vond er dan niets beters op dan maar voortaan gewoonweg de trefwoorden in 't zwart, maar in kapitalen te zetten. Waar zulks gebeurt worden deze steekkaarten gewoonlijk rood op snee gekleurd, en worden alle andere hoofdwoorden (auteurs- en titels) in zwarte minuskel gedrukt of ‘getikt’. De klachten van publiek en leeszaalpersoneel bleven echter niet uit ten gevolge van de moeilijkheden om die twee soorten hoofdwoorden uit elkander te houden, een licht begrijpelijk bezwaar dat men immer tegen den encyclopaedischen catalogus zal blijven opperen. Een andere reden waarom men in sommige bibliotheken o.a. te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 570]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cleveland en te Detroit van het gebruik van roode trefwoorden afzag ligt te zoeken in het aanwenden van de ‘multigraph’ voor de mechanische vermenigvuldiging van hunne eigene kaarten, zooals dit in enkele openbare bibliotheken thans nog gebeurt. In sommige boekerijen waar met de ‘multigraph’ gewerkt wordt, wordt de tekst van de eenheidskaart (unit card) gezet en de gewenschte hoeveelheid exemplaren ‘gedrukt’. In een handomdraai zet men dan vervolgens den tekst van het ‘trefwoord’, dien men dan op de aangewezen plaats in het zetsel voor de ‘standard’ steekkaart inschakelt, en ‘draait’ nog enkele afdrukken. Alzoo bekomt men zuivere en klare titelbeschrijvingen onder een ‘trefwoord’ zoowel als onder het auteursrangwoord en de nood aan verschillende gelijkvormige exemplaren voor den algemeenen catalogus en sommige speciale repertoria in de centrale bibliotheek zelf of in de ‘bijhuizen’ wettigt ten volle het ‘drukken’ van verschillende steekkaarten-onder-trefwoord. De onvermijdbare verwikkeling die een tweekleurendruk - zwart en rood - voor deze enkele gevallen meebrengen zou, verklaart waarom men zich tevreden stelt met het gewone zwart-op-wit, ook voor het trefwoord. Maar zelfs niet in alle bibliotheken waar de ‘multigraph’ aangenomen wordt, en waar men dus zelfs het noodige stel exemplaren van de eenheidssteekkaarten met den ‘multigraph’ ‘trekt’, tracht men door dit mechanisch procédé het trefwoord op de betreffende steekkaarten aan te brengen, maar verkiest men eenvoudigweg achteraf gelijkaardige gewenschte aanduidingen met de schrijfmachine in 't rood of in 't zwart te ‘tikken’. Aan te stippen valt ook het gebruik in een belangrijke openbare bibliotheek uit het Oosten der Staten de trefwoorden in gewoon zwart potlood aan te duiden. Men verdedigt die gewoonte doordat men aanvoert dat deze trefwoorden niet als definitief mogen beschouwd worden, daar er nog immer ijverig en systematisch gewerkt wordt aan het uitbouwen van een afgerond stel trefwoorden dat eerlang door de bibliotheek zal aangenomen worden. Het komt er dus op aan de thans ad interim aangewende trefwoorden, - die misschien wel in sommige gevallen als de uiteindelijke en vaste rangwoorden zullen gebruikt worden - echter zoo aan te teekenen dat een gebeurlijke verandering later gemakkelijk in te voeren is, zonder dat men verplicht zal zijn de gansche steekkaart te verminken of desnoods te vernieuwen. Yale gebruikt echter zelfs voor deze trefwoorden zwarte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 571]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
minuskel. In de Openbare Bibliotheek te Detroit worden alle trefwoorden thans in 't zwart ‘geklopt’ - voor de eigennamen van personen, en voor die alleen, worden kapitalen aangewend, omdat voor deze alleen verwarring met gelijkluidende rangwoorden van titelbeschrijvingen onder auteurs-hoofdwoord mogelijk is. John Crerar is, zooals hooger reeds vermeld, één van de eenige openbare bibliotheken op het Amerikaansche vasteland die een gewoon auteurs- en titelcatalogus heeft, naast een trefwoorden- en een systematischen catalogus. Een echte ‘encyclopaedischen catalogus’ bestaat hier dus niet. Nochtans zelfs in dit geval is het gaaf karakter van den auteurs- en anoniemen catalogus niet ongeschonden bewaard gebleven. Het in de boekerij voorhanden biographisch materiaal staat ook in dezen catalogus vermeld telkens onder de naam van het betrokken personnage. Bij dergelijke trefwoorden-titelbeschrijvingen wordt de naam van de persoon, wiens levensbeschrijving op de steekkaart aangeduid wordt, als rangwoord zwart ‘getijpt’ vooraangeplaatst, en enkel in het rood onderstreept. Evenals men bij de rangwoorden van de ‘added entries’ in sommige boekerijen nog een dwarsloopende zwarte lijn vindt, die van het getikte hoofdwoord van deze bijgevoegde titelbeschrijving dwars door heen de eigenlijke titelopname naar den gelijkvormigen naam in de nota's pijlt, zijn er links en rechts nog catalogi in gebruik waarin ook een roode (soms zwarte) streep van het trefwoord-rangwoord naar het gelijkluidende naamwoord onderaan in de nota's verwijst. Maar ook dit gebruik is, een paar uitzonderingen (o.a. Cincinnati Public Library) niet te na gesproken, niet langer in zwang. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 572]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk VI.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 573]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plaat 7. Rochester, N.Y. Universiteit van Rochester. Eerste verdieping.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 573]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het rangwoord. Inderdaad, wanneer er b.v. regelmatig op degelijk uitgewerkte verwante titelbeschrijvingen immer dezelfde naamof woordvorm als rangwoord wordt vooraangezet, zelfs daar waar het titelblad van het beschreven werk gebeurlijk een anderen of een onvolledigen voorleggen zou, dan wordt dit gebruik voorgeschreven door de catalographische regels wijl beoogd wordt bij de rangschikking der steekkaarten het ‘mechanisch’ of ‘automatisch’ bij elkander brengen van deze titelbeschrijvingen in de hand te werken. Men kan zelfs beweren dat de rangschikking in feite de keuze zelfs van het rangwoord in vele gevallen beïnvloedt. Waarom pikt men dit of geen woord uit het complex van het titelblad, om het als hoofdwoord voorop te stellen, anders dan om gemakkelijk een zekere logische rangschikking in de titelbeschrijvingen te bewerkstelligen? Met andere woorden. rangschikking en titelbeschrijving hangen wel degelijk nauw samen, wijl ze beide zich baseeren op enkele gemeene grondbeginselen of minstens wijl ze beide hetzelfde uiteindelijk doel nastreven. De catalograaf heeft o.m. op het oog zijn titelbeschrijvingen zoo aan te leggen dat alle werken van denzelfden auteur zich onder hetzelfde hoofdwoord scharen zullen, wat evenzeer een van de essentieele doelstellingen is die door het toepassen van een gezonde rangschikking wordt betracht. Alle daartoe noodige elementen moeten echter door den catalograaf geleverd worden, en wat in potentia in deze gegevens opgesloten ligt moet oordeelkundig door den voor de rangschikking verantwoordelijken bibliotheekbeambte aangewend worden. Het voorafgaandelijk werk echter van den catalograaf speelt een determineerende rol en regelt, vaak automatisch, de alphabetische of logische rangschikking van het steekkaartenstel in hare wezenlijke trekken. Tweedens valt er op te merken dat de techniek van de catalographie zich geenszins beperkt tot het bepalen van het te kiezen hoofdwoord of den aan te nemen vorm er van. Hoe belangrijk deze elementen ook zijn, de eigenlijke titelopname, en zelfs het impressum en de collatie, de omstandige bibliographische nota's enz. vormen een niet te misprijzen onderdeel van alle echte catalographie. In dit verband verlieze men evenmin uit het oog dat de vormgeving van den eigenlijken titel van het beschreven werk, i.e. de titelopname, gewoonlijk onmiddellijk na het hoofdwoord in aanmerking komt om de plaatsbepalende elementen te leveren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 574]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor de rangschikking (alphabetische en logische) van de titelbeschrijvingen. Bijgevolg hier ook is er een onontwarbaar kluwen, een onontkoombare wisselwerking van catalographie en rangschikking. Het aanvechten van de prioriteit van catalographische regels op voorschriften voor de rangschikking van de titelbeschrijvingen levert nog wel meer stof voor theoretische spiegelgevechten, practisch echter, door de determineerende kracht van de door den catalograaf opgedrongen draai der titelbeschrijving, vormt de rangschikking een onderdeel van alle eigenlijke catalographie. Ze is enkel een phase in het werk van den catalograaf, nl. via den catalogus het publiek op een practische manier in te lichten over het voorhanden zijn van een geïnventorieerden band op deze of gene plaats van de rekken. De logische gevolgtrekking die men daaruit in de Staten trekt en in de praktijk daadwerkelijk omzet is dan ook dat het opstellen en het rangschikken van de titelbeschrijvingen in feite door één en hetzelfde organisme, door één en denzelfden dienst moeten verzekerd worden; met andere woorden, het hoofd van de catalogiseeringsafdeeling heeft ook het toezicht over het rangschikken van de steekkaarten in de catalogi in zijne bevoegdheid. Het splitsen van deze twee zoo innig verbonden werkzaamheden, zooals dat hier in sommige onzer belangrijke bibliotheken tegen allen gezonden zin in wordt doorgedreven, is daar niet denkbaar. Uiteindelijke onverantwoordelijkheid is het onontkoombaar gevolg van een gelijkaardige scheiding der bevoegdheden. Niemand immers kan alsdan logischerwijze aansprakelijk gesteld worden voor den soms erbarmelijken toestand waarin de catalogus op stuk van rangschikking verkeert, te meer daar in verschillende onzer catalogiseeringsafdeelingen de titelbeschrijvingen alleen volgens vage, meestal ongeschreven overleveringen worden opgesteld. De ‘rangschikker’ wijt - en niet ten onrechte - de onvermijdelijke tekortkomingen van de door hem, zoo goed of zoo kwaad het gaat, verwezenlijkte ordening aan de inconsequenties van de hem door de catalogiseeringsafdeeling geleverde titelbeschrijvingen, terwijl de catalograaf het vaderschap van den catalogus als gerangschikt stel steekkaarten eveneens afwijst. Het eenige lapmiddel dat men in dergelijke gevallen aanwenden kan is een ‘kostbare’ poging inspannen binnen het kader van sommige groepen ‘tel quel’ afgeleverde steekkaarten een zekere orde in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 575]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te voeren. Want bij geen gezond denkend mensch kan het toch opkomen het ergerend, wijl tijdroovend, moeizaam en ten slotte ondoenbare werk voor te schrijven achteraf, na het volledig afwerken van de titelbeschrijvingen in de catalogiseeringsafdeeling, dezelfde catalographische beschrijvingen door een ander speciaal onderlegd personeel te laten herzien om ze voor het inschakelen in den catalogus klaar te maken! Een grondige gezondmaking echter is in dergelijke omstandigheden volstrekt uitgesloten en elke poging in dien zin moet faliekant uitvallen, wijl alle waarborgen voor een gave eenvormigheid en continuïteit - concreet gesproken, een afgerond stel regels voor titelbeschrijving en voor rangschikking en een rationeele werkmethode en -indeeling - ontbreken. In de Staten is dat anders! Vooreerst beschikken er de catalogiseeringsafdeelingen over omstandige en vaste richtsnoeren voor het opmaken van hunne titelbeschrijvingen. Het resultaat is dan ook eenig, bijzonder wat de voornaamste rangschikkende elementen, nl. het rangwoord, aangaat. Consequent doorgevoerde eenvormigheid, angstvallige juistheid gepaard met een oordeelkundig doorgedreven volledigheid - drie essentieele hoedanigheden die automatisch de rangschikking, en inzonderlijk de alphabetiseering der steekkaarten in de hand werken, om niet te zeggen mogelijk maken, - vormen de drie wezenlijke kenmerken van het hoofdwoord op elke Amerikaansche titelbeschrijving. Het rangschikken van de steekkaarten is echter een te complex vraagstuk - bijzonder ten gevolge van de zich steeds afwisselende constellaties, in het leven geroepen door het onafgebroken inschakelen van nieuwe titelbeschrijvingen in den catalogus, - dan dat door het eens voor altijd bepalen van den vorm van het rangwoord door de catalogiseeringsafdeeling alle latere gebeurlijke verwikkelingen kunnen voorzien en opgelost worden. Een titelbeschrijving is iets statisch, een catalogus iets dynamisch. Onbetwist dringt zich hier het toepassen op van nog iets meer dan gewone regels voor titelbeschrijving en het volgen van bepaalde werkmethodes bij het eigenlijke catalographisch werk. Anderzijds valt er niet uit het oog te verliezen dat ook hier bij de rangschikking het consequent doorvoeren van vaste richtsnoeren - al moet er ook immer een zekere speelruimte blijven voor het oordeelkundig doseeren van sommige afwijkingen die zich opdringen of die wenschelijk mochten schijnen - een conditio | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 576]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sine qua non vormen om de noodzakelijke eenheid, eenvormigheid en continuïteit in de werkwijze, en meteen de bruikbaarheid van den catalogus te verzekeren. Die beschouwingen bewijzen klaar de noodzakelijkheid van te kunnen beschikken over een stel regels voor rangschikking, die zich eenerzijds baseeren op sommige grondbeginselen van alle gezonde catalographie en inzonderlijk op de voorschriften nopens de keuze en de vormgeving van het rangwoord, en die anderzijds opgedrongen worden door den aard, massa en onderling zich steeds afwisselende verhouding der te rangschikken elementen, i.e. der titelbeschrijvingen. Vandaar dan - ook op dit stuk zooals in andere parallelloopende voorschriften in het bibliothecarisvak - het uitgesproken dualisme van de regels voor rangschikking der titelbeschrijvingen, nl. deels hunne logische opbouw en deels hun conventioneel karakter.
