Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1935
(1935)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 595]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Plantijnsche werkstede
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 596]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kapelle, maar reeds in het volgende (B) kunnen wij den groeienden invloed van deze corporatie op de werkregeling en de tucht in de drukkerij waarnemen. Zij nam besluiten, die met de goedkeuring der meesters, tot wet werden, en zij waakte op de toepassing ervan.
In de werkplaatsen der Antwerpsche aartsdrukkerij waren er, evenals in elke werkplaats onder het oude regime, twee groepen van werklieden, de onvrije en de vrije. Alleen de laatsten maakten deel uit van de Kapelle.
Ieder jaar, op Mei-avond, kwamen zij bijeen om een bestuur te verkiezen. Dat noemden zij ‘de Vernieuwing van de Wet’.
In dit bestuur zetelden een prins, soms ook kapitein genoemd, zeven schepenen, twee procureurs, een secretaris en één of soms twee busmeesters.
Bij het Vernieuwen van de Wet moesten al de leden aftreden en door nieuwe vervangen worden ‘ten waere dat van setters oft druckers niet genoech vrij Gasten waren om te dienen’. In dit laatste geval mochten enkele oud-leden hun ‘officie’ blijven waarnemen (L, art. 44).
De gezellen, die voor een van de bestuursposten aangewezen werden, hadden de verplichting te aanvaarden. ‘Alle de gene die van de Capel gekosen wordt tot schepenen, procureur, busmeester oft eenich ander officie ghelyck de Capel alle jaren is ordonnerende, ende die het selve niet en wilt bedienen, die verbeurt voor elck vierendeel jaers vijf en twintich stuyvers’ (L, art. 51). Alleen degene die niet schrijven kon en toevallig tot secretaris werd aangesteld, kon ‘geëxcuseerd’ worden (L, art. 93).
Nochtans konden de gezellen, zoo zij dit verlangden, zich van de hun bestemde ‘officie’ ‘uytcoopen’, met andere woorden, door het storten van een zekere som konden zij zich van dien last doen ontslaan. Dit deed b.v. Martinus Gyssens, die zich in 1685 vrij kocht van het ambt van busmeester voor de som van 1 gulden 4 stuivers. Er waren er zelfs, die zich vrij kochten van alle ambten en voor het leven. Dit was het geval met Pieter Trompenaer in 1691, met Joannes Placket en anderen meer.
Alleen de kapitein en de procureurs hadden het recht om zich tot den meester te richten en hem namens de gezellen te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 597]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spreken (L, art. 89). De schepenen waren vooral belast met de vonnissen te vellen over de aangeklaagde vergrijpen (L. art., 74). Eenieder moest zich aan hun uitspraak onderwerpen. ‘Wie woorden maeckt teghen de schepenen, om die breucken die sy ghewesen hebben, sal verbeuren 6 stuyvers. Voor de 2 reyse 6 stuyvers en voor de 3 reyse 13 stuyvers’ (L, art. 13).
Het gezag van den prins mocht ook in geen geval aangetast worden. In 1615 werd bepaald, dat ‘soo wie (den) Prins iet te na seght dat syn eer is raeckende’ een boet van 6 stuivers opliep (L, art. 6).
De procureurs hadden te waken op de uitvoering der straffen. Wij zien ze b.v. in een bepaald geval aangewezen om dronkaards buiten de drukkerij te brengen.
De kleine busmeester was o.a. aangesteld om het Mariabeeld in de drukkerij te versieren ‘met het gene de liefhebbers daer toe sullen geven, en oock de keersen (te) ontsteecken en (te) besorgen’. Hij was het, die het bier voor de Kamer moest halen en schenken (L, art. 80).
De gezellen mochten ‘niet al t'samen vergaderen om van eenigher saken der Druckerye aengaende te trackteren’. Dit recht kwam alleen de leden van de wet toe. Wat zij ‘met den meesten voys besloten ende gheaccordecrt’ hadden, moest ‘gehouden worden voor goet ende van weerden voor alle het gheheel gheselschap’ (B, art. 5).
De gezellen kwamen slechts bijeen om ‘onder haer lieden’ de leden van de ‘Wet’ te kiezen, de commissarissen en rechters, die de ordonnantiën moesten uitvaardigen en toepassen. De Wet mocht uit een derde van het totaal der gezellen bestaan (B, art. 5).
De Wet vergaderde op regelmatige tijdstippen, ‘de weke voor het vierendeel jaers, om vijf uren na den noen’. De leden van de Wet, die zonder grondige reden de vergadering niet bijwoonden verbeurden 6 stuivers (L, art. 40).
De wet kwam niet tusschen in de bepaling van de werkloonen. Daar handelde de meester eigenmachtig. Hij maakte ‘de loonen van den wercke met elken gheselle in sonderheit: sonder opspraecke oft verwijt van iemanden, dat den eenen soude moghen hebben minderen oft meerderen loon van een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 598]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werck dan den anderen’ (D.). De Wet regelde daarentegen alle geschillen, die in de werkplaatsen konden oprijzen en die door de ordonnantiën voorzien waren. Wanneer een gezel zich te beklagen had over ‘saecken van injurie’, die zijn eer raakten, mocht hij een extra-vergadering van de Wet aanvragen. Dit mocht echter niet lichtvaardig en voor onbeduidende redenen geschieden. Was dit het geval, dan had de klager al de onkosten van die vergadering te dragen (L, art. 77). Elk lid van de Wet had namelijk recht op een pot bier en een koek bij elke samenkomst. Bij de vernieuwing van de Wet genoten zij ‘dobbel bier en koeken’ (L, art. 44). Zooals wij reeds zagen, waren het de schepenen, die de boeten bepaalden. In 1621 werd besloten, dat de secretaris ze moest bekend maken in de drukkerij, als er geen vreemd volk was. Hij moest in het midden van de werkplaats komen, roepen: ‘Alle persen stil!’ en dan met luider stem de lijsten der boeten of breuken voorlezen (L, art. 27). Men was streng op de stipte betaling der boeten. Degene, die het bedrag ervan niet vereffenen kon met het ‘vierendeeljaersgeld’, dat hem uit de kleine bus toekwam, moest opleggen, en zoo hij het niet deed, ging men het geld op het hem toekomende loon bij den meester halen (L, art. 36). Wanneer een gezel te klagen had, moest hij het doen den dag zelf, waarop hem te kort was gedaan. Zoo het te laat was, moest hij zich 's anderendaags vroeg in den morgen tot den secretaris van de Wet richten (L, art. 87). Deze laatste schreef dan de klacht op in een daartoe bestemd boek. Dergelijke Clachtboeken worden nog op het Museum Plantijn-Moretus bewaardGa naar voetnoot(1). Geen documenten schilderen getrouwer de geestesgesteldheid van het wereldje der drukkers en zetters in het Plantijnsche huis. Pekelzonden van allen aard staan hier in de bontste verscheidenheid aangeteekend. Een gezel scheldt een ander voor hondsvot, botterik, ezel, blaaskaak, makelaarGa naar voetnoot(2), vuilaard, grooten hanne-clap of beest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 599]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er is er een die den goeden dag aan zijn medegezellen weigert of beweert, dat een van zijn collega's in zijn kousen... gepist heeft. Weer een ander klaagt, dat er zich een met zijn werk bemoeid heeft, zijn bril van zijn neus heeft geslagen, hem gemolesteerd heeft, dronken in de drukkerij gekomen is en er lawaai gemaakt heeft. Een gezel had de meening uitgedrukt, dat een van de werklieden ‘stonk als een vischmand’, of dat de overige gezellen ‘ajuinmans’ waren. Er waren er die 's avonds bij het heengaan hun kandelaar lieten branden, hun kaarsen niet snutten of hun domphoren vergaten. Een had er zijn huisvrouw toegelaten zich te lang bij het vuur te warmen in de drukkerij. Er waren er afwezig geweest bij de berechting van een gezel, bij een zielmis namens de Kapel opgedragen, of op de mis van St Lucas, patroon der drukkers. Een gezel vond het ongeoorloofd, dat men hem vroeg waar zijn luizen waren, of dat men hem verzocht zijn ‘bakhuis’ te houden. Zoo zijn er honderden klachten van hetzelfde gehalteGa naar voetnoot(1). Met het onderzoek naar de gegrondheid van de uitgebrachte klachten ging een eigenaardig gebruik gepaard, dat wij ook van elders kennenGa naar voetnoot(2), doch waarvan wij nergens een zoo sprekende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 600]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toepassing vonden als hier. Wij bedoelen het eten van brood en zout om de waarheid van een bewering te bevestigen; - het edere offam judicialem, waarover Kiliaen spreekt. Men geloofde, dat een beschuldigde onmogelijk brood en zout kon eten zonder kwade gevolgen, als hij niet de waarheid zegdeGa naar voetnoot(1). Wie zout en brood at om te bewijzen, dat hij geen meineedige was, werd geloofd. Als een gezel op de Plantijnsche drukkerij een klacht uitbracht zonder den schuldige te kunnen noemen, kon hij voor de Kapel de proef van het eten van brood en zout aanvragen ten einde den schuldige te ontdekken. Daartoe moest hij voor de Kapel voor twee stuivers brood en zes potten bier laten komen. Vond men den schuldige niet, dan moest de aanklager de onkosten betalen alsook een breuk van 6 stuivers (L, art. 21). Men liet in de Kapel het brood en het zout omgaan. Degenen die zich onschuldig wisten aten het offam judicialem, na den volgenden eed te hebben afgelegd: ‘Ick N. verklaere by de waerheyt, ende op mijnen Eet ter rechter trouwe, dat ick van die saeck N. niet en weet, ende soo iemant mij anders can betoonen, sal ick voor mijn-eedigh ghehouden worden, ende daer op ete ick Sout en Broodt’ (L, art. 22). Zekere ordonnantiën regelen den toestand van de leerjongens en onvrije gasten. De leerjongens moesten om op de drukkerij ontvangen te worden 20 stuivers in de gemeenschappelijke bus storten, en 10 stuivers aan de gezellen geven als drinkgeld. Dit was de bienvenue van de beginnelingen (A, art. 18). In een later reglement zijn die verplichtingen veel zwaarder geworden. Iemand, die in de drukkerij in de leer kwam, moest voor zijn bienvenue 3 gulden en 10 stuivers aan bier betalen en 2 gulden in de bus storten. Degene, die den nieuweling aanvaardt om hem te onderrichten, behoorde ook 3 gulden en 10 stuivers aan bier te betalen en 1 gulden en 10 stuivers in de bus te storten (L, art. 3). Op een andere plaats wordt er nog op gedrukt, dat een vrije gezel, die een leergast aanvaardt daar hij profijt aan heeft, ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 601]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plicht is een bienvenue te geven en een daalder in de bus te storten (L, art. 69). De leerjongens moesten de gezellen dienen ‘als er niemant en is’, gelijk dit ‘in alle landen de maniere is’ (G.). 's Zondags waren zij verplicht de drukkerij schoon te vegen (G.). Als zij niets in de drukkerij te doen hadden, was het hun verboden daar te komen (G.). Zij moesten zich in alle opzichten fatsoenlijk gedragen en mochten de gezellen niet na-preutelen, niet injuriëeren of toenamen geven (G.). Wegens hun jongen leeftijd werden de leerjongens, als zij iets misdreven, niet gestraft met een geldboet. In al de voorschriften, die hen betreffen, dreigt men met de straf ‘van den brits’, soms met bijvoeging van de bijzondere bepaling, dat de straf zal toegepast worden door ‘den genen, diemen daertoe ordonneren sal’. Dit beteekent, dat de schuldige leerknapen gestraft werden met een pak slagen a posteriori door stevige hand toegediend. De uitdrukking ‘van den brits slaan’ was in de 16e en 17e eeuwen algemeen gangbaar. PlantinGa naar voetnoot(1) vertaalt ze door ‘donner ad soleas ou la paelle par le cul’ (Solea vel sartagine nates verberare = met de pantoffels of met de pan de billen slaan). Kiliaan geeft dezelfde uitleggingGa naar voetnoot(2). De afstand tusschen de leerjongens en onvrije gasten eenerzijds en de vrije gezellen anderzijds was groot. Iemand, die het waagde een vrij gezel leerjongen, smouter of smots te heeten, verbeurde een boet van 15 stuivers (L, art. 67). Smouter blijkt in de ordonnantiën der Plantijnsche drukkerij leergast te beteekenen, wellicht omdat deze beginnelingen belast waren met het smouten of smeren der persen. Smouters en leerjongens mochten geen klachten tegen de vrije gezellen indienen. Het was hun alleen toegelaten met deze gezellen over het werk te spreken. Zoo zij het waagden hun meerderen te ‘blasphemeeren oft (te) injuriëeren’, werden ze zwaar gestraft (L, art. 64). Aan de vrije gezellen wordt op het hart gedrukt, dat zij aan de ‘smouters geenen onbehoorlycken moet- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 602]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wil en mogen doen van slaen, stooten oft leelyck injuriëeren’ (L, art. 65). Alhoewel de smouters geen deel van de Kamer uitmaakten en geen recht van klagen hadden, stonden zij toch onder haar vonnis (L, art. 84). Nieuwe gezellen, door den Meester aangenomen, moesten na een week werkzaamheid op de drukkerij een ‘willecom’ betalen van 8 stuivers als drinkgeld voor de gezellen en 2 stuivers voor de armenbus (A, art. 4). Na een maand verblijf moest de nieuweling, zoo ‘hij den meestere ende den ghesellen aen(stont) om in het werk der Druckerijen te blijven’, een ‘proficiat’ betalen van 30 stuivers aan de armenbus en vijf stuivers aan elk van de gezellen (A, art. 5). Al de onvrije gezellen, die op de drukkerij werkten, moesten zich laten vrij maken binnen een jaar en zes weken. Zoo zij weigerden dit te laten gebeuren, moesten zij de drukkerij verlaten. Aldus werd besloten in 1609 (L, art. 2). In 1640 werd de voorloopige verblijftijd tot twee volle jaren verlengd (L, art. 63). In 1644 schijnt het termijn weer een jaar en zes weken te zijn (L, art. 109). Wanneer de onvrijen den meester hadden voldaan en verlangden vrij te worden, moesten zij den procureur der Kapel daarvan verwittigen. Deze moest dan al de gezellen drie of vier dagen op voorhand berichten, dat de plechtigheid der vrijmaking zou plaats hebben (B, art. 2). Degenen die vrij wilden worden moesten daags voor de ceremonie het geld voor hun ‘proficiat’ brengen (L, art. 109). Als wij de artikelen 109 en 110 van de ordonnantiën verzameld door Jacobus van Pinxen (L.) goed begrijpen, dan werd dit geld onder de vrije gezellen verloot. In 1695 ontstond er groote oneenigheid naar aanleiding van de vrijmaking van drie gezellen omdat men ‘raeckende den proficiat’ een nieuwigheid had ingevoerd. Men had het geld onder de vrije gezellen verdeeld, ‘waer van voortquam groote rusie, en afworpinghe van malkanderen.’ Om zulks in het vervolg te vermijden besloot men dat de oude ordonnantiën in gebruik zouden blijven en ‘dat de Lotinghe (sou) voortganck hebben als voor desen’ (L, art. 110). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 603]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De onkosten der vrijmaking waren niet zoo gering. De candidaat moest geven: ‘achttien guldens, vier potten bier en twee stuyvers broodt’ (18 gl. 16 st.). Na de ceremonie moest hij nog ‘een bier omschenken van dry gulden’. En op de eerste bijeenkomst van de Kamer, die na zijn vrijmaking gehouden werd, moest hij nog geven: ‘10 stuyvers oft een keirsse, en 10 st. in de cleyn bus’ (L.). De vrijmaking der gezellen ging gepaard met een soort van ‘brimade’, waarbij de candidaat met den brits geslagen en met water begoten werd. Dit blijkt alles uit een liedje, dat bij die plechtigheid werd gezongen en waarvan de gedrukte tekst op een los blaadje in het Plantijnsch Archief bewaard bleef (Reg. 334, p. 1). Wij laten het hier volgen. Het is een van de zeer zeldzame liederen, die ons nog spreken van onze oude arbeidersgebruiken. Het Liedeken datmen singht, alsmen jemant Vrij maeckt, ende die Brit is slaende, noemende een, twee oft drij, naer datter Vrij ghemaeckt worden.
1.
Een nieuw Liedt soo heffen wy aen,
Wy willen hier een de Brits gaen slaen,
Al met de Brits voor synen kervenGa naar voetnoot(1),
Al soumen syn beste hosen bederven.
2.
Hier gieten die Peters water ende gheven den Naem.
Maer willen sy dan niet spreken schoon,
Soo salmen hun gheven den rechten loon,
Den rechten Loon, en wat is dat,
Al met de Brits voor 'tneers gat.
3.
Den Prins noemse met hunnen Naem.
Wij willen hun laeten loopen,
En ander geughelmans coopen,
En met alle Vrij-Ghesellen danck.
Floecks maeckt u alle van de banck.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 604]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De gezellen die voor goed op de Plantijnsche Drukkerij werden aangenomen, legden den volgenden eed af, die in 1609 ‘geordonneerd’ werd: ‘Ick, N. beloove aen Godt, Maria de Moeder Godts, ende alle Godts lieve Heylighen, dat ick mijnen Meester, ende de Ghesellen van de Plantijnsche Druckerij sal goet ende ghetrouw wesen, niemant sijn werck met listen oft om minderen prijs te onderkruypen: ende te onderhouden allen de Ordonnantiën die in de Camer ghesloten sijn, ende noch gesloten mogen worden. Soo helpe my Godt ende syn Heylighen’. Aan den vrijgemaakte werd een kroon aangeboden, door de gezellen gevlochten (L.). Uit zeer vele ordonnantiën blijkt welk hoogen prijs gehecht werd aan de goede faam van eerbaarheid, deftigheid en degelijkheid, die de drukkerij behoorde te genieten. ‘Wij onse Druckerye in alle eerlyckheyt ende manierlyckheit ghefondeert willen hebben’, luidt het in een van de oudste reglementen (A, art. 3). In een ander staat het nog uitdrukkelijker: ‘(Wij) willen dat dese onse Druckerije ghehouden worde in alsulcke eerbaarheit ende ghesedicheit als de weerdicheyt ende wtnementheit der consten verdienen’ (D.). Het werk, dat op de Plantijnsche Drukkerij gemaakt werd, moest bijdragen tot profijt en goeden naam van Meester en gezellen, ‘ende tot der consten vermeerderinghe in dese stadt van Antwerpen’ (D. en I.). De ordonnantiën moesten stipt nageleefd worden ‘tot goede ende eerlycke onderhoudinghe van de loffelicke conste ende frayheit der Druckeryen’ (D.). Het glorierijke verleden van de Plantijnsche Drukkerij bleef een bestendige prikkel om de oude faam staande te houden. ‘(Het is) oorboorlyck, dat alhier getrouwelyck gewerckt wordt om d'eere van het werck, ende reputatie deser Druckerye, sooals van outs hier ghepleeght ende daer door noch in renommée is voor al de weirelt’ (I, art. 9). In de eerste plaats moest angstvallig alles vermeden worden wat aan de rechtgeloovigheid van de Drukkerij maar eenigszins kon doen twijfelen. Zoo beginnen verscheidene reglementen met een vermaning tot de gasten om over geen godsdienstzaken te twisten. Er wordt verboden aan al wie op de Drukkerij ‘daghelycx hanteerde’ ‘eenighe disputatien te allegeren, te oppo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 605]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neren oft te defenderen, die der Religien souden moghen aengaen’ (A, art. 1). Zoo dit wel gebeurde, dan moest de zaak onderworpen worden aan een raad samengesteld uit den Meester en drie of vier gezellen, die beslisten over de straf en ‘op een scherpe pene’ verbod oplegden te herbeginnen (A, art. 1). Dit artikel verplaatst ons onmiddellijk in de atmospheer van de godsdienstige beroerten, die Plantijn's tijd zoo onveilig maakten. In een later reglement wordt naast den godsdienst ook de politiek als verboden onderwerp voor gesprekken opgegeven. ‘Gheene disputatien’ mogen ‘geallegeerd, geopponeerd of gedefendeerd’ worden, die ‘ghecroonde Hoofden ofte Religien souden moghen raecken’. Er mochten ‘oock gheene weddinghen op alsulcke materie, 't zij van Oorloghe oft nieuwe tydinghe’ aangegaan worden, ‘waerdoor meermael twist ende woorden comen uyt te spruyten’ (I, art. 4). Wij begrijpen deze vermaningen volkomen in de stad waar de Tydingen van Abraham Verhoeven het binnen- en buitenlandsch politiek nieuws op ruime schaal verspreidden en waar de belangstelling in al de internationale conflikten, waarin Spanje gemengd was, zeker zeer groot was. Er wordt in 1640 met nadruk verzocht geen schandaal in de drukkerij te veroorzaken door op Vrijdag, Zaterdag of andere vastendagen ‘verboden spijs’ te eten (L. art. 61). Een ordonnantie uit het jaar 1630 verbiedt ‘blasphemien te spreecken van de Geestelyckheyt oft sodaliteytenGa naar voetnoot(1), oft iets te seggen dat hun eere soude te naer gaen’ (L, art. 45). Verder wordt er gewaakt om alle onwelvoeglijkheid van welken aard ook te vermijden. Aannemende, dat de ordonnantiën uitgegeven werden als de behoefte er zich aan deed gevoelen, en gezien de talrijke ordonnantiën op het stuk der onwelvoeglijkheid, kunnen wij onderstellen, dat de vergrijpen van dien aard zich dikwijls voordeden. Er mocht niet gevloekt worden. Woorden als ‘Gods sacrement, par Dieu, mort Dieu’ worden beboet met drie stuivers (L, art. 20). ‘Injuriën’ als ‘fiel, janfouter, horendrager, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 606]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
horenbeest, schelm, dief, korfdragerGa naar voetnoot(1), pluimstrijker, verrader, boegerGa naar voetnoot(2)’, enz. stonden getaxeerd op zes stuivers (L, art. 28). Iemands gedrag als ‘fielen- oft bloetsuypers-werk’ bestempelen, werd op dezelfde wijze bestraft. Om zelf niet onwelvoeglijk te worden, laten wij tal van andere aangeklaagde beleedigingen achterwege. Er werden ook strenge maatregelen getroffen tegen allerlei grove plagerijen, waarmede de gasten elkander lastig vielen. Zoo was het verboden elkander ‘eenigerhande dingen’ zooals ‘koyenGa naar voetnoot(3), papier oft iet anders’ toe te werpen (L, art. 17); ‘sponcien onder yemant (te) legghen, oft eenighe olie oft ander vuylicheyt ofte snottebellen aen yemants dingen (te) doen’ (G.). Degene, die zich daaraan te buiten ging, verbeurde ‘een cruycxken’ bier. Op het tieren, roepen of fluiten in de drukkerij, vooral als er vreemd volk was, stonden boeten die van drie stuivers in 1631 (L, art. 43) tot zes stuivers in 1644 stegen. Er wordt ook gevraagd dat men wachten zou ‘van eenige onmanierlyckheyt te doen van schyten’ (L, art. 24), ‘als de ghesellen tsamen een cruycxken drincken’ (G.). Elders wordt gemaand tegen het vuil maken van het secreet (L, art. 48). Ook degene, die zich zou ‘vervoorderen het sy smorgens oft savonts omtrent de poort syn waeter te maecken’ viel in de boet (L, art. 45). De zwaarste straf was voorbehouden voor het slaan en vechten. Wie het eerst sloeg verbeurde drie gulden, degene die sloeg in het verweer kreeg een boet van één gulden en tien stuivers (L, art. 24). Wie een mes trok met het inzicht iemand te kwetsen, verbeurde één gulden (L, art. 39). Wie iemand sloeg zoodat hij bloed verloor, kreeg een boet van 3 gulden, in 1642 tot 6 gulden gebracht (L, art. 7). Vechten op de Vrijdagmarkt, nabij de poort van de drukkerij, werd al even zwaar gestraft als vechten in de drukkerij zelf (L, art. 38). De uitdaging om even buiten te komen om re bakkeleien (iemant uyt eysschen) wordt beboet met 15 stuivers, hetzij er gevolg aan gegeven wordt of niet (L. art. 9). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 607]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Allerlei maatregelen werden getroffen om de goede verstandhouding onder de gezellen te behouden. Wanneer een nieuwe gast werd aangenomen, moesten de gezellen, die een of ander kwaad over hem wisten, dit aan den meester binnen de twee dagen mededeelen. Zoo van zijn kant de nieuwgekomene eenig kwaad wist van een der gezellen, was hij ook genoodzaakt het aan te geven (D.). Als er twist ontstond, moest de meester verwittigd worden. Hij onderzocht de zaak met twee gezellen van de zelfde pers en velde het oordeel (D). In afwezigheid van den meester werd het onderzoek gedaan door zijn ‘gecommiteerde’ (I). Er wordt bepaald, dat de gezellen van verschillende persen elkanders werk mogen bekijken en beoordeelen. De eene mag den andere zelfs ‘ghesedichlick’ vermanen, maar er wordt vooral op gedrukt dat zulks ‘stillick ende soetelick’ geschiede (D). Het bleek ook noodzakelijk voorzorgen te nemen om te beletten, dat de vrouwen der gezellen op de drukkerij kwamen om er ‘rusie oft crackeel (te) maecken door clappernije oft andersints’ (L, art. 86). In 1667 werd besloten, dat in zulk geval ‘den man de bruecke (verbueren sou) naer gelegentheyt van de saecke’. Het was den gezellen streng verboden elkanders ouders of vrienden te belasteren (L., art. 83). Niemand mocht zich ‘vervoorderen (zich) met iemants huyshouden te moeyen, oft iemants vrouw te injureren ofte blasphemeren, oft iet te seggen dat haer eer te naer gaet’ (L, art. 76). Een van de voornaamste betrachtingen van de Kapel was er voor te zorgen, dat de ‘Ghemeyn Busse’ goed van geld voorzien was. Al het drinkgeld gestort voor ‘willecoms’ of ‘bienvenues’, ter gelegenheid van bruiloften van gasten, van geboorten of sterfgevallen, enz. was voor de bus bestemd (B, art. 23). Bovendien moest elk gezel 's Zaterdags een oort Brabants voor de bus afstaan. Met elke gebeurtenis van eenig belang in het privaat leven of op de drukkerij ging een gift aan de bus of een tractatie gepaard. De ordonnantiën verzameld door J. van Pinxen (1700) beginnen met een opsomming van hetgeen moet betaald worden door elken gezel, die op de drukkerij van Sr. Moretus werkt. Die lijst is indrukwekkend. Voorzorgen werden genomen om de betaling van die giften, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 608]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de boeten en ander geldelijke verplichtingen te verzekeren. De meester mocht elke week een ierde van het loon inhouden, tot hij van elken gezel 10 à 12 gulden in handen had, die als waarborg moesten dienen voor de verschuldigde betalingen. De meester behield dit geld tot de gezel de drukkerij verliet (D). De bus werd door den meester bewaard, doch de gezellen behielden den sleutel. Er werd een register gehouden van hetgeen in en uit de bus kwam (D). Elk vierendeel van 't jaar werd de inhoud van de bus onder de gezellen verdeeld, ‘behouden nochtans twee guldens dewelke altijt blijven sullen om alle nootsakelijke affairen uit te richten’ (B, art. 23). Uit de bus betaalde men allerlei. In den beginne verzekerde haar inhoud o.a. den aankoop van hout en kolen voor de verwarming der drukkerij. Het was eerst in 1639, dat de meester deze uitgaaf voor eigen rekening nam. Waren de geldelijke verplichtingen van de gezellen tegenover de bus aanzienlijk, die van den meester waren het in nog veel ruimer mate. Om de drie maanden stortte hij twee gulden voor elke pers (G). Bij allerlei gelegenheden kwamen daar extragiften bij. Telken male men hem de copie van een drukwerk, na voltooiing van den arbeid, terugbracht, en telkenmale men bij hem het versleten leder van een der inktballen indiende, had hij een storting te doen (A, art. 22). Op bepaalde feestdagen, zooals ‘versworen maendach, vasten-avont, de gans-feeste’, ‘vetten Donderdag’ en andere, waarop de gezellen naar oude ‘costumen’ rekenden, was hij ook genoodzaakt de bus te gedenken (G). Het bedrag dier giften was nogal verschillend. Voor de teruggebrachte copie van een boek ontving de bus een som, die overeenkwam met de waarde van het boek in den winkel (D). Op de aangehaalde feestdagen kreeg de bus zooveel maal zes stuivers als er gezellen in de drukkerij waren (D). Wij weten wat B. Moretus in 1723 op Verloren of Verzworen Maandag als drinkgeld aan het personeel van zijn werkplaatsen heeft gegeven. Hij teekende het zorgvuldig op:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 609]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarbij kwamen nog de boekbinders (18 st. † 6 st.) en de boeksluiters (6 st.)Ga naar voetnoot(1). De gezellen waakten er op, dat er geen gelegenheid, waarop zij den meester voor een extra-gift konden aanspreken, ongebruikt zou voorbijgaan. Blijde en droeve gebeurtenissen, zonder onderscheid, waren een aanleiding om een verzoekschrift tot den meester te richten, waarin om fooien werd gevraagd. Verscheidene van die rekwesten werden bewaard. In 1641 werd Balthasar Moretus II, na den dood van zijn oom Balthasar I, als hoofd der drukkerij aangesteld in compagnie met zijn moeder. De gezellen waren er als de kippen bij om hun nieuwen leider den volgende brief te laten geworden (Arch. Plantin., Reg. CXX, p. 175): Heer ende Meester, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 610]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
drinckgelach voor synen willecom, gelyck de voorsaten van Vl. mildelyck hebben gedaen: Verwachten deselve cortoysie Vl. altyt verobligeerde ende getrouw dienaeren. Deze vraag werd mild beantwoord. De nieuwe heer ende meester vereerde de gezellen met een ‘bienvenue’ van tien pond Vlaamsch en de smouters en vergaarders elk met een gulden, waarmede zij ‘vreughdich op sijn gesontheyt gedroncken’ hebben (L, art. 70). Toen Henriette Plantin, de laatst overlevende dochter van den grondvester van het huis, in het jaar 1640 stierf, richtten de gezellen der drukkerij hun rouwklachten tot de erfgenamen te gelijkertijd met een verzoek om drinkgeld. De beeldspraak, die zij in dit rekwest gebruiken om te kennen te geven waar het eigenlijk om gaat, is een vernuftig euphemisme. Eerbare erfghenaemen ende vrienden vande Deughtsaeme inden Heere ghestorvene Henrica Plantijn. Mocht het gebeuren dat de Meester zich een van zijn plichten niet tijdig genoeg herinnerde, dan veroorloofden de gezellen zich hem daar eerbiedig opmerkzaam op te maken. Ziehier een voorbeeld van dergelijke vermaning, gedagteekend van 4 April 1639: ‘Senor ende Meester, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 611]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bevindt dat Sr soude deselve doen vergaren hebben vier verscheyden reysen. De eerste om een gestolen TulpaenGa naar voetnoot(1). De tweede om eenen gestolen boec van de Reyne MereGa naar voetnoot(2). De derde om de costumen van Antwerpen voor JongelingxGa naar voetnoot(3). De vierde reyse is deseGa naar voetnoot(4); soo dat de capel ootmoedelyck versoekct dat Senor gelieven sal de achterstel met dit request te voldoen’. Te allen tijde was een van de voornaamste bekommeringen van de Kamer troost en hulp te verleenen aan zieke en gebrekkelijke gezellen. Vele ordonnantiën bevatten bepalingen daaromtrent, maar de eerste volledige en afzonderlijke regeling van ziekenhulp, vinden wij pas in 1653, bij de oprichting der ziekenbus, waarover wij straks uitvoerig zullen handelen. Uit een van de oudste statuten der drukkerij (A., art. 21) vernemen wij, dat het zesde deel van de verbeurde boeten gestort werd in de ‘Busse der armen’, waarmede bijstand geschonken werd in geval van ‘nootsakelycheyt oft dwinghenden noot, als van siecten, oft eenighe andere accidenten’, die de gezellen der drukkerij mochten treffen. Ook de gezellen, die minstens zes maanden bij Plantijn gewerkt hadden, en de drukkerij ‘wel ende eerlyck’ verlaten hadden, konden, in geval zij ‘arm ende ellendich’ waren, een hulpgeld uit die bus verkrijgen. Het gebeurde in die tijden dikwijls, dat een uitheemsche, reizende drukkersgast, waarschijnlijk op zoek naar werk, zich bij de Kamer aanbood om steun te vragenGa naar voetnoot(5). Dan werd er door den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 612]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meester en de werkende gezellen onderzocht wat er kon gedaan worden, en gewoonlijk werd de ‘passant’ geholpen. De ordonnantiën voorzien dergelijken bijstand (A, art. 21). Er is o.a. een artikel (B, art. 23) waarbij aan alle gezellen geboden wordt elken Zaterdag ‘een oort Brabants’ te storten ‘om alle nootsakelycke affairen uit te richten die onversienlycke souden moghen overcomen’ en ook ‘om alle uitlandische ghesellen voor te staen ende te helpen, soo verre sy dat van ons begheerende syn’. Ook op andere plaatsen nog wordt van een dergelijke tegemoetkoming aan ‘reysende ghesellen’ gewag gemaakt (D). Van den beginne af behoorde ook tot de verplichtingen van de armenbus en van de Kamer in het algemeen, het bezorgen van een deftige begrafenis aan de overleden gezellen. In 1623 worden alle gezellen, op boet van 6 stuivers, genoodzaakt de uitvaart van een werkgenoot en zelfs van diens vrouw bij te wonen (L, art. 33). Te zelfder tijd werd besloten, dat allen, die het lijk hielpen dragen een vergoeding van een ‘stooter’ door de Kapelbus zou betaald worden (L, art. 34). In 1640 werd dit voorschrift gewijzigd. Het lijk zou voortaan gedragen worden door de vier jongste gezellen (L, art. 34). Er werd ook op gerekend, dat de gezellen bij de berechting van een collega of van zijn vrouw zouden aanwezig zijn, althans wanneer ‘de weet in de Druckerye gedaen (was)’ (L, art. 90). Al die voorschriften, die totnogtoe rechts en links in de verschillende ordonnantiën verspreid lagen, worden bijeengebracht, uitgewerkt en aangevuld in de afzonderlijke wet van de ziekenbus, die in 1653 als een zelfstandig organisme door den meester Sr. Balthasar Moretus en de werklieden werd tot stand gebracht. Die wet geeft ons een volledig overzicht op de heele inrichting, ingesteld ‘tot solaes ende assistentie van de werck-ghesellen’ (M.). De deelnemende werklieden stortten maandelijks vier stuivers in handen van een daartoe aangestelden busmeester. De betaling geschiedde den laatsten Zaterdag van elke maand. Het aantal betalende gezellen gaat op en neer met de stijgende of dalende bedrijvigheid van de drukkerij. In het jaar der stichting, 1653, zijn er 31, in 1654 één meer, in 1655 twee meer. Dit getal blijft zoowat onveranderd tot het in 1694 daalt tot 28, in 1695 tot 27, in 1696 tot 26 en in 1701 ineens weer stijgt tot 38. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 613]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De meester stortte veel meer dan de gezellen. Per kwartaal gaf hij dertig stuivers voor elke pers, die gedurende dien tijd gewerkt had. In 1653 was dit een totaal bedrag van 12 gulden (voor acht persen); in 1655 van 13 gulden en 10 stuivers, en in 1668 van 16 gulden en 16 stuivers per trimester. De steun van den meester bedroeg nog meer. Er waren allerlei gelegenheden, waarbij hij blijk gaf van zijn mildheid door uitzonderlijke stortingen te doen. Dit begon reeds in 1653. Men had besloten gedurende dat jaar geen uitgaven te doen ten einde een kapitaaltje te vereenigen vooraleer van wal te steken. Zoo werden dan voor dat jaar de in de ordonnantiën voorziene onkosten van de solemneele mis, die in de St-Andrieskerk gecelebreerd werd ter eere van St-Lucas, patroon der drukkers, door Sr. Moretus betaald en aan de Bus vereerd. Die uitgaven bedroegen de vergoeding van den celebrant, van den zangmeester en de muzikanten, van het drinkgeld der klokluiders, van ‘vier half ponden keersen’ en van twee zielmissen den dag na St-Lucas: een totaal van meer dan 14 gulden. In het JournaalGa naar voetnoot(1), waarin al de inkomsten en uitgaven der Bus nauwgezet aangeteekend staan, lezen wij b.v. nog voor 1 Maart 1662: ‘ontfanghen van den Meester Sr. Balthasar Moretus de somme van vier en twintigh guldens, die hij aen de Busse vereert heeft, als hij naer eene langhdurighe sieckte syne gesontheyt wederom bekomen hadde’. In 1655 krijgt de Ziekenbus een legaat van 25 gulden ter nagedachtenis van de pas overleden Weduwe van Jan Moretus. In 1663 schenkt Sr. Balthasar Moretus 7 gulden 4 st. ter gelegenheid van zijn gelukkige terugkomst uit Parijs. In 1665 vereert de Meester 25 gulden aan de Bus ‘tot dancksegginge van het geluckigh volbrenghen van de reyse van synen sone, van Italien’Ga naar voetnoot(2). In 1668 geeft hij 30 gulden ‘als synen tweeden sone Joannes Jacobus, ontfangen zijnde in de Societeyt Jesu, naer Mechelen vertrock, om aldaer by der selver Patres syn noviciaet te beginnen.’ In 1672 schenkt hij weer 30 gulden ‘voor eene vereeringhe dat syne outste dochter Susanna Clara gheestelycke dochter ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 614]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden is’. In 1673 nogmaals 30 gulden ‘voor eene vereeringhe als sijnen ontsten sone getrout was’. In 1674 sterft Balthasar Moretus, en vermaakt 150 gulden aan de Bus, wat in het Journaal met de volgende lovende woorden gemeld wordt: ‘Adi 4 Aprilis ontfanghen de somme van hondert en vijftigh guldens, van onsen overleden heer en Meester Balthasar Moretus, loffelyck instelder ende fondateur van dese Busse (die den 29 Meert des nachts omtrent den half ur' twelf overleden is) aen de Busse voor een legaet achtergelaten, wiens wysheyt, gedurighe sorghvuldigheyt voor syne werckgasten, ende loffelycke deughden, altyt moeten gepresen worden: wiens weldaden ende miltheyt tot een igelyck, besonderlyck tot den armen, noyt en sullen vergeten worden: wiens siele den almoghenden Godt verleene de eeuwighe ruste’.
Zoo kwam de Bus weldra in het bezit van aanzienlijke geldsommen en niettegenstaande den verleenden ziekensteun en andere uitgaven, bleef er jaarlijks een steeds grooter wordend boni over, dat door de beheerders op rente werd geplaatst.
In 1663 wordt een som van 550 gulden aan de Bus ontleend door den lettergieter Peeter van Wolschaten, tegen een intrest van 5% 's jaars. In 1671 is het Goyvaert Bollaert, die 200 gulden ontleend tegen 4%. In 1673 wordt er een rente genomen op ‘huysen in de Vingherlingen’ te Antwerpen, ten bedrage van 900 gulden, tegen een intrest van 27 gulden 's jaars. In 1676 neemt de Bus een rente op ‘het huys het haentjen, gestaen ende geleghen over het pens-gat’ te Antwerpen, voor een bedrag van 900 gulden. Verder worden er nog leeningen gedaan aan Carel van Pyembroeck, te Hamme, Peeter Verstraeten, te Sint-Nikolaas, en ook aan den Heer Meester of de Vrouwe Meesteres Moretus zelf. Een ander maal koopt de Bus een actie van de Koninklijke Loterij (1759). In 1725 leent zij aan de ‘Casse van Consumptie der Stadt Antwerpen’ een som van 1200 gulden.
Eenige getallen, op verschillende tijdstippen uit het kasboek genomen, kunnen een denkbeeld geven van de wijze, waarop de Bus haar steunwerk met ruime middelen kon verrichten.
Na het eerste jaar van haar bestaan, 1653, beschikte de Bus over 130 gulden. Daar er dit jaar niets uitgegeven werd, zooals in de ordonnantiën voorzien was, groeit het in kas voor 1654 tot 261,12 gulden. Er werd dat jaar voor 34.18 gulden aan steungeld uitbetaald. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 615]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om van de Bus te kunnen genieten moesten de gezellen minstens een jaar gestort hebben. Wanneer er dan een ‘sieck van herten’ werd, zoodat hij geneesmiddelen moest gebruiken of te bed blijven, werden hem 30 stuivers per week toegekend, zoolang de ziekte duurde en hij weder op straat kon komen. Bleek het, dat die dertig stuivers niet voldoende waren, dan kon het steungeld ‘met pluraliteyt van voysen der contribuanten’ vermeerderd worden. Als de herstellende op straat kwam, zonder evenwel zijn werk te kunnen hernemen, werden de dertig stuivers tot vijftien verminderd. In geval van pest (haastige of kwade ziekte), als de zieke met zijn gansche gezin binnenshuis moest blijven ‘naer de ordonnantie der stadt’, steeg de tusschenkomst der Bus tot 3 gulden in de week. Zoo waren er in het jaar 1658 verscheidene gezellen, die ‘in de quaede sieckte’ vielen, Francois Heys, Rochus Gisdal en Peeter Moerentorf, en gedurende ettelijke weken deze som ontvingenGa naar voetnoot(1). Wanneer een van de gezellen overleed, werden er uit de Bus 10 gulden aan de nabestaanden uitbetaald voor tegemoetkoming in de onkosten van de begrafenis. Bovendien werd er op last van de Bus een zielmis gelezen, waarop alle gezellen moesten aanwezig zijn, op boete van 3 stuivers. Ook degenen, die slechts na het Evangelie in de mis kwamen, werden beboet. De Bus nam op zich de onkosten van de jaarlijksche mis op St-Lucasdag, zooals wij reeds zagen. Al de gezellen moesten, op boet van 6 stuivers, deze mis bijwonen. Op St-Lucasdag werd niet gewerkt. In 1681 bevond zich de Bus in zulken voorspoedigen staat, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 616]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat er besloten werd in plaats van 30 stuivers, 48 stuivers in de week aan de ‘zieken van herte’ uit te betalen, en 24 in de plaats van 10 aan de flerecijn- of graveellijders (M.). Dit bleef echter niet duren. In 1706 wordt er over geklaagd, dat de Bus erg heeft geleden wegens de talrijke zieken, die moesten geholpen worden, en wegens den steun, die jaren lang moest verleend worden aan verscheidene gezellen, die door het flerecijn belet waren te werken. Dan werd het steungeld tot het vroeger bedrag terug gebracht. De werkzaamheden, door de Bus veroorzaakt, werden waargenomen door den Busmeester, die met de ‘meeste voysen’ van de Kamer en met instemming van den meester werd gekozen. Hij was het, die het steungeld aan de zieken betaalde en nota hield van alle ontvangsten en uitgaven. De bewaarde JournalenGa naar voetnoot(1) en de KasboekenGa naar voetnoot(2) zijn voorbeeldig gehouden. Om de drie maanden moest hij in de vergadering van de Kamer de rekeningen laten zien en op het einde van het jaar een algemeene rekening opmaken, die door den meester, den Prins en de Procureurs der drukkerij moest nagezien en onderteekend worden. De bus werd bewaard door den meester, maar de sleutel bleef in handen van den busmeester. Voor de algemeene regeling van den arbeid had de meester het zóó geschikt, dat elke pers met al degenen, die er bij werkzaam waren, als een drukkerij op zich zelf uitmaakten. In een van de ordonnantiën wordt dit zeer duidelijk uiteengezet (D.). De gezellen, die aan een bepaalde pers werken, mogen geen gesprekken of samenkomst houden met gezellen aan een andere pers werkzaam, ten zij zulks in het belang van het werk mocht noodig blijken. De eene pers zal zich niet met de andere bemoeien. Aldus zouden vrede en vriendschap het best onderhouden worden (I, art. 1). Daar de bezigheden van zetter, drukker en proeflezer van elkander zeer sterk afhankelijk zijn, nemen de ordonnantiën alle mogelijke voorzorgen om te voorkomen, dat de eene op het werk van den andere zou behooren te wachten om zelf zijn arbeid te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 617]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 618]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunnen voortzetten. Over deze regeling worden wij door talrijke artikelen ingelicht (A, art. 10 en 11, C, art. 5, G. enz.). Buiten de aanduiding van de uren waarop deze drie groepen van werklieden met hun taak moesten klaar zijn om den regelmatigen voortgang van het werk te verzekeren, bepalen de ordonnantiën ook boeten voor degenen, die de hun opgelegde taak niet tijdig volbrachten. Het merkwaardige hierbij is, dat deze boeten moesten betaald worden als een soort vergoeding 1e aan de werklieden, die door het verzuim schade leden (5 stuivers) en 2e aan den meester voor het verlet van de pers (3 stuivers voor een halven dag, 6 stuivers voor een heelen dag). Dit beginsel van vergoeding en waarborging van de belangen van meester en gezellen wordt bij het opleggen van boeten dikwijls toegepast. Zoo wordt o.m. bepaald, dat een gezel, die op een werkdag, zonder geldige reden afwezig is, als schadeloosstelling een boet zal betalen van 10 stuivers per dag aan den meester, en eveneens van 10 stuivers aan de medegezellen, die hij zal belet hebben te werken (C, art. 6). In een ander ordonnantie wordt gezegd, dat wanneer een gezel door onverantwoord wegblijven anderen belet te werken, hij het loon van die anderen zal moeten betalen. De meester had het recht de daartoe noodige som van het weekloon af te houden (G.). Als er aan de persen of andere werktuigen iets brak, zoodat ze buiten dienst vielen en het werk daardoor moest gestaakt worden, was de meester verplicht de werklieden toch te betalen. Hij was hun 5 stuivers per dag schuldig. Zoo het herstellen van het gereedschap meer dan drie dagen vergde, moest aan de gezellen ander werk bezorgd worden. Was dit niet mogelijk, dan hadden de gezellen, nog enkel recht op 4 stuivers per dag (A, art. 17). De toestand van de werklieden was minder gunstig wanneer er gestaakt werd bij gebrek aan papiervoorraad of ten gevolge van ‘quaden tijdt’. Er was geen sprake van vergoeding in dit geval. De gezellen mochten op een andere drukkerij werk aanvaarden, en het werd hun toegelaten op de Plantijnsche werkplaatsen eventueel terug te komen zonder opnieuw een ‘bienvenue’ te moeten betalen. Nochtans zal hun die ‘bienvenue’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 619]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toch gevraagd worden wanneer zij er op de andere drukkerij een betaald hadden (L, art. 78). Wanneer een gezel de drukkerij wilde verlaten, moest hij den meester minstens twee weken te voren verwittigen. Wanneer de meester van zijn kant de diensten van een gezel wilde opzeggen, had hij daartoe het recht, doch moest ook twee weken op voorhand verwittigen. In het geval een gezel ‘alle behoorlicke zeden te buyten ging’, ongehoorzaam was en de bestaande ordonnantiën overtrad, dan kon de meester hem terstond ‘wt synen huyse dryven’, een ander in zijn plaats stellen en bovendien van het geld van den ‘wederspannighen’, dat hij in handen had, een som afhouden tot verhaling van de geleden schade. Het onderzoek van de ordonnantiën leert ook allerlei belangwekkende bijzonderheden betreffende het aantal werkuren, waartoe de gezellen zich verbonden, en de verdeeling van die uren over den dag. De drukkers moesten 's morgens tusschen vijf en zes uur op het werk komen en zich zoo weten te schikken, dat zij om zes uur aan den arbeid waren (A, art. 12). De ‘premier’ van elke pers moest, tusschen 1 Mei en 1 September, om vijf uren in de werkplaats zijn ‘omme alles met ghestadicheyt toe te rusten’ (C, art. 6). De andere werklieden hadden tijd tot 6 uur om het werk te beginnen (Id. id.). Tusschen 1 October en 1 Mei mocht de ‘premier’ om 6 uur komen. In een ordonnantie van 1715 (I, art. 13) wordt uitdrukkelijk gezegd, dat de zetters en de drukkers niet vóór 6 uur op het werk mogen zijn. Dit besluit werd genomen: ‘op dat iemant devotie hebbende om misse te hooren, het selve ghevoegelyck soude komen volbrenghen’. De werklieden mochten 's middags om 12 uur naar huis keeren, doch om 1 uur moesten zij terug zijn. (I, art. 13). Van 1 April tot einde September mochten zij werken zoolang zij het konden doen zonder licht, doch niet na 8 uren. Van 1 Oktober tot einde Maart mochten zij 's avonds met licht werken tot 8 uren (I, art. 13). Dit maakt dus voor de meesten een werkdag van 13, voor enkelen zelfs van 14 uren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 620]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die lange werktijd werd eenigszins vergoed door de vele verlofdagen, die het werkjaar onder het oude regime aanbood. Nochtans schenen sommige gezellen boven het verlof het werk te verkiezen want in de ordonnantiën moest men voorzorgen nemen tegen... overdreven werkijver. Zoo werd er o.a. ‘geordonneert als dat hem niemant, het zij setter oft drucker, en sal vervoorderen van op Kermis-Maendaghen, Vastenavont oft Verloren-Maendach te mogen komen wercken op de verbeurte van ses stuyvers’ (L, art. 112). De gezellen mochten bovendien eenmaal ‘des weeck eenen rust-dach’ nemen, op voorwaarde dat zij den meester of zijn plaatsvervanger 24 uren op voorhand verwittigden (C, art. 6). Sommige werklieden verlangden om vroeger op het werk te mogen komen, nog vóór 5 uren. Wij vonden inderdaad een verzoekschrift terug, gericht aan den meester om hem deze gunst te vragen. Wij laten dit stuk hier volgen. ‘De Vry-gesellen van V.L. Druckerye gheven ootmoedelijck te kennen, dat V.L. sal ghelieven een naerder ordene te stellen in het doorlaten vande gasten die smorgens te werck syn comende. Want V.L. is wel bekent dat die in het root syn werckende, dat somwylen een quartier van een ure dat sy niet en connen reede vallen, een halven dagh daerdoor moeten verletten; het welck vanden Deurlater weynigh in consideratie wordt genomen, die syn uitvlucht neemt dat Senor hem expresselyck bevolen heeft niet voor de vyf uren door te laten dat by de half ure ses wordt eer sy in druckery gereet zyn; hier om versoecken wy eendrachtelyck dat Senor sal gelieven den Deurlater te bevelen dat hij de gasten ten minsten ten halver vyf door late gelyck het de oude gewoonte is geweest om te vyf uren aent werck te syn. De werkdag kon ook al eens onderbroken worden. Volgens een ordonnantie van 1642 mochten de gasten ‘compagnie maken’, d.w.z. met drie of vier samen komen, 's morgens om te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 621]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontbijten tusschen 8 en 9, en 's namiddags van 4 tot 5 om ‘recinee’ te houdenGa naar voetnoot(1). De werklieden, die in de drukkerij hun noenmaal wilden gebruiken, konden dit doen tusschen 12 en 1 uur. Kwam er een goede vriend van buiten een van de gezellen bezoeken (gedurende den schofttijd), dan mocht hij hem ontvangen. En wilde hij hem op de drukkerij ‘beschencken’ met bier, dan was dit ook geoorloofd, op voorwaarde echter, dat er slechts één, ten hoogste twee potten binnen den tijd van een uur gedronken werden. Wilden de gezel en zijn vriend meer drinken, dan moesten zij dit buiten de drukkerij doen, zonder dat het werk daaronder te lijden had (E.). Wanneer vreemdelingen de drukkerij bezochten gedurende de uren van het ontbijt en van de ‘recinee’, moesten de gezellen het eten staken en voortgaan met hun werk. Na het vertrek der bezoekers mochten zij hun maal voortzetten en daartoe zooveel tijd nemen als zij gedurende het bezoek verloren hadden (E.). Buiten de maaltijduren van de gewone dagen, mochten al de gezellen ‘compagnie maken’ op de hierna bepaalde feestdagen: ‘gesworen Maendagh, Vasten-avont, 's Maendaghs van Sinxen, 's Maendaghs van ons L. Vrouwe kermisse, PekenskermisseGa naar voetnoot(2), Vincke-mertGa naar voetnoot(3), en 's Maendaghs naer 't versetten van de wet’ (E.). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 622]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit laatste oorlof is van 1642. Het komt niet overeen met een besluit van 13 Juni 1699, waar wij reeds op wezen (L, art. 112) en waarbij verboden wordt op enkele van die dagen te komen werken (Kermismaandag, Vastenavond, Verloren Maandag). Werd het besluit van 1642 in 1699 gewijzigd? Of moeten wij het zóó verstaan, dat er niet mocht gewerkt worden, doch dat men toch op de drukkerij mocht komen om compagnie te maken? De regeling van het ‘compagnie-maken’ brengt ons onwillekeurig op de regeling van het bier- en brandewijnverbruik in de drukkerij. De gelegenheden om op het werk een pot te drinken waren nogal talrijk en het was noodzakelijk daar zekere bepaalde schikkingen voor te treffen. Elk gezel mocht op de drukkerij het ‘scherp-bier, twelck yeghelyck vry staet tot syn nootruft’ ongehinderd medebrengen en gebruiken (C, art. 8). Het drinken van sterk bier of wijn in de werkplaatsen was echter beperkt. Zonder ‘expres consent’ van den meester mocht er per hoofd slechts één pint voor den noen en één na den noen gehaald worden, in de eigen potten van de drinkers (D.). Men mocht ook niemand dwingen te drinken of bescheid te doen, zoo hij daar geen zin in had (A, art. 16). Wie dronken was, mocht niet komen in de drukkerij noch in eenige andere plaats van 's meesters huis (C. art. 9). De redenen van dit laatste verbod liggen voor de hand. Gezellen die bij drank waren konden daar allerlei stoornis verwekken. Zij konden de aan het werk zijnde gezellen tergen, ‘oft eenich (ander) beletsel aendoen’, wat met de zware boet van 30 stuivers gestraft werd (L, art. 85). Tot hoever die ongelegenheden konden gaan leert ons artikel 5 van de ordonnantiën uitgegeven door Jacobus van Pinxen, waarbij bepaald wordt, dat degene die ‘in huys oft op de Druckery is een calf maeckendeGa naar voetnoot(1), sal betalen de breuk van 3 stuyvers sonder clagen’. De aanleidingen om op de drukkerij een extra-glas bier te drinken waren niet zeldzaam. Soms werd er ‘Capellen-bier’ geschonken, zooals het heette. Dat waren potten die aan de gezellen moesten vereerd worden krachtens ordonnantiën of be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 623]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