***
Nu zal het misschien wel opzien baren te vernemen dat het geheel der Amerikaansche boekerijen, met zijn anders zoo breed en diep doorgevoelde normalisatie, geen ‘nationaal code’ van regels voor de rangschikking bezit. En inderdaad, een dergelijke nationaal-wijd aangenomen stel voorschriften, dat een tegenhanger van hun code catalographische regels vormen zou, is er niet in voege. Wel werden er enkele sporadische pogingen door enkelingen of soms door bibliotheken gedaan om dit in de mate van het mogelijke te verhelpen. Daarvan vallen voornamelijk aan te stippen: de regels van ClevelandGa naar voetnoot(1), die van PittsburghGa naar voetnoot(2) en die van CincinnatiGa naar voetnoot(3). Daarnaast staat nog de gemimeographeerde uitgave van James B. ChildsGa naar voetnoot(4) en de ‘Filing Rules’ van Harvard University Library, waarvan de oorspronkelijke oplage uitgeput is. Andere openbare of zelfs universiteitsboekerijen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 577]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben het tot hiertoe nog niet noodig geacht hunne praktijken op dit stuk in druk vast te leggen. Sommige daarentegen hebben vooralsnog zich vergenoegd een van de uitgegeven handleidingen voor rangschikking over te nemen, mits het behouden van ettelijke afwijkende gebruiken die dan, op hunne beurt bondig geformuleerd, op steekkaarten werden vastgelegd. Zoo heeft thans b.v. de boekerij van de University of Rochester zoowel als de Rochester Public Library de regels van Pittsburgh aangekleefd, maar elk dezer heeft op speciale kaarten de haar wenschelijke voorkomende wijzingen opgeteekend. Opmerkenswaard is dat die drie voornoemde codes een afgerond stel voorschriften omvatten niet zoozeer voor de rangschikking van een gewonen auteurs- en anoniemencatalogus, dan wel voor de ordening van een encyclopaedischen catalogus. Anderzijds zijn ze alle van betrekkelijk jongen datum: Pittsburgh pakte er mee uit in 1915, Cleveland in 1922 en Cincinnati in 1928. Alle drie hebben als vertrekpunt de vierde uitgave (1904) van Charles Ammi Cutter's ‘Rules for a Dictionary Catalog’. Dat er natuurlijkerwijze in zekere mate rekening gehouden werd met de aan elke instelling eigene gebruiken op 't gebied van catalographie en rangschikking verklaart anderzijds de links en rechts opduikende onderlinge verschillen in de oplossingen die voorgelegd worden. Vierdens valt er niet uit het oog te verliezen dat de drie codes ontworpen werden in en voor een openbare boekerij, dat bijgevolg de toepassing van sommige voorschriften minder gelukkige gevolgen hebben zou in den catalogus van een studiebibliotheek. Verder is het stichtend telkens uit de ‘voorrede’ te leeren dat dit stel regels voor rangschikking onder de leiding van het hoofd van de catalogiseeringsafdeeling der boekerij opgesteld werd. Het gaat natuurlijk niet op in het bestek van deze studie een uitvoerige bespreking van die regels te leveren. Stippen we echter even de opvallend ruime plaats aan die ingenomen wordt door de behandeling van ingewikkelde gevallen, als b.v. de rangschikking van de werken s. vo ‘Bible’, van de uitgaven met een ‘corporate entry’ of van de titelbeschrijvingen onder een en denzelfden auteursnaam. Die leemte, ontstaan door dit mangel van een nationalen code regels voor de rangschikking of althans het uitblijven van het concreet voorzien daarin, vindt o.i. grootendeels een verklaring in het feit dat, het bestaan en het alom oordeelkundig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 578]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toepassen van een gemeenen uitvoerigen catalographischen code, den nood aan het aanvullend werkinstrument voor de rangschikking zich minder voelen laat, wijl door de aldus bijna overal heerschende eenheid in opvatting en vorm van catalogus, nl. de ‘dictionary catalog’ eenerzijds, en door de bijna overal ingevoerde eenheid en eenvormigheid van rangwoord anderzijds, de groote lijnen van de rangschikking zich als van zelf opdringen. Niet minder belangrijk ook op dit stuk is de werkdadige samenwerking van de bibliotheken onderling, het ‘omreizen’ van boekerij tot boekerij van het personeel, dat carrière maakt in verschillende instellingen, wat onvermijdelijk, doof de daaruit vloeiende onmiskenbare wisselwerking van eene inrichting op de andere, een waarborg oplevert tegen de helaas, bij ons nog zoo diep ingekankerde mentaliteit elke bibliotheek als een afgerond en alleenstaand geheel op zich zelf te beschouwen. Die onderlinge beïnvloeding moet zich dan ook practisch op stuk van het invoeren van een zekere, zij het ook vooralsnog ongecodificeerde, eenvormigheid in de practijken der rangschikking doen gelden. Niet dat men zich zoo maar inbeelden mag dat de catalogi in alle bibliotheken van den meest uiteenloopenden aard op dezelfde wijze geordend worden; wie nader toekijkt en zich niet door de uiterlijke eenvormigheid van de gestandardizeerde steekkaarten laat misleiden moet zulks onmiddellijk vaststellen. In de catalogi van openbare boekerijen b.v. wordt gewoonlijk als de vorm van den auteursnaam de Engelsche naamvorm voorop gesteld; in studiebibliotheken daarentegen tracht men, zooveel het practisch doenbaar is, tot den (eventueel getranslittereerden) oorspronkelijken of door de ‘geleerde’ traditie geijkten vorm af te dalen. Worden in een openbare boekerij in den catalogus b.v. de in aanmerking komende steekkaarten onder Aristotle, Homer, enz. opgesteld, in studiebibliotheken worden die rangwoorden Aristoteles, Homerus, enz. gespeld. Hetzelfde onderscheid valt te maken tusschen de streng alphabetisch doorgedreven ordening van alle titelbeschrijvingen van afzonderlijke werken onder denzelfden auteursnaam in den catalogus van een openbare biblio heek, en de deels alphabetische, deels logische rangschikking van dezelfde titelbeschrijvingen in de catalogi der studieboekerijen. Doch daarover verder. Dat alles neemt echter niet weg dat de algemeene normalisatie van de titelbeschrijvingen een bij ons vooralsnog ongekende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 579]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
standardizatie van de ordening der steekkaarten mogelijk maakt en dat, in het bijzonder de angstvallige zorg die doorgaans aan het vastleggen van het rangschikkend hoofdwoord besteed wordt, onvermijdelijk een zekere gemeene orde determineeren moet. Zelfs voor het bepalen van het leidend princiep voor de onderrangschikking, nl. daar waar dus de verdere plaatsbepalende elementen moeten gehaald worden uit de eigenlijke titelopname zelf, moet willens nillens de op catalographisch gebied algemeen aangenomen stelling van het uitpikken van het eerste woord (het lidwoord uitgezonderd) als rangwoord voor de titelbeschrijvingen van anoniemen, den voor elkeen te vatten leidraad aan de hand doen: in de verdere rangschikking van titels, onder een en hetzelfde hoofdwoord, alle woorden plaatsbepalende kracht te geven.