slissingen van de Kapel of Kamer. Sommige straffen door de wet uitgesproken bestonden uit het betalen van ‘cruycxkens’ bier aan de gezellen (G. op vele plaatsen). Als de ‘Wet verzet werd’, kwamen de gezellen bijeen om bier te drinken. Als een onvrij gast tot vrijen gezel werd bevorderd, werd er weer bier geschonken. Wie bruigom werd, had ook eenige kruiken te betalen. De gezellen, die deel uitmaakten van de wet, de Prins, zijn schepenen en de busmeesters, hadden recht, wanneer zij vergaderden om de zaken van de kamer te bespreken, elk op een pot bier en een koek. Het ‘Capellen-bier’ moet door elken gezel op zijn plaats gedronken worden, ‘op de verbeurte van synen dronck’. Dit beteekent, dat elke drukker of zetter bij zijn werk bleef, waar men hem zijn bier bracht (L. art. 11). Degene, die het ‘capellenbier’ schuldig was, moest het zelf rondschenken of het door iemand in zijn plaats laten doen (L. art. 16). Het bier moest door de gezellen gehaald worden. In 1689 besloot Balthasar Moretus, dat het verboden was door kasteleins of door hun vrouwen (weerds of weerdinnen) bier of brandewijn op de drukkerij te laten brengen. De drie jongste gezellen en de kleine busmeester werden aangeduid om zulks te doen (L. art. 102). Het bier mocht alleen bij klaren dag gehaald worden. ‘Des avonts als de keirs ontsteken’ was, mocht dit niet meer gebeuren (L. art. 105). Voor het drinken van brandewijn waren de ordonnantiën strenger dan voor het drinken van bier. In 1688, 1690, 1692 en 1695 wordt herhaaldelijk aan de gezellen verboden om na 8 uren 's morgens de drukkerij te verlaten om brandewijnGa naar voetnoot(1) te gaan drinken en dan weg te blijven tot half negen of negen uren. Er waren dus werklieden, die gedurende den schofttijd buiten gingen, om in de een of andere taveerne brandewijn te gaan gebruiken. Op de drukkerij zelf was die drank verboden (L. art. 98). De groote aanleiding tot drinken schijnt echter wel de verzetting der wet te zijn geweest. Deze partij had plaats in een herberg, niet op de drukkerij (L. art. 203). Op dat feest mocht er geen vrouw komen ‘ten waer saecken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 624]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat sy haeren man nootsaeckelyck moest spreken’. Dan mocht zij evenwel niet in de gelagzaal komen. Zij kon haar heer en meester laten roepen en zich buiten de zaal met hem onderhouden. Dit geschiedde ‘om redenen die de Heeren moveren’ (L. art. 103), doch niet in de ordonnantie opgeven. Een bericht van 1641 deelt mede dat de Kapel besloten heeft aan de gasten op het proficiat-bier bij hun vrijmaking te verbieden ‘paer volckx’ mede te brengen. Alleen wordt geduld, dat een weduwnaar of een jongman met een dochter of een vrijster komt (L. art. 66). Dit besluit maakt ons wel eenigszins perplex. Is het een maatregel tegen de gehuwde vrouwen? Het spreekt van zelf, dat menige ordonnantie tot doel had te beletten, dat het gereedschap der drukkerij door nalatigheid of slecht onderhoud zou te lijden hebben of zoek geraken. Eenieder moest de gebruikte voorwerpen terug leggen op hun behoorlijke plaats of terug geven aan dengene van wien hij ze ontving (D.). Wie een stuk gereedschap wegnam en niet teruglegde, liep een boet op van 3 stuivers (L. art. 4). Een niet gebruikte pers mocht niet ontriefd worden. De boete op dit vergrijp beliep tot 24 stuivers (L. art. 57). Het was volstrekt verboden eenige kist of schapraai te openen zonder toelating van den kapitein, en dan nog moest zulks geschieden in het bijzijn van twee of drie gezellen. Daar stond een boete op van drie gulden (L. art. 55). In de eerste plaats ging de zorg naar het onderhoud en het bewaren der letters. De zetters moesten tweemaal daags, eens 's middags en eens 's avonds, de gevallen letters oprapen en terug op hun plaats leggen. De zetter, die meer dan zes letters op den grond liet liggen, verbeurde 1 stuiver. Wanneer leerjongens met het oprapen van de gevallen letters belast werden en zulks niet naar behooren deden, werd hun de straf van den brits toegepastGa naar voetnoot(1) (G.) Wanneer de zetters vaststelden dat sommige letters versleten waren of beschadigd, moesten ze die bij elkaar houden en aan den gouverneur der drukkerij overhandigen (I. art. 11). Met uiterste nauwgezetheid wordt bepaald op welke wijze de gebruikte letters eerst moesten gewasschen en gereinigd wor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 625]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den, daarna terug in de ‘casse’ gedistribueerd of in dubbel papier samengevoegd, in pakken die gemakkelijk konden gehanteerd worden, en aan den meester of zijn ‘gedeputeerde’ overhandigd (A. art. 9). Er worden maatregelen getroffen om de letters ‘ghelyckelyck’ te doen gebruiken. Voor werken of gedeelten van werken, die dikwijls onveranderd herdrukt werden, zooals ‘het Psalterium ende Commune Sanctorum’, hadden de zetters de gewoonte de vormen niet los te maken en de letters niet in de ‘casse’ te distribueeren. Dit had voor gevolg, dat een deel der letters altijd gebruikt werd en versleet, terwijl de andere ongedeerd bleven. Daar wordt aan den gouverneur der drukkerij last gegeven om de ‘plaetsen ende backen’ van de letterzetters maandelijks nauwkeurig te onderzoeken om dergelijke misbruiken te voorkomen. (I. art. 11). De zorg voor de letters blijkt uit twee uitvoerige ordonnantiën, die alleen hun behandeling betreffen (J. en K.). Er was een speciale ruimte voor het bergen der letters voorbehouden: de ‘Lettercamer’ in ‘het huysken boven de Ruye’Ga naar voetnoot(1). Daar was het volledige typenmateriaal, de gegoten zoowel als de gesneden letters, bijeengebracht naast de houtblokken, kopergravures en verdere typographische versieringen. Een van de zetters had opdracht deze verzameling te bewaken. Hij had er de sleutels van en droeg er de verantwoordelijkheid over. Hij mocht de ‘Lettercamer’ niet verlaten, uitgezonderd in den Winter als het er te koud was. Er werd daar niet gestookt. Dan mocht hij zich in de drukkerij even komen verwarmen. De zetters moesten uit zijn handen het noodige gerief ontvangen en na gebruik moesten zij het hem gereinigd terug bezorgen. De menigvuldige voorzorgen, die bij het behandelen van dat materiaal moesten in acht genomen worden, zullen wij hier niet alle opsommen. Wij verwijzen naar de ordonnantiën zelf (J. en K.), die heel wat belangwekkende bijzonderheden voor de technici bevatten. Er zijn afzonderlijke voorschriften voor het behandelen van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 626]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den inkt. Men mocht hem niet verkwisten. Wanneer de gezellen 's Zaterdags naar huis gingen en vergaten den inktbak te dekken, verbeurden zij een ‘Cruycxken’ (G.). Bij het drukken moest de inkt lichtjes, niet vet op de letters gesmeerd worden. ‘Vet opgeheven en geschiedt maar om arbeyt te spaeren’ (I, art. 8). Aan de drukkers wordt gevraagd om de inktballen niet te groot te maken ten einde den inkt goed over de vormen te kunnen spreiden (I, art. 10). Weer afzonderlijke raadgevingen gelden de loog, waarin de gebruikte letters van den inkt gereinigd werden (H. art. 4). De drukkers moesten er op waken, dat de loog ziedend was telkens er letters behoorden gewasschen te worden. Zij moesten de vormen in de heete loog wat laten liggen opdat de inkt er zou van afweeken en er zou kunnen van weggenomen worden zonder te hard met den borstel te moeten wrijven (I, art. 7). Wie vergat den loogborstel na gebruik terug op zijn plaats te leggen, kreeg een boet van 3 stuivers. Nu blijkt die loog sommige gezellen van tijd tot tijd verleid te hebben om er hun handen of een of ander voorwerp in te wasschen. De ordonnantiën verbieden dit en straffen overtreding met 6 stuivers (L. art. 47). Wij zagen, dat de meester voor elk versleten balleder een som in de bus der gezellen stortte. Wij moeten onderstellen, dat het verlangen om de bus te verrijken er sommigen wel eens toebracht om dat leder af te doen als het nog goed bruikbaar was. Daar werd tegen gemaand. Wie zich daartegen vergreep, verbeurde een ‘cruycxken’ )G.). Wanneer nieuw leder op de inktballen moest genaaid worden, mocht de gezel, daarmede belast, de oude stukken opeischen om ze, zoo mogelijk, nog te gebruiken (G.). Er zijn ook ordonnantiën betreffende het fornuis om de loog te koken en het vuur, dat bij koud weder in de drukkerij werd aangestoken. Gedurende een heelen tijd was het niet de meester die de onkosten van die verwarming voor zijn rekening nam. Hout en kolen werden tot in 1639 blijkbaar betaald uit een bus, die met dit doel in de drukkerij hing. In dat jaar deed de meester die bus wegnemen en besloot zelf het hout en de kolen te geven ‘sonder dat de gesellen daervoor iet moeten betaelen’. De meester ‘vereerde’ hun ‘het gruys voor het stoken’ (L. art. 57). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 627]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De gezel met het stoken van het fornuis belast, was verplicht op bepaalde uren daarvoor te zorgen. Hij mocht de drukkerij niet verlaten op de daarvoor bepaalde uren (L. art. 60). Elke gezel kreeg dit karweitje op zijn beurt (L. art. 101). De gezellen lieten er zich wel eens toe verleiden om door hun familieleden wat vuur te laten halen of om hun kinderen naar de drukkerij mede te brengen en zich daar wat te laten verwarmen. De ordonnantiën verbieden dit herhaaldelijk, in 1620, 1632 en 1646 (L. art. 14). Anderen waagden het zelfs op dat vuur al eens een haring te braden, wat ook verboden was (L. art. 68), evenals het ‘toeback smooren’, op verbeurte van 6 stuivers. Natuurlijk was men ook op brandgevaar bedacht. Elken avond als men met licht had gewerkt, moesten twee gezellen de ronde doen. Wanneer zij vaststelden, dat een der gasten vergeten had den domphoren op zijn kaars te zetten, kreeg hij een boete van 3 stuivers. Zoo de ‘ronders’ de nalatigheid verzwegen, moesten zij, als het feit ontdekt werd, de boet zelf betalen (L. art. 92). Al de gezellen waren verplicht in geval van brand zich bij de brandspuit der drukkerij te vervoegen en bij het bluschwerk mede te helpen. Als de brand ophield, moesten zij nog blijven om de spuit ‘fatsoenlijk te helpen thuys brenghen’ (L. art. 96). Het is opvallend hoe streng men er in het Plantijnsche huis op waakte, dat niets van hetgeen in de drukkerij geschiedde daarbuiten zou verteld worden. Men wilde begrijpelijkerwijze in de eerste plaats vermijden, dat concurrenten te weten kwamen welk werk er verricht werd. Er werd verboden ‘eenighe copijen, bladeren, proeven, etc. wt de druckerye wech te draghen’ (A. art. 13). Verder wilde men ook beletten, dat de drukkerij om het even waardoor in opspraak kwam. Aan alle gezellen werd de geheimhouding opgelegd van hetgeen in de werkplaatsen ‘ghedaen ofte geseyt’ werd (C. art. 3). Het uitdrukkelijkst luidt dit verbod in een artikel van het repertorium der ordonnantiën verzameld door Jacobus van Pinxen (L. art. 107): ‘niemant en sal (hem) vervoorderen te verhaelen tegen eenighe vremde gasten, het sij in Herberghen ofte Gebrandewynhuysen, ofte eenighe andere plaetsen, iet dat de reglementen van dese Camer ofte Druckerije aengaet (ofte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 628]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van eenige wercken die op de pers sijn ofte wie het werckt, ofte wat sy van loon doen en waere het iemants vrouw komt te verhaelen sal het den man moeten betaelen’. De boet voor dit vergrijp was tamelijk hoog: 24 stuivers. Zoo was het ook niet toegelaten ‘eenich volck op der Druckerye te brengen’ zonder toestemming van den meester (C. art. 7. D) De gezellen waren er anders wel op gesteld om in de drukkerij bezoekers te zien verschijnen. Dit was een gelegenheid om eenig drinkgeld te verdienen. De Plantijnsche werkplaatsen werden beschouwd als behoorende bij de groote aantrekkelijkheden van Antwerpen. Er bezocht geen vorst of ander hooggeplaatst persoon de Scheldestad in de 16e en 17e eeuw, of hij kwam ook de beroemde aartsdrukkerij bezichtigen. De bezoeken van gewone reizigers waren ook zeer talrijk, vooral in de Antwerpsche kermisweek, die gewoonlijk veel Hollanders aanlokteGa naar voetnoot(1). De ordonnantiën bevatten zekere regelingen, die dergelijke bezoeken betreffen. De gezel die ‘vremt volck leyt om te wysen achter oft voor’, moest op eed verklaren hoeveel drinkgeld hij voor dit geleide ontving. Hij mocht daar drie stuivers van behouden en het overige kwam in de gemeenschappelijke bus. Zoo hij minder opgaf dan hij werkelijk ontvangen had, kreeg hij een boet van 25 stuivers (L. art. 52). Het gebeurde ook dat bezoekers aan een zetter of drukker vroegen om hun naam op een strookje papier gedrukt te krijgen en als herinnering mede te nemen. De meester liet dit blijkbaar toe want in de ordonnantiën wordt het geval voorzien (L. art. 46). De fooi, die de zetter en de drukker daarvoor kregen, moest in de bus der Kapel gestort worden. De beide werklieden hadden voor zich zelf enkel recht op 3 stuivers. In 1643 werd er door Balthasar Moretus II een reeks ordonnantiën uitgegeven, die uitsluitend ‘den trayn’ van den winkel betroffen (F.). Weer leveren deze voorschriften het bewijs van de nauwgezetheid waarmede al de werkzaamheden voorzien en geregeld werden en tevens van het verlangen om in de werkplaatsen deftigheid en fatsoen te doen in acht nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 629]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De winkelknechten woonden in het huis van den meester. Zij moesten om half zes opstaan, tegen zes uur gekleed zijn en dan naar de mis gaan om tegen zeven uur terug te komen en het werk in den winkel te beginnen. Te half negen mochten zij ontbijten, met spoed, zonder door veel praten tijd te verliezen. De daartoe bepaalde tijd mocht in geen geval het half uur overschrijden. Op een Vastendag had het ontbijt eerst om elf uren plaats. Zoo er op een gewonen dag om half negen dringend werk was of ‘nootsaeckelyck belet’, dan moest het werk voorgaan en het ontbijt later gebruikt worden. Van twaalf tot één uur, zoo er geen dringend werk voorhanden was, mochten de knechten eenige ontspanning hebben, ‘eenighe eerlycke tytpasseringhe’, zegt de ordonnantie. Zij mochten leeren schrijven; Latijn, Spaansch of Italiaansch studeeren; cijferen, enz., op voorwaarde, dat ze daarvoor het huis niet verlieten. Om één uur ging men aan tafel. De meester at afzonderlijk met den eersten gast (de ordonnantie noemt hem: J. Ottens). Beiden werden vóór alle anderen bediend. Zoodra de ‘potagie met de eerste schotelen (van hun tafel) afghenomen waren’, gingen de meiden met de knechten eten en zij moesten zich zoo schikken, dat ze gedaan hadden als de meester met zijn noenmaal klaar was. Onmiddellijk na den eten moesten zij terug in den winkel zijn. Om half vijf in den namiddag mochten de knechts over een kwartiertje beschikken om ‘kaes ende broot’ te eten. 's Avonds na acht uren, als hun dagtaak volbracht was en er niets dringends meer te doen viel, mochten de knechten, vóór het avondmaal, nog een ‘eerlyck passetemps’ hebben. Ze konden lezen of ‘met malckanderen eenighe ghenoeghlijcke, maer altyt eerlycke propoosten’ houden. Na het eten, zoodra de meester slapen ging, moesten zij ook te kooi. Het was hun verboden beneden te blijven praten. Gedurende den ganschen dag, buiten de hierboven opgegeven uren voor eetmalen en ontspanning, mochten de knechten alleen werk voor den meester verrichten, ‘sonder voor hunne eyghen afairen iets te moghen berichten’. Voor den Zondag en andere Heiligdagen waren er bijzondere schikkingen. De jongste knecht moest 's morgens vroeg naar de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 630]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mis gaan en om negen uren terug zijn om dan aan de oudere knechts toe te laten ook naar de kerk te gaan. Deze laatsten moesten vóór twaalf uren terug zijn. 's Namiddags moesten allen thuis blijven tot aan den loftijd. Om uit te gaan was er een speciale toelating van den meester noodig. De ordonnantie, die niets in het onzekere laat, bepaalt nauwkeurig wat de meester door ‘haestighe wercken’ verstaat. Verder wordt er sterk op aangedrongen, dat de winkelknechten eendrachtig met elkander zouden omgaan en elkander steeds welwillend zouden bejegenen. De jongeren moesten eerbiedig zijn tegenover de ouderen en zich gewillig laten onderwijzen en vermanen. De ouderen op hun beurt moesten zich tegenover de jongeren steeds behoorlijk gedragen. De ordonnantiën omschrijven de speciale bevoegdheid van den meestergast (J. Ottens). Hij moest de boeken houden, zoowel voor den winkel te Antwerpen als voor dien op de Messe te Francfort. Het is zijn taak de rekeningen te schrijven, de briefwisseling te voeren met het binnenland, Frankrijk, Holland en Duitschland. Hij was het, die de kooplieden te woord stond. De andere knechts werkten onder zijn bevel. Ook de bevoegdheid van Balthasar van Cam wordt bepaald. Dit was de man, die de verscheidene catalogen moest onderhouden: één van al de voorhanden boeken, één geclasseerd volgens de leveranciers-boekhandelaars, één van de ontbrekende boeken, één van de defecten, enz. Hij moest ook de brieven copieeren, waarvan de minuut door J. Ottens of door den meester gemaakt was. Al de boeken die binnen kwamen, moest hij collationeeren, de prijzen ervan opteekenen, enz. Zoo er voor de winkelknechts geen arbeid meer te verrichten was en er nog tijd overschoot, dan moesten zij de werklieden der ‘Vergaerderije’ helpen. Zij mochten de losse vellen van bepaalde boeken, die daar bewaard werden, in den winkel samen brengen en plooien om ze daarna aan de binders te bezorgen. Op 22 October 1664 werd er onder den naam Concordia een afzonderlijke confrerie opgericht onder de proeflezers van de Plantijnsche drukkerij, met het doel eenmaal in het jaar een gemeenschappelijken maaltijd te houden om zich, na de vermoeinissen van het lange werk den ‘gheest wat op te haelen ende te vermaecken’, en tevens ‘vrindtschap ende eendracht’ te onderhouden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 631]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De proeflezers behoorden allen tot een stand, die maatschappelijk en intellectueel verre boven dien van de gewone zetters en drukkers stond. Dit was zeker het geval voor al de leden van Concordia, wier namen bij de ordonnantiën van de broederschap gevoegd zijn, en waaronder wij verscheidene priesters aantreffen: D. Joannes Blanckaert, ‘presbyter’, die in 1668 kanunnik werd van O.L. Vrouwekerk te Antwerpen; Theodoor Van der Weyden, id.; Andreas Pleeck, id.; Martinus De Kleyn, id.; R.D. Norbertus Verwithagen, id., kapelaan in de O.L. Vrouwekerk te Antwerpen; R.D. Nicolaas Mertens, id.; R.D. Petrus Maximilianus Reyns, id. De jaarmaaltijd van Concordia moest twee dagen duren. Hij begon gewoonlijk op 18 October, op den feestdag van den H. Lucas. De confraters hadden evenwel het recht den dag te ‘anticiperen oft te differeren’. Elk lid betaalde wekelijks aan den specialen busmeester de som van twee stuivers of meer, ‘soomen dat sal geraeden vinden’. Elke nieuwe corrector, in de confrerie opgenomen, betaalde een inkomgeld van 12 stuivers. De maaltijd werd gehouden in het huis van een der confraters, niet in ‘eenighe herberghe oft Cabaretten’. Elke confrater moest zich op zijn beurt met dit karweitje belasten en werd met dit doel voor een jaar tot ‘economus’ benoemd. Hij moest alles bezorgen wat er voor deze gastronomische plechtigheid noodig was en alles in zijn eigen huis koken of laten koken. Voor alle uitgaven mocht hij een rekening voorleggen, uitgezonderd voor ‘eenigh kruijdt oft specerije, sout, olie, azijn, boter om te verkoken ende diergelycke kleyne dinghen, noch oock iet voor gebruyck van servetten, vier oft licht, etc.’ Dit alles werd hem vergoed met een globale som van drie guldens. De economus raadpleegde de confraters voor de keuze der gerechten, maar waakte er tevens op, dat de onkosten niet hooger beliepen dan het in-kas der confrerie. Zoo de economus den maaltijd in zijn woning niet kon inrichten en daarvoor het huis van een confrater gebruikte, dan moest hij uit zijn eigen beurs drie gulden aan dezen laatste geven ‘voor een recompens’. Ook de verdere kleine onkosten bleven te zijnen laste. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 632]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den maaltijd kwamen alleen de leden van de confrerie, met hun vrouw, zoo zij gehuwd waren, met hun moeder of zuster, zoo zij het niet waren. Daar het aantal correctors tamelijk beperkt was, stond het hun vrij andere personen ‘van goet ende eerlyck comportement’ op den maaltijd toe te laten mits betaling. Meer dan zes of zeven paren mochten er echter niet aanzitten. Was er een van de medebroeders ongesteld op den dag van den maaltijd, dan werd hem de helft van zijn contributie teruggegeven en voor de andere helft mocht zijn vrouw, moeder of zuster aanzitten. De ordonnantiën van Concordia regelden, buiten de gastronomische werkzaamheden ook de eventuëele zorgen voor een eerbare uitvaart der afgestorven leden. Zoo er een ‘aflijvig kwam te worden’ werd de helft van zijn storting gebruikt voor het ‘lezen’ van een mis, die de confraters moesten bijwonen, ‘indien dit gevoeghelyck kon geschieden’. Bij elken maaltijd van de confrerie werd na ‘de Benedictie oft naer de Gratie’ den psalm De Profundis ‘gelezen’ met een ‘Pater Noster voor de sielen van de overledene confraters’. Dit onvolledige overzicht op de werkordonnantiën, dat wij hier eindigen, leert ons duidelijk het inwendige leven der aloude Antwerpsche drukkerij kennen. Veel bijzonderheden zijn niet nieuw voor ons omdat wij ze kennen uit andere ordonnantiën, die oude arbeidersbroederschappen ons hebben nagelaten, maar zeker is het, dat door de studie dezer Plantijn-ordonnantiën veel voorstellingen bepaalder vorm aannemen en menig belangrijk uitzicht op oude gewoonten en gebruiken openen. Dit overzicht laat ons de zedelijke physionomie van de Plantijnsche werkstede aanvoelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 633]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Repertorium van de ordonnantiën, statuten, enz. betreffende de Plantijnsche drukkerijA. Een los blad in twee kolommen verdeeld, gedrukt met de Plantin-civilité-letter van het A.B.C. ou Instruction Chrestienne pour les petits enfants (1558)Ga naar voetnoot(1). Het opschrift luidt als volgt: Statuten, Articulen ende Poincten, gheadviseert ende gheaccordeert, die sonder arghelist sullen moeten onderhouden wesen van alle deghene die in dese Druckerye, ghenaemt den Gulden Passer willen hanteren. Dit stuk was bestemd om in de werkplaatsen aangeplakt te worden. Op dit oogenblik bevinden er zich nog drie exemplaren van in het Museum Plantin-Moretus, één in de drukkerij (Zaal XVI), één in Zaal XVIII, en één in de gieterij (Zaal XXXIII). Wij houden het voor een van de oudste arbeidsregelingen. Naar alle waarschijnlijkheid werd het nog ten tijde van Plantijn opgesteld.
B. Een los perkamentblad, gedrukt met gothische letter. Het opschrift is hetzelfde als voor het stuk A. Verscheidene artikelen uit A worden in B herhaald, soms met lichte varianten. B bevat evenwel verscheidene artikelen, die in A ontbreken. Op overeenkomst en verschil hebben wij in de volgende bijlagen gewezen. Het stuk behoort tot het einde van de 16e of begin van de 17e eeuw. Het eenig bewaard exemplaar hangt in de Plantijnsche drukkerij (Zaal XVI).
C. Een los blad, gedrukt met de civilité-letter van Pegasides Pleyn, Plantin 1583Ga naar voetnoot(2). Het opschrift luidt: Ordonnantie ende wetten staende by elck eenen op dese Passer-Druckerye werckende t'onderhouden. Het stuk draagt geen datum. Onderaan leest men: In de Druckerye van Christoffel Plantijn. Het is waarschijnlijk ook uit Plantijn's tijd afkomstig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 634]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er bevindt zich een exemplaar in de drukkerij op het Plantijn-Museum.
D. Een gedrukt los blad zonder opschrift noch jaartal. Het dagteekent van het einde der 16e of van het begin der 17e eeuw. Het eenig bewaarde exemplaar hangt in het Museum Plantin-Moretus (Zaal XVIII).
E. Een Ordonnantie, onderteekend door de vry-gezellen op 17 Juli 1642. Het geschreven stuk bevindt zich op het Plantijnsch Archief, Reg. CXX, blz. 295.
F. Onder het jaartal 1643 werden Ordonnantiën opgesteld, nopende den trayn van den winckel. Zij bevatten generaele reghelen voor al de winkelgezellen, en particuliere reghelen voor de twee leiders van het werk aldaar. Dit geschreven document maakt deel uit van het Plantijnsch Archief, Reg. CXX, blz. 329.
G. Ordonnancie ende Coustume der Druckerie van Meester Christoffel Plantin, gheordonneert met consent van den Meester ende de ghesellen om liefde ende eendrachticheyt met malcanderen te houden, ende om malcanders profijt, welcke alle ghesellen die daer nu zijn, oft comen sullen, schuldich zijn te onderhoudene. Het jaartal der uitgave wordt niet vermeld. Er hangt een exemplaar van deze ordonnantie op het Museum in de drukkerij.
I. Een los gedrukt blad met opschrift: Ordinantie voor de Ghesellen der Plantijnsche Druckerye, gedagteekent 30 April 1715. Het eenig bewaarde exemplaar hangt op het Museum Plantin-Moretus in de drukkerij.
J. Ordonnantiën voor den Letter-Zetter in de Letter-camer van de Plantijnsche Druckereye. Dit geschreven stuk, dat op verscheidene plaatsen den indruk maakt van een ontwerp in klad, dagteekent uit de 18e eeuw. Het bevindt zich op het Plantijnsche Archief, Reg. 1147.
K. Ordonnantie voor de setters ende Druckers ten regarde van de lettercamer ende lettersetter in de selve. Geschreven stuk, dat ook den indruk geeft van een ontwerp te zijn. Dagteekent uit de 18e eeuw. Bevindt zich op het Plantijnsch Archief, Reg. 1147.
L. Register 334 van het Plantijnsch Archief bevat een copie van al de ordonnantiën betreffende de Plantijnsche drukkerij, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 635]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 636]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gemaakt tusschen 1609 en 1700. Deze ordonnantiën werden afgeschreven door Jacobus van Pinxen, in het jaar 1700, met goedkeuring en op last van de corporatie der werkgezellen op de Plantijnsche Drukkerij.
M. Register 432 van het Plantijnsch Archief bevat de ordonnantie van de ziekenbus, ingesteld door Balthasar Moretus II en de gezellen der drukkerij, op 1 Maart 1653. Daarop volgen enkele bijvoegsels, opgesteld op 10 April 1661, 6 September 1681, en 15 October 1706. Buiten deze ordonnantie en de bijvoegsels, die wij verder mede deelen, bevat ditzelfde register de rekeningen van den ‘ontfangh’ en ‘van den uitgheef’ van de Ziekenbus, voor de jaren 1653-1696.
N. Register 433 is de voortzetting van het kasboek van de Ziekenbus voor de jaren 1696-1761. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 637]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BijlagenA.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 638]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
willecoem oft benevenue (viij. stuyvers voor der ghesellen drincghelt, ende ij stuyvers voor de geldtkiste der armen)Ga naar voetnoot(1).
V.Ga naar voetnoot(2) Gheen vreemt gheselle en sal ghehouden sijn alhier te betalen sijn proficiat, voor dat hij een heele maent ghearbeyt sal hebben, ende ist dat hij alsdan den Meestere ende den ghesellen aenstaet om in het werck der Druckerijen te blijven, soo sal hij moeten betalen (voor sijnen proficiat, de gheltkiste der armen xxx stuyvers)Ga naar voetnoot(3) ende elcke gheselle vijf stuyvers. Welck ghelt in somma, nae de menichte der ghesellen, sal gheimployeert worden tot gheniet der (Ghemeynten)Ga naar voetnoot(4), sonder yemanden particulier profijt daer af te laten.
VI.Ga naar voetnoot(5) Een yeghelijck sal voldoen ende voleynden sijne behoorlijcke, aenghenomen ende ghesette taecke op elcken dach, (sonder yet daer af te moghen dilayeren oft wtstellen op den naestcomenden dach,)Ga naar voetnoot(6) ende dat op pene van vijfGa naar voetnoot(7) stuyvers te betalen voor eenen yeghelijcken die daer af sal schade moghen lijden, ende ses stuyvers te betalen den meestere, ter causen van de persse die daer by verlet hebben sal van eenen heelen dach, ende nae advenant den halven dach drie stuyvers. Alsoo nochtans dat een yeghelyck gheselle die hier afbetaelt sal willen wesen, sijn taecke sal moeten voldaen hebben sonder arghelist: anders sal hij in de condemnatie mede vallen. Voorts soo wie aenghenomen heeft eenich werck ende dat selve ghecontinueert een weke lanck, die sal ghehouden sijn het aenghenome ende begost werck wt te wercken. (Ende oft yemant wilde wechgaen, ende afscheyden nae dat hij sijn werck gheeynt hadde, die sal dat den Meester een maent te voren moeten adverteren, ende desghelycx oock de Meester den ghesellen, die hij niet langher en sal begheeren te houden)Ga naar voetnoot(8).
VII. Alle ghesellen sullen ghehouden sijn haerlieden werck betamelyck te doen, sonder verhaesten oft verrasschen tot achterdeel van den Meester oft ghesellen. Ende alle ghereetschap die van yemanden wech ghenomen sal worden tot ghebruyck, die sal van den selvighen wederom ghestelt worden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 639]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in sijn betamelijcke plaetse, suyver ende reyn, sonder alle vuylicheyt. Op de verbeurte van i. stuyver.
VIII.Ga naar voetnoot(1) De setters sullen alle haer afgevallen Letteren tweemael des daechs op rapen ende distribueren, te weten te twelf uren, des middaechs, ende 'tsavonts als sy van haer werck gaen. Die boven ses letteren laet over ligghen, sal verbeuren i. stuyver.
IX.Ga naar voetnoot(2) Soo wie eenighe Letteren neemt wt manden, cassen, oft elders, die sal ghehouden sijn de selve wel tsamen te voegen, ende in dobbele pampieren te doen die bequaem ende groot genoech daer toe sullen sijn, also datse niet en vervallen oft te quiste en gaen in eeniger manieren: ende de ydele pampieren (op sijn behoorlijcke plaetse te legghen)Ga naar voetnoot(3). Ende daer en boven de setters die een soorte van Letteren ghenoech ghebesicht hebben, sullen ghehouden sijn de selvighe wel te wasschen, ende reynelijck wech te setten: ende alsoo vele daer of in de casse te distribueren als tot redelijcke sorteringhe behooren sal, ende de resteGa naar voetnoot(4) oock in dobbel pampier tsamen te voeghen ende op te binden in redelijcke pagien oft formen, die men met een volle hant sal moghen grijpen en opheffen, maar niet grooter, ende die aldus, in goeder voeghen den meesterGa naar voetnoot(5) overghevenGa naar voetnoot(6). De formaten, regletten, houten oft andere ghereetschap tot (een forme)Ga naar voetnoot(7) dienende, sullen de setters die de selvighe ghebesicht hebben, wel vergaderen, opbinden, ende daer boven op schrijven, waer toe sij gedient hebben, ende alsoo betamelijck den meester overleverenGa naar voetnoot(8). Op de verbeurte van ij. stuyvers.