***
Het werk der rangschikking der nieuwe titelbeschrijvingen in den algemeenen catalogus telt doorgaans drie opeenvolgende stadia en geeft aanleiding tot een drieledige arbeidsindeeling: alphabetiseering, inschakeling in den catalogus en de contrôle. Logischerwijze wordt een stel kaarten voor de jongste aanwinsten voorafgaandelijk gealphabetiseerd door een leerlinge of jonge assistente om dan door het speciaal daarmee belast personeel ingeschakeld te worden. Zooals trouwens in elke bibliotheek van eenig belang zijn er gewoonlijk minstens twee in die ploeg: een assistente die dan het eigenlijk werk der inschakeling verricht en een specialist die het verder controleert. Die rationeele werkindeeling wordt zoo doorgevoerd omdat ze beterkoop uitvalt: de best betaalde moet zich maar inlaten met een gewoon contrôle, wat heel wat minder tijd in beslag neemt dan wanneer hij (of zij) het werk op zijn (haar) eentje afdraaien moet, daar waar een merkelijk minder bezoldigde bediende reeds een niet te misprijzen deel van het werk verrichten kan. Verder wordt dit procédé nog aangekleefd omdat het verkieslijker geacht wordt een zulkdanig belangrijke arbeid door de handen van minstens twee personen te laten gaan. In een enkele staatsbibliotheek echter oordeelt men het raadzamer de verantwoordelijkheid van de rangschikking in den openbaren catalogus aan één enkel persoon over te laten, al is het dat men het aannemelijk acht dat de ‘officieele’ catalogus door twee be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 580]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dienden wordt bijgehouden. Om dezen controleur het werk te vergemakkelijken neemt men zijn toevlucht tot allerhande ‘mechanische’ middeltjes, die bij den eersten oogslag op den inhoud van eene lade de aanwezigheid van de jongst ingeschakelde eenheden signaleeren. Op het schuins leggen der nieuwe aanwinst, het insteken van een gekleurde ietwat hoogere en soms wat smallere steekkaart hebben we elders reeds gewezen, alsmede op de gebruikte middeltjes (een zeker aantal gaatjes, initialen, kleur der kaarten, etc.) om telkens voor dit onderdeel der rangschikking de eenzelvigheid van de(n) te verantwoordelijk te stellen assistent(e) te kunnen vaststellen. Volmaakte catalogi bestaan er natuurlijk niet! Onvermijdelijk sluipen er feilen hetzij in de titelbeschrijvingen, hetzij in de rangschikking van deze binnen, misslagen, die soms de bruikbaarheid van het geheel in mindere of meerdere mate in het gedrang brengen. De eerste dikwijls van de wijs gebrachte slachtoffers hiervan vindt men natuurlijk onder het publiek. Maar al te vaak is de bibliothecaris de laatste om te ontdekken dat in zijn eigen catalogus wel wat haperen kan. Met dit op het oog wordt dan in meer dan eene boekerij er de hand aangehouden dat het hoofd van de catalogiseeringsafdeeling den catalogus sporadisch doorloopen zou, wijl hij aldus nuttige bevindingen moet opdoen nopens de al dan niet bevredigende vormgeving van de onder zijn leiding geleverde titelbeschrijvingen. Vandaar dan ook dat men in de catalogi onmiskenbaar sporen van die herziening vinden zal: spelling van namen wordt veranderd, datums worden aangevuld of verbeterd, etc. In de Newberry Library vindt men zelfs in de laden een gele kaart van gewoon formaat waarop vermeld staat: ‘Dit kastje werd herzien door Km I’; in andere laden treft men zelfs speciaal gedrukte formulieren aan en daarop: ‘De rangschikking van de steekkaarten in deze lade werd herzien. Naam (en die volgde voluit geschreven). Datum: (Sept. 17, 1930)’. In Yale wordt het zoo aangelegd dat de ‘headfiler’ of de leidster van de ploeg voor dit werk aangestelde assistenten, elk trimester eigenhandig een vierde van den openbaren catalogus grondig doorloopt, deze algeheele herziening combineerend met het normaal contrôlewerk. Deze jaarlijksche cyclus der herziening door een en dezelfde verantwoordelijke specialiste is een onbetwistbare waarborg voor de gave eenvormigheid in de toepassing der aangenomen tradities en regels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 580]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plaat 8. Rochester, N.Y. Openbare Bibliotheek. De begane grond.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 581]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het inschakelen van de titelbeschrijvingen in den openbaren catalogus stelt onvermijdelijk een of meerdere laden buiten het bereik en het gebruik van het publiek. In bibliotheken met tamelijk uitgebreide catalogi waar de rangschikking in sommige vakken vrij ingewikkeld worden kan, worden een reeks bakjes of laden uitgenomen en naar het in dezelfde zaal opgesteld bureau der ‘rangschikkers’ gebracht en pas na afloop der noodige bewerking weer op plaats gesteld. Den hinder, die voortvloeit uit de aldus ontstane kortstondige leemte in den catalogus, tracht men ongedaan te maken door, bij middel van een waarschuwing op een plakkaatje in de meubelholte gestoken, den overhaastigen lezer naar het gewraakte bureau te sturen. Gewoonlijk echter wordt het inschakelen ter plaatse zelf gedaan, i.e. in de onmiddellijke nabijheid van het ladenmeubel. Alle gebeurlijk in het in behandeling zijnde kastje te verrichten opzoekingen kunnen dus, mits de gereede inwilliging van de(n) betrokken bibliotheekbeambte, onmiddellijk doorgaan. Om alle overbodige onderbreking in het werk te keer te gaan en om het publiek niet al te zeer onder de voeten te loopen tracht men dan ook het inschakelen der nieuwe titelbeschrijvingen de twee eerste uren 's morgens te verzekeren omwille van de betrekkelijke kalmte in het bedrijf op dit tijdstip van den dag.
***
In feite worden in den Amerikaanschen openbaren catalogus, daar waar hij, zooals dit bijna overal het geval is, in encyclopaedischen vorm wordt aangelegd en verder uitgebouwd, twee soorten hoofdwoorden en titelbeschrijvingen alphabetisch, maar groepsgewijze, samengebracht. Men stelle zich dat echter niet voor alsof die twee soorten titelbeschrijvingen (de eene onder den auteursnaam of titel, de andere onder een trefwoord) die men evengoed in twee afzonderlijke catalogi zou kunnen onderbrengen, in één enkele streng alphabetische rangschikking ‘mechanisch’ gedwongen kunnen worden, zonder een ontredderende verwarring te stichten en de bruikbaarheid van het geheel in het gedrang te brengen. Practisch komt de aangenomen algemeene schikking hierop neer dat een of meerdere steekkaarten onder een bepaald trefwoord onmiddellijk op het stel titelbeschrijvingen met een gelijkluidenden auteursnaam of titelwoord als hoofdwoord volgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 582]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zelfs in een gewone ‘enkelvoudige’ auteurs- en titelcatalogus kan men bezwaarlijk een strakgehouden zuiver alphabetische rangschikking - enkel dus gesteund op de zuiver formeele elementen van hoofdwoord en titelopname - doorvoeren zonder gevaar voor de handige bruikbaarheid er van. Een zekere logische groepeering dringt zich immer op: in de opvatting van deze ordening en in de practische omzetting van in de praktijk onderscheiden zich tal van catalogi onderling. Een concrete neerslag van deze beschouwing vindt men o.a. in het ‘corner mark’ misschien te vertalen door ‘hoekrangwoord’ Hieronder wordt verstaan een hulpaanduiding in den rechter bovenhoek van de steekkaart aangebracht en die moet dienen om het invoeren van een gewisse logische of systematische rangschikking van sommige steekkaarten, onder hetzelfde hoofdrangwoord dat de eerste gewone alphabetische rangorde van de steekkaart regeert, te vergemakkelijken. Dit ‘corner mark’ bestaat somtijds enkel en alleen uit den tusschen rechte haakjes geplaatsten oorspronkelijken titel van een werk waarvan de steekkaart een titelbeschrijving geeft naar een in de boekerij voorhandene vertaling of bewerking. Zoo vindt men b.v.:
[The taming of the shrew 1825] Shakespeare, William 1564-1616
Der Keiferinn Zaehmung von Joseph Fick...
ofwel
[The taming of the shrew. Span.] Shakespeare, William 1546-1616
... La donna de la bravia, comedia
De oorspronkelijke titel wordt somtijds gevolgd door een in afgekorten vorm gegeven aanduiding van de taal van de beschreven overzetting, b.v. Span[ish], Ger[man] Gr[eek], Fr[ench]. Geldt het een tweetalige uitgave, een tekstuitgave met begeleidende vertaling, dan wordt ook deze bijzonderheid op gelijkaardige wijze aangeduid. (Lat[in] & Engl[ish]; Gr[eek] & Fr[ench] etc.) Ook komt het voor dat men daarop nog den datum van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 583]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitgave of den naam van den tekstbezorger volgen laat. In andere gevallen acht men het dan weer voldoende als ‘corner mark’ eenvoudigweg één enkel van de elementen van de zooeven vernoemde mogelijke combinaties te gebruiken. Soms wordt die oorspronkelijke titel ‘getikt’, soms met inkt handschriftelijk aangebracht; in andere boekerijen weer, zooals b.v. in de University of Chicago, eenvoudig in potlood geschreven. In verband met dit ‘corner mark’ moet echter opgemerkt worden dat dit voornamelijk, om niet te zeggen uitsluitend, in wetenschappelijke of studiebibliotheken wordt aangewend, en dus in de gewone, zelfs belangrijke, openbare boekerijen niet gebruikelijk is. Dit hangt in nauw verband met het feit dat men in deze openbare boekerijen op stuk van het alphabetiseeren van vertalingen zich aan den oogenschijnlijk eenvoudigen regel houdt de titelbeschrijvingen van de overzettingen te zamen met de titels van de oorspronkelijke uitgaven in één en dezelfde alphabetische orde volgens de eigen bloote formuleering van elken titel op zich zelf onderling te alphabetiseerenGa naar voetnoot(1). Hier is het dus niet de wezenlijke inhoud van het boek noch de beteekenis van den titel die de verdere rangschikking van de titelbeschrijving van een vertaling of bewerking