X. En yeghelijck setter die tijts ghenoech ghehadt heeft int beghinsel des Boecx om sijn taecke te voldoen, ende sijn voordeel te nemen: sal ghehouden sijn de forme alle daghen over te leveren, om de eerste proeve daer op te maken (die sdaechs daer na ghedruct sal moeten worden) een ure na dat de Drucker sijn ghedructe forme over ghelevert heeft: dwelck nochtans niet en gheschiedt voor elf uren van den voorgaenden dach, ende die selvighe forme al ghecorrigeert ten seven ure des avonts om een revisie te maken. Des ghelijcx de forme die begost sal moeten worden op den middach, sal moeten 'tsavonts daer voor ghereet sijn om de eerste proeve daer op te maken: ende dat, een ure na dat de Drucker sijn gedructe forme sal overghelevert hebben: so dattet nochtans niet en gheschiede voor vijf uren tsavonts: ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 640]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de selvighe al gecorrigeert tsanderdacehs ten twelf uren om een revisie te maken. Op de pene van iij. stuyvers.
XI.Ga naar voetnoot(1) De Setter die alderlaetst sijn taecke voleynt heeft, sal moeten beyde de proeven draghen tot den correcteur. Noch so sal een yeghelyck Setter syn correctie wel ende betamelyck volbrenghen, alle fauten corrigerende die hem gheteeckent sullen moghen worden: maer nochtans waert datter vielen meer dan drie woorden ende ses letteren te corrigeren die int exemplaar niet en staen, so sal de Meester daer af den Setter bysonderlyck moeten betalen.
XII.Ga naar voetnoot(2) De ghene die het regiment der perssen van den Meester bevolen is, (die sal de schoondruck op draghen, ende den wederdruck af trecken: ende alle)Ga naar voetnoot(3) het werck van sijnder perssen verantwoorden, den Meester altijt van alle schade des wercx ghetrouwelijck adverterende. Voorts sullen de Druckers gehouden sijn te (wercke te comen des smorghens tusschen vijf ende ses uren, soo nochtans dat si ten ses uren int werck sijn, opdat si te beter moghen verbeyden (dwelck si altijt sullen moeten doen)Ga naar voetnoot(4) tot dat de revisie si ghecollacioneert, ende alle fauten gecorrigeert, eer si hant aen werck sullen steken. Inden wercke sullen si haer neersticheyt ghetrouwelijck betoonen, in spacien ende quadraten neder te steken, cladden, baerden, oft andere vuylicheyt wt te doen, ende in alle manieren reyn werck te maken. Ende ofter eenighe letteren wt getrocken (oft ghebroken)Ga naar voetnoot(5) werden int drucken, die selvighe sullen de Druckers weder in steken ende vermaken, oft den moet van de Setters crijghen, dat sij tselve voor haerlieden willen doen: ende daer na sullen si het eerste gedruckt blat den correcteur laten visiteren, ende hem de plaetse toonen daer alsulcke wtghetrocken oft verdorven letteren vermaect sijn. Op de pene van iij. stuyvers
XIII.Ga naar voetnoot(6) De Meester van der persse sal twee ordinaire proeven maken, oft somtijts drie, na gheleghentheyt des wercks: welcke proeven sullen terstont ghemaect moeten worden, na dat de forme van den Setters ghelevert is. Noch so sal de wederdruck wel ende betamelijck gemaect worden op den schoondruck. Op de pene van iiij. stuyvers.
XIIII.Ga naar voetnoot(7) Niemant en sal moghen eenighe copijen, Bladeren, proeven, etc. wt de druckerye wech draghen, noch oock by eenighe vreemde verhalen wat binnen de druckerye gheseyt, ghedaen, oft eenichsins ghebeurt is, of. soude moghen ghebueren. Op de pene van x. stuyverst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 641]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XV.Ga naar voetnoot(1) De Correcteur sal sijn wterste neersticheyt moeten doen, int werck wel te vervoorderen, den Meester altijt adverterende van fauten die souden eenichsins moghen gheschieden: ende sal de proeven terstont af lesen, na de ordene, ghelijck si hem overghebracht sijn, oft ghelijck den noot des wercx ende de gheleghentheyt des tijts dat sal moghen eysschen. op de pene van iiij. stuyvers.
XVI.Ga naar voetnoot(2) Niemant wie hy si, en sal hem moghen vervoorderen Wijn oft Sterck Bier te halen, oft te doen halen, op eenighen werchdach, oft elders gaen drincken tot schade van den wercke, meer dan een pinte voor noen, voor elck hooft, ende na noen, also vele, (sonder expres consent van den Meester).Ga naar voetnoot(3) Niemant en sal bedwonghen moghen worden tot drincken oft bescheet te doen, buyten syn beliefte: oft sijn werck te laten als de andere drincken. [De Gemeynte generalijck oft specialyck en sal niet moghen borghen op het ghemeyn drinckgelt. Op de pene van iij. stuyvers.)Ga naar voetnoot(4)
XVII.Ga naar voetnoot(5) Item de Meester sal ghehouden sijn int werck te onderhouden alle de ghesellenGa naar voetnoot(6) op behoorlijcke werckdagen: oft haerlieden voor elcken dach te gheven vijf stuyvers: ten gheviele datter eenich dinck brake, daervan het werck soude moghen ghestaect worden twee (oft drie)Ga naar voetnoot(7) daghen. Ende waert dat den tijt langher geviele om de ghebroken ghereetschap te vermaken. So sal hy den ghesellen na [den derden dach]Ga naar voetnoot(8) ander werck gheven, oft haerlieden van elcke dachhuere na den derden dach vier stuyvers gheven.Ga naar voetnoot(9)
XVIII.Ga naar voetnoot(10) Alle Leerionghers die hier ontvanghen worden,Ga naar voetnoot(11) sullen xx stuyvers inde ghemeyne Busse gheven, [ende thien stuyvers den ghesellen tot drinckghelt, voor haren benevenue)Ga naar voetnoot(12). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 642]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIX.Ga naar voetnoot(1) Item op dat alle dese ordonnancien ende dierghelycke, die met goeden raet ende advijs sullen hier by ghestelt worden, onveranderlyck onderhouden souden moghen worden van punt tot punt, so isser ghesloten ende gheordonneert [dat een yeghelyck gheselle dezer Druckerie sal ghehouden sijn binnen een maent, nae dat hij sijn werck begonnen heeft, te namptiserenGa naar voetnoot(2) ende beseghelen inde handen des Meesters tot sijn begeerte, so veel als een dachwerck soude moghen bedraghen, daerinne oock mede rekenende het pampier ende het faetsoen van het werck twelck hij op handen hebben mochteGa naar voetnoot(3). Voort dat oock niemant die teghen dese statuten ende ordonnancien van deser Druckerye des Vergulden passers ghedaen heeft, hem vervoorderen en sal elders te gaen wercken inde styl ende conste der Druckerye, ten sy dat hy al vooren betaelt, volgedaen ende vernoecht sal hebben de Meester ende de Ghesellen der voors. Druckerije.
XX.Ga naar voetnoot(4) Item dat de Meester betalen sal voor alle Copien, oude leyren,Ga naar voetnoot(5) versworen maendach, Vasten-avont, de Gans-feeste, ende voor dierghelijcke costumen van de Ghesellen onderhouden, voor elcke persse met twee Druckers werckende, twee gulden, ende dat voor den tijt van drie maenden, ende insghelycks van de elck halve persse na advenant.
XXI. Item, So waer de pene oft boete inde voorgaende articulen ghespecifieert staet, moet soo verstaen worden, dat de overtreder boven de ghespecificeerde boete oft amende ghehouden sal worden het gheheel verlies ende schade op te legghen, twelck daer na gevolcht soude moghen wesen. Wel verstaende dat het sesde deel van de verbuerde amende oft pene sal toecomen de Busse der armen: des welcken incoemst sal bewaert worden tot behulp ende bijstant der nootsakelijcheyt oft dwinghenden noot, als van siecten, oft eenighe andere accidenten, oft ongevallen, die souden moghen overcomen eenige vrye Ghesellen, werckende in deser Druckeryen, oft die arm ende ellendich sijn, oft die hier ses maenden lanck ghewrocht hebben, ende wel ende eerlijck wt de voorghenoemde Druckerye ghetrocken sijn: Oft oock tot de nootsakelijcheijt van anderen ende dierghelijcke arme passerende menschen, ghelyck alst den Meester met raet van alle de Ghesellen daer af goet duncken sal. Soo nochtans dat de ghene die fraey, ghesont ende sterck van lichame sijn, hierinne niet begrepen en sullen mogen wesen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 643]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B.Artikels I en II komen geheel overeen met artikels I en II van A, behalve een paar lichte varianten in voetnota bij A aangegeven.
III. Alle / ende een yegelijck gheselle aengenomen sijnde van den meester oft van sijnen gecommiteerden / om te arbeyden in deser Druckerijen (gheheeten den gulden Passer) sullen ghehouden syn den Meester ende de gedeputeerde (die daer toe ghekosen sullen worden van alle de ghesellen) onderdanich te wesen / ende te onderhouden alle dese ordinancien / ende die daer noch gemaeckt souden mogen worden met raet ende advyse van den Meester ende alle de Gesellen / op pene / dat de ghene die daer tegen doet (sal gehouden ende gescholden worden als rebel / ende niet weerdich te sijne om in deser Druckerijen te arbeyden.
IIII. Oock en sullen de Gesellen van deser Druckerije gheen vergaderinge mogen maken / om van eenighe saken der Druckerije aengaende te handelen / sonder den Meester daer af te adverteren / ende hem te kennen gheven de plaetse / tijt / ende ure / om al-daer te comen (so het hem belieft) oft sijnen ghecomiteerden in sijn stede / soo verre het eenich gheselle van deser Druckerije sy / om synen voys ende goetduncken te verclaren.
V. Noch en sullen de Gesellen van deser Druckerije niet al t'samen mogen vergaderen om van eenigher saken der Druckerye aengaende te handelen oft te trackteren / dan alleene om onder haerlieden te kiesen ende te ordonneren Commissarissen ende Richters / om de Rechten ende Ordonnantien te doen onderhouden, welcke gedeputeerde oft Richters / om eenige overcomende nootsakelijcke saken / sullen gekosen worden van alle de ghesellen tot den derden man toe / ende het ghene dat de selfde Richters / oft den meesten voys besloten ende gheaccordeert sullen hebben / sal gehouden worden voor goet ende van weerden van alle het gheheel gheselschap.
VI. Voorts / dat den Meester ende een yegelijc gheselle gehouden ende gheobligeert sullen wesen / te houden / te observeren / ende te voldoen / alle het ghene dat sy particulierlijck met malcanderen geaccordeert ende besloten sullen hebben / het sy aengaende het werck / oft den tijt om / het selfde te leveren / oft ander-sins / op de verbeurte ende pene die sy met malcanderen daer op setten sullen.
VII, VIII, IX komen overeen met IIII, V, VI, behalve de opgegeven varianten. X = VIII. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 644]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XX. Alle Leerionghens den Meester voldoen hebbende ende vrij gemaeckt begeeren te worden / sullen gehouden sijn dat den Procureur aen te geven / ende den tijt wanneer / ende den Procureur sal gehouden syn dat te adverteren den Gesellen drye oft vier daghen te voren / om te ordineren een bequame plaetse / op pene wie daer teghen doet / sal verbueren eenen Daelder. XXI = XIX. XXIII. Voorts so salmen alle het drinckghelt van onser Capellen in de ghemeyne Busse steken / als te weten / Benevenuen / Bruydegomsghelt / ionghe gheboren ende stervende Kinderen / ende voorts alle ander ghelt d'welk hier soude mogen ghegeven worden / welk ghelt alle vierendeel Jaers wtghedeylt sal worden van de ghene die daer toe alle ses Maenden ghekosen sullen worden / met voys ende consent van alle de ghesellen / behouden nochtans twee guldens / de welcke altijt in onser Busse blijven sullen / om alle nootsakelijck affairen wt te richten / soo ons eenighe onversienlijck over quamen.
XXIII. Oock sullen alle ghesellen van deser Druckerije ghehouden sijn / te gheven alle Saterdaghe een oort Brabants / om in die gemeyne Busse der Capellen te steken / ende sullen oock gheobligeert ende ghehouden wesen / te brenghen ende te gheven alle saterdaghe / oft ten lancxten des Sondaechs voor noene / in handen van de gecommiteerde / op pene van eenen stuyver / ende dat om alle nootsakelijcke affairen wt te richten / die onversienlijcken soude moghen overcomen / ende oock om alle wtlandissche ghesellen voor te staen ende te helpen / soo verre sy dat van ons begheerende sijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C.
|
1. | Eerst dat hem elc een in zedicheit ende Godtsvrucht ghedraghe ter ghehoorsaemheyt vanden Meester oft synen stadthouder, sonder eenighe moetwillighe teghenspraecke, oft hertneckicheyt, op verbeurte van ses Stuy- |
vers, ende by voorder onghehoorsaemheyt van wt t'gheselschap der Druckerye ghebannen te worden. | |
2. | Dat niemant en kyve, twiste, noch veel min yemant en schelde, te nae spreke, slae oft smyte, ende oft wel (twelck verre sy) eenich gheschil onder yemant mocht op rysen, t'selve sy strackx by rade van dandere ghesellen, ende oock met last vanden Meester oft synen stadthouder (ist noot) gheslist op ghelijcke boete. |
3. | Niemant en draghe buyten s'Meesters, oft syns stadthouders oorlof, by hem selfs oft yemant anders eenige Copyen, BallerenGa naar voetnoot(1), Proeven, Maculatueren, oft yet des aengaende wter Druckerye, noch en clappe buyten der selver, oft verclare wat daer ghedaen oft geseyt wordt, op gelycke verbeurte. |
4. | De Meester sal de ghesellen in plaetse van Copyen, alle dry maenden beschencken met twee gulden over yeghelycke Persse gheheel ghewrocht hebbende: half, oft andersins nae beloop. |
5. | De setters haer voordeel ghenomen hebbende, sijn schuldich hen Proeven in tijts, ende op een ghesette ure te leveren, op verbeurte van eenen stuyver, ende te moeten verbeteren. |
6. | Dat den Premier van de Persse alle wercke dagen, smergens aan t'werck sy tusschen den eersten Mey ende eersten Septembris ten vijf uren, ende daer buyten ten ses uren, omme alles met ghestadicheyt toe te rusten, ende dat dander nae gheleghentheyt op hun werck maecken te syn, op verbeurte van eenen stuyver, ende verbeteringhe. In voeghen dat niemant eenighe werck-daghen, in heel of deel af en blijve, op ghelijcke pene, ende ghehouden te sijn in de schade vanden Meester tot xx. stuyvers sdaechs, ende t'versuym synder medewerckers elck tot x. stuyvers sdaechs: In sulcken verstande nochtans dat de ghesellen ghelijckelijcken, des weecx eenen rust-dach onverbeurt moghen nemen, hebbende den Meester oft synen stadthouder xxiiij. uren te voren daer van ghewaerschout. |
7. | Niemant en brenghe eenich volck op der Druckerye, dan met believen vanden Meester oft synen stadthouder, op verbeurte van ses stuyvers. |
8. | Noch soo en sal oock niemant wijn oft Bier op der Druckerye mogen brenghen oft doen halen, op ghelijcke boete, sonder in desen te begrypen t'scherp-bier, twelck yeghelyck vry staet tot sijn nootruft met hem te brenghen. |
9. | Die droncken oft by dranck is, en come niet op ter Druckerye, noch in eenighe plaetsen van des Meesters huys, op verbeurte van x. stuyvers. |
10. | Elck t'sy Setter oft Drucker is ghehouden de plaetse daer hy werct ende ghewrocht heeft, te veghen, suyver ende reyn te houden, ende de vuyl- |
nisse in een mande, oft ter aengewesen plaetse te brenghen, op verbeurte van twee stuyvers, ende verbeteringhe. | |
11. | Geene setters oft Druckers sullen van den Meester moghen scheyde en (sic.), de Boecken by de selve eenichsins begonst en zijn af ghewracht, ende sy en hebben den Meester t' werck een maent van te voren op gheseyt. Van ghelycken en sal de Meester geen Setters oft Druckers oorlof moghen gheven, dan nae voorgaende verwittinghe van een maent: Ten waer om eenighe andere merckelicke wettighe oorsaecke, tot synen goet duncken. |
12. | Da tmaendlicx ten lancxsten om de dry maenden, by de ghemeyn ghesellen eenen ontfangher werde vercoren, wiens ampt sy scherpelijck toe te sien opt onderhout deser Ordonnancien: D'overtredinghen te straffen, de boeten te innen. Die oock van alle de drinckpenninghen den ghemeyn ghesellen op ter Druckerye gheschoncken, ontfangh hebben, ende daer af rekeninghe houden sal, ter tijt toe den ghemeyn ghesellen believen sal, die te verteren oft te deelen. |
13. | Alle welcke boeten by den ontfangher in sekere Busse bewaert, ende met goet duncken vanden Meester ende de Ghesellen verstrect sullen worden, ten behoeve van de werck-ghesellen des van noode hebbende. |
In de Druckerye van Christoffel Plantijn.
D.
Aanghesien dat wy verstaen ende willen dat dese onse Druckerije ghehouden worde in alsulcke eerbaerheit ende ghesedicheit / als de weerdicheyt ende wtnementheit der consten verdienen: ende dat het werck welck alhier ghemaect sal worden / wt come tot des Meesters ende der Ghesellen eere / proffijt / ende goeden naem / ende tot der consten vermeerderinghe in dese stadt van Antwerpen: So hebben wij gheordineert / ende ordineren dese naevolghende artijclen / Willende dat alle de ghene die alhier in de Druckerije sullen wercken, hen vastelick verbinden / de selve ganschelick te onderhouden: Sonder dat sy / oft eenighe van huerentweghen hier teghen eenichsins segghen / doen / oft doen doen / int heymelick oft int openbaer / alhier binnen den huyse oft buyten / veur de Justicie van deser stadt oft van andere steden ende plaetsen / waer dattet oock zye / egheene wtghenomen.
Inden iersten / Wij verstaen / willen ende ordineren / dat de ghesellen hier werckende aen oft veur een seker persse / hen gheensins en moeden oft onderwinden te maecken oft te hebben eenighe woorden / vergaderinghen oft handelinghen alhier met eenighe ghesellen werckende aen oft veur een ander persse / ten zije ter saeken van goede vermaeninghe aengaende de verbeteringhe des wercks / also hier na breeder verclaert sal worden: So dat
elcke persse ghehouden ende gherekent worde als een druckerije of sy selven alleene / Sonder iet ghemeyns te hebben met eenighe van d'andere.
Dat niemandt hier werckende eenighen twist / vyandtschap oft merckelicken haet en hebbe teghen iemanden alhier. Maer indien iemandt ierst int werck comende gebreck oft lasteringhe weet te segghen op eenighen hier werckende: sal tselve verclaeren binnen de twee proefdaghen die hem de Meester oft sijne ghecommiteerde sal laeten wercken. Derghelijcken zal oock doen de aenghenomen werckende gheselle / van den ghenen die begheert ontfanghen te worden tot den wercke: alsoo nochtans dat gheen saecke dien oft anderen aengaende alhier gheseyt oft ghedaen / en sal elders gheopenbaert worden.
Eenen ieghelijcken zal gheorloft zijn eens anders werck vreedtsaemelick te moghen besien / deen den anderen ghesedichlick te vermaenen / manierlick te straffen / en tamelick daer af te spreken met malcanderen / Sonder andersins snap redenen by te brenghen / oft clappernijen te houden d'een met den anderen / oft op andere plaetsen / dan elck met sijnen naesten gheselle / op sijn behoorlicke werckstede / ende dat so stillick ende soetelick / alsoft daer maer een persse en waere in de gheheele druckerye.
Dat niemandt inde Druckerye en come / oft iemanden daer in en brenghe / oft doe in comen om gheenderhande saecke, sonder consent ende verwillinghe van den Meester / oft van sijnen ghecommitteerden. Dat oock niemandt tot den wercke aenghenomen zijnde / binnen en come om andere saecken / dan om sijn werck te doen / ende tselve te vorderen / Noch oock en come tot den wercke droncken oft van den drancke bevanghen / Noch hem en vervoordere te ghebieden den leerjonghers oft eenighen anderen / wie dat si oock zijn / te gaen halen broot / spijse / oft andere dinghen. Maer alle daghen een ure lanck duerende voer de noene / ende oock een ure nae den noene / ter sulcker stonden als den Meester sal believen te ordineeren ende toe te laeten / sal een ieghelick alleen oft twee tsamen moghen doen haelen in haere eyghene potten / ende niet anders / een pinte biers voor elck hooft.
Dat elck een te wercke come ter behoorlicken ende ghewoonlicker uren / zijn werck neerstelick ende sorgfuldiglick achter een vervolghens afwercke sonder ophouden: neme toesicht om tselve wel ende suyverlick te doen / ghehoorsaemlick verdraghende ende danck wetende allen den ghenen die hem iet vermaenen oft wijsen dat te verbeteren moecht wesen / dwelck sal gheschieden terstondt / soo dickmael ende soo langhe tot dat het werck wel ende bequaemelick come / nae de behoorlicheit van goet setsel oft drucksel. Dat oock een ieghelick elck dinck wederom brenghe ende stelle op sijn behoorlicke plaetse / oft gheve tselve wederom den ghenen dien 't aengaet / Al nae de conste ende goede ghewoonte van eerlicke / goede ende ghetrouwe ghesellen der druckerijen.
Alle gheschillen ende twisten / hoe daenich die zijn / sullen overge-
bracht worden aen den Meester oft sijnen ghecommiteerden / die de selve zal hooren / informatie daer op nemen / ende alleen ordeelen / oft nae de gheleghentheyt der saecken / indien hem belieft / daer toe roepen eenen oft twee ghesellen van de selve persse daer den twist aen is: Oft in ghebreke van dien / eenighe andere van de naeste persse / oft die de beste kennisse van der saecken souden moghen hebben.
De meester sal maken de loonen van den wercke met elcken gheselle in sonderheit: sonder opspraecke oft verwijt van iemanden / dat den eenen soude moghen hebben minderen oft meerderen loon van een werck dan den anderen.
Oock sal de Meester inhouden van elcke betaelinghe der ghesellen alle weke een vierde deel van heuren arbeyts loon / tot dat hij in handen hebbe van elcken gheselle de somme van thien oft twaelf gullens / nae sijn beste goetduncken / Ende dat tot versekeringhe van de betaelinghe veur de fauten ende gebrecken die de ghesellen souden doen in de onderhoudinghe van de Ordinancien oft in volmaeckinghe van goet ende getrou werck. Ende sal de Meester dat selve gheldt houden so langhen tijdt als elck van hen lieden hier binnen den huyse sal wercken / dwelck sal moeten wesen tot de voleyndinghe van eens ieghelicks werck. Ende in dien dat de gheselle zijn werck wel èn duegdelick voldaen hebbende begheert wech te gaen / So sal hy dat den Meester waerschouden twee weken te voeren eer dat sijn werck wt gaet. Maer de Meester zal moghen / wanneer dat hem belieft / orlof gheven elcken gheselle / hem daer af waerschouwende twee weken te voeren / al ist oock dat het werck niet wtghewrocht oft voleyndt en zye. Wel verstaende / dat indien iemandt van de ghesellen also verre te buyten ghinghe alle behoorlicke zeden ende ghehoorsaemheden / dat hij niet en onderhiele de ghemaecte Ordinancien / oft die noch te maecken zijn van den Meester: So sal sulcken ghevalle de Meester soodanighen ghesellen wt Sijnen huyse terstont moghen drijven / ende eenen anderen / die hem believen zal / stellen in de plaetse / om het werck voorts wt te maecken / ende houden oock daerenboven alsulcken somme van penninghen als hy van den wederspannighen ende onghehoorsaemen in handen zal hebben / tot versekeringhe ende verhaelinghe van tverlies ende van de schaede die de Meester soude lijden in het voleynden van het begonst werck.
Een ieghelick zal zijn ghehouden ende verbonden niet alleenlick te onderhouden van point tot point alle ende elcke dese Ordinancien / ende alle andere die tot goede ende eerlicke onderhoudinghe van de loffelicke conste ende frayheit der Druckeryen den Meester alhier zal believen naemaels te ordineren: maer oock te begunstighen / te helpen / ende bijstandt te doen den selven Meestere / ende elcken van sijnen ghecommitteerden / ende anderen / om die scherpelick te doen onderhouden / mitsgaeders alle andere sonderlinghe verbindtenissen ende verwillinghen die ghedaen sullen worden doer eenighe van de ghesellen met den Meestere oft met sijnen ghecommit-
teerden / so als die bij articklen sullen worden ghestelt in des Meesters rekenboek.
Aldus doende / ende niet anders / belooft de Meester ende verbindt hem vlytichlick te beneersten / so hij altijt tot noch toe heeft ghedaen / om te onderhouden ende te vermeerderen nae alle sijn vermoghen den vrijdom / de welvaert / ende eere van de Druckerije ende van de Druckersghesellen. Voorts te betaelen in de Busse der crancker ende ghebreckelicker ghesellen / de copyen van elcke persse / ten prijse so hy de selve boekcen sal vercoopen in sijnen winckele: Ende oock te geven in de selve Busse so veel sesse stuyvers alsser ghesellen sullen wesen / boven hueren arbeydtsloon / indien sij alsdan wercken / op den Gans dach / den versworen Maendach / ende den Vastenavondt / sonder dat de Ghesellen iet meer sullen moghen pretenderen voor oude ballederen / proeven / copyen / oft andere dinghen. Ende de veurseyde Busse zal bewaert worden van den Meester / de ghesellen altijt houdende den sluetel daer af / oft indien zij willen / register van tghelt dat daer in ghebracht oft wt ghehaelt zal worden door des Meesters consent tot behulpe ende onderstandt van de gebreckelicke ghesellen hier binnen werckende oft ghewrocht hebbende / ende eerlick ghescheyden zijnde: oft oock tot behoef van andere reysende ghesellen: Al nae het goetduncken der Ghesellen ende des Meesters alhier / ende niet anders.
Welcke artijclen wij Ghesellen veur al / ende elck veur si selven / bevestighen / ende beloven te onderhouden mits comende alhier met der daer in dwerck vander Druckeryen in dier voeghen / als oft wy alle gaeder oft elck besonder dit teghenwoordich hadden met ons handteecken onderteeckent / oft veur ghesworen Notaris hadden verwilligt.
- Al sonder fraude of arghelist -
E.
Ordonnantie.
De Gesellen ende gasten inde Plantijnsche Druckerije werckende oft in toecommende tyden souden connen wercken vermogen elck int particulier sonder compagnie te maken des 'smorgens ende naer den noen ombyten en drincken als sy dorst oft honger hebben op wat ure dat het zy.
Dat niemant vande gasten en sal vermogen compagnie te maken om te drincken oft te ombyten dan vanden achten tot den negen en dat ten hooghsten van dry oft vier t'samen, inde welcke compagnie sy elck eenen pot bier mogen drincken van gelycken naer den noen vanden vieren tot den vyven.
Het is een ieder toegelaten compagnie te mogen maken op gesworen Maendagh, Vasten-avont, 's Maendaghs van Sinxen, 's Maendaghs van ons L. Vrouwe kermisse; Pekens kermisse, Vincke-mert, 's maendaghs naer 't versetten vande wet.
's Noenens tusschen den twelven ende een ure voor degene die inde Druckerye sullen willen hun noen-mael houden sullen mogen tsamen compagnie maken voor elck rekennende eenen pot bier voor het noenmael.
Oft het geschiede datter eenen goeden vrient van buyten iemant vande gasten quame besoecken den welcken hy soude willen beschencken, sal op de Druckerye met hem niet meer als eenen pot, oft naer de ghelegentheyt der sake maer twee potten biers mogen drincken, ende dat binnen den tyt van een ure: maer ist dat hy noch meer met den selven vrient wilde drincken, sal gehouden zijn buyten de druckerye met hem te gaen drincken, sonder daer door in het werck den setter aen den Drucker oft den Druk aen den Setter eenigh merckelijck vercort te doen, noch sal oock niet vermogen andere gasten van het werck te roepen om t'samen te gaen drincken.