onder den auteursnaam bepaalt, maar in dit stelsel is het enkel en alleen de formeele waarde der gansch toevallige lettergroepeering of woordopeenvolging, waarmee de vertaler of bewerker het titelblad van zijn overzetting bedeelde, die over de rangschikking beslist. In de universiteitsboekerijen en in de Library of Congress daarentegen, met andere woorden in de studiebibliotheken, wordt er naar gestreefd om zooveel mogelijk telkens de oorspronkelijke uitgave door een daartoe behoorende vertaling te doen volgen, wat dus beduidt dat het ten slotte de oorspronkelijke titel is, die de eerste onder-rangschikking van de steekkaarten, zelfs bij de overzettingen, regeert, terwijl de accidenteele | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 584]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vorm van iedere titelopname bij een vertaald werk van gansch ondergeschikt belang wordt. Dit aanduiden van den oorspronkelijken titel is niet alleen gebruikelijk bij de beschrijving van litteraire werken, ook op de steekkaarten van vertaalde uitgaven van streng wetenschappelijken aard tracht men immer in den rechter bovenhoek den origineelen titel te vermelden. Het is natuurlijkerwijze de catalograaf die het boek in kwestie hanteert en alle met zijn catalographisch werk verband houdende opzoekingen doet, die best in staat en bijgevolg gansch aangewezen is om telkens den oorspronkelijken titel op te diepen. Worden zijn opzoekingen met succes bekroond, dan wordt dit gegeven onderaan in de nota's op zijn oorspronkelijke titelbeschrijving aangeduid, gegeven dat bijgevolg ook op dezelfde plaats op de verschillende exemplaren van de definitieve steekkaart zal gedrukt of ‘getikt’ worden. De ‘assistente’ die de kaarten voor de verschillende catalogi moet klaar maken, ontvangt aldus automatisch de noodige vingerwijzingen om ook het ‘corner mark’ onder den gewenschten vorm op de steekkaart aan te brengen. Terloops zij er hier opgewezen dat bij de moderne uitgaven de taak van den catalograaf stilaan vergemakkelijkt wordt. Het opslaan en doorduimelen van lijvige bibliographische werken om den oorspronkelijken titel op te sporen is niet altijd noodzakelijk. Meer en meer vindt het gebruik ingang den origineelen titel tegenover ofwel op de keerzijde van het titelblad aan te geven.Ga naar voetnoot(1) De moeilijkheden waarmee de catalograaf soms te kampen heeft om den oorspronkelijken titel van een werk te ontdekken geven hem een voorsmaak van den hinder dien een lezer, die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 585]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een gelijkaardig geordenden catalogus raadplegen wil, gebeurlijk ondervinden kan. Wat dan natuurlijker dan dat hij een behulpzame hand uitsteekt aan den lezer die stante pede bescheid wenscht? Wie zou b.v. onder den Nederlandschen titel ‘Macht’ een vertaling vermoeden van Feuchtwanger's ‘Jud Süsz’? of onder den Franschen titel ‘Roses, Coeurs, Châteaux’ een overzetting van A.P. Herbert's ‘Water Gipsies’? of onder den Duitschen titel ‘Ein Cocktail mit Herrn Wenz’ het werk van S.A. Steeman ‘Six hommes morts’? Het ware dan ook al te wreed den lezer in dergelijke gevallen, bijzonder wanneer een gansch stel steekkaarten onder denzelfden auteursnaam voorkomt, aan zijn lot over te laten, wat hem onvermijdelijk verplichten zou gissenderwijze uit dien oogenschijnlijken puzzle van titels de gewenschte kaart op te diepen. Bij een snel welslagen in die sportoefening kan een goedjongstige lezer die ietwat zin voor humor heeft een bron vinden van een herhaaldelijk hem overzwemmend zalig welbehagen; in sommige omstandigheden echter moet bij een dergelijk opgedrongen raadselspel er heelwat ergerend tijdverlies uit voortvloeien. Een correctief op die schikking of althans een hulpmiddel om toe te laten zich in die oogenschijnlijk ontredderende ordening zich terug te vinden dringt zich logischerwijze op! De moeilijkheid, die dus uit de gebeurlijke onwetendheid van den oorspronkelijken titel voortspruit, tracht men in sommige boekerijen (o.m. in de universiteitsbibliotheken, waar de ‘undergraduate’ bij te staan valt) te keer te gaan door een steekkaart onder den naam van den auteur en op den vertaalden (gewoonlijk Engelschen) titel beknopt op te stellen en dus volgens deze gegevens, streng alphabetisch genomen, onder de rubriek ‘single works’ in te schakelen. Op deze kaart vindt dan de lezer tevens een verwijzing naar den oorspronkelijken titel in wiens omgeving hij alle hem interesseerende volledige steekkaarten vinden kan. Rochester University Library bezit daarvoor zelfs gedrukte formulieren, waarop in het midden: ‘Dit werk is een vertaling van zijn... Steekkaarten voor... zult U in dezen catalogus onmiddellijk achter de kaart(en) voor het oorspronkelijk werk aantreffenGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 586]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Niet immer vormt de oorspronkelijke titel van een werk het rangschikkend bestanddeel van de in aanmerking komende titelbeschrijvingen, zoomin als de oorspronkelijke naamvorm van een auteur altijd als hoofdwoord fungeeren mag. In beide gevallen laat meer dan eens de traditie of andere beschouwingen van practischen aard hare rechten gelden. Hetzelfde valt a fortiori aan te stippen voor werken die zelfs oorspronkelijk geen eigenlijken titel gehad hebben. Bij Grieksche schrijvers en werken geldt de geijkte naam of titel als norm; verwijzingen, op den Engelschen traditioneelen titel opgesteld, als deze waarvan hooger sprake, slaan dan logischerwijze niet op den Griekschen maar wel op de gekozen Latijnsche benaming die als ‘corner mark’ zal aangebracht worden. Het spreekt van zelf dat het invoeren van een logische orde in sommige uitgebreide groepen of onderafdeelingen onder een zeker hoofdwoord - wat dus een sporadische afwijking van het regelend grondbeginsel der alphabetische letter- en woordorde van rangwoorden en titels met zich brengt - het opstellen van een verwittiging, van een waarschuwingssignaal voor den gebruiker noodzakelijk maakte. Daartoe heeft men, zooals hier hooger reeds uiteengezet werd, eerst en vooral voor elk afzonderlijk geval het ‘corner mark’ op elk betrokkene titelbeschrijving. Een meer overzichtelijke aanwijzing per groep vormt echter een onmiskenbaar nuttige leidraad voor elkeen die zich aan een opzoeking in een ietwat uitgebreid pakje steekkaarten onder een gelijkvormig rangwoord waagt. Die verklarende uiteenzetting vindt men dan op de ‘survey cards’, overzichtstableau's, soms ook wel in enkele bibliotheken ‘direction cards’ geheeten, die onmiddellijk vooraan een vrij zwaar stel steekkaarten ingeschakeld worden om over de gevolgde wijze van rangschikking bondig bescheid te leveren. Zoo werden b.v. in den catalogus van een belangrijke universiteitsboekerij de steekkaarten s. vo Aristoteles op de volgende manier gerangschikt. Vooraan een roodeGa naar voetnoot(1) leidkaart met in het midden een uitstekend met celluloïd overtrokken kopje, waarop ARISTOTELES | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 587]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geblokletterd staat. Dan twee gele kaarten op gewoon formaat, waarvan de eerste met links uitpuilend kopje met het opschrift: GENERAL DIRECTIONS. Deze kaarten leveren immers een beschrijving van de in alle gelijkaardige gevallen toegepaste methode. En inderdaad, letterlijk dezelfde formuleering vindt men op twee gansch gelijkluidende gele kaarten vooraan het stel kaarten s.vo SHAKESPEARE, William of MILTON, John e.a. Bovenaan in het midden van deze twee gele kaarten leest men: ARRANGEMENT OF CARDS, met de vermelding van de ingevoerde zesledige groepindeeling:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 588]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De onder deze twee laatste rubrieken en, ook gedeeltelijk, onder nummer vier, aangenomen rangschikking vormt natuurlijkerwijze een praktijk die het gevolg is van het aankleven van de ‘dictionary form’ voor den openbaren catalogus en is practisch voor onze eigene bibliotheken vooralsnog van weinig of geen belang. Na deze eerste roode en twee volgende gele steekkaarten volgen er niet minder dan elf (11) witte, waarop, in het concreet geval ‘Aristoteles’, de voor den lezer noodig geachte verdere verklaringen verstrekt worden. Hier nu de tekst van de twee eerste:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 589]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plaat 9. Rochester, N.Y. Openbare Bibliotheek. Eerste verdieping.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 589]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tweede kaart ziet er zoo uit:
Na deze elf witte op standard formaat gesneden kaarten met inleidende verklaringen vangt dan de eigenlijke reeks der diesvolgens gerangschikte titelbeschrijvingen aan, waarvan het eerste vakje voorafgegaan wordt door een gele steekkaart onder het kopje: MANUSCRIPTS. Daarachter een serie kaarten met de volgende ‘corner marks’: ‘Ms. Latin; Ms. Latin; Works 1495-98; Works 15..; Works 1584; Works 1597 Gr. & Lat.; Works 1601, Gr. & Lat.; Works 1605 Gr. & Lat.; Works 1619 Gr. & Lat.; Works 1791 Gr. & Lat.; Works 1831 Gr. & Lat.; Works 1837; Works 1848 Gr. & Lat.; Works 1854 Gr. & Ger.; Works 1881; Works 1888; Works 1913. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 590]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarop volgt weer een gele kaart met ‘kopje’, waarop het opschrift: WORKS (Paraphrases). Deze kaart luidt een stel gewone titelbeschrijvingen in met de volgende ‘corner marks’:
Vervolgens weer een gele leidkaart met uitpuilend opschrift: TRANSLATIONS. ‘Cornermarks’ der volgende kaarten:
Na dit pakje steekkaarten wordt een nieuw vak weer ingezet door een gele ‘guide card’ met ‘kopje’, waarop het opschrift: FRAGMENTA.
Daarna nogmaals een gele kaart met uitstekend ‘kopje’: SELECTIONS.
Daarop volgt dan eindelijk de leidkaart die de ordening der afzonderlijke werken aanmeldt. Daartoe gebruikt men een gele kaart met de aanduiding ‘- SINGLE WORKS’ op het uit- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 591]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
springend kopje, Hierbij sluit zich de reeks der in vakjes ingedeelde titelbeschrijvingen der uitgaven van en der studies over de afzonderlijke werken aan, titelbeschrijvingen die, door het aanwenden van het ‘corner mark’, zich automatisch ordenen onder den gekozen geijkten Latijnschen titel dezer werken, terwijl zich natuurlijkerwijze een onderlinge alphabetische orde onder de aldus ontstane gesloten vakjes opdringt. Gemakkelijkheidshalve heeft men dan ook dit lijvig pak steekkaarten door het insteken van verscheidene leidkaarten in minder omvangrijke vakjes ingedeeld. De eerste gelijkaardige ‘guide card’ draagt als opschrift ‘- ANALYTICA’; een weinig verder puilt er een ander geel kopje uit waarop ‘- ARS RHETORICA’ prijkt. Ter verduidelijking schrijven we hier een reeks ‘corner marks’ over:
Na deze groep tekstuitgaven vangt de reeks der vertalingen aan. Te betreuren valt echter dat die overgang door geen leidkaart wordt aangeduid. De ‘hoekrangwoorden’ volgen zich dan als volgt op:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 592]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dan weer, zonder aanduiding van den overgang, een nieuwe reeks van ‘Paraphrases’ van de Ars rhetorica, waarop dan een serie titelbeschrijvingen volgt van studies over dit werk, steekkaarten die een in rooden inkt handschriftelijk aangebracht trefwoord dragen. De rangschikking van de titelbeschrijvingen s. vo Shakespeare, William loopt parallel met de ordening der kaarten onder het rangwoord ‘Aristoteles’. Hier ook treft men de gele ‘direction’ en ‘division cards’ aan: de eerste met de gelijkluidende ‘General Directions’, een tweede met het opschrift ‘FOLIO’ op het uitstekend kopje; de volgende opent de reeks der titelbeschrijvingen van de ‘FOLIO FACSIMILES’, de vierde komt voor onder het slagwoord ‘QUARTO FACSIMILES’. De vijfde zet het lijvig stel titelbeschrijvingen in der voorhandene uitgaven van de volledige werken. Op deze gele leidkaart leest men de volgende vingerwijzingen: ‘Editions arranged alphabetically by name of edition when possible, otherwise by editor’. De ‘corner marks’ van de daarop onmiddellijk volgende steekkaarten luiden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 593]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Library of Congress daarentegen volgt voor de door haar toegepaste rangschikking van de verschillende uitgaven van en over Shakespeare's werken het schema van haar eigen systematische indeeling der Engelsche literatuur zooals dit uitgelijnd wordt in haar ‘Classification’Ga naar voetnoot(1). Het weze ons toegelaten hier ook nog den tekst over te drukken van de toelichting die op de eerste ‘direction cards’ s. vo ‘Aristotle’ (een algemeene verwijzing van ‘Aristoteles’ naar den gekozen Engelschen naamvorm werd op de geschikte plaats ingeschakeld) in den catalogus van een belangrijke openbare studiebibliotheek nl. het Reference Department of the New York Public Library, voorkomt. Daar leest men op de eerste steekkaart
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 594]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tweede kaart:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 595]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Komt dan de eerste leidkaart met de verklarende nota's:
Na dit stel titelbeschrijvingen weer een gele leidkaart met uitstekend ‘kopje’ als eerste van de reeks ‘twee en meer werken te zamen uitgegeven’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 596]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na dit afgesloten vak wordt de serie der afzonderlijke werken ingezet door een leidkaart die den gelijkluidenden tekst als de voorgaande ‘guide card’ draagt; het slagwoord op het ‘kopje’ is hier ‘Single Works’ geworden. Nu komt het natuurlijk ook voor dat het pakje van de nog niet ingeschakelde titelbeschrijvingen in den openbaren catalogus tamelijk omvangrijk wordt. Al vindt de lezer ook een bondige vermelding van het door hem gezochte werk op een ‘voorloopige’ gekleurde steekkaart, die bij de bestelling van een uitgave in den openbaren catalogus werd ingestoken, bevestiging van de gebeurlijke aankomst en van de onverwijlde ter beschikking stelling van dit gewraakte werk kan hij eventueel ook vinden in een reeks ‘unfiled cards’, i.e. volledige definitieve titelbeschrijvingen die nog niet in den catalogus werden ingeschakeld, maar die, afzonderlijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 596]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plaat 10. New Haven, Conn. Yale Universiteit. Plan van de Sterling Bibliotheek.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 597]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gealphabetiseerd, in een of meer speciale laden hunne beurt afwachten om de hun toebedeelde plaats te betrekken. Een bijzondere ‘aanplakbrief’ trekt de aandacht van het publiek op deze reeks kaarten die gewoonlijk ter inzage opgesteld staan in de kastjes die de allereerste laden van den algemeenen openbaren catalogus vooraf gaanGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk VII.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 598]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onmiddellijk zal bijbrengen, maar integendeel noodeloos een gansch mechanisme zal in gang zetten, bij gevolg tijd doet verspillen en ten slotte het tempo van de afgifte nog erger vertragen zal. Wie in een verkeerden trein stapt zal gewoonlijk maar langs een omweg het oorspronkelijk doel van zijn reis bereiken; het (desgevallend) oploopen van een ‘standje’ vanwege het personeel, zij het dan ook soms nog zoo humoristisch en vriendelijk als men het wenschen zou, is dan ook de licht te begrijpen attractie van een dergelijke onachtzaamheid. Maar niet alleen het publiek valt hier zijn plichten te vervullen, ook op de bibliothecarissen weegt hier een zware verantwoordelijkheid. Inderdaad de onachtzaamheid van één lezer die zich uiten zou in het foutief overpennen van een juiste signatuur van een bepaald werk vormt een alleenstaand - zij het ook een al te vaak voorkomend - geval. Een verkeerde opgave echter van een signatuur op een titelbeschrijving zelf, aanduiding, waarvoor dus de bibliotheekbeambte verantwoordelijk staat, kan een gansche serie herhalingen van deze misbindende en tijdroovende verwikkelingen doen aaneenschakelen. Niet altijd immers wordt de ontdekte fout op alle in aanmerking komende steekkaarten (verwijzingen, etc.) hersteld, heel eenvoudig omdat deze kaarten niet altijd terug te vinden zijn, en 't is dikwijls het bloote toeval alleen, anders gezegd, het herhaald opdoen van dezelfde onaangename bevinding die hier te lande de gelegenheid leveren moet om alle noodige uiteindelijke verbeteringen door te voeren. Het komt er dan ook op aan te zorgen dat de op de steekkaart vermelde signatuur de juiste zij: m.a.w. de accurate opgave er van vormt een wezenlijke hoedanigheid van elke titelbeschrijving en is van evenveel belang als de juiste spelling en vorm van het rangwoord. Het klaar besef en de logische waardebepaling van de belangrijkheid van deze twee elementen (signatuur en rangwoord) verklaart meteen waarom in sommige bibliotheken waar de mechanische reproductie van de origineele titelbeschrijving niet doorgevoerd kon worden - procédé, dat een automatische gelijkvormige weergave van het eenmaal grondig verbeterde en correctgeoordeelde prototype verzekert - en waar bijgevolg achtereenvolgens verschillende afzonderlijke overgeschreven of -getikte exemplaren van een titelbeschrijving moeten herzien en desgevallend verbeterd worden (zooals dit hier te lande overal nog het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 599]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geval is), bibliotheken waar men dan ook veelal nog over een al te beperkt personeel beschikt, men bij het proeflezen van sommige der kopijen, voor andere dan de twee hoofdcatalogi bestemd, alleen maar de juistheid van twee deelen er van grondig onderzoekt; nl. de accurate weergave van het rangwoord en die van de signatuur. Bewijs te meer hoe - dank zij een klaar inzicht in de schaal der waarden en belang der verschillende bibliotheekwerkzaamheden - zelfs een opgedrongen politiek van de uiterste spaarzaamheid nog kan verzoend worden met een gezond en doelmatig opgevat beheer van een bibliotheek. Hieruit mag men echter niet besluiten dat in de bibliotheken die hunne eigene titelbeschrijvingen drukken ook de signatuur van het beschreven werk op de steekkaart gedrukt wordt. Daar ze echter tevens ‘Class mark’ is, 't is te zeggen een aanduiding van de plaats die de titelbeschrijving in een systematischen catalogus en van de standplaats die het werk in een methodische plaatsing op de boekenrekken in de bergplaats moet innemen, wordt het als vingerwijzing, als leidraad voor elken ‘classifier’ in een vreemde bibliotheek onderaan in kleinen tekst op de steekkaart vermeld. De signatuur, ‘classmark’ zijnde, is als dusdanig een door de plaatselijke gebruiken en de eigen noodwendigheden van elke bibliotheek bepaald element: bijgevolg zou het aanbrengen er van op een voor haar normale plaats: linker of rechter hoek, bovenaan of midden in de linkermarge van dezelfde eenheidskaart, die door de bibliotheek ter beschikking van andere zusterinstellingen moet kunnen gesteld worden, practisch allerlei moeilijkheden (het tijdroovend en gevaarlijk wijzigen van de gebeurlijk ongegeerde signatuur) na zich slepen, wat het verspreiden en gebruiken van de standard-steekkaarten niet in de hand zou werken. Een tweede belangrijke factor is de wezenlijke volledigheid van de signatuur. Daarmee wordt het brutale feit niet bedoeld dat geen enkel element van haar vormelijke samenstelling door onachtzaamheid zou achterwege blijven, maar wel dat de als dusdanig voorgestelde letter- en cijfercombinaties op zich zelf volstrekt alle inlichtingen zouden aan de hand doen om het betreffende werk in de boekerij terug te vinden, zonder verder beroep te moeten doen op de andere, elders uit de steekkaart te putten gegevens, als b.v. het formaat, het serienummer voor een monographie uit een reeks, etc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 600]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit laatste is soms wel het geval in sommige onzer boekerijen waar het publiek verzocht wordt telkens de voor hem tamelijk mysterieuze formaataanduiding uit de collatie op te diepen en op het bestelbulletin te vermelden. In talrijke gevallen compliceert dit de formaliteiten en het gebeurlijk vergeten van dit gegeven vertraagt dikwijls het tempo van het bezorgen van het in lezing of in bruikleen gevraagde werk. Het meer en meer verlaten van deze ingewikkelde praktijk hier te lande vormt dan ook een gelukkige verbetering. Men kan het alleen betreuren dat wat de oudere fondsen betreft, het toepassen van een gelijkaardige innovatie zich zoo lang op zich laat wachten. Niet minder practisch zou het o.i. zijn wanneer men in sommige bibliotheken waar het ‘numerus currens’ van het inventarisregister als signatuur aangewend wordt men er toe besloot een gave doorloopende nummering voor elk formaat afzonderlijk aan te nemen. Dit zou er niet weinig toe bijdragen om de contrôle der opplaatsstelling in de boekenbergplaatsen in de hand te werken en het zou toelaten in de boeksignatuur de formaataanduiding van kant te laten. Wel wordt daartegen het bezwaar geopperd dat bij gelijkaardig procédé minstens drie à vier inventarisregisters of standcatalogi ter zelfder tijd in bewerking zouden zijn. De daaruit vloeiende moeilijkheden, die we ons niet ontveinzen alhoewel ze niet tragisch op te nemen vallen, kunnen niet opwegen tegen de onloochenbare belangrijke voordeelen voor het personeel bij de contrôle der magazijnen, en voor het publiek en het personeel door de logische daaruit volgende vereenvoudiging van de signatuur. Innig verband houdend met de reeds hierboven behandelde volledigheid stelt zich de voor den lezer zelf nog belangrijke vraag hoe hij gemaakkelijk de boeksignatuur weervinden of vereenzelvigen en overnemen kan. Het komt er soms bij ons op aan uit te maken welke van twee, drie letter- en cijfercombinaties, die op een steekkaart voorkomen, nu wel eigenlijk de eenige en echte signatuur vormt. Deshalve is het wenschelijk dat het vraagstuk van de keuze zich zoo weinig mogelijk stelle, dat de plaats waar ze op de kaart te zoeken valt zoo veel mogelijk immer dezelfde en dat ze in 't oog vallend zij, dat de schriftelijke of typographische voorstelling | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 601]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er van klaar en duidelijk, en dat hare samenstelling zoo eenvoudig mogelijk zij. Ze moet één zijn. Bij den eersten oogopslag beantwoordt de algemeene vormgeving van de Amerikaansche titelbeschrijving aan dezen stelregel niet. Inderdaad, op het meest verspreide type, nl. de Library of Congress kaart zijn twee, drie numerische combinaties te ontdekken. Buiten de jaartallen, die gewoonlijk het rangwoord van een auteurskaart afsluiten, vindt men nog o.m. het klassificeeringsnummer of ‘classmark’ van het Library of Congress systeem, (sinds 1930 ook van het Dewey Stelsel), verder nog het rangnummer van die steekkaart als uitgave (onmiddellijk voorafgegaan door de tientallen en eenheden van het jaartal van de uitgave) en dikwijls nog het Copyright-nummer. Dit alles echter is dusdanig in den onderboord op min dan een centimeter van den onderrand in kleinen druk aangebracht, dat geen