Als het geschiet dat 's morgens tusschen den acht en negen uren, oft naer den noen tusschen den vier oft vyf uren eenigh volck de druckerije comt besien, sal eenieder synen ombyt ofte recineeGa naar voetnoot(1) op houden, ende aen syn werck zijn soo lange als de lieden inde Druckerye sullen zyn naer welcker vertreck een ieder sal vermogen hunnen ombyt oft recinee te vervolgen so langen tyt naer de vervallen ure, als inde ure door het bywesen van de lieden verlet hebben.
Als het is dat eenen bienvenue, oft eenigh ander bier voor de generaliteyt vande gasten moet ghehaelt worden, sal alleenlyck mogen gehaelt ende begonst ghedroncken te worden ten vier uren verbiedende aen ieder int particulier daer toe op die Druckerije meer bier te doen halen, oft langer te blyven drincken, als de gewoonlycke ure is om van het werck te scheeden.
Verbeurten.
Voor de gene die meer bier op de Druckerye sullen laten halen als de voorgaende quantiteyt, dat die soo vele aende Capelle sullen betalen als het bier bedraeght welck sy meer sullen hebben gehaelt.
Voor degene die in het ombyten oft recineren compagnie sullen maken meer als van twee oft ten hooghsten dry, dat elck vande compagnie aende Capelle sal betalen dry stuyvers.
Alles sonder argelist, oft tot achterdeel van iemanden, maer alleenlyck tot beter pollicie van dese Druckerye.
Onderteekent van de vry-gesellen den 17 Julij 1642.
(26 namen).
Reg. CXX. - p. 295.
F.
Ordonnantien
Nopende den trayn vanden Winckel
Generale reghelen.
Smorghens soo su'len de knechten vanden winckel opstaen ten half ure ses; soo dat sy teghen den ses uren ghekleedt sijn ende alsdan naer de Kercke gaen om misse te hooren; ende moeten sien thuys te wesen teghen den seven uren om alsdan inden winckel gereet te wesen te doen hetghene aldaer sal voorvallen. Ten half ure neghen sal de ure wesen om te ontbyten: ende sullen alsdan binnen gaen ontbyten, hetwelck sy aldaer sullen doen met alle haestigheyt; niet blyvende klappen oft kouten, maer soo haest ontbeten sullen hebben terstont weder naer den winckel oft hunlieder werck te keeren. Den langhsten tydt vanden ontbyt sal moghen wesen eene halve ure. Als het vastendagh sal sijn, sal den ontbydt ten elf uren wesen, oock als op den half ure neghen eenigh nootsaeckelyck belet sal wesen, sal naer het nootsaeckelyck werck gedaen te wesen ghaen ontbyten.
Vanden twaelf uren tot den eenen; is het saecken dat gheen nootsaeckelyck oft haestligh werck voor de handt en is, sullen moghen eenighe eerlycke tytpasseringhe hebben van iet te lesen oft te leeren het ghene tot stichtinghe oft goede manieren soude moghen wesen: als by exempel soude wesen te leeren schryven, latynsche, Spaensche oft Italiaensche taele; cyferen, rekenen ende diergelycke; sonder nochtans om die oorsaecke buyten den huyse te moghen ghaen, maer het selve by syn selven, oft by malkanderen te leeren. Ten een uren aen de tafel gaende, sal Ottens met my t'samen aen de tafel gaen, ende als de potagie met de eerste schotelen afghenomen sullen wesen, sullen de maerten met de andere knechten terstont ghaen eten, ende maecken ghegheten te hebben, teghen dat ick myn noenmael voleyndt sal hebben, sonder langh naer den eten achter te blijven wederom naer den winckel te ghaen.
Naer den noen ten half ure vyf sullen de knechten binnen moghen gaen kaes ende broot eten, maer niet langher als een quartier ure, sonder daer veel te kouten of te spelen.
'T Savonts naer den acht uren, ist dat alle nootelycken wercken gedaen synde niet haestigh voorvait te doen, soo sullen de knechten alsdan eer dat men gaet eten eenigh eerlyck passetemps hebben oft met lesen, oft met malckanderen eenighe ghenoeghlijcke, maer altyt eerlycke proposten te houden. Naer den eten t'savonts, soo haest als ick slapen sal gheghaen syn, soo sal eenieder terstont slaepen gaen, sonder beneden te blijven klappen oft kouten.
Tusschen de uren vanden seven tot den twaelven voor den noen ende
van dat men van de tafel gekomen is tot den acht uren savonts sullen de knechts ghehouden wesen myn werck te doen, sonder voor hunne eyghen afairen iet te moghen berichten, ten waere my eerst daer van consent gevraght hadden. Sondaghs ende Heylighsdaghen sal den ionghsten kneght gehouden wesen smorghens vroegh te kercke te ghaen, ende maecken thuys te wesen teghen den neghen uren, als wanneer den ouderen oft de oudste kneghten sullen gehouden syn naer de kercke te ghaen ende maecken voor den twaelf uren thuys te syn. Naer den noen sullen gehouden wesen thuys te blyven tot het loftyt, ten waere van te voren consent ghevraeght hadden om wt te gaen; ende moeten sien altijt by tyts thuys te syn naer behooren.
Nootsaeckelycke oft haestighe wercken, vande welcke ick hier voren spreke, syn de naervolghende. Eenighe haestighe memorien wt te setten ende te packen, eenighe haestighe brieven te schryven ende te copieeren, eenighe cooplieden de ghene die komen te gherieven eenighe rekeninghen oft memorien die haestigh syn wt te schryven ende dierghelycke.
Voorts sullen de knechten onder malkanderen sien altyt peys vrede ende eendrachtigheyt te houden sonder malkanderen eenighe schimperachtighe woorden te gheven: oock sullen de ionghste knechten van de oudste gheerne moeten geleert ende vermaendt worden sonder daer eenighe teghentheyt te bewysen maer de oudste knechts sullen daer in toch hun lieden discretie moeten thoonen dat sy de ionghste met gheene onbehoorlijcke manieren van toenaemens ofte andersints aen en ghaen; waer door sy lieden ten minder respect aen malkanderen souden comen te bewysen.
Voorders en begheere niet dat om eenighe kleyne saecke van kleyne paxkens, brieven oft dierghelycke dinghen te bestellen; noch oock om eenighe boecken te helpen wtsetten, de vergaerders terstont geroepen worden: maer dat de knechten van den winckel dat selve doen, ten waere sy door eenighe andere nootsaeckelyckere dinghen sylieden soo belet waeren dat het van noode sou wesen om hulpe te hebben.
Particuliere Regelen.
Nopende J. Ottens.
Joannes Ottens sal de sorghe hebben vande boecken te houden van de boeckvercoopers ende cooplieden soo van Antwerpen, Francfort ende elders. Item van rekeninghen wt te schrijven, de brieven van binnenslants, Vranckryck, Hollant ende Duytschlandt te schryven. Item te besorghen dat door de andere knechts de memorien wtgeset worden die van buyten komen, ende als het van noode is, gepackt worden. Item sal de sorghe hebben van kleynigheden, die voorvallen te betaelen. Item als eenighe cooplieden komen sal de selve aenspreken ende gherieven; maer sal niet moeten selve de boecken af haelen oft wt setten; maer dat door de andere knechten doen doen; ten waere saecken dat de andere aldaer niet teghenwoordigh, oft met andere nootsae-
ckelyckere saecken belet waeren. Item sal de sorghe hebben van aen te teeckenen als eenighe boecken voor iemanden te binden ghegeven worden, ende oock de rekeninghe van de boeckbinders.
Particuliere reghelen
Nopende Balthasar van Cam
Smorghens vanden seven uren tot den achten sal daghelycks de hoopen wtsetten die van noode syn: ende ist dat op eene halve ure gedaen heeft, sal bij provisie eenighe meerdere hoopen wtsetten die teghen den anderen dagh dienen, ende als dan die ure inden winckel employeren.
Syn ordinaire werk inden winckel sal wesen te onderhouden de diversche catalogen te weten den Catalogus vande nieuwe boecken, inden welcken by secundum Classes sal schryven alle de nieuwe boecken soo haest als die ghekomen ende gecollationeert sullen sijn; volghens dat in voorgaende tyden ghehouden is geweest. Item den catalogus vande boeckvercoopers, stellende onder elcken boeckvercooper de boecken die van hem ontfanghen zyn: volghens dat voor desen ghedaen is. Item den catalogus vande sorteringhe, schryvende inden selven de boecken die wy ontfanghen ende daer niet in gespecifieert en syn. Item den catalogus van de boecken die ghebreken, teeckenende onder elcken boeckvercooper de boecken die hy ghedruckt heeft ende ons manqueren. Item de Catalogus vande Defecten; teeckenende de Defecten onder de Classis vande Provincien daer die gedruckt syn. Item de brieven te copieeren die gecopieert sullen moeten worden. Item te onderhouden den Catalogus vande boecken van onsen druck; teeckenende alle deghene die afghehaelt worden, met den dagh wanneer die afgehaelt syn.
Als eenighe boecken van buyten komen, sullen terstont gecollationeert moeten worden: de prysen daer op teeckenen: de nieuwe op hunnen catalogus stellen: de defecten aenteeckenen, de tytels schryven; op packen ende op sorteringhe draghen; maer de packen vande nieuwe sullen eenighen tydt inden winckel blyven om de cooplieden te thoonen; principaelyck die van onsen druck. Allen avonden teghen den half ure acht salmen boven op de sorteringhe oppacken ende gantschelyck in ordre legghen.
Alle Saterdaeghen nae den noen teghen den vyf uren Somer, ende korts na den noen inden Winter, salmen onse soorteringhe voorsien van de boecken die daer inne gebreken; de selve terstont aenteeckenende, ghelyck ick hier boven segghe.
Alle dese bovengemelde dinghen gedaen synde ist dat noch tyt overschiet; soo salmen vande vergaerderije eenighe hoopen afbrenghen om te vergaderen of toe te slaen; oft eenighe A.B. om te collationeren: maer ick en begheere niet dat de knechten vanden winckel op de vergaerderije sullen blijven bij de andere vergaerders, oft met henlieder buytens huys groote gemeynschap houden.
CXX. - p. 329.
G
Ordonnancie ende Costume der Druckerie van Meester Christoffel Plantin, gheordonneert met consent vanden Meester ende de ghesellen om liefde ende eendrachticheyt met malcanderen te houden, ende om malcanders profijt, welcke alle ghesellen die daer nu zijn, oft comen sullen, schuldich zijn te onderhoudene.
In den eersten, Dat niemant malcanderen verlet doenGa naar voetnoot(1) en sal om eenich profijt buyten der Druckerien te doen, oft doer siecte die van drincken coemt, oft doer drincken, oft andersins, dan alleenlyck doer nootsake, ende als dan sal hy den Meester segghen dat hyt anders ordonnere, op de verbeurte van malcanderen te betalen, dies sal de Meester dat tsaderdaechs af corten sonder eenighe murmuratie, ende de Meester sal daer voor borghe blyven.
Item, dat gheen setters houden en sullen eenighe pasteyen over den naestcomenden sondach oft heylich dach na dat die selve ghemaect zijn, op de verbuerte van een cruycxken biers van drie stuyvers.
Item, dat de setters hun formen sullen leveren ghereet snoenens ten xij. hueren, ende alst root en swart is ten xj hueren, oft daer na, op de verbuerte van een cruycxken te betalen.
Item, dat de setters als si een formaet breken alle de scriften ende garnituren sullen op binden, ende hanghen oft legghen elck op zijn plaetse, op de verbeurte van een cruycxken van drie stuyvers.
Item, dat die setters alle saterdaghe eer si wech gaen hun letteren sullen op rapen, op de verbeurte vanden britse oft een stuyver daer voor tot profijt vander Cappellen.
Item, dat de druckers de setters formen sullen afdrucken als zij se hebben opde voorseyde huere (ten ware dattet yet brake aen de presse daer si twee oft drie hueren na wachten) op de verbuerte van hun te betalen.
Item, dat de druckers gheen leren af doen en sullen die goet zijn, noch inct quisten, oft tsaterdaechs tsavonts wech gaen sonder den inctback te decken, op de verbuerte van een kruycxken.
Item, dat de Meester (als hi de proeve smorghens te seven hueren heeft, ende na noene ten vier uren) die proeven in tijts sal lesen, oft doen lesen datter de druckers niet nae en wachten, op de verbuerte van de ghene die daer verlet by hebben te betalen.
Item, dat de Meester besorgen sal dat de leren, looghe, ende ander reetscap van de druckers oft setters ree si, ende principalyck als si root en swart drucken, op de verbuerte van een cruycxken als boven.
Item, dat de Meester onderhouden sal alle costumen der druckerien, als van Copien, van Gans, van Versworen maendach, Vetten donderdach, van Vastelavont, ende afgedaen leren tot profijt van der Cappellen also dat behoort, wtghenomen dat deghene die de nyeuwe leren naeyt sal comen heysschen afghedaen leren om de nyeuwe te stucken so veel als hy daer toe behoeft, op de verbuerte van een Cruycxken.
Item, dat de leerionghen de ghesellen sal dienen, alsser anders niemant en is, ghelyck in alle landen de maniere is, op de verbeurte van den brits, ende correctie van de Meester.
Item, dat den leerionghen alle sondaghe de druckerie keeren sal, op de verbeurte van den brits.
Item, dat den leerionghen hem niet stellen en sal teghen eenighe van de ghesellen, oft na pruetelen, îniurieren, oft toenamen, op de verbuerte van den brits te hebben van den genen, diemen daertoe ordonneren sal.
Item, dat niemant den anderen slaen oft dreyghen en sal in de druckerie in gramschap, op de verbeurte van een schellinck.
Item, dat niemant malcander worpen en sal met eenigerhande dingen, oft sponcien onder yemant legghen, oft eenighe olie oft ander vuylicheyt aen yemants dingen doen en sal, op de verbeurte van een cruycxken.Ga naar voetnoot(1)
Item, dat so wat in de druckerie ghedaen is, niemant buyten de druckerie clappen en sal, op de verbeurte van een schellinck.
Item, dat niemant malcander iniurieren en sal met erren moede, op de verbeurte van een cruycxken,
Item, so wie schijt als de ghesellen tsamen een cruycxken drincken, sal verbeuren een cruycxken.
Item, dat de boeckbinders oft ionghers die daer niet te doen en hebben inde druckerie niet comen en sullen, op verbeurte van den brits.
Item, dat gheen ionghers van den huyse oft eenighe ghesellen malcanderen eenighe toenamen oft iniurien segghen en sullen, oft achterclappen, op de verbeurte van den brits.
Item, so wie dat nyeu in huys coemt wonen ende metter druckerien handelt, als winckelknecht, oft correcteur, die sal zijnen Bien-venu betalen in de druckerie gelyck al om de coustume is.
Ghesigneert by den Meester, ende by den ghesellen die hier na volghen, den xiiij Novembris.
Jan Roche. Claes de Sterck. Peeter de la Porte. Lambrecht Corten. Adriaen Van den Velde. Frederick Batman. Joos Pawels.
H.
Ordonnantie voor de Gesellen der Plantijnsche Druckerye.
Ondervonden hebbende verscheyde Abusen, niet tegenstaende de voorighe gegevene ordonantiën, die gedaen worden door de Gesellen der Plantynsche Druckerye, contrarie zynde aen het goet ende welstant soo van de Wercken, die aldaer met luyster moeten gedruckt worden, als van de Letter; hebbe geordoneert, ende ordonere mits dese aen alle ende een ider in dese Druckerye werckende te onderhouden de volgende Artikelen.
I.
De Gesellen der Druckerye uyt ofte ingaende en sullen noyt vermogen, oock by wat tyde het soude mogen wesen, de Deure aen de straet open te laeten.
II.
De Letter-setters sullen hunne Figuere ofte Blom-letters soo leegh moeten stellen, dat de selve in 't Roodt noyt en connen mede-drucken: insgelyckx de steirten niet Roodt moetende Drucken uytnemen. Oock en sullen de selve, omme te voorcomen dat geen steirten ofte Blom-letters in het ongereedt en geraecken, noyt die vermogen by hun te houden, maer de selve in de Letter-caemer behoorelijck op hunne plaetse te stellen.
III.
De Druckers en sullen geen swarte Proeven op de correcterye mogen brengen sonder alvoorens behoorelijck de Blom-letters onderleyt, als mede in de wercken met Linien, de selve wel in gesteken te hebben.
IV.
De Druckers hunne vormen wasschende, sullen de selve in de heete
loogh soo langh moeten laeten liggen tot dat sy middelerwyle hunne hoopen aen de Perssen met die in den Kelder, als oock hunnen Inck-back, sullen verandert hebben.
V.
De Gesellen der Druckerye en sullen de vuyligheyt, van de Stove komende, niet vermogen op hoope te brengen in de Druckerye, maer sal een ider gehouden zyn, ten eynde van sijne beurte van te stoken, de selve wegh te doen.
Insgelijckx vernieuwende de voorgaende ordonantien van den Jaere 1672 en 1715, Willende, dat alle de voorschreve Artikels sullen onderhouden worden op de Boete van sesse stuyvers, Belaste expresselijck de correcteurs, Prince, ende Procureurs, alle de selve Articulen, als mede van de voorgaende ordonantien, stiptelijck te doen onderhouden, ende de Delinquanten doen te Boeck stellen, tot het betaelen der voorschreve Boeten.
Voorders wordt aen alle ende een ider expresselijck belast, wel op hunne wercken te letten. En omme te voorkomen het misleggen der vormen op de Persse, wordt geordoneert soo aen de setters als Druckers, wel toesight daer op te nemen, willende dat voortaen de sorge soo wel van den eenen als den anderen worde aengewent, ende dat de schaede, daer van komende, door den Drucker en Setter gedraegen sal worden.
Aldus geordoneert in Antwerpen ten Huyse der Plantynsche Druckerye den 23. Januari 1751.
I.
Ordonnantie
Voor de Ghesellen der Plantijnsche
Druckerye.
Aengesien dat Wy verstaen ende willen, dat dese onse Druckerye in alsulcken eerbaerheyt ende Sedigheyt, als de weerdigheyt ende uytnementheyt der Consten verdienen, soude voorts-gaen, ende dat het Werck, het welck in de selve ghemaeckt sal worden, uytcome tot des Meesters ende der Ghesellen eere, profijt ende goeden name, als mede tot der Conste vermeerderinghe, soo hebben wy goet gevonden, gheordineert, ende ordineren mits dese de naervolgende Articulen: willende dat alle de gene, die alhier in de selve Druckerye wercken, ende in toecomende sullen comen wercken, hun vastelijck sullen verbinden, alle de selve Articulen gantschelyck ende prunctuelijck te onderhouden ende naer-te-volgen, sonder dat sy ofte eenighe van hunnen 't wegen daer tegen eenighsints sullen seggen, doen, ofte doen doen in 't heymelijck ofte in 't openbaer.
I. | Den Vrede ende Vrientschap onder Malckanderen te onderhouden: d'eene persse met d'andere niet te bemoeyen, ten zy ter saecke van goede vermaeninghe, aengaende de verbeteringhe des Werckx, alsoo hier naer breeder verclaert ende kenbaer ghemaeckt wordt, soo dat elcke Perse ghehouden ende gherekent wordt, als eene Druckerye op sijn selven alleene, sonder iets ghemeyns te hebben met eenighe van d'andere. |
II. | Ieder sal sijn Werck neerstelijck ende sorghvuldighlijck achtereen-volgens afwercken sonder ophouden, ende toesight nemen om het selve wel ende suyverlijck te doen, ghehoorsaemenelijck af-nemende ende danckwetende alle de gene, die hun vermaenen ofte aen-wysen iets dat verbetert moet wesen: het welck gheschieden sal terstont, soo dickmael en soo langhe, tot dat het Werck wel en bequaemelyck in perfectie come, naer behoorlijckheyt van goet Letter-setsel oft Drucksel. |
III. | Alle merckelijcke ofte swaere gheschillen en twisten sullen overghebracht worden aen Ons ofte aen onse Ghecommitteerden, den welcken ons daer van sal deelachtigh maecken, ende als dan den selven hooren en informatie daer op nemen, en alleen oordeelen, ofte naer ghelegentheyt der saecken, in dien ons ghelieft, daer toe te roepen die de beste kennisse der saecken daer van zijn hebbende, om alles ofte metter minne oft met straffe te verdryven en neder te leggen. |
IV. | Gheene disputatien te allegêren, te opponeren ofte te defenderen die ghecroonde Hoofden ofte Religien souden moghen raecken: nochte oock gheene weddinghen op alsulcke materie, 't zy van Oorlogh oft nieuwe tijdinghe te moghen doen, waer door meermael twist ende woorden comen uyt te spruyten. |
V. | De Druckers en sullen geen Premier proeven vermoghen te maecken, sonder al vorens de coyenGa naar voetnoot(1) van de vorm los ghemaeckt te hebben, om de selve alsoo te dresseren, met den moyses ofte doecken op te leggen, ende niet de vorm gesloten te laeten, om soo met gewelt de uyt-staende letters neder te dringen tot groot nae-deel vande selve letters, waer op oock de Letter-setters sullen hebben te letten om wel uyt-ghedruckte première proeven ter Correctorye te brenghen. |
VI. | Wordt oock bevolen aen de Druckers, de papieren niet soo excessief te natten ofte nat te maecken, maer redelijck naer eysch vanden tijdt, ende aert van het papier: de genatte hoopen der papieren soo aenstonts ofte haestelijck niet te keeren, maer den tijdt geven om te laeten door-trecken, en die des anderen daeghs ofte ten minsten langeren tijdt te laeten staen, en sy de hoopen comen te keeren. |
VII. | Daer-en-boven sullen de Druckers wel moeten letten, ende ieder op sijnen tour sorghe draeghen, als het fourneys moet gestockt worden, dat sulckx altijt by tijde gheschiede, opdat de loogh in het sieden soude moghen wesen, eer sy de roode ofte swerte vormen comen af te wasschen, ende dat niet te verhaesten om tijt te winnen, maer de vorme in de heete loogh wat laeten liggen, om den inkt wat af-te-byten oft af-te-weycken, om alsoo de selve te ghemackelijcker af te wasschen, ende niet met ghewelt van vryven door den borstel, met de lauwe loogh den inckt te willen afhaelen ende te wasschen, tot groot naedeel vande letteren, ende alsoo als met halve ghewasschene vormen boven te comen. |
VIII. | Wordt oock gheordineert, den weecken inck soo doorgaens niet te ghebruycken, maer wel den harden, soo seer als het moghelijck is: als oock dat het Werck niet te vet, maer teer naer den eysch vande letter wordt op-gegeven, mits het vet opgheven maer en gheschiedt om arbeyt te spaeren, daer ter contrarie behoorlijck op-gheven, ende hart af-trecken, met de handt niet in het midden, maer op het eynde des booms gehouden, den inck alsoo met eene ghestaedigheyt inteughende, tot den luyster van een suyver ende net Werck nootsaeckelijck is, ende versocht wordt: waerom wordt uytdruckelijck gheboden van geenen vorm, 't zy roode ofte swerte te wederdrucken sonder lijnwaete doeken te spannen op den tympan, ende den selven, als hy vuyl is, schoon te wasschen. |
IX. | Ende mits het oorboorlijck is, dat alhier getrouwelijck gewerckt wordt om d'eere van het Werck, ende reputatie deser Druckerye, soo als van outs hier ghepleeght ende daer door noch in renommée is voor al de Weirelt: Soo ist dat ieder wel sal hebben te letten op sijn Werck, ende naer den eysch der saecken dat voor zijne eygen eer betrachten: noch het een ghespan en sal dat aen sijn mede-ghespan niet in het besonder moghen verwyten, als daer iet aen 't Werck soude comen te manqueren, maer sullen dat beyde moeten verantwoorden, waer toe sy tusschen het wercken malkanderen met vrientschap sullen moghen corrigeren, ende de fauten aenwysen, om alsoo het selve te verbeteren. |
X. | Noch soo sullen de Druckers hunne ballen niet te excessief groot mogen maecken, op dat den inck te beter soude konnen gedistribueert worden, als mede sullen hunne wolle altijt behoorlyck teesenGa naar voetnoot(1), op dat de selve locht soude sijn, ende de gene inde groote ghetallen wercken, ten halven van hunnen hoop de wolle wat verlichten, ende hunne ballen ververschen, oft soo dickwils als de leiren droogh beginnen te worden: bovendien sullen alle Saterdaghen hun spil ende degelGa naar voetnoot(2) nevens de geheele persse moeten schoon maecken, en alle hunne ghereetschap suyver houden. |
XI. | Aen de Letter-setters wordt oock belast van alle middaghen, eer sy naer huys gaen, de letteren, die aen hunne plaetse soude moghen ghevallen zijn, punctuelijck op te rapen, de goede in de casse te distribueren, ende de quade wel by malkanderen te houden, om aen den Gouverneur over te leveren. Wordt hun daerenboven belast tot behoudenisse vande letteren, van alle de Psalmen in de casse te distribueren, als het Psalterium ende Commune Sanctorum ghedruckt is, om dan de letteren ghelijckelijck te ghebruycken, want andersints wordt d'eene letter oudt ende d'andere blijft nieuw: ten dien eynde wordt stiptelijck gheordineert aen den Gourveneur van ten minsten alle maenden de plaetsen en de Backen te visiteren vande Letter-setters, om te sien oft alles in goede orde is, ende de letters, dewelcke zoude moghen te veel oft overschot hebben, te doen opbinden, en by hem te brenghen. |
XII. | Ende om te voorcomen den twist ende tweedracht-tusschen de Letter-setters en Druckers, uyt redene dat den Letter-setter door zijne swaere copye met sijne vorme somtyts niet en can bycomen, soo ist dat den Drucker daer over in sulcken gheval sich eenighsints sal moeten voegen ende niet clachtigh vallen, wanneer het blijckt dat het door sijne absentie, onachtsaemheyt, oft lanterfanten niet voorts en komt: dan sal den Lettersetter in tegendeel ghehouden zijn, sich tydelijck door eenen SmouterGa naar voetnoot(1) te moeten laeten helpen, om in tijts trachten by te komen, ende sijne vorme, ghereet te hebben: ende wanneer het dan door af-wesentheyt, als boven, vanden Smouter soude voorts-komen, soo sal den Drucker over den Smouter moghen klachtigh vallen, inder maniere als ghepleegt. |
XIII. | De Letter-setters, ende Druckers sullen s'morgens te werck komen ten ses uren ende niet vroegher, op dat iemant devotie hebbende om Misse te hooren, het selve ghevoeghelijck soude konnen volbrenghen: 's noenens ten twaelf uren hun vertreck te nemen, ende niet vermoghen weder te komen als ten een ure. Van 1 April tot den laesten September sullen moghen wercken, soo lanck het den dagh toe laet, doch niet naer den acht uren: ende van 1 October tot den laesten Meert sullen moghen met licht wercken, oock niet langher als tot acht uren. De Vergaerders sullen s'morgens moeten komen ten seven uren, en ten twaelf uren hun vertreck nemen: naer middagh ten half-ure twee wederkomen, ende blijven tot den acht uren ghelijck de Letter-setters ende Druckers. Ende sullen insghelijckx de Plaetdruckers moeten te werck komen s'morgens ten ses uren, ende s'noenens ten twaelf uren ophouden, ende naer middagh wederkomen ten halfure twee, ende blijven tot acht uren. |
XIV. | Eyndelijck lauderende ende approberende alle voorgaende Ordinantien ende Statuten dese niet contrarierende, ende principaelijck |
die van 't gade-slaen van Vier ende Licht des Jaers 1672. de welcke nu als vernieuwt, hier wordt gheinsereert, punctuelijck sal achtervolght worden, om alle onghelucken, die door onachtsaemheyt souden konnen voorvallen (waer van den goeden Godt ons wilt behoeden) te voorkomen: als mede vernieuwende de breuke van ses stuyvers inde selve begrepen over het delinqueren eenigher Articulen, welcke breuke oock op dese Ordinantie extenderende, soo wanneer iemant der Ghesellen tot goedt onderhoudt deser soude komen te misdoen. Reserverende t'Ons-waert het veranderen, verbeteren. &c. als naer ghelegentheyt des tyts sal goedt ghevonden worden. |
Aldus gheresolveert ende gheordineert in Antwerpen inden Huyse vande Plantijnsche Druckerye den XXX April M. D.CC.XV.
J.
Ordonantien voor den Letter-Zetter in de Lettercamer van de Plantijnsche Druckereye.
1o | Den Setter wiens Last by tyds sal weesen de lettercamers gaede te slaen ende aldaer alles in goede order te bewaeren, sal gehouden syn des smorgens voor dat op onse Lieve Vrouwen toren verlaeten sal wesen de clockslagh van den half ure acht in de Druckereye tegen wordigh te weesen tot 's noenens den cloeckslagh van den twaelf uren ende nae den noen van voor den clockslagh van den half ure twee tot s'avondts ten acht uren. |
2o | Des noenens ende des avents nae huys gaende sal de Camer ende van binnen het schuyfken aen 't selven toesluyten ende den sleutel mede nemen. |
3o | Sal altijdt in de Lettercamer ende niet in de Druckereye setten alleenlyck uytgenommen als het in den Winter soo felle coude soude syn dat niet in de Camer soude connen setten, ende dat om altydt aldaer tegenwordigh ende bereet te syn om jeder Setter syn gerief te leveren van hetgenne hy soude moghen van doen hebben, sonder dat de setters hun gerief sullen vermoghen te nemen sonder weete ofte toestaen van den Setter in de Camer. |
4o | Sal allen de Letteren soo gegoeten als gesneden item alle figuren Lignien quadraten formaten & a die in de selve kamer ende in het huysken boven de Ruye staen altydt in goede ordre moeten bewaeren. |
5o | Als jemandt van de setters nae een werck voleynt wesende syne letteren opgebonden aen den setter in de Camer sal overleveren ende oock |
de houte letteren, sal denselven gehouden syn naedat de nattigheyt opgedroeght sal wesen, die in Papieren te winden en op jeder stuck te schryven den naem van de soorte ende mede oock ofte indices, capitaelen, cyfers ofte diergelycke syn, ende alsoo in de letterschappreyen jeder op syne soorte te sluyten. | |
6o | Welcke letterschappreyen altydt sullen moeten gesloten wesen tot van noode soude syn deselve te openen om iet daer uyt te langen ofte daer in te sluyten ende sullen de sleutels van de selve schappreyen opgesloten moeten worden ten bewaernisse ende sorghe van den Cammer Setter. |
7o | Den Setter in de Camer sal de setberders, ende druckberden, die jeder setter ofte drucker overigh soude mogen hebben, in syne bewaernisse moeten hebben, ende aen jeder dit van doen hebbende overleveren, ende naemaels als niet meer van doen souden hebben wederom aenveirden. |
8o | Allen de placcaeten, inscriptien rescripten sullen door den setter in de Camer geset moeten worden ende voorders synen laedighen tijdt, boven het houden in goede order van allen het genne als boven tot syne laest is staende, employeren in het setten hetgenne door den meester aen hem sal belast worden. |
Den setter in de camer sal oock den last hebben van dickmaels te letten op de Cassen van de setters in de Druckereye ofte jeder syne cassen zal behoeven is suyver en net houdende ende ofte geene partyen van letteren by sich ende diergelycke en hebben ende sulckx bevindende, sal gehouden wesen die daer over te vermaenen, om met den eersten alles nae behoeren in ordre te stellen sonder tegenseggen van jemandt ende by soo verre jemandt van de setters nae dat hy aldus vermaent soude syn ofte wel tegen den vermaenden wederspannigh viel in sulcken gevalle sal den setter in de Camer hetselve aen den meester laeten weeten om van hem daer in voorsien te worden nae gelegentheyt van de saeke.
Item dat alle cassen in de welcke dat de letteren gestelt syn geteekent moeten wesen met den naem die hun is toecomen ende dat claerelyck, ende en waer oock niet quaet daerby gespecifieert waer tot wat soorte van Breviarium ofte ander boeck de selve gedient heeft en dienen can.
Item waer betamelyck dat den Directeur van de letter Camer als hebbende de sorge ende den sleutel van alle soorten van letteren ende Cassen oock particulierelyck boeck hielde van de Cassen ofte letteren die hy leverden aen jeder setter tot een nieuw werck ende dat schriftelyck annoteerden op eenen particulier Bouck daer toe gedestineert ende deselve cassen ende letteren wederom wegh doen de selve wederom annoteerden ontfangen te hebben van den setter noterende daer by tot wat bouck deselve letter gebruyckt is wanneer ende waertoe de selve nogh gedient heeft ende wanneer hem de selve door den lettergieter ter handt is gestelt.
Het waer oock noodigh ende profytelyck dat allen de Setters ieder
in particulier wekelyck iae daghelyck acht namen de letteren die sy vinden gevallen te liggen soude oprapen ofte by een veegen ende met gelegentheyt de goede in hunne casse liggen, ende die onbequaem gevonden worden soo door het qualyck gieten als door dien de letter soude connen quequetst wesen jeder de syne a paert in eene casken stelde op dat de selve quade stoffe van jeder geute soude by een vergadert worden ende blyven.
Item wordt absolutelyck bevolen dat alle soorten van copere lignien Loeye ende houdtformaten tot jeder druck van bouk sal moeten bij een vervoeght ende a paart gestelt worden ofte gelevert aen den Directeur van de letter Camer om deselve by de opgebonden letteren tot diergelycke werck dienende gestelt ende bewaert te connen worden, ende tot meerder versekeringe ende gemack is noedigh dat ditto Directeur schriftelyck te bouk stelle waer en wat casse op wat numero dat soo jeder letter, lignien ende andere toebehooren tot jeder werck in particulier gestelt heeft om dat in syne absentie als andersints de selve claerelyck ende sonder moeyte gevonden ende wel gedisponneert gebruyckt connen worden.
Bovendien compt oock toe aen den bovenschreven directeur der letter camer dat alle de houte letteren, swerte ofte diergelycke als mede de spaenen etc. tot eenigh werck gedient hebbende soo seer als mogelyck is bij een bewaert worden om alle onnoedige casten soo van syn meester als syne moeyte ende die van de Drucker ofte setters te ontgaen, welcke fauten door differente onnacksaemheyden (sic) (= onachtzaamheden) seer dickmaels tot noch toe geschiet syn gewest.
Ende om noch meerder te schouden de schaede die in het verlies der letteren geschiet door differente onnacksaemheden wordt goedt gevonden dat van uw alle de quade stoffe den welcken in de Druckerye bevonden worde tsy by een ofte jeder a paert in eene houte ofte meer casse gestelt worde om in tyde van noode daer van nieuwe letteren te gieten.
Item ist dat den Drucker ofte setter bevinden eenige mankement in de geute der... ofte letteren sy het selve datelyck in 't particulier moeten kennelyck maeken aen den meester t'sy raeckende de weekigheyt der stoffe de ongelyckheyt der selve letteren ofte iets anderen.
Item sal den caerderGa naar voetnoot(1) der druckereye geobligeert wesen wel te letten dat als wanneer daer eenige letteren gevallen gevonden synde deselve soo haest het mogelyck getrocken worden uyt de vuyligheyt ende gestelt worden in eene plaetse gedestineert tot deselve in de letter Camer t'sy in eene houte ofte ....
Ende omme dat alles noch met meerder perfectie in de letter camer soude mogen gedisponeert wesen, soo soude in dese occurentie seer dienstigh weesen dat soo haest dat alle soorte van wercke voleyndight synde gestelt
werden de Cassen met letteren jeder op eene gemackelycke plaetse naer advenant dat deselve soorten van letteren dickmael gebruyckt moet worden.
Ende om het selve beter te effectueren dunckt my noodsackelyck dat allen de soorten van onnoodighe cassen herstelt wierden in de plaetsen die het hooghste ofte verste dien cant staen ende dat van jeder Reye van Cassen genombreert par A.B. ofte no 1, 2, etc. vervolgen gestelt wierden soo dat die daegelycksche letteren al het naeste ofte leegste laegen tot het gebruyck der selve.
Item wordt bovendien gecommandeert soo tot hun eygen gemack als voor de eere ende nettigheyt der wercken dat in het setten van jeder pagie de Capitaelen uytgesocht worden dat daer inne geene gequetste eenigssints soude gebruyckt worden, het welcke oock noodigh is op te letten in alle wercken ende formaten, ende by aldien dat daer manquement soude wesen van goede ofte ongequetste letteren sullen het selve strackx hun meester te kunnen geven omme daer inne te voorsien gelyck als mede ist dat bevinden dat de copere lignien ofte iets anders is gebrekende ofte wel door het langdurigh gebruijck gecrompt versleten ofte onbequaem syn.
Item en sal niemandt wie hy sy setter ofte Drucker uyt de letter Camer eenige lettere Cassen, letteren, lignien ofte iets anders tot hun werck noodigh synde te mogen halen ofte draegen, maer sal de selve moeten heyschen van den directeur der letter camer ofte van dengennen die in syne absentie van den meester daer toe genommeert is oft gestelt sal worden ende dat om de groote worden ofte twiest die daer uyt gesproken is gewest - ende en sullen ditto setters ofte Druckers geene letter ende letter Cassen nochte andere instrumenten mogen wederom in de camer dragen ten sy de selve het vragen aen den directeur der selve Camer waer dat deselve gestelt moeten worden om dat alles in goede ordre gestelt worde en blyve ende omdat in tyde van noode alles dat dienstigh is wel geconditionneert ende gesuyvert bevonden can worden.
Item wordt goet gevonden dat jeder setter geobligeert sal weesen de cassen soo net ende suyver te houden als mogelyck is om dat de letteren door het stof oft vuyligheyt niet onbequaem gemaeckt worden.
Item sal jeder setter wel moeten letten dat sy hunne voormen reede maeken ende gereet hebben tegen dat de Druckers deselve moeten gebruycken op dat de wercken die op de persen syn niet beschadight en worden door het lanck nat wesen ende de druckers oock geene schaede daer by en lyden ende oft saeken was dat sulcks gebeurden sullen de druckers het selve hunnen meester straeckx te kennen geven.
Hiertoe wordt vermaent allen de lettersetters int generael en ieder int particulier ende daer en boven nogh den Directeur vande letter camer sonderlinge sorge tot de conservatie, goede gesteltenisse ende order te dragen in de Directie der letter camer ende den keerder der druckereye in het opraepen der gevaele letteren particuliere achte ende toesicht te neemen.
Ende tot meerdere conservatie der letteren wordt gerecommandeert aen de Druckers hunne voormen soo seer gaede te slaen als t moghelyck is, dat deselve letteren door het stooten het cloppen ofte uytsteeken niet gequetst, gecrompt nochte beschadigt en can worden.
Ende als sy de selve voormen in den loogh suyveren moeten oock letten dat deselve voormen soo vast gesloten syn dat daer geene spaecen, letteren ofte iet anders uyt en schieten waer door Dickmael bevonden is dat groote fauten in den druck compt.
Als mede moeten letten dat int suyveren sy met hunne bortels (sic = borstels) de selve letteren soo niet en vrijven dat daer de nettigheyt, suyverheyt ofte nieuwigheyt mede gehindert wordt gelyck als dickmael tot noch toe gebeurt is.
Ende ofte gebeurden dat sy eenige faute ofte onsuyverheyt aen den looge bevonden soo sullen stracks het hunnen meester te kennen geven, sonder worden onder malckanderen te maeken op dat hy daer over de kaerder der druckereye die daer over de sorghe van hebbe vermaent.
Ende als wanneer dat de druckers hunne eerste prouven op de formen sullen gemaekt hebben sullen sy geobligeert syn in tydt te heyschen aen den papier telder hunne hoopen ende hun te kennen geven tot wat werck deselve moeten gebruycken ende sullen boven alle hem moeten te kennen geven ofte het bladt dat sy gaen drucken een figure bladt is ofte eenige lettere blaedere is oft niet om naer advenant het beste papier uyt te soecken ende sich te reguleeren.
Den papiertelder sal alsdan geobligeert syn te boeck te stellen op een apaert boeck daer toe gedestineert wat dagh voor wat werk en wat signature den welcken drucker met naem ende toenaem ende wat quantiteyt van Boecken teekens ende overblaederen hy tot jeder Bladt geschieckt heeft oft het een figure blaedt, eersten bladt is ofte niet ende sal geobligeert syn in tyds de selve hoopen gereet te maeken op dat de Druckers daer niet en souden wachten.
Ende ofte het gebeurde dat sommige heylighdaeghen voor de hant waeren voor de welcke de Druckers hun werck niet gansch conde afdrucken, en sullen sy den hoop voor dat bladt niet mogen te netten voor alledien dat sy den meester daer van gesproken hebben.
Op dat andersints geene groote schaede ofte schande en geschiede aen het werck dat door het langdurigh nat blyven dickmael gesticht ende bedorven wordt.
Item als wanneer dat alsukcen feestdaghen voor de handt syn sullen de setters beneffens de druckers moeten letten dat sy geene figuere blaederen nochte eerste blaederen op de perse en stellen alsoo daer door de selve meer als andere beschadight bevonden syn ende connen worden.
De Druckers sullen oock geobligeert syn soe haest sy remarqueren dat in den inck, vernis ofte in den vermelioen eenige faute bevonden wordt het selve strackx den meester te kennen te geven mits verstaen wordt dat
diergelycken ofte niet wel gemaekt inck ofte vernis den inckmaeker weder geleveert (sic) wordt om veele schaede te verhoede, mits dat andersints alle de fauten die in 't werck bevonden sullen worden de Druckers faute soude weesen.
Item wordt boven alle gerecommandeert omme veele noyeloose costen te schouden de druckers niet onacksaem en syn in 't verslyten ofte weghsmyten der balleiren voor ende alleer dat sy bevinden dat de selve niet meer onbequaem en syn tot het werck gelyck als tot groote schade dickmaels gebeurt is ende oft het gebeurden dat jemande van de druckers quame absent te weesen soo wordt verstaen dat soo lange als daer eenen anderen drucker ofte smouter is geenen setter aen de perse hem sal mogen helpen.
MP Arch. Reg. 1147.
K.
Ordonnantie voor de Setters ende Druckers ten regarde van de letter Camer ende letter setter in de selve.
1o | Als jemandt van de setters eenigh werck beginnende eene nieuw sorte van letteren uyt de camer sal van noode hebben moet de selve van den setter in deselve camer afheyschen sonder die buyten de selve weete ofte toestaen te mogen langen. |
2o | Ende het werck voleynt hebbende sal de eerste acht daghen nae het voleynden gehouden wesen de selve letteren op te binden in stucken niet grooter dan dat met eene handt overgreppen connen worden ende alsoo de selve datelyck aen den setter in de Camer over te leveren. |
3o | Oock eenige houte gesneden letteren en lignien formaten etc. van doen hebbende sal de selve soo als hier boven van de ghegoten letteren geseyt wordt van den setter in de Camer afgeheyscht moeten worden ende sonder syne weete ende toestaen selfs niet vermoghen te langen. |
4o | Die bladeren gedruckt wesende daer de voorgemelde houte gesneden letteren lignien formaten etc. gebruyckt syn geweest sal den selven setter schuldigh te syn corts nae het destrueren van de selve vormen, daetelyck die aen de setter in de Camer te restitueren om op syne behoorlycke plaetse geleyt te worden sonder dat jemandt sal vermoghen deselve houte letteren lignien formaten & langher tydt by hem ofte syne casse te behouden. |
5o | Van gelycken wordt verstaen van de set en de DruckbaerdersGa naar voetnoot(1) die jeder setter ofte Drucker overigh soude hebben boven het genne hem noodigh soude wesen. |
6o | Allen 't genne in dese bovenschreven vyf articulen geseght is van |
de letter setters wordt oock verstaen van de Druckers voor soo veel sy lieden iet uyt de Camer van noode hadden. | |
7o | Ende jemandt van de setters ofte druckers jet tot de Camer van node hebbende sal gehouden wesen het selve teyschen ofte te besorgen voor het vertreck van den setter in de Camer te weeten voor den twaelf uren voor den noen ende voor acht uren des avons, ofte andersints sal moeten wachten tot dat de wedercomste van den selven setter in de camer sal geopent wesen. Allen de breucken promptelyck sonder uytstel te betaelen aen den Busmeester van de.... tot behoef van de selve busse waer toe eene bleekeGa naar voetnoot(1) busse sal moeten hebben omme daer in de selve busse te steeken ende op het eynde van tjaer te openen ende beneffens de andere penningen in Rekeninge van de Busse te brengen. |
Den setter in de Camer sal oock den laest hebben van Dickmals te letten op de cassen van de setters in de Druckereye ofte ieder syne cassen nae behoeven is suyver ende net houdende ende ofte geene partyen van letteren by sich en hebben ende diergelycke en deselve bevindende sal gehouden wesen daer over te vermaenen om met den Eersten alles nae behoeven in ordre te stellen sonder tegen seggen van jemandt ende by soo verre jemandt van de setters nae dat hy aldus vermaendt soude sijn in faut bleve van te doen het genne waer over hy vermaent soude wesen ofte wel tegen den vermaender wederspanning viel in sulcken gevalle sal den setter in de Camer het selve aen den meester laeten weeten om van hun daer in voorsien te worden nae gelegentheyt van de saecke.
MP. Arch. Reg. 1147.
L.
Al de Ordonantien van de Plantijnsche Druckfrij die ghemaeckt syn t'sedert het jaer 1609 tot het jaer 1700. Met consent vande Camer byeen vergadert onder den Prins Joannes Broeckmans door Jacobus van Pinxen, in 't jaer van Jubilé (1700).
Ordonnantie van hetgene elck moet gheven die comt wercken in de Druckerij van Men Heer Moretus het zij Letter-Setter oft Drucker.
Ten eersten, twee bieren bedraeght seven gulden en elcken Gesel eenen koeck van eenen halven stuijver.
Ten tweeden, soo eenen Letter-setter copije krijght, oft eenen Drucker de plaets aen de Pers, moet wederom een bier geven, en de Gebueren kennen.
Ten derden, de eerste Camer die ghehouden wordt, moet gheven eenen gulden in de kleyn Bus.
Ten vierden, als iemant vrij ghemaeckt wort, moet gheven achthien guldens, vier potten bier, en twee stuijvers broodt bedraeght -18-16 st.
Ten vijfden, als hij vrij gheworden is moet een bier omschencken van drij gulden 10 st.
Ten sesden, als hij tot Grooten Bus-meester gekosen wort, moet geven - 2-8 st.
Ten sevensten, als hij eerst inde Camer ghekosen wort tot eenich officie moet geven - 1-4 st.
Ten achsten, de eerste Camer dat hij sijn officie bedient, moet geven vier potten bier.
Ten negensten, als hij tot eenich officie inde Camer gekosen wort, die hij noch noyt bedient en heeft, moet elcke reyse eenen gulden geven, tot dat hijse altemael bedient heeft.
Ten thiensten comt iemant te sterven het zij man oft vrouw, moet syn doodtschult geven (het zij hij het te voren gegeven heeft) van 3-10 st.
Ten elfsten, als hij vrij geworden is moet de eerste Camer die gehouden wort geven 10 stuyvers, oft een Keirsse, en 10 st. inde cleyn bus.
Ten twelfsten, comt iemant te trouwen, moet geven een bier van 3 gulden en 10 st. en daer-en-boven 15 st. in de Bus.
Ten derthiensten, komt iemant vrij te worden oft te trouwen, moet te vreden zijn met de Croon die de Gesellen maecken, en de Gesellen moeten te vreden sijn met het gene den Bruygom geeft.
Ten vierthiensten, comt iemant vrij te worden oft te trouwen, oock veranderen van plaets moet syn Gebueren kennen.
In den Naem ons Heeren. Amen.
Den EET.
Art. I. Ick N. beloove aen Godt, Maria de Moeder Godts, ende alle Godts lieve Heylighen, dat ick mijnen Meester, ende de Gheselien van de Plantijnsche Druckerij sal goet ende ghetrouw wesen, niemant syn werck met listen oft om minderen prijs te onderkruypen: ende te onderhouden allen de Ordonnantien die inde Camer ghesloten sijn, ende noch gesloten mogen worden. Soo helpe my Godt ende sijn Heylighen. Desen Eet is geordonneert 1609.
Art. II. Van te moeten Vry worden.
Anno 1709 is geordonneert met consent van onsen Ouden Meester Joannes Moretus saliger, ende van onsen Meester Balthasar Moretus, ende met consent van allen de Gesellen, dat allen de gene die op onsen Winckel souden comen wercken, niet vrij Gesel sijnde souden gehouden
sijn vrij te worden binnen een jaer en ses weken. Ende is't dat sij daer toe vermaent sijnde weygeren vrij te worden sullen moeten wech gaen. Dit is vernieuwt in 't 1644 en toegestaen dat sy sullen mede drincken van het Capellen bier: maer geen profijten genieten voor dat sij vrij geworden sijn.
Art. III. Van de Leerlinghen.
Soo wanneer iemant op dese Druckerye comt leeren moet betaelen voor sijnen Bien-venu drij guldens en 10 stuyvers aen bier en twee guldens in de Busse. Item die hem aenveert om te leeren desgelyks drij gulden en 10 stuyvers aen bier, en eenen gulden en 10 stuyvers in de Busse.
Art. IV. Van Gereetschap te nemen.
Die malkanders Gereetschap is neemende (het sij setter of Drucker) ende die niet weder en brenght, mits daer over klagende, sal moeten betalen de breuck van 3 stuyvers.
Art. V. Van Spouwen.
Alle de gene die soo veel geten oft gedroncken heeft, dat hij hier in huijs, oft op Druckerij, is een Calf maeckendeGa naar voetnoot(1), sal betaelen de breuck van 3 stuyvers sonder clagen.
Art. VI. Van onsen Prins te injureren.
Anno 1615 is geordonneert, soo wie onsen Prins iet te nae seght dat sijn eer is raeckende, is Breuck 6 stuyvers.
Art. VII. Van Bloet laten.
So wie iemant slaet dat hij bloet laet, het zij met geweer, oft sonder geweer, is breuck drij guldens. In 't jaer 1642 den 25 Sept. is dese breuck gesteld op 6 gulden, en die de oorsaeck daer van is sal gestraft worden naer gelegentheyt van de saeck.
Art. VIII. Van Gherucht te maecken.
Anno 1616, is geordonneert als dat niemant en mach eenich gerucht maecken, het zij met roepen, fluyten, tieren, oft eenich ander gherucht als iemant incomt oft uyt gaet, op de breuck van drij stuyvers.
Art. IX. Van iemant uijt te eysschen.
Anno 1617, is geordonneert, dat wie hier eenigen twist maeckt in de Druckerije en eysschen malcanderen buyten, oft sij lieden gaen oft niet, soo verbeuren sy 15 stuyvers.
Art. X. Van Capellen Bier te blijven.
Anno 1618, is geordonneert dat aen elck die den dronck gebleven is, het sij setter oft Drucker, sal moeten voortgaen sonder de secunde den Premier te mogen brengen, op de breucke van drij stuijvers.
Art. XI. Alsser Capellen bier is, elck aen syn plaets te comen.
Den selven ditto is geordonneert dat elck moet op sijn plaets comen alsser Capellen bier omgheschoncken wort, op de verbeurte van sijnen dronck.
Art. XII. Van geen Persoonen te mellen.
Anno 1619. is geordonneert dat niemant van de Wet, de persoonen sal mogen, het ghene datter in de Camer gewesen is, oft wie daer oorsaeck van is, op de breuck van 10 stuijvers.
Art. 13. Van geen woorden te maecken tegen de Schepenen.
Soo wie woorden maeckt teghen de Schepenen, om die breucken die sij ghewesen hebben sal verbeuren 6. stuyvers. Vernieuwt 1646. Voor de 2 reyse 6 stuijvers en voor de 3 reyse 13 stuyvers.
Art. 14. Van vier haelen en Kinders wermen.
Anno 1620. is geordonneert als oock in 't jaer 1632 en vernieuwt in 't jaer 1646, dat niemant en sal mogen vier haelen, oft doen haelen: oft oock sijn kinders een uer oft twee laeten wermen, op de verbeurte van drij stuijvers.
Art. 15. Van Bus-gelt te vercoopen.
Anno 1621. is geordonneert dat alle de ghene die hun vierendeel jaers vercoopen ende wech moeten gaen van de Druckerij, om hun quade fouten, de gene diese koopen, en sullen daer af geen geniet hebben.
Art. 16. Van Capellen bier om te Schencken.
Noch is geordonneert dat den genen die Capellen bier schuldich is, sal ghehouden wesen selver sijn bier om te schencken, ofte een ander in sijn plaetse op de verbeurte van 3 stuyvers.
Art. 17. Van werpen.
Noch is geordonneert dat alle de gene de malcanderen worpen met koijen, papier oft iet anders, dat sij sullen vervallen in de breuck van 3. stuyvers sonder klagen. Het selve is vernieuwt in het jaer 1668.
Art. 18. Van heete lieghen.
Noch is geordonneert dat niemant van de Gesellen en sal mogen tegen malkanderen seggen, in ghenuchte oft in gramschap, Ghij lieght daer aen dat ghij daer buyten waert, sal betaelen 3. stuyvers.
Art. 19. Van injurie alsser vremt volck is
Noch is geordonneert, dat niemant van de Gesellen en sal moghen tegen malkanderen eenich krakeel maecken, oft injureren, alsser vremt volck in de Druckerij is, sal betalen (naer dat hij eens vermaent is) de breucke van drij stuijvers, sonder klagen.
Art. 20. Van vloecken en sweiren, oft oneerlijcke woorden.
Noch is geordonneert, dat allen den genen die seggen sal Bruijt u moer tegen iemant vande Gesellen, oft die in het duijts sweirt bij Godts Sacrament oft diergelijcke, oft int Frans, par Dieu, of mort Dieu, sal betalen 3. stuyvers. vere sonder klaghen. Noch is tot dit Artikel bijghevoeght in het jaer 1640, als dat hem niemant en sal vervoorderen eenighe oneerlycke woorden te spreken, oft die te bewimpelen, oft oneerlijcke proposten te verhaelen, op de breuck van 3. stuyvers.
Art. 21. Van Sout en Broodt om te gaen.
Anno 1621, is geordonneert met de volle Wet, en het selve vernieuwt in 't jaer 1653. Bij soo verre iemant klaeght over eenighe saecken, ende sijnen Man niet en can vinden, oft niet en weet, en laet daer en boven sout en Broodt omgaen (sal moeten voor de Capel laten comen om twee stuijvers broodt, en ses potten bier) en sijnen man niet en vint sal het self moeten betaelen: maer is 't dat den man gevonden wordt, en het sout en broodt heeft laeten comen tot bij hem, soo moet desen lesten genoemt het allemael betaelen, en daer-en-boven 6. stuijvers breuck.
Den Eet alsser Sout en Broodt (om eenige saecke te wesen) in de Camer ge-eten wordt.
Art. 22. Ick N. verklaere bij de waerheyt, ende op mijnen Eet ter rechter trouwe, dat ick van die saeck N. niet en weet, ende soo iemant mij anders can betoonen, sal ick voor mijn-eedigh ghehouden worden, ende daer op ete ick Sout en Broodt.
Van slaen oft Vechten.
Art. 23. Anno 1621. is geordonneert, dat den genen die den eersten slaet, sal gehouden sijn te geven de breucke van 3. guldens, ende den genen die geslagen wordt, hem weirende, sal geven die breuck van een gulden 10. stuyvers.
Van onmanierlijckheyt alsser Cappelen-Bier is.
Art. 24. In 't selve jaer is geordonneert, dat soo wanneer daer Capellen bier in de Druckerij is, dat een iegelijck hem wachten soude van eenige onmanierlijckheijt te doen van schijten, op die breuck van 3. stuyvers.
Beloften voor de Capel.
Art. 25. Noch is geordonneert, soo iemant wat belooft voor de Capel sal dat moeten betaelen sonder eenighe gratie.
Van die de Capel voor oft tegen spreckt.
Art. 26. Noch soo is geordonneret, soo wie voor de Capelle spreckt, ende die teghen parttije quame drijghen oft slaen om die oorsaecke, op de straet oft op eenighe andere plaetse, sal die breucke moeten gheven, oft het selve in de Druckerij ghedaen wordt.
Van het schrijven van de Breucken.
Art. 27. In 't selve jaer 1621 soo is geordonneert als het saecken is datter eenighe breucken geschieden sijn, dat den schrijver (als er geen vremt volck en is) sal omtrent midden van de Druckerije roepen alle Perssen stil en de breucke overluijt op lesen. En dat den schrijver de clachten sal schrijven die hij over eenen clacht en oock die een ander over hem claeght, op de breuck van 12. Stuijvers. Dit is vernieuwt 1655.
Van Injurien.
Art. 28. Anno 1622. is geordonneert, dat alle de ghene die malcan-
deren heeten sal Fiel, janfoutere, Horendragher, oft Horen-beest, schelm, Dief, Korf-draegher, Pluym-strijcker, Verrader, oft Boegher, sal betaelen de breuck van 6. stuijvers sonder klaghen.
Van Schrift om verre te stooten.
Art. 29. In 't selve jaer is geordonneert, dat een ieder hem sal wachten van iemants schrift al spelende om verre te stooten, op de breucke van 3. stuyvers sonder klaghen.
Van den Looghborstel.
Art. 30. In 't selve jaer is geordonneert, dat een iegelijck die den borstel gebesight heeft van de proef pers, oft van den kelder, sal gehouden sijn den selven terstont op sijn plaets te leggen, op de breuck van 3 stuyvers sonder klagen.
Van aen 't Comptoir te luijsteren.
Art. 31. In 't selve jaer is geordonneert, dat niemant en sal gaen staen luijsteren aen die deure, oft aen het gelas van de Camer daer den Meester het gelt geeft, op de breuck van 3. stuyvers sonder klagen.