enkele normale lezer een van die numerische aanduidingen zal gaan opdiepen, wanneer de eigenlijke signatuur in drie à vier maal grootere karakters hooger op wordt voorgelegd. Dit gevaar, dat veeleer denkbeeldig is, wordt ten andere volledig geneutraliseerd door de uniformiteit van plaats waar de signatuur in elke boekerij immer te zoeken valt. Dit laat dan ook een bibliotheek als de John Crerar Library b.v. toe kordaat in elke kaartenlade van haar systematischen catalogus op de ‘direction’ card de algemeene stelregel te herhalen: ‘The CALL NUMBER is printed in bold face type in the UPPER RIGHT-HAND CORNER of the cards’. Wel zijn er gevallen waarin meer dan één signatuur op een steekkaart voorkomt. Maar onmiddellijk naast deze tweede of derde signatuur vindt men dan ook de aanduiding: 2nd. copy (resp. 3rd copy): met andere woorden, een vingerwijzing dat het hier het plaatsingssymbool geldt van een 2de of 3de exemplaar van dezelfde uitgave van het op de steekkaart beschreven werk. Waar 2nd resp. 3rd & 4th copy gevolgd wordt door een jaartal duidt dit op een anderen druk (niet andere uitgave) dan dezen die het voorwerp van de titelbeschrijving uitmaakt. Dit ergerlijk euvel, nl. mangel van eenheid in de plaatsing van de signatuur op de steekkaart, verdwijnt hier te lande langzaam maar zeker. Deze onzer catalogi echter, die door twee, drie generaties bibliothecarissen werden bewerkt en verder uitgebouwd, dragen ongelukkiglijk nog al te zeer, ook in dit opzicht diepe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 602]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sporen der opeenvolgende uiteenloopende praktijken. Het invoeren van een zekere eenheid ook op dit gebied zou door elkeen die iet of wat begaan is met de degelijke organisatie van onze bibliotheken ten zeerste op prijs gesteld worden. De in onze boekerijen oogenschijnlijk meest verspreide nieuwe werkwijze is het aanbrengen van de signatuur in het midden van de linker vrij gebleven marge. In de Amerikaansche bibliotheken schommelt het gebruik tusschen het uitpikken van den linker of den rechter bovenhoek. Zoo vindt men de signatuur te Boston in de Public Library, in de Widener Library van Harvard University, te New-York in de Public Library in potlood en te Chicago in de John Crerar Library in vetten druk in den rechter bovenhoek! Het voordeel van deze uiterst in-'t-oog springende plaatsing krijgt echter een hachelijken deuk, wanneer men bedenkt dat het tevens dit rechter bovenhoekje van de steekkaart is dat het bij de behandeling der kaarten practisch het ergst te verduren heeft. Vaak wordt dit hoekje dan ook uitgerafeld, gekneusd, en gewoonlijk ergelijk besmeurd; de signatuur, een essentieel deel van elke titelbeschrijving, wordt verminkt of minstens onder het danig beduimelen onduidelijk, om niet te zeggen onleesbaar. Gevolg: het herhaald hernieuwen van intensief gehanteerde steekkaarten dringt zich bij deze schikking af en toe op. Een ander nadeel van dit gebruik van de rechter plaatsing bovenaan is dat er geen voldoende plaatsruimte overblijft om gebeurlijk ‘corner marks’Ga naar voetnoot(1) aan te brengen, die in sommige boekerijen beslist noodig zijn én om de rangschikking der titelbeschrijvingen in de hand te werken én om den ‘lezer’ een practisch houvast aan de hand te doen om zich in een min of meer gesystematiseerde opstelling van steekkaarten onder een auteursnaam terug te vinden. Het is die beschouwing die er een belangrijke universiteitsbibliotheek toe leidde den linker bovenhoek van de kaart als de normale plaats voor de signatuur aan te nemen. Beter beschermd en bijna even zichtbaar - zoo ze niet té laag gesteld wordt - vindt men de signatuur in de linker marge of zelfs heelemaal bovenaan links. Niet dat deze practische be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 603]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schouwing alleen de voorkeur voor dit procédé verklaren kan: in feite speelt hier een eeuwenlange traditie eveneens haar rol. De eerste catalogi immers waren niet de alphabetische auteursen titelcatalogi maar wel de systematische lijsten die in feite methodische catalogi vormden. Het klassificeerend element der titelbeschrijvingen onderling was dus niet de schrijversnaamof de titel, maar wel het systematisch symbool of index, dat tevens als onze huidige signatuur fungeerde; van daar dat het dan ook noodzakelijk in de catalographische beschrijving voorop gesteld werd. Toen het zwaartepunt van de belangstelling zich later verplaatste van de methodische boekenlijst naar den gewonen auteurscatalogus, die op de eereplaats gesteld werd, heeft men die oorspronkelijk logische plaatsing van de signatuur behouden, en redenen van practischen aard zijn deze van oudsher verworven positie daadwerkelijk komen versterken. Voeg daarbij dat wij onder invloed van onze Westersche gewoonte van links naar rechts te lezen, ook bij het voorleggen van een steekkaart instinctief geneigd zijn onze aandacht eerst en vooral links van een beschreven kaart wenden. De in de U.S.A. aangenomen praktijk het ‘callnumber’ of signatuur heelemaal bovenaan te plaatsen, in tegenstelling met ons huidig gebruik de signatuur links, in de marge, op een drietal centimeter van den bovenrand van de kaart te plaatsen, wordt volgens hen gerechtvaardigd door de bewering dat het daar klaarder uitkomt en dus gemakkelijker leesbaar is. Daar hunne signatuur symbool is van de methodische plaatsing van de werken in de boekenbergplaats, bijgevolg een soort systematisch index vormt, kan iemand die ietwat thuis is in de door de bibliotheek toegepaste classificeeeringmethode, door een vluchtig doorloopen van de aldus heelemaal bovenaan geschoven signaturen, werken over een bepaald onderwerp ontdekken zonder verplicht te zijn telkenmale de uitvoerige titelbeschrijvingen te lezen. Of die beschouwing op waarlijk practische gegevens en resultaten berust valt moeilijk uit te maken! In de meeste bibliotheken wordt de signatuur op de steekkaart zwart op wit ‘getijpt’, soms ook wel al eens handschriftelijk met pen en zelfs met potlood aangebracht. Dit laatste is o.m. het geval in de New-York Public Library en in de Library of Congress. De reden die men ter verantwoording hiervan aanvoert is dat de signatuur- (tevens classificeeringssymbool) geenszins | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 604]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iets volstrekt vast is, dat onaantastbaar of onveranderlijk blijven zou. Om dus gebeurlijke wijzingen vlug en netjes mogelijk te maken acht men het verkieslijker in plaats van de pen het gewoon potlood te gebruiken. Of die redeneering elk vakman overtuigen zal laten we hier in het midden. De voordeelen van dit procédé moeten echter elkeen bedenkelijk voorkomen wanneer men zich de visu overtuigen kan hoe erg het dergelijke delicate aanduidingen te verduren hebben, bijzonder wanneer ze bovenaan in den rechterhoek van de steekkaarten worden aangebracht. Sommige bibliotheken hebben, of liever hadden - want stilaan geraakt ook dit gebruik in ongenade - de gewoonte hunne signaturen in 't rood te kleeden met de bedoeling ze nog beter te doen uitkomen. De geringe lichtechtheid van het rood echter, waarvan men de bewijzen op de verkleurde kaarten vinden kan, bracht stilaan de meeste bibliothecarissen er toe over opnieuw tot het doodgewoon gebruik van het zwart terug te keeren. In Evanston o.a. in de bibliotheken van de Northwestern University gebruikte men vroeger uitsluitend rood, thans echter geeft men er, sinds ettelijke jaren reeds, het zwart de voorkeur. In andere bibliotheken, o.a. te Cleveland, roept men ter verantwoording van die verandering zelfs bezuinigingsredenen in! ***
Het kan o.i. denkelijk zijn nut hebben over een paar speciale gevallen, waarvan de gezonde oplossing, die er aan gegeven werd, onze bijzondere aandacht verdient in dit verband afzonderlijk uit te weiden. Het gebeurt immers maar al te vaak bij ons dat een signatuur met alle vereischte nauwgezetheid door den lezer wordt overgenomen, dat de bibliotheek bediende, die voor het aanbrengen der boeken instaat, er hoegenaamd niets abnormaals aan opmerkt of zelfs kan opmerken, bijgevolg dat heel het mechanisme van den boekenaanvoer uit de bergplaats naar het uitreikingsbureau in werking treedt, en de niets verdachts bemerkende of niets kwaads vermoedende lezer geduldig (?) het aanbrengen van het gevraagde werk afwacht, om na enkele (?) minuten schilderen te vernemen dat het boek uitgeleend werd, of bij den boekbinder is, zoek is of elders in een speciale sectie (soms zelfs in een actieven dienst van de bibliotheek) is opgesteld: m.a.w. dat onmiddellijke inzage er van uitgesloten is. Gevolg: vruchteloos wachten van- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 605]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wege den lezer, vergeefsche moeite en werk voor het bibliotheekpersoneel. Tijdverlies! De reden: 1o de signatuur, of althans de catalogus geeft misleidende inlichtingen en 2o geen afdoende maatregelen worden getroffen om een correctief daarop aan te leggen en bij te houden. In feite zou dit alles nog zoo erg niet zijn, of de onaangename gevolgen er van zouden zoo scherp niet aangevoeld worden, moest men maar enkele minuten (3 à 4) wachten om definitief bescheid te weten. Ongelukkiglijk is dat niet altijd het geval! Des te stichtender is dan ook de krachtinspanning die in de Amerikaansche bibliotheken wordt ontplooid - waar nochtans het bijbrengen van een boek in een hier te lande ongekend tempo van de hand gaat, om deze in sommige gevallen ononkoombare leemten, of misleidende gegevens van den catalogus, op stuk van de juiste of nauwkeurige standplaatsaanduiding van de werken, aan te vullen of te verbeteren. Boeken ‘bewegen’ in een bibliotheek. Nu zijn er in elke boekerij twee reeksen werken die de hun oorspronkelijk toebedeelde plaatsen op de rekken niet betrekken; in de eerste groep kunnen alle werken vallen, die herhaaldelijk gedurende een betrekkelijk korte tijdspanne de hun voorbeschikte plaats in de boekenbergplaatsen verlaten, dan weer betrekken en dus in den onafgebroken vloed van in lezing of in bruikleen gegeven werken in hun gaan en keeren betrokken worden. De tweede groep anderzijds omvat die uitgaven waarvan men bepaaldelijk weet waar ze, na hunne verwijdering uit de algemeene boekenbergplaatsen, binnen de muren van de bibliotheek of van hare afhankelijkheden voor een min of meer lange periode werden opgesteld. Geen enkele catalogus kan natuurlijk de onafgebroken en wisselvallige ‘beweging’ van het boekenbezit - wat de eerste groep aangaat - up to the minute bijhouden. Pogingen zelfs in dien zin worden dan ook nergens aangewend om door den openbaren catalogus den lezer bij het naslaan ervan te verwittigen dat momentaan dit of geen werk om hooger genoemde reden niet ter beschikking staat. De Amerikaansche bibliotheek echter zet over het algemeen het stop- of rood lichtsignaal onmiddellijk na den eersten stap van den lezer (d.i. zijn opzoeking in de catalogus), doordat men, zooals reeds gezegd, bijzonder in boekerijen met een belangrij- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 606]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ken ‘boekenomzet’ door een voorafgaandelijk naslaan in een speciaal kaartenstel, aangelegd met de bestelbulletins der uitgeleende banden, zich stante pede verzekeren kan of het gevraagde werk wel beschikbaar is, en men dus elk noodeloos aanzetten van het verder mechanisme van de uitleenformaliteiten voorkomen kan. Zooals reeds betoogd, levert dit procédé het voordeel op voor beide partijen - bibliotheek-personeel en lezer - tijd in te winnen. Terloops zij er hier op gewezen dat in verschillende bibliotheken de ontleener van welk werk ook verzocht wordt buiten het vermelden van zijn adres ook ‘telefoonnummer’ aan te geven, dit om het bibliotheekpersoneel toe te laten hem desnoods op te bellen om het tempo van het terug bezorgen van het hem in bruikleen gegeven werk te versnellen. Van soortgelijke centralisatie van inlichtingen op steekkaarten over werken die zich niet op de hun toegewezen normale plaats bevinden vindt men voorbeelden in bijna elke ietwat belangrijke boekerij. Zoo o.a. in de Newberry Library te Chicago houdt men er een bijzonder steekkaartenstel op na, waarin per ‘class mark’ (zooveel dus als de signatuur) gerangschikt staan titelbeschrijvingen voor 1o alle publicaties die in een speciale verzameling werden ondergebracht (een verschillende kleur voor elke collectie), 2o voor elke werken, die bij den binder zijn: 3o voor alle banden in bruikleen buiten den huize, 4o en voor alle uitgaven waarvan men de verdwijning zou vastgesteld hebben. Een gelijkaardige gecentraliseerde correctief op den openbaren catalogus wordt ook in de Library of Congress regelmatig bijgehouden. Bij ons echter schijnt men de noodzakelijkheid van deze schikking niet te voelen: het is maar wanneer de bibliotheek bediende in het magazijn op het rek de akelige gaping, die het gezochte boek vullen moest, vinden zal, dat hij op het bestelbulletin met een min of meer klare handschriftelijke vermelding uitleg verstrekken kan over de oorzaak van de onmogelijkheid het gewraakte werk thans den wachtenden lezer te overhandigen. Hoe lang soms de lezer aldus aan 't lijntje gehouden wordt verschilt natuurlijk van eene boekerij tot de andere. Wijzen we hier terloops op de speciale formulieren van het bestelbulletin van sommige Amerikaansche bibliotheken: de reeks mogelijkheden voor het niet-overmaken van een band zijn daarop voorzien, bondig aangeduid, en gevolgd van een hokje. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 607]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verso van een aanvraagbulletin in de ‘Library of Congress’.