Van Bruijgoms Bienvenu.
Art. 32. In 't selve jaer is geordonneert, dat den genen die Bruygom is, sal betalen drij gulden en 10 stuyvers bier, en vijfthien stuijvers in de cleyn busse.
Van met het lijck te gaen.
Art. 33. Anno 1623. Soo is geordonneert, dat soo wie te sterven comt van man oft Vrouwe, sullen alle de Gesellen schuldich wesen met de lijck te gaen op de verbeurte van 6. stuyvers.
Van die het Lijck draghen.
Art. 34. Ten selve daghe is geordonneert, dat allen die ghene die het Lijck sullen helpen draghen, sal elck hebben van de Cappel eenen stooter, bij soo verre sij van het Lijckhuijs niet en krijghen. In 't jaer 1640 is geordonneert dat de vier jonghste Gesellen moeten dragen, vrij ofte onvrij zijnde.
Van bier in de Camer.
Art. 35. Anno 1624. soo is geordonneert, dat de dienende Wet als
sij moet vergaderen sal hebben seven potten bier en elck eenen koeck. Dit is vernieuwt 1647. den 20 December.
Van Breucken op te legghen.
Art. 36. In 't selve jaer is geordonneert, dat den genen die meer breucken heeft als sijn vierendeel-jaersgelt soude moghen bedraghen, sullen gehouden sijn op te legghen, en te betaelen oft men sal het bij den Meester haelen.
Van clachten te doen Schrijven en weder te loochenen.
Art. 37. In 't selve jaer geordonneert, dat soo wie eenighe klachten doet schrijven, ende dan wederom loochen, sullen ghehouden sijn die klachten selver te betaelen.
Van vechten op de Vrijdachs mert.
Art. 38. In 't selve jaer is geordonneert, dat geen Gesellen van dese Druckerij en sullen mogen gaen vechten teghen malkanderen op de Vrijdachs-mert, oft omtrent de Poorte van de Druckerije, sullen gehouden sijn die breucke te geven oft sij op de Druckerij ghevochten hadden.
Van een mes te trecken.
Art. 39. Anno 1625. Soo is geordonneert, dat allen den genen die een mes in treckende in de Druckerije, om een ander daer mede te quetsen, oft te steken, sal moeten betaelen de breuck van eenen gulden.
Van den tijdt om de Wet te vergeiren.
Art. 40. In 't selve jaer is geordonneert, als dat de Wet vergeiren sal de weke voor het vierendeel jaers om die breucken te wijsen, en dat ten vijf uren naer den noen: Ende die tweemael vermaent is (van de Wet sijnde) en niet en comt, verbeurt 6. stuyvers. Dit is vernieuwt in 't jaer 1635 en 1639.
Van imfameuse woorden.
Art. 41. Anni 1628. soo is geordonneert, dat niemant hem en sal vervoorderen te spreken eenige imfameuse woorden, als lackt mijn mannelijckheyt, oft lackt mijnen eirs, etc. op sijn eerlijckste, sal verbeuren elcke reijse 3 stuijvers. Dit is noch vernieuwt in 't jaer 1632 al waren sij oock bewimpelt.
Blasphemeren van Geestelyckehyt.
Art. 42. Anno 1630. den 3 October is geordonneert, dat den genen die eenige blasphemien comt te spreecken van de Geestelijckheijt, oft sodaliteyten, oft iet te seggen dat hun eere soude te naer gaen, sal verbeuren 6. stuyvers.
Van tieren oft gerucht te maecken als iemant uijt oft ingaet.
Art. 43. Anno 1631. is geordonneert, als dat niemant en mach roepen, tieren, fluijten, oft gerucht maecken als iemant uijt oft ingaet, het zij vremt volck, oft van de Gesellen, op de breuck van 3. stuijvers: dat is noch vernieuwt in 't jaer 1644 en breuck geset 6 stuijvers.
Van de Wet te versetten.
Art. 44. In 't selve jaer op 29 september soo is geordonneert als dat alle jaeren de Wet sal moeten verandert worden, soo wel den eenen als den anderen, elck sijn Officie, oft ten waere dat van setters oft Druckers niet genoech vrij Gasten waren om te dienen, als dan souden eenige mogen blijven, maer anders niet. En sal de dienende Wet op Meyavont ten 3 uren naer noen moeten in de Camer gaen om de selve te vernieuwen, en sal genieten dobbel bier en koecken.
Van ontrent de Poort te pissen.
Art. 45. Anno 1632. den 22 December is geordonneert als dat hem niemant en sal vervoorderen het sij smorgens oft savonts van omtrent de poort sijn water te maecken, op de verbeurte van 6 stuijvers.
Van Namen te setten en te Drucken.
Art. 46. Ten selve tijde is geordonneert bij soo verre datter eenige Lieden iemant aenspreken om hunnen Naem gedruckt te hebben oft iet anders, soo sal den setter en den Drucker van het drinckgelt dat sij geven elck drij stuyvers genieten ende de rest sal voor de Capel blijven.
Van niet in 't forneys ofte de Loogh-backen te wassen.
Art. 47. Noch ten selven jaers geordonneert als dat niemant en sal mogen eenich dingen wassen in 't forneys oft backen daer de loogh in gemaeckt wort noch oock de handen, op de verbeurte van 6. stuyvers.
Van 't Secreet vuijl te maecken.
Art. 48. Voort is noch geordonneert, is het saecken dat iemant het
Secreet vuijl heeft gemaeckt, soo sal den persoon die daer naer gaet ghehouden zijn het te adverteren soo haest dat ghesien wordt, op de breuck van 3. stuyvers.
Van Bloetsuijper oft fiel.
Art. 49. Noch soo is geordonneert dat niemant van de Gesellen en sal moghen seggen het is fielen, oft bloetsuijpers-werck (te verstaen tegen malkanderen) op de breuck van ses stuijvers. Siet Art. 28.
Van den verloren maendach.
Art. 50. In 't selve haer is geordonneert met onsen Meester Balthasar Moretus voor Verloren Maendachgeldt vier pattacons.
Elck moet sijn Officie bedienen daer hij toe verkosen wordt.
Art. 51. Noch soo is geordonneert dat alle de gene die van de Capel gekosen wordt tot Schepenen, Procureur, Busmeester, oft eenich ander Officie ghelijck de Capel alle jaeren is ordonnerende, ende die het selve niet en wilt bedienen, die verbeurt voor elck vierendeel jaers vijf en twintich stuyvers.
Van Vremt volck te leijden.
Art. 52. Anno 1633 den 12 Meert is geordonneert dat iemant die vremt volck leijt om te wijsen achter oft voor, sal gehouden zijn (dies versocht sijnde) op Eet te verclaren wat drinckgelt hij ontvangen heeft, waer af hij sal genieten drij stuijvers op de verbeurte van 25 stuijvers.
Van lieghen en betuijghen.
Art. 53. Anno 1634. Soo is geordonneert dat voortaen iemant een ander heetende lieghen en can betuijghen dat het leughens zijn sullen beyde vervallen zijn in de breucke van drij stuijvers.
Van valschen Eet te verwijsen.
Art. 54. Anno 1637 is geordonneert, dat soo wanneer iemant sulcke dinghen verwijt van eenen valschen Eet gedaen te hebben, en het niet en can goet doen, sal voor breuck moeten betaelen vijf en twintig stuyvers.
Van Kisten oft Schrapaeijen te openen.
Art. 55. Anno 1638 is geordonneert, dat voortaen niemant eenighe
Kisten ofte schrapaeijen en sal moghen open doen sonder consent van den Capiteyn, en dan noch in presentie van twee oft drij Gesellen, op de verbeurte van drij guldens.
Van iemant saecken te bemoeijen.
Art. 56. In 't selve jaer is geordonneert, dat niemant een anders saecke en moghen moijen die de Camer is raeckende, als den persoon selver, op de verbeurte van 3 stuijvers.
Van Persens te ontrieven.
Art. 57. Anno 1639 den 4 April heeft onsen Mr. Balthasar Moretus geboden, dat niemant van de Gesellen eenighe hooghstaende perssen en sal moghen ontrieven, veranderen, oft eenige dinghen afnemen soo dat men daer geen proeven en soude connen op maecken, op de verbeurte van 24. stuyvers.
Nota.
Nota. Anno 1639. is de Busse die in de Druckerij placht te hangen te niet gedaen, met consent van onsen Meester die daer voor het hout oft colen geeft voor de Druckerij, sonder dat de Gesellen daer voor iet moeten betaelen. Den meester vereert hun het gruys voor het stoken.
Noch van Perssen te ontrieven.
Art. 58. Noch soo is gheboden als dat niemant van eenighe leegh staende perssen hem en sal vervoorderen te haelen, Timpaen, Visket, Leden, banck, inckback, Wolback, balhamer, ronse, etc. op de verbeurte van 6. stuyvers.
Vervolgh van de Perssen.
Art. 59. Noch soo is geordonneert, soo wanneer iemant eenen deghel afneemt van eenighe leegh-staende Persse, sal gehouden zijn terstont eenen anderen daer aen te binden, op de verbeurte van 6 stuijvers.
Van het Forneijs te stoken.
Art. 60. In 't selve jaer is geordonneert, dat den genen die smorgens het forneijs sal moeten stoken, sal het selve moeten stoken onderhalf ure eer hij af heeft, ende in den dach een ure van te voren, ende daer in malcanderen geen hinder te doen, gelijck als wandelen te gaen, en ander dinghen,
ende alsser iemant het forneijs gestockt heeft, dan mach hij gaen daer hij wilt op verbeurt van 3 stuijvers. En moet het forneijs behoorlijck van loogh voorsien.
Van schandael te doen.
Art. 61. Anno 1640. is geordonneert, dat voortaen, niemant hem en sal vervoorderen eenich schandael te doen in de Druckerij, als van verboden spijse op Vrijdaghen, Saterdagen, Vastendaghen, oft in den vasten te eten op de verbeurte van 10. stuyvers.
Van niemant in de Wet te mogen heeten swijghen.
Art. 62. Noch soo is geordonneert dat hem niemant en sal vervoorderen, wanneer hij in de Camer geroepen wort, iemant van de Wet te heeten swijghen, op de verbeurte van 6. stuijvers.
Van geen Leergasten voor de twee jaeren vrij te maecken.
Art. 63. In 't selve jaer heeft de Generaele Capel geordonneert, dat men geen onvrij Gasten, die geen twee jaeren aen de Druckerij geweest en hebben, sullen vrij gemaeckt worden, voor dat de twee jaeren om sijn.
Smouters mogen niet clagen.
Art. 64. Den selven ditto is geordonneert als dat geen onvrij Gasten en sullen moghen claghen over eenighe Vrij-Gesellen, oft sullen de breuck selver moeten betaelen: maer dat sij met reden voor haer werck moghen spreken, ende dat verantwoorden, sonder de Vrij-Gehsellen te blasphemeren, oft injureren.
Van geenen moetwil aen de Smouters te doen.
Art. 65. Den selven dach is noch geordonneert dat de Vrij-Ghesellen geenen onbehoorlijcken moetwil en mogen doen aen de Smouters, van slaen, stooten, oft leelijck te injurieren.
Geen paer Volckx op den Proficiat te brenghen.
Art. 66. Anno 1641 den 22 Januarij is met de volle Capel geordonneert en ghesloten, dat voortaen geen Gasten die vrij ghemaeckt worden, op hunnen proficiat geen paer Volckx en sullen mogen mede brenghen, alleen een jonghman oft Wedewenaer, sal een Dochter oft Vrijster mogen mede brengen.
Geenen Vrij-Gesel Smots oft Leer-jongen heeten.
Art. 67. In 't selve jaer op den 5 April soo is geordonneert, dat niemant wie hij sij een Vrij-Ghesel sal moghen Smots oft Leer-jongen heeten, voor soo veel het werck aengaet: op de breuck van vijfthien stuijvers.
Geenen Harinck braden oft Toeback smooren.
Art. 68. Daer is in 't selve jaer geordonneert dat men in den Meesters huijs waer het zij geenen Toeback en sal moghen smooren, oft men sal geenen Harinck mogen braden, op de verbeurte van ses stuyvers.
Van Leergasten bij een Vrij-Ghesel te staen.
Art. 69. Daer is geordonneert dat soo wanneer iemant van de Vrij-Ghesellen eenen Leergast sal aenveerden voor een halfjaer oft langher daer hij profijt van heeft, sal ghehouden sijn eenen bienvenu te gheven, ende eenen daelder in de bus.
Van den Bienvenu van onsen Meester.
Art. 70. Anno 1641 den 13 September heeft onsen nieuwen Heer ende Meester Balthasar Moretus De Vrij-Gesellen vereert met eenen bienvenu van thien Pont Vlaems, ende de smouters en vergeerders elck eenen gulden, en hebben eens vreughdich op sijn gesontheijt gedroncken.
Van de Blaffetueren toe te placken.
Art. 71. In 't selve jaer den 28 September is geordonneert dat een iegelijck sal gehouden zijn sijn blaffeturen toe te placken ten langhsten acht daghen naer Bamis op de breuck van drij stuijvers.
Van fluijten oft schuijfelen.
Art. 72. Ten selven dage is geordonneert dat niemant en sal mogen piepen oft schuijfelen, oft onbehoorlijck schreeuwen, op de verbeurte van 6 stuijvers, dit is noch vernieuwt 1643, en daer bij gevoeght dat niemant en mach fluijten als het ghewaerschout is van iemant van de Vrij-gesellen.
Van geen Leer-jongers in de Druckerij te brengen.
Art. 73. In 't selve jaer is geordonneert, dat geen Vrij-Gesel wie het zij geen leer-jongers en sullen moghen in de Druckerij brenghen om te
smouten. die sijnen tijdt niet en heeft voldaen, sonder consent van de Gasten allemael aan te sien, op de verbeurte van vier gulden.
Niemant in de Camer mach hem moeijen met Vonnissen te wijsen als de Schepenen.
Art. 74. Anno 1642 den 20 September soo is geordonneert dat hem niemant in de Camer en sal moghen moijen met de Vonnissen te wijsen als de Schepenen, ten waere dat sij daer toe gemoveert wierden, ende elck voort sijn Officie te bedienen.
Van quetsen met mes ofte Gereetschap.
Art. 75. In 't selve jaer den 25 September soo is geordonneert, soo wie malcanderen quetst met mes, oft eenich ander gereetschap soo datse bloet laeten, sal moeten betaelen de breuck van ses gulden. Item soo wie daer de oorsaeck van is, sal moeten getaxeert worden naer gelegentheyt van de saeck.
Van met niemands Vrouw ofte Huijshouden te moeijen.
Art. 76. In 't selve jaer is geordonneert dat hem niemant en sal vervoorderen van met iemants huijshouden te moeijen, oft iemants Vrouw te injureren, ofte blasphemeren, oft iet te seggen dat haer eer te naer gaet, op de verbeurte van vijfthien stuyvers.
Van de Cappel niet licht te doen vergaeren.
Art. 77. Anno 1644 den 12 October soo is geordonneert dat niemant de Cappel en mach doen vergaeren om eenich lichtveerdich segh-woorden, ten waere dat het iemants eer raeckten, en dat het nootsaeckelycke saecken sijn van injurie, op de breuck van alle de onkosten die daer op loopen sullen.
Van Ledich gaen bij gebreck van Papier.
Art. 78. Anno 1645 den 10 Meert is geordonneert dat de Vrij-Gesellen die bij foute van papier, oft door quaden tijdt, souden comen ledich te gaen, oft dat den Meester hun eenigen tijdt doet wachten sonder absolute paspoort, oft casseringe, sullen met consent vanden Meester wederom mogen comen wercken, sonder bienvenu te geven, al waer het saecken dat sij op een ander Druckerij oock hadden gewerckt: Uyt genomen als sij op ander den Bienvenu gegeven hadden, soo sullen sij hier oock wederom een den Bienvenu moeten betaelen. Ende het Bus-geldt oft Cappellen-gelt, en sal niemant genieten, ofte sij sullen eerst moeten in 't werck zijn, en hun dan reguleren naer de Ordonnantien van de Capel.
Van niemant te mogen moeijen met de breucken van de Camer.
Art. 79. Anno 1646 den 24 Julius soo is geordonneert dat hem niemant en sal moghen moeyen met eenighe Vonnissen die de Heeren in de Camer ghewesen hebben, ofte eenighe insolentie te doen, ofte malcandere op te stoocken, op de verbeurte van 6 stuijvers.
Van den Kleijnen Bus-meester.
Art. 80. Anno 1647 is geordonneert dat den kleynen Bus-meester het Marienbeelt sal vercieren met het gene de liefhebbers daer toe sullen geven, en oock de keersen ontsteecken en besorgen: sal oock gehouden zijn het bier van de kamer te haelen en te schencken.
Van geen rusie oft krackeel te maecken op den proficiat.
Art. 81. Anno 1650 is geordonneert dat soo wie rusie maeckt op den Proficiat, het zij Man ofte Vrouw, sal in de breuck vervallen van ses guldens, drij guldens voor de Gesellen die op den Proficiat zijn, ende drij gulden voor de Cappel. Siet de Ordonnantie in het jaer 1695.
Van niet te moghen beklaghen over het gene in de Camer gewesen is.
Art. 82. Noch soo is geordonneert ende verboden dat niemant hem en sal moghen beclaghen over het ghene hem in de Camer aenghewesen is, noch eenighe schimpen ofte blasphemien de Vrij-Gesellen naer te segghen van t'ghene sij gesloten hebben: als lichte schepenen wijsen lichte vonnissen, ofte diergelijcke injurien, op de verbeurte van 6 stuijvers.
Ende is vernieuwt den 10 meert 1736 door de Volle Weth alle de gene die tegen dese ordinantie komen te appelleren sullen verbeuren 12 stuyvers.
Van niemants Ouder oft Vrienden te injurieren.
Art. 83. Anno 1652 is geordonneert als dat niemant en mach eenighe injurie spreken ofte blasphemeren eenighe Ouders oft Vrienden vande Vrij-Ghesellen, op de verbeurte van 30 dertich stuyvers.
Smouters staen onder het Vonnis vande Camer.
Art. 84. Ten selven daghe is geordonneert dat de Smouters, het zij setter oft Drucker sullen staen onder het Vonnis van de Camer.
Van niemant aen sijn werck te terghen als hij droncken is.
Art. 85. Ten selven tijdt is geordonneert soo wanneer iemant droncken zijnde, een ander aen sijn werck comt tergen, oft eenich beletsel aendoen, sal verbeuren dertich stuyvers.
Dat geen Vrouwen op Druckerije en mogen comen rusie maken.
Art. 86. Anno 1667 den 5 Februari is geordonneert dat geen Vrouwen van de Gesellen, van wie het zij, en sullen vermoghen in de Druckerije te comen rusie oft Crackeel maecken door Clappernije oft andersints, sal den Man verbeuren de breucke naer gelegentheyt van de saecke.
Van op den selven dach te clagen.
Art. 87. Anno 1668. Den 18 Junius is geordonneert, dat alle de gene die eenighe klachten hebben te claghen, sullen ghehouden sijn den selven dach te clagen, ten waer saecken dat het te laet waere, sullen dan gehouden sijn het selve smorgens aen den schrijver te seggen, andersints sullen de clachten comen tot last van den klagher.
Breucken in de Camer gewesen, en moghen niet omgevraeght worden.
Art. 88. Anno 1671, is geordonneert uyt last van onsen Heer ende Meester, als dat geen breucken oft clachten die in de Camer gewesen sijn en sullen moghen omgevraeght worden om mede te accorderen.
Niemant en mach bij den Meester gaen als den Capitein ende de Procureurs.
Art. 89. Anno 1672. soo is geordineert, als dat niemant bij den Meester en mach gaen sonder den Capiteyn, ende de Procureurs, ende en sal niemant mogen spreken, als die den Capiteyn sal commanderen, ende en sal niet meer mogen seggen als hem gecommandeert en is, oft men sal het op hem verhaelen.
Van met de Berechting te gaen.
Art. 90. Ten selven tijde is geordonneert dat alle de Gesellen ghehouden sullen sijn met de Berechtinghe te gaen, het zij van Man ofte Vrouw, als de weet in de Druckerije gedaen is, op de verbeurte van drij stuyvers, ende oft iemant uijt waere, oft daer geen weet van en hadde, sal daer van geen breuck schuldich zijn.
Van het Bellen aen de Poort.
Art. 91. Ten selven tijde is geordonneert dat een ieder wie het zij, die doorlaten moet, sal gehouden sijn door te laeten, soo haest als hij hoort bellen den eersten keer, maar den tweeden keer is breuck sonder klaghen naer behoorlijck bellen.
Van het Ronden.
Art. 92. Daer is ten selven tijde geordonneert als dat alle avonden, als men met licht werckt twee Gesellen sullen ronden; en wie sijnen domphoren vergeet op sijn keers te setten, verbeurt drij stuijvers, en is 't dat de Ronders swijgen sullen de breuck self moeten betaelen.
Die niet schrijven en can is ge-excuseert van het secretarischap te bedinen.
Art. 93. Anno 1676 is geordineert met de Volle Wet, soo wanneer iemant ghekosen wort tot secretaris, en niet schrijven en can, sal voor altijdt ge-excuseert sijn van de Officie, mits gevende eens eenen gulden en thien stuijvers, en sal voor dien keer mede gaen drincken.
Van de Correcteurs niet qualijck aen te spreken.
Art. 94. Anno 1681, is geordonneert als niemant, het zij Drucker oft setter, de Correcteurs en sal vermoghen qualijck aen te spreken in foinctie van haer werck, soo wie contrarie doet, sal vervallen in de breucke naer gelegentheyt van de saecke.
Van de Misse op St. Lucas dach ende andere groote Missen oock van de ziel-Missen.
Art. 95. Ten selven tijde is geordonneert soo wanneer iemant (niet sieck zijnde) manqueert te comen in de Solemnele Misse van St Lucas, ofte eenige andere particuliere solemnele Missen sullen vervallen in de breucke van ses stuyvers, en comende naer het Evangelie drij stuijvers, en die absent is eenige zielmis van de Gesellen sal verbeuren drij stuijvers.
Van de Spuijte ten tijde van Brandt.
Art. 96. Anno 1685. den 22 September is geordonneert dat een ieder van de Gesellen in tijde van Brant, hun sullen hebben te vervoeghen bij de Brandt-spuyte van dese Druckerij, en bij de selve te blijven, om als den
Brandt gedaen is, de selve fatsoenlijck u helpen thuijs brenghen, en die contrarie bevonden sal worden, sal verbeuren drij stuijvers.
(6. stuyvers vernieuwt den 23 September 1724 die het hoort ofte niet sal de breuck moeten betaelen).
Van met niemants Werck te moghen moijen.
Art. 97. Ten selven tijde is door orden van onsen Heer ende Meester geordonneert om veel twist en rusie te schouwen, dat hem niemant en sal moghen moijen met een anders werck, anders als de Druckers met hunnen Setter, ende den Setter met sijne Druckers, op de verbeurte van het gene de Heeren sullen goet vinden.
Van smorgens naer den 8 uren geenen Gebrandewijn te moghen gaen drincken en dat den Capiteyn vrij clagen heeft.
Art. 98. Anno 1688. is geordonneert als oock vernieuwt in 't jaer 1690, 1692 en 1695 als dat hem niemant en sal vervoorderen naer den 8 uren smorgens uijt te gaen om Brandewijn te drincken, als oock in den selven te blijven staen tot halfnegen oft neghen uren, tot groot schandael van onsen Meester ende de Vrijghesellen, op de verbeurte van twelf stuijvers, en die hem op Druckerij sal comen te drincken, sal verbeuren 24 stuijvers, en den Capitein sal daer over moghen clagen sonder eenighe schade van sijnen persoon als oock over eenighe andere saecken soo vermach den Capiteyn sijn vrij clagen te hebben.
Van het keiren des Saterdaeghs.
Art. 99. In 't selve jaer 1688 is geordonneert als dat hem niemant en sal vervoorderen, het zij setter oft Drucker van Saterdaeghs sijne Plaetse uijt-te-keiren, voor aleer hij sal gesien hebben oft daer eenighe Letteren gevallen liggen, op de verbeurte van drij stuijvers ieder reijse. Voorders soo sal den vergeirder die comt keiren moeten roepen: Raept ieder sijn Letteren op, en het vuijlicheyt wel uijtsoecken, ende Letteren die daer in gevonden worden aen den Camer-setter behandighen. En bij soo verre den Vergeirder contrarie quame te doen, sal het selve aen den Prins, ofte aen den Meester moeten worden aengedient. Alles is gedaen door orden van Men Heer.
Van de Spil van de Pers Schoon te maecken.
Art. 100. In 't selve jaer is geordonneert dat de Druckers alle Saterdaghen hun spil vande pers sullen moeten schoon maecken, op de verbeurte van drij stuijvers.
Van elck op sijnen keer vier te stoocken.
Art. 101. Noch is geordonneert als dat elck sijnen keer moet houden van vier te stoken het zij inden heert, ofte inde stoof naer gelegentheyt van den tijdt, te weten twee en twee, op de verbeurte van ses stuijvers elcke reijse.
Van geen Weerts oft Weerdinnen Bier te mogen brengen.
Art. 102. Anno 1689 den 1 Februarij soo is door orden van Mijn Heer Balthasar Moretus geordonneert dat geen Weerts oft Weerdinnen hier in de Druckerij geen bier ofte Brandewijn en sullen mogen brenghen. En alsser eenich Cappellen bier goet is, soo sullen de jonghste Gesellen het selve gehouden sijn te haelen om alsoo veel inconveniensen die daer uijt sijn spruijtende te verhoeden. Er was onderteeckent
Balthasar Moretus.
(dese Ordonnantie staet vast geplackt achter aen desen Boeck. Ende hier in is begrepe de drij jonghste Ghesellen, met den Cleynen Busmeester etc.)
Ordonnantie als de Wet verset is.
Art. 103. Anno 1670. den 30 April is geordonneert soo wanneer dat de Wet verset is, ende de Vrij-Ghesellen bij een zijn in de Herberghe, dat geen Vrouwe daer en sal moghen bij comen, ten waer saecken, dat sij haeren man nootsaeckelijck moest spreken, soo sal sij den selven moghen doen voor roepen om redenen die de Heeren moveren.
Van den Bus-meester goet gelt te gheven.
Art. 104. Noch soo is geordonneert dat een ieder den Bus-meester sal hebben goet gelt te geven, oft den Bus-meester sal daer over moghen clagen.
Van geen Bier te mogen haelen als de Keirs ontsteken is.
Art. 105. Anno 1692 den 14 Junij is geordonneert als dat niemant en sal moghen bier haelen des avonts als de keirs ontsteken is, op de verbeurte van drij stuijvers.
Van de Keirs te snutten.
Art. 106. Daer is ten selven daghe vernieuwt, als dat niemant van de Gesellen, het zij Drucker oft setter, Sijn keirs niet en sal moghen snutten, als met sijnen snutter, en het snutsel niet teghen de aerde oft camer worpen op de verbeurte naer den inhout van het Plackaert.
Van niet vande saecken van de Druckerije op eenighe plaetsen te mogen verhaelen.
Art. 107. Daer is noch geordonneert als dat hem niemant en sal vervoorderen te verhaelen tegen eenighe vremde Gasten, het sij in Herberghen ofte Gebrandewijnhuysen, ofte eenighe andere plaetsen, iet dat de Reglementen van dese Camer ofte Druckerije aengaet (ofte van eenige wercken die op de pers syn ofte wie het werckt, ofte wat sy van loon doen en waere het iemants vrouw komt te verhaelen sal het den man moeten betaelen, dit is vernieuwt in 't jaer 1733 den 18 Augusti) op de verbeurte van vier en twintich stuijvers, dit is vernieuwt in 't jaer 1699.
Dat men mach clagen in presentie van de Correcteurs.
Art. 108. De Heeren van de Wet hebben goet gevonden datmen sal moghen klagen in presentie van de Correctuers, om dat sij geen vremt volck en sijn.
Ordonnantie van den Proficiat.
Art. 109. Anno 1650 den 20 Junij soo is met de volle Wet geordonneert, dat se ghehouden zijn die Vrij willen worden, haer gelt te brenghen den dach te voren, om als dan te loten, ende den dach daernaer sullen sij dan eerst vrij ghemaeckt worden. Ende mede zijn de Vrij-Ghesellen, haer ghehouden te resolveren tot sanderdaeghs ten 9 uren, en niet langher: te weten van datse ghelot hebben tot sanderdaeghs datse vrij ghemaeckt worden op de verbeurte van 12 stuyvers.
Het vervolgh van den Proficiat.
In 't jaer 1644 is geordonneert met de volle Cappel van de Vrij-Ghesellen, dat alle onvrij Gasten die hier comen wercken, dat sij gehouden sullen sijn vrij te worden, binnen den tijdt van een jaer en ses weken, oft soo niet moeten den Winckel verlaeten, en sullen oock niet deelachtich wesen van het vierendeel jaers gelt, verloren-maendachsgelt, ofte Ganse-gelt, voor dat sij haeren vrijdom gegeven hebben. Maer van Capellen bier sullen sij mede genieten oft drincken als andere.
Naerder Ordonnantie van den Proficiat.
Art. 110. Anno 1695 in February isser groote questie ontstaen met het Vrij worden van drij van onse Gesellen, door een nieuwe versieringhe, raeckende den Proficiat die dese Gesellen schuldich zijn te geven, te weten dat de voorworpinghe was dat men het gelt soude omdeylen onder de Vrij-
Ghesellen in het generael: welcke voorworpinghe (met ongefondeerde reden) voor dien keer is door-ghedreven, waer van voorts-quam groote rusie, en afworpinghe van malkanderen. Om dan alle moijlijckheden in het toecomende te verhoeden, heeft de volle Wet in de Camer geordonneert, dat niemant en sal nieuw versieringhen op-worpen, dat achterdeel doet aen de oude Ordonnantien, en dat de Lotinghe sal voortganck hebben als voor desen, op de breuck van twelf stuijvers, voor die daer tegen is, volgens de Ordonnantie gesloten in 't jaer 1650, den 20 Junij, de welcke hier bij uijtgheschreven is.
Van naer den alf-een niet te moghen op Druckerij blijven.
Art. 111. 1699. den 13 Junij soo is de voorgaende ordonnantie van het jaer 1627 en 1646 wederom vernieuwt, als dat, niemant het zij setter oft Drucker, hem en sal vervoorderen op de Druckerij te blijven naer den (twaelf uren) alf-een op de verbeurte van drij stuijvers.
Van op Kermis-maendaghen, Vasten-avont, oft Verloren maendach niet te mogen wercken.
Art. 112. Den selven ditto is geordonneert als dat hem niemant, het zij setter oft Drucker, en sal vervoorderen van op Kermis-Maendaghen, Vasten-avont, oft verloren-Maendach te mogen comen Wercken op de verbeurte van ses stuijvers.
Wanneer eenen Drucker sieck wort, ende Voorbladeren gedruckt worden.
Art. 113. Den 19 December is geordonneert, dat soo wanneer iemant van de Vrij-Gesellen-Drucker zijnde, comt sieck te worden, en de Voorbladeren op de pars comende, soo sal (is het saecken dat een Gesel gecommandeert wordt om die te wercken) het helft van de profijten wesen tot voordeel van den siecken, en de ander helft tot voordeel van den Vrij-Gesel. Maer wort eenen onvrijgast oft smouter daer ingestelt, soo sal het profijt boven den ordinairen Loon wesen tot voordeel van den siecken.
Wanneer eenen Setter sieck wort ende Voorbladeren moeten geset worden.
Art. 114. Verders comt iemant vande Setters op de selve manier sieck te worden, sal, indien de Voorbladeren geset staen, het gene boven den gemeijnen loon is, sal de helft voor den siecken wesen, al moestense
verlopen worden, en als die moeten geset worden, sal den siecken niet te pretenderen hebben: als naer oordeel van de Setters.
Den 26 September heeft de volle Weth geordonneert als dat niemant en sal vrij sijn van pampier draegen oft sij reede maecken oft niet.
MP. Archief Reg. 334.
M.
In Nomine Domini Amen
Instellinghe ende Ordonnantie van de Busse tot Solaes ende assistentie van de werckghesellen van de Plantijnsche Druckerije.
Alsoo goedt ghevonden is dat onder de ghesellen oft werck-lieden in de Plantijnsche Druckerije werckende, oft die in het toekomende souden wercken, inghestelt soude woorden eene Busse, tot solaes ende assistentie van de werck-ghesellen die onder hunlieden sieckelijck souden komen te woorden: Soo ist dat met overstaen van hunnen teghenwoordighen Meester Sr Balthasar Moretus, ende met advoëije van allen de werck-ghesellen, op den eersten Meert van den Jaere sesthien hondert ende drij en vijftigh gheaccordeert is de instellinghe van de selve Busse in de maniere ende op de conditien in de naervolghende Articulen begrepen.
I.
In den eersten dat alle de Gasten die in dese Druckerije wercken, oft in het toekomende sullen wercken (oock de Correcteurs, lettergieters, ende vergaerders, ist dat die de Busse willen ghenieten) sullen ghehouden sijn maendelijck tot de busse contribueren de somme van vier stuijvers in handen van den busmeester te betaelen alle laeste saterdaghen van de Maendt, waervan den eersten sal verschijnen den 29 Meert van den tegenwoordighen Jaere 1653.
II.
Item soo is den Meester te vreden van dese Druckerije, door goede affectie ende ghenegentheijt tot solaes der siecke ende behoeftighe daer toe in de busse te contribueren alle vierendeel iaers de somme van dertich stuyvers voor ieder persse die het meestendeel van het voorschreven vierendeel iaers sal ghewerckt hebben, te betaelen in handen van den ghestelden busmeester.
III.
Item op dat in de busse eenigh capitael soude moghen ghevonden woorden soo en sal niemant van de selve moghen ghenieten, voor ende al eer dat hij een gansch jaer daer in sal ghecontribueert hebben.
IV.
Item oft het ghebeurde dat imant voor het expireren van het eerste jaer quame uijt de Druckerije te scheijden, oft van den Meester sijnen oorlof kreghe, soo sal hem wederom ghegeven worden het ghene hij in de busse ghecontribueert heeft.
V.
Item oft het ghebeurde dat imant naer meer als een jaer in de selve busse ghecontribueert te hebben van den meester ghecasseert wierde door foute van werck oft andersints, soo sal den selven een jaer naer dat hij van de Druckerije sal wesen de selve busse moghen ghenieten, als oft hij noch in de selve Druckerije waer werckende, mits dat geheel jaer oock contribueerende, ghelijck de andere contribueren, ten waere alsulcke persoon om eenighe groote foute, als van Dieverije, hoererije, oft om iemant ghequetst te hebben van de Druckerije ghecasseert ware, in welcker ghevalle hij geensints van de busse en sal moghen ghenieten, naer sijne casseringhe noch oock niet pretenderen op het ghene hij te voren daer in soude ghecontribueert hebben (siet hier naer art. III).
VI.
Item als iemant van de contribuanten naer dat hij meer als een jaer in de busse ghecontribueert heeft soude komen sieck te worden van herten, soo dat hij medecijnen soude ghebruijken, oft sieck te bedde soude blijven ligghen, soo langhe als de selve sieckte soude dueren tot dat de straete soude betreden, sal hem gegheven worden dertigh stuyvers alle weken: welcke wekelijcke assistentie aen den siecken ghedragen sal worden door den dienenden busmeester, beghinnende op den eersten Zondagh naer dat den selven siecken seven volle daghen sieck sal gheweest hebben, ende alsoo alle Zondaghen continuerende tot dat hij de straete sal komen te hebben. Ende oft bevonden wierde nae reden meerderen assistentie van noode te hebben als de voorschreven dertigh stuijvers ter weken, sal het selve met pluraliteyt van voijser der contribuanten vermoghen vermeerdert te worden naer ghelegentheyt der saecke.
VII.
Item als iemant sieck gheweest synde, de straete komt te betreden,
sonder dat hij kan wercken sal wekelycks ontvanghen vijfthien stuyvers tot dat hij wederom tot het werck bequaem is.
VIII.
Item als imant door flerecijn, graveel, oft dierghelycke accidenten compt van het werck te blijven, wesende ordinaerisse accidenten, sonder sieck van herten te wesen, sal wekelijcks ghenieten thien stuijvers tot dat hij wederom tot sijn werck keere: rekenende dat de eerste weke maer en sal moghen ghenieten den eersten sondagh nae dat door syn accident seven volle daghen van sijn werck sal hebben.
IX.
Item oft het gheviele (dat Godt wil verhoeden) dat iemandt van de contribuanten quame besocht te worden in sijnen huijse met de haestighe sieckte, diemen noemt de peste, soo sal hem alle weken uijt de Busse ghegeven worden de somme van drij guldens, beghinnende van den eersten sondagh dat hij daer inne sal sitten: ende oft het ghebeurde dat den man eerst quame te sterven, soo sal nochtans de vrouwe off kinderen de voorseijde drij guldens wekelijcks ghenieten, soo langh, als sij naer de Ordonnantie deser Stadt daer in sijn sittende
X.
Item als iemant van de contribuanten komt aflijvigh te worden gheduerende den tijt dat hij in de Druckerije is werckende (oft het Jaer daer naer ist dat hij op de conditien hier voor articule 5 besproken uijt de Druckerije ghescheijden is) soo sal tot hulp van de oncosten van de begravenisse uijt de busse betaelt worden de somme van thien guldens. Ende daerenboven salmen tot laefenisse der siele van den aflijvighen tot laste van de Busse doen lesen een siel misse: In de welcke allen de contribuanten sullen hebben te compareren op pene van drij stuijvers tot baete van de busse.
XI.
Item sal tot dierigeringhe oft bedieninghe van de busse met de meeste voysen van de Camer, ende toestemminghe van den Meester ghekosen worden eenen busmeester, den welcken gehouden sal wesen pertinent aen te teeckenen het gene hij sal ontvanghen ende uijtgheven, ende alle drij maenden in de vergaderinghe van de Camer de rekeninghe te laten sien, ende op het eynde van het iaer de ghenerale rekeninghe te doen: welcke ghenerale rekeninghe bij den Meester, prince, ende procureurs van de Drucherije op het eynde van ieder jaer oversien, ghesloten, ende gheteekent sal
worden: ende de resterende penninghen, in de busse gesloten, aen den Meester te bewaren gheven, blijvende den sleutel in handen van den busmeester.
XII.
Item salmen alle Jaren uijt de busse voor de welvaert van de Plantijnsche Druckerije doen lesen een Misse, ende dat op den dagh van S. Lucas, Patroon van de Druckers, alwaer allen de Gasten ghehouden sullen wesen te compareren op de verbeurte van ses stuyvers tot profijt van dese busse: ende den selven dagh salmen moeten vieren sonder te wercken, als wesende den Feestdagh van de Druckers patroon.
XIII.
Item oft gheviele dat in het toekomende naer gheleghentheyt der saecken bevonden wierde eenighe veranderinghe vermeerderinghe oft verminderinghe van eenighe Articulen van noode te wesen: soo sal het selve met de meeste wijsen ende toestemmen van den Meester moeten gheschieden, ende in alles achtervolght worden het gene als dan ghesloten ende gheordonneert soude moghen worden.
Alle welcke Articulen bij den Meester ende Werckghesellen van de Plantijnsche Druckerije aldus gheaccordeert ende ghesloten sijn sonder argh oft list maer alleen tot betere stichtinghe van de selve Druckerije, ende om te vermeerderen de affectie die de selve wercklieden, daghelijcks 't samen werckende, tot malkanderen behooren te hebben: In teecken der waerheijt onderteekent. In Antwerpen den eersten Meert van het jaer 1653.
(Handteekeningen van Balth. Moretus en de 31 drukkers, zetters, correcteurs en verjaerders, de ‘eerste instelders’ van de Busse.)
Bijvoeghsel.
Op de voorgaende Ordonnantie, met eenighe veranderinghe van sommighe Articulen, goet gevonden, ende door den Meester Sr Balthasar Moretus ende allen de Contribuanten gesloten ende ghearresteert op den 10 April 1661
I.
Inden eersten, soo iemant kompt uijt de Druckerije te scheyden, sijnen orlof nemende, oft den Meester hem sijnen orlof gevende (midts niet om redenen articulo V. van de Ordonnantie uijtgesteken) hem sal wederom gegeven worden (ist dat hij 't versoeckt) de helft van sijn gelt dat hij in de busse tot dien tijt toe ingeleijt heeft soo nochtans, waer 't saecke dat hij in den voorgaenden tyt om eenighe sieckte of accident, oft om eenighe an-
dere reden, iet uijt de Busse getrocken hadde, dat hem dat afgetrocken sal worden van die helft die hem alsdan soude komen: ende soo hij soo veel ontfanghen hadde, dat het tot de helft oft meer beliep, en sal den selven niet vermoghen in sijn vertreck iet ontvanghen oft pretenderen.
II.
Soo iemant alsoo gelyck in den voorgaenden artykel geseyt is, uijt de druckerije gescheyden is, hebbende het gelt uijt de Busse ontvanghen dat hem alsdoen quam, ende naerderhant wederom van den Meester aenveert wierde, om in de Druckerije als gast te wercken; sal den selven binnen den tijt van het eerste iaer dat hij in de druckerije geadmitteert is, gehouden wesen de somme die hij in sijn vertreck uijt de Busse ontvanghen hadde wederom op te legghen en aen de Busse geheelijck te restitueren. Ende ingevalle hij quam sieck te worden eer dat die selve somme gerestitueert soude wesen; in sulcken cas sal de somme van elcke weke die hij door sijne sieckte soude moeten ontfanghen, ghecort ende goet ghedaen worden op het gene hij noch soude moeten in brenghen.
III.
Wederom soo iemant komt uijt de Druckerije te scheyden, sijnen oorlof nemende, oft den meester hem den oorlof gevende (midts niet wesende om redenen articulo 5 verhaelt) ende in dese stadt blijvende woonen, oft aldaer on de selve stadt werckende, sal nochtans moghen blijven contribueren in de Busse, soo langh als dat hem gelieft, ende vervolghens daer toe altijt gerechtigheyt hebben, ende daer van konnen ende moghen genieten, gelijck oft hij in de Druckerije noch waer werckende. Wel verstaende nochtans, dat alsulcker persoon in sijn vertreck uijt de Druckerije, niet en soude moghen iet ontfanghen oft pretenderen van het gelt dat hij tot dien tijt toe ingeleyt heeft: ende in cas van dien, dat hij zijne gherechtigheyt daer uijt soude ontvanghen sal den selven samen uijt de Busse gesloten worden. Vid. Art. 5.
Ander Bij-voeghsel.
Als ijemant van de ghesellen des Maendaeghs oft Dijnsdaghs komt sieck te worden, soo dat te bedde moet blijven liggen, sal die weke hem ten vollen betaelt worden: dan des Woensdaeghs oft Donderdaeghs sieck wordende sal alleenlijck de helft gegeven worden; maer des Vrijdaeghs ofte Saterdaeghs sieck wordende, sal voor die weke niet ghenieten, ende ghevolght worden als in Articulo VI.
Item wordt het selve oock alsoo verstaen, wanneer ijmant door flericijn, graveel oft andere accidenten komt sieck te worden.
Ende terwijlen de Busse door Godts gratie in soo goeden staet is, soo
ist dat door toestaen van den Meester mijn Hr. Balthasar Moretus de somme van acht en veertigh stuijvers; in 't gheeel, ende vier en twintigh stuijvers voor de helft te ghenieten van alle de gene die in het toekomende sullen komen sieck te worden door eenigh accident, op de maniere hier boven ghespecifieert, wel verstaende, dat alles sal gheschieden met liefde ende affectie. Dan oft het gheviel dat de Busse quame ten achteren te komen, sal het verminderen ende veranderen van de voorschreven verminderinghe altijt blijven aen den Meester, Aldus ghedaen 6 September 1681.
Naerder Bijvoeghsel.
Alsoo door ondervindentheyt ende bij verloop van tijde bevonden is, dat de Busse merckelijck is ten achteren ghecomen, niet alleenlijck door de menighvuldighe ordinarisse siecken maer principaelijck door de belastinghe, die de selve heeft gheleden van diversche Werck-ghesellen, dewelcke lange jaeren door de quale van Flerecijn ende andere diergelijcke accidenten hebben moeten van het werck blijven, ende wekelijcks het volle gelt hebben ghenoten: soo ist dat gheraden ghevonden is te vernieuwen den VIII. Artikel van de Instellinghe ende ordonnantie der Busse, meldende dat wanneer ijmant door Flerecijn, Graveel, oft diergelijcke accidenten komt van het werck te blijven, wesende ordinarissche accidenten sonder sieck te zijn van herten, wekelijcks sal ghenieten tien stuijvers, tot dat hij wederom tot sijn werck keere, op de maniere als bij den selven articulo breeder wordt gheseght, ende gheordonneert op nieuw den selven exactelijck in toekomende te onderhouden: ghelijck oock mede vernieuwt wordt niet meerder aen de siecken te bedde liggende wekelijcks wt'tereycken, als wtghedruckt staet in den VI articulo van de voorschreve Instellinghe ende Ordonnantie, ende op den voet het ander Bijvoegsel, ordonnerende aen de selve Articulen niet te contravenseren sonder expresse wete ende ordre van de Ve Meesteresse ofte Meester: dit alsoo bij de selve ende werk-ghesellen, tot welstandt van de Busse, ghesloten, ende goet ghevonden door een Naerder Bijvoeghsel hier tot directie van de Busse te stellen.
Aldus ghedaen desen 15 October 1706.
M.P. Register 432.
- voetnoot(1)
- Een loopt over de jaren 1666-1679 (Reg. 340), een ander over 1713-1769 (Reg. 264).
- voetnoot(2)
- Proxeneta. - Koppelaar.
- voetnoot(1)
- Er zijn er een paar, die wij hier terloops om hun ongewoonheid nog willen aanteekenen.
Bartholomeus van den Dorpe had beweerd, dat ‘als Andries Ogla zijn vrouw in 't kinderbet (was) gelegen geweest, Ogla in haer plaets (was) gaen liggen’. Andries Ogla wilde deze beleediging door de Wet ‘goet gemaekt hebben’ (Reg. 264, p. 17).
Op 19 Februari 1714 klaagt de kapitein over Antoni Waterbruggen ‘alsoo hem den Capiteyn op Sondach den 18 noch in stilte vermaent heeft in ons Lieve Vrouwe Kerck, en dat als niet achtende, heeft op Maendach wederom voor eenen Cluysenaer gaen knielen’ (Reg. 264, p. 3). Wat is dat voor een raadselachtige misstap?
En de volgende beschuldiging? Wat is er de juiste beteekenis van? ‘(2 Meert 1718) klaegt Michael Coenen over Maximiliaen Brasseur omdat hij komt te seggen dat al waer het saken dat Syn Hooghw. den Heere Bisschop van Antwerpen voor den selven Coenen quam werck te versoecken ten huysen van Mijnheer Joan Bapti Verdussen in de Oyvaren dat voor hem geen werck en was’ (Reg. 264, p. 21). Was die Coenen wellicht vroeger bij Verdussen aan het werk geweest, en had hij daar slechte herinneringen nagelaten?
- voetnoot(2)
- Zie ons werk Peilingen (Antwerpen, V. Resseler, 1935, p. 241). Bij het zweren, dat zij reeds vroeger te St. Goar aan den halsband stonden, eten de reisgenooten van B. Moretus brood en zout om hun eed te bevestigen.
- voetnoot(1)
- Zie Verdam: Middelnederlandsch Woordenboek, VII, p. 1606.
- voetnoot(1)
- Thesaurus theutonicae linguae (1573).
- voetnoot(2)
- Synonymia latino tentonica (Ed. Spanoghe-Vercoullie III) = Pan aersen; bridse slaen.
- voetnoot(1)
- Bij Kilaan beteekent Kerve: achterste (anus, podex).
- voetnoot(1)
- Leden van de bekende vrome broederschappen, die men sodaliteiten noemde.
- voetnoot(1)
- Delator, overdrager, klikspaan (Kiliaan).
- voetnoot(2)
- Fr. Bougre = Sodomite.
- voetnoot(3)
- Coings, kooien.
- voetnoot(1)
- Wij geven ons moeilijk een denkbeeld van den overvloed van drinkgeld-verplichtingen, die een welstellend burger als B. Moretus op zoo een Verloren-Maandag te vervullen had. Buiten de werklieden der drukkerij staan er op zijn lijst nog tientallen menschen van allen aard, die op dien dag groote of kleine fooien ontvingen. Wij stippen er eenigen aan uit den hoop: de briefdragers van de verschillende postondernemingen van Brussel, Luik en Namen, van Bergen in Henegouwen, van Zeeland, van Gent, Brugge en Oostende, van Mechelen, en van Leuven; - de tamboers van de zes gilden, van de St. Andrieswijk en van 't Kasteel; - de busschieters van 't Kasteel; - de trompetters van den toren; - de fluiters van de St. Andrieswijk; - arbeiders en voerlieden van de Vrijdagsche markt, - de lossers en laders van de St. Jans Brugge, van 't Hoog Bierhoofd, van de werf, van 't schip van Amsterdam, van Rotterdam, van Delft, van Gent, van de Houtkaai, van 't Hessenhuis, enz. enz.; - de ‘craenkinderen’; - de kleermakers, Vacke (‘cleermaecker van Jonker Balthasar’) en Beethoven (‘cleermaecker van Juffrouw’); - tientallen van werklieden en leveranciers van allen aard, waaronder ‘den blycker, den bruyn-bierbrouwer, den wit-bierbrouwer, het backersmeysen, den moesmeier, het melckmeysen, den peruckier’, enz.; - ‘den Handuyt, den cnaep van de Zielen, den cnaep van de Romanisten, de Savelkerre’, enz.; - en een gansche reeks geestelijke orden: de Paters Minimen, Discalsters, Predikheeren, Augustijnen, Beggaerden en Lieve Vrouwebroeders, naast de nonnekens Wit Susters en Clarissen (Archief Mus. Plantin, R. 1167).
- voetnoot(1)
- Timpaan = ijzeren raam van scharnieren voorzien, aan de handpers bevestigd. Op dit raam is een linnen doek gespannen, waarop het te herdrukken blad bevestigd wordt.
- voetnoot(2)
- Sr. de la Serre: Histoire curieuse de tout ce que c'est passé à l'entrée de la Reyne mere du Roy tres-chrestien dans les villes des Pays Bas, (Antwerpen, B. Moretus, 1632).
- voetnoot(3)
- Rechten ende Costuymen van Antwerpen, uitgegeven door Plantin in 1582. De regeering gaf geen goedkeuring voor dit werk. Daarom werd het herdrukt met fictief adres: Keulen, in 1584, 1597, 1607. Nog herdrukt bij H. Barentsz te Amsterdam in 1613.
- voetnoot(4)
- Uit het eerste gedeelte van het rekwest blijkt dat de Meester aan de Kapel gevraagd had een ordonnantie uit te vaardigen betreffende het ontrieven van niet gebruikte persen.
- voetnoot(5)
- Hier vertoonen de voorschriften der Plantijnsche drukkerij, evenals op veel andere plaatsen, overeenkomst met de algemeene gebruiken van het oude regime. Rudolf Wissell in zijn werk Des alten Handwerks Recht und Gewohnheit (1929) gewaagt van dergelijke hulp aan reizende vakgenooten bij de drukkers te Nùrnberg (I, p. 157).
- voetnoot(1)
- Arch. Mus. Plantin, Reg. 772.
- voetnoot(2)
- Zie mijn werk: Uit het Plantijnsche Huis, p. 123. (Antwerpen, V. Resseler, 1923).
- voetnoot(1)
- Arch. Mus. Plantin, Reg. 772.
- voetnoot(1)
- Arch. Plantin, Reg. 772.
- voetnoot(2)
- Id. id., Reg. 432, Reg. 433.
- voetnoot(1)
- Reg. CXX. - p. 291.
- voetnoot(1)
- Van het oud Fransch: réciner + faire collation après le diner; gouter (J. Bonnard & Am. Salmon: Lexique de l'Ancien français - 1901 - Parijs). Het is de eerste maal, dat wij dit woord in een Nederlandschen tekst aantreffen. Daar het tot tweemaal voorkomt in ordonnantiën voor werklieden bestemd, kunnen wij aannemen dat het hier tot de gewone uitdrukkingen behoorde.
- voetnoot(2)
- Wij weten niet juist wat met Pekenskermis bedoeld wordt. In Dl. II, blz. 186 van Dr. Van Schevensteen's Documents pour servir à l'Etude des Maladies pestilentielles (Bruxelles, M. Lamertin, 1932) wordt een Antwerpsch collegiaal besluit van 9 September 1658 medegedeeld, waarin gezegd wordt: ‘Geresolveert de St. Andries processie oft Pekenskermisse op te houden voor dit jaar, mits de contegieuse sieckte in de prochie is grasserende’. In de Geschiedenis van St Andrieskerk te Antwerpen door P. Visschers wordt echter over een Pekenskermis niet gesproken. St Andries was de parochie van Plantin.
Te Mechelen is er ook een Pekenskermis of Godshuiskermis bekend. Ze wordt nu nog gevierd op 16 Juni in de buurt van het voormalige klooster van Bethania.
- voetnoot(3)
- Welke feestdag hiermede bedoeld wordt, weten wij niet.
- voetnoot(1)
- Zie Kiliaan: vomere, braken.
- voetnoot(1)
- De ordonnantie schrijft gebrande wijn.
- voetnoot(1)
- Zie blz. 654.
- voetnoot(1)
- Dit is de kleine woning op den hoek van het Vrijdagmarktstraatje, rechts van het Museum. Zij is inderdaad gebouwd op de overwelfde rui (waterloop), die zich naast het Museum bevindt.
- voetnoot(1)
- Zie M. Sabbe: Uit het Plantijnsche Huis (Antwerpen, V. Resseler, 1924), blz. 95.
- voetnoot(1)
- Zie M. Sabbe & M. Audin: Die Civilité-Schriften (Weenen, Bibliotheca Typographica 1929) Plaat 3.
- voetnoot(2)
- Zie M. Sabbe & M. Audin: Die Civilité-Schriften (Id. id.), Plaat 10
- voetnoot(1)
- In B: redene.
- voetnoot(2)
- noch d'een noch d'ander.
- voetnoot(3)
- Ontbreekt.
- voetnoot(4)
- In B. nieuwe artikels III, IIII, V, VI.
- voetnoot(1)
- In B: art. VII. - 4. x stuyvers voor de busse der Capellen.
- voetnoot(2)
- In B: art. VIII.
- voetnoot(3)
- in de ghemeyne Busse der Capellen xxx. stuyvers.
- voetnoot(4)
- ghemeyn ghesellen.
- voetnoot(5)
- In B: art. IX.
- voetnoot(6)
- Deze passage ontbreekt in B.
- voetnoot(7)
- ses.
- voetnoot(8)
- In B: ten ware dat hem eenige nootsakelijke affairen over quamen / waer voor hy veroorsaeckt soude mogen wesen het selfde werck te laten / ende nochtans de selfde gheselle ghehouden sal wesen den Meester te adverteren om het selfde werck te ordineren dat hy daer door gheen schade en lijde in sijn werck.
- voetnoot(1)
- In B: art. X.
- voetnoot(2)
- In B: art. XI.
- voetnoot(3)
- een van den Leeriongers geven wech te dragen.
- voetnoot(4)
- (drooge wesende).
- voetnoot(5)
- of synen ghedeputeerden.
- voetnoot(6)
- ten naesten sondach oft Heylich dach.
- voetnoot(7)
- de formen.
- voetnoot(8)
- den selven die den Meester daer toe gheordineert heeft. Op pene van ij stuyvers.
- voetnoot(1)
- In B art. XII.
- voetnoot(2)
- In B art. XIII.
- voetnoot(3)
- sal ghehouden wesen.
- voetnoot(4)
- beyden / ende niet beghinnen te drucken.
- voetnoot(5)
- Ontbreekt in B.
- voetnoot(6)
- In B: art. XIIII.
- voetnoot(7)
- In B: art. XV.
- voetnoot(1)
- In B: art. XVI.
- voetnoot(2)
- In B: art. XVII.
- voetnoot(3)
- Ontbreekt in B.
- voetnoot(4)
- Voorts en sal gheen gheselle van deser Druckerije alhier moghen comen droncken wesende. Op de pene van x stuyvers. Ende de Meester so veel.
- voetnoot(5)
- In V: art. XVIII.
- voetnoot(6)
- die hy aenghenomen sal hebben.
- voetnoot(7)
- Ontbreekt in B.
- voetnoot(8)
- twee daghen.
- voetnoot(9)
- In B wordt hierbij gevoegd: Voorts en sal denselven Meester gheenen gheselle hetsy drucker oft setter eenich dinck moghen afnemen ter causen van eenighe ghebroken Formen oft ander ongheluck: d'welck yemanden onversienlijck soude moghen overcomen.
- voetnoot(10)
- In B: art. XIX.
- voetnoot(11)
- het sy Drucker oft Setter.
- voetnoot(12)
- ende den ghenen die den selfden aenneemt om te wijsen oft leeren sal gheven x stuyvers.
- voetnoot(1)
- In B: art. XXI.
- voetnoot(2)
- Met baar geld betalen.
- voetnoot(3)
- dat de gheheele Capeplle den Meester daer voor staen sal om zijn bruecken (so daer eenighe vielen) te voldoen / ende de Busmeesters sullen gehouden zijn de gherechtucheyt des selfden gheselle in te houden / te weten van de Bussen / tot dat hy zyn vervallen bruecke betaelt heeft.
- voetnoot(4)
- In B: art. XXII.
- voetnoot(5)
- Ballederen.