Verso van een aanvraagbulletin in de ‘New York Public Library’.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 608]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een potloodtrek door de betrokken bibliotheekbeamte naast een van deze gedrukte aanduidingen levert in elk geval de eigen verklaring: alle noodeloos zoeken naar een geëigende formule, alle geschrijf door het ondergeschikt magazijnpersoneel; met andere woorden, tijdverlies wordt aldus uitgeschakeld. Of dit procédé van het voorafgaandelijk naslaan van het stel bulletins der in bruikleen of in lezing gegeven werken nu doelmatig in onze boekerijen kan toegepast worden is een andere vraag. Hier valt voor elke bibliotheek zelf uit te maken of het zich loont voor dit werk op een lid van het personeel beslag te leggen, met andere woorden of het invoeren van dit stelsel toelaat het normaal magazijnpersoneel met een eenheid te verminderen. Tevens valt er uit te maken of dit systeem te verzoenen is met de gewone controleformaliteiten zonder deze nog ingewikkelder te maken. Daartegenover echter valt er nimmer uit het oog te verliezen dat zóó bevonden wordt dat practisch het publiek er grootendeels bij gebaat zou worden, het een onontkoombare plicht wordt voor de bibliothecaris het zoo aan te leggen dat hij over de middelen en over het personeel zou beschikken om een gelijkaardige doelmatige verbetering door te kunnen drijven.
***
Practisch gemakkelijker door te voeren op de steekkaarten in den catalogus zelf, is het signaleeren van een zeker aantal werken, waarvan men bepaaldelijk weet dat ze voor een min of meer lange periode hunne standplaats op de rekken in de boekenbergplaats niet betrekken, maar over welker nieuwe vaste opstelling men wel dergelijk ingelicht is. Een eerste groep hierin vormen de talrijke referentiewerken die hetzij in een openbare algemeene of speciale leeszaal, hetzij in een van de actieve diensten van de bibliotheek (bureau der aanwinsten, catalogiseeringsafdeeling, etc.) ondergebracht werden. In welke onzer bibliotheken - en zelfs onder de grootste - vindt men van een aanduiding van dergelijk afwijkende opstelling het minste spoor? Gevolg: maar al te dikwijls na het aanvragen van en het wachten op een werk, dat in dié groep van het boekbestand valt wordt den lezer laconisch kond gedaan dat dit werk, b.v. in een leeszaal vrij ter inzage ligt (wat dus al zijn zoeken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 609]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en wachten en al het eventueel geloop van het bibliotheekpersoneel overbodig maakte), hetzij dat het zich in een speciale afdeeling van de bibliotheek of alleen onder zekere voorwaarden ter inzage wordt voorgelegd, iets wat de catalogus even klaar had kunnen melden. Inderdaad, niets ware eenvoudiger, zooals dat trouwens in de meeste Amerikaansche catalogi regelmatig voorkomt, dan dat een paar conventioneele maar licht te begrijpen teekens, voor af achter, boven of onder de signatuur geplaatst, den lezer die belangrijke, wijl tijdsparende inlichting aan de hand zouden doen. Bijzonder in den algemeenen catalogus van een Universiteitsbibliotheek waarin gewoonlijk het gansche boekenbestand voor de ‘College en Graduate School of Arts en Sciences’ opgeteekend staat, is het noodzakelijk deze aanwijzingen te leveren omwille van de verspreiding van het gemeen boekapparaat in de speciale lees- en werkzalen die zich niet immer in een en hetzelfde gebouw bevinden. Daar vindt men dan ook telkens een met een rubber stempel geslagen aanduiding: soms boven,Ga naar voetnoot(1) en meestal echter onder de signatuur als b.v.: ‘Agricultural Reading Room’, ‘Botanical Reading Room’, ‘Johnson Collection’, ‘Educational Division’ Kortheidshalve heeft men van de eertijds gebruikte omslachtige formule ‘Shelved in’, die den naam van het lokaal waar het werk opgesteld stond voorafging, in onbruik laten vallen. Een stap verder en men komt tot het niet ongevaarlijke procédé van het aanwenden van initialenGa naar voetnoot(2). Ter verduidelijking dezer beschikt de ‘studax’ gewoonlijk over zijn klein ‘Handbook’ dat over de organisatie van de bibliotheek handelt ofwel ontvangt hij vingerwijzingen in de talrijke aanplakborden over de ‘Book location’ of door middel van de ‘direction cards’ die in de kaartenladen zelf ingeschakeld worden. Maar ook in groote openbare boekerijen zijn dergelijke aanduidingen niet zeldzaam en vindt men onder de signatuur: Juvenile Collection, Hughes Room, etc. Waarom zouden wij ook niet door een kleine aanduiding op de steekkaart den ingewijden lezer of het personeel kunnen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 610]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verwittigen dat deze of gene editie in de ‘reserve’ van de kostbare of zeldzame werken van de boekerij bewaard wordt of dat een of ander werk in de ‘hel’ werd ondergebracht of in een speciale werkzaal staat opgesteld. In meer dan een geval kon een lezer, die evenzeer in een andere uitgave van het gezochte werk zijn gading vinden zou, aldus verwittigd, een andere uitgave van het werk aanvragen, ofwel onmiddellijk na het aldus inwinnen van deze waarschuwing door dit sein de noodige stappen aanwenden om zich toch de gewenschte publicatie overhandigd te zien. Nu komt het natuurlijk wel meer voor dat een of ander werk maar voor een, voor zooveel dit te voorzien is, zeer kortstondige periode uit ‘het verkeer’ kan getrokken worden, om ergens tijdelijk in een lees- of werkzaal opgesteld te worden en dat men deshalve niet wenscht met stempel of zelfs met potlood een welkdanige aanduiding ook over, boven of onder de signatuur op de steekkaart in den openbaren catalogus aan te brengen. Dan neemt men zijn toevlucht tot het inschakelen van een smallere gekleurde steekkaart met gedrukte formule als volgt: ‘Het op de volgende kaart vermelde boek werd opgesteld in de Algemeene Verzameling Referentiewerken’Ga naar voetnoot(1) Die laatste plaatsbepaling verandert natuurlijk volgens voorkomend geval. Gelijkaardige aanduidingen bewijzen groote diensten bij periodieke publicaties zooals, almanakken, jaar- en adresboeken, who's who's?, en andere periodieke uitgaven waarvan men b.v. alleen de laatste voorhandene uitgave in de leeszalen wil of kan opstellen. Een eenvoudig aanvullend siglum bij de signatuur zou te dubbelzinnig aandoen; daarom schakelt men dan ook onmiddellijk vóór de betrokken titelbeschrijving een minder breede (7,5 × 7,5 cm), gewoon doorboorde (dus op de leistang vast te spietsen) gekleurde steekkaart in, die de noodige inlichting geeft nopens de standplaats van den laatsten band die in een leeszaal of elders tijdelijk zou voorbehouden staan. Geen bestelbulletin valt er in te vullen, geen toevoermechanisme moet aangezet worden, de lezer zelf vindt door dit waarschuwingssignaal de vermelding van de nieuwe plaats door het boek betrokken. Deze vierkanten gekleurde kaart, 7,5 × 7,5 cm metend, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 611]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dus op normale hoogte gesneden en zonder uitstekend ‘kopje’ wordt ietwat smaller gehouden, om het rangwoord van de onmiddellijk volgende titelbeschrijving niet te bedekken en dus de opzoeking in den catalogus zoo weinig mogelijk te hinderen. Anderzijds intrigeert dergelijke onmiddellijk voorafgaande smalle strook elken lezer die niet nalaten zal de bondig gehouden waarschuwing te lezen. De tekst komt gewoonlijk hier op neer: ‘De laatst verschenen band van het werk, dat op de onmiddellijk volgende kaart vermeld wordt, staat op de open rekken van (... de Leeszaal b.v.)’Ga naar voetnoot(1) Wat voor een wachtend bibliotheekbezoeker niet minder onaangenaam is, is de ontgoochelende ervaring te maken dat een in den catalogus nog immer vermeld werk spoorloos van de boekenrekken verdwenen is. Nu is het een feit dat in elke bibliotheek er onvermijdelijk banden zoek raken waarvan sommige na een min of meer lange - en soms vrij mysterieuze - verdwijning tot den schaapstal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 612]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terugkeeren; andere die men nooit terug ziet tenzij men door aankoop van een nieuw exemplaar in de ingetreden leemte voorziet. Een zaak staat vast: een groot aantal van dergelijk ‘vermiste’ werken kan door de dagelijksche routine ontdekt worden ofwel door een periodisch grondig doorgevoerd nazien van de rekken worden blootgelegd.Ga naar voetnoot(1) Over, boven of onder de signatuur van de titelbeschrijving van werken die dus zooveel als verloren aanzien worden wordt dan ook in vele bibliotheken het onheilspellende ‘missing’ geslagen, i.e. gestempeld. Wordt het onmiddellijk aankoopen van een nieuw exemplaar ter vervanging van den zoek geraakten band niet in uitzicht gesteld, dan worden in tal van bibliotheken deze ‘looze’ titelbeschrijvingen uit den openbaren catalogus uitgewied, en in een speciaal repertorium ondergebracht. In andere bibliotheken waar in de ‘charging desk’, waar dus de staat gehouden wordt van de in omloop zijnde werken (in bruikleen, in herstel of bij den binder etc.) schakelt men in dit repertorium onmiddellijk na het ontdekken van de verdwijning van een werk een gekleurde kaart in, met een sommaire vermelding van alle wezenlijke elementen ter vereenzelviging van de verdwenen publicatie. Daar elk bestelbulletin voor dat het in de boekenmagazijnen gezonden wordt hier gecontroleerd wordt, kan men onmiddellijk den lezer verwittigen dat alle wachten overbodig is en de vogel gevlogen. Dit wordt ettelijken tijd volgehouden, tot dat men besluit alle op het verloren geacht werk betrekking hebbende kaarten uit de openbare catalogi te verwijderen. Te Evanston in de Northwestern University worden gelijksoortige steekkaarten nog gedurende twee jaar na het vaststellen van de verdwijning der werken in den catalogus gelaten: alle overhaasting in dezen is ten anderen uit den booze, daar meermaals tal van voor immer verloren gewaande werken plots weer opduiken. In de Newberry Library legt men met de duplicaten van de titelbeschrijvingen van de werken die in het algemeen repertorium van niet-op-hun-plaats-gesignaleerde werken als ‘vermist’ aangeschreven staan, een hulpstel aan dat in drie vakken wordt in- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 613]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedeeld. Vooraan de titels van de werken, die men onmiddellijk vervangen moet, dan deze waarvoor later mag gezorgd en in een derde hokje de titels van werken waarvan men het aankoopen van een nieuw exemplaar als niet wenschelijk, of ten minste niet noodzakelijk, acht. Om de zes maand wordt er echter een opzoeking in het boekenmagazijn verricht en de datuum van de jongste revisie, die vruchteloos zou uitvallen, wordt telkens op de gerangschikte kaarten van de nog niet teruggevonden werken gestempeld. Men verlieze echter niet uit het oog dat daar waar naast den openbaren catalogus nog een officieele catalogus voorhanden is, dezelfde steekkaarten echter met het waarschuwende ‘missing’ ofwel ‘cancelled’ er op, niet verwijderd worden, zelfs wanneer men mocht besloten hebben althans in de onmiddellijke toekomst in de vervanging van het werk niet te voorzien. De reden van dit behoud valt te zoeken in het feit dat de aldaar voorhandene steekkaart op de rugzijde in veel bibliotheken het inventaris-nummer draagt, bijgevolg nog de eenige aanduiding leveren kan van de inschrijving van den band in den inventaris van de boekerij, en waaruit men later eventueel tal van interessante gegevens over het werk (prijs, leverancier of herkomst) opdiepen kan. Deze ‘historische’ rechtvaardiging van het bewaren van die steekkaart wordt echter nog versterkt door practische beschouwingen in verband met het werk van den catalograaf. Inderdaad daar men de catalograaf en classificeerder nog wil laten voordeel trekken uit het op diezelfde steekkaart (soms de eenige van dien auteur) vergaarde materiaal, (juiste vorm van naam, voornaam, datum, of zelfs vingerwijzingen voor het gebeurlijk methodisch classificeeren van andere werken van denzelfden schrijver) is het een gezonde politiek die inlichtingsbron niet te verwaarloozen en bijgevolg deze steekkaarten onverlet in den ‘officieelen’ catalogus te behouden. Daar in meer dan een openbaren catalogus wel eens steekkaarten onder een trefwoord voorkomen met titelbeschrijvingen voor belangrijke artikels of bijdragen in bundels of tijdschriften die geexcerpeerd werden, wordt het overschrijven van de gewenschte signatuuropgave allicht bemoeilijkt. In dergelijke gevallen neemt men zijn toevlucht tot steekkaarten waarop in een in den boven rechter hoek geplaatste, formule gewezen wordt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 614]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op wat men - en wat men alleen - op het aanvraagbulletin overnemen moet. Die in 't rood gedrukte tekst luidt gewoonlijk als volgt: ‘Noteer op uw aanvraagbulletin de signatuur (hier volgt een blanco plaatsruimte voor die vermelding), naam, band, bladzijde en jaargang van het tijdschrift’,Ga naar voetnoot(1) ofwel ‘Dit is een tijdschriftartikel. Noteer op uw bestelbulletin naam, jaargang, bandnummer en bladzijde van het tijdschrift, NIET de titel van de bijdrage’Ga naar voetnoot(2). Somtijds wordt onderaan de titelbeschrijving voor in series verschijnende bijdragen de volgende formule getikt of gestempeld: ‘Lezers die dit ter inzage wenschen geven ENKEL den naam op van de serie, het nummer van den band en de signatuur’Ga naar voetnoot(3) In sommige gevallen maakt men de zaak eenvoudiger doordat men in de titelbeschrijving rood onderlijnt wat de ‘lezer’ op zijn aanvraagbulletin overpennen moet. Als toelichting wordt dan in den rechterbovenhoek in 't rood de volgende formule gedrukt of gestempeld. ‘Noteer op uw bestelbulletin de onderaan onderstreepte woorden en de signatuur. (hier weer blanco ruimte voor de aanduiding’Ga naar voetnoot(4) Deze aanduidingen kunnen desnoods ook den ‘lezer’ die het gewraakte artikel in de boekenbergplaats zou gaan raadplegen er beter op bedacht maken dat dit schrift niet te zoeken valt als een afzonderlijk opgesteld bandje maar veeleer uit een lijvigen band van een jaargang op te diepen is. Deze beschouwing is o.m. niet vreemd aan de wijze waarop de signatuur op een titelbeschrijving voor een werkje, dat in een variabundel zou verzeild geraken, vervolledigd wordt. Zooals in alle bibliotheken worden er ‘variabundels’ aangelegd die dus systematisch onder één algemeene signatuur (v.d. bundel) een reeks schriften van minderen omvang groepeeren. Elke eenheid krijgt gewoonlijk (niet altijd, ongelukkiglijk) daaronder dan zijn volgnummer. Nu komt het voor dat men op de titelbeschrijvingen van deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 615]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
brochures of vlugschriften, afdrukken van artikels enz. over of onder de signatuur van den bundel ‘getipt’ of met een rubber stempel geslagen vindt. ‘Vol. (ook wel: volume) of pamphlets’. Men verwacht echter geenszins dat de lezer bij het in bruikleen vragen van een werkje, dat aldus met anderen gebundeld staat, die aanduiding op zijn bestelbulletin zou overschrijven. Het eenige wat met die vermelding beoogd wordt is de aandacht van een lezer, die naderhand zelf in de boekenmagazijnen het schrift zou willen opzoeken, te trekken op het feit dat zijn brochuurtje van enkele bladzijde in een lijvigen band moet gezocht worden, met andere woorden om hem dus voor den gebeurlijken onhebbelijken eersten indruk te waarschuwen dat de door hem ter hand genomen band niet de gezochte uitgave zijn zou. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitDe wezenlijke eigenschappen van alle doelmatige bibliotheekcatalogi zijn dezelfde, spijts de onderlinge verschillen op stuk van hunne materieele verwezenlijking (in boekvorm, in bundels, of op steekkaarten) of op stuk van hunne ideëele opvatting en aanleg (auteurs- en titelcatalogi, trefwoordencatalogi, systematische of encyclopaedische catalogi) die ze mogen kenmerken. Alle moeten volledig en nauwkeurig den staat van de boekenverzamelingen die ze bestrijken en de standplaats der betreffende werken aanduiden en wel zóó dat hij, die ze raadpleegt, gemakkelijk en vlug bescheid wete over het ja of niet voorhanden zijn van een werk. Wij meenen niemand te krenken wanneer we betoogen dat op stuk van het leveren van volledige en betrouwbare inlichtingen we uit de hierboven beschreven Amerikaansche praktijken (zonder gewag te maken van het uiterst verzorgd, maar hier niet behandeld, opstellen der titelbeschrijvingen zelf, onderwerp dat veeleer in het kader eener studie over de werkmethodes der catalogiseeringsafdeelingen valt) meerdere nuttige wenken putten kunnen. Het nauwkeurig aanvullen van de signatuur, een meer doeltreffende bewaking der titelbeschrijvingen voor tijdschriften, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 616]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de behandeling der fiches van zoekgeraakte werken, - om alleen die enkele punten te vermelden - vormen oogenschijnlijk nietige maar onbetwistbaar hoogst nuttige practische middelen om de betrouwbaarheid van den catalogus te verhoogen. Wat de materieele aanleg en voorstelling van den catalogus zelf aangaat, levert de uitbouw van den openbaren catalogus in de Amerikaansche bibliotheek tal van voorbeelden, op van een oordeelkundig aanwenden van practische middeltjes zoowel als van het toepassen van gezonde grondbeginselen nopens den wezenlijken samenhang tusschen titelbeschrijving en rangschikking. Dit laatste krijgt zijn beteekenisvolle uiting in het feit dat de catalogiseeringsafdeeling voor den feitelijken uitbouw van en voor de rangschikking in den openbaren catalogus instaat. Een oordeelkundig overnemen van tal van in dit werkje beschreven middeltjes zou ten onzent des te gemakkelijker zijn daar ook bij ons de steekkaartencatalogus algemeen in gebruik is. Wel is het vanzelfsprekend dat de encyclopaedische vorm van den openbaren catalogus, die in de Staten overheerscht, gansch bijzondere eischen stelt, maar dit neemt niet weg dat zonder dat we deze opvatting en aanleg van den catalogus aankleven en overnemen, wat we zelfs volkomen ongewenscht achten, we op stuk van de rangschikking en de signatuur in de Amerikaansche praktijken heilzame lessen vinden kunnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 617]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inhoudstafel
|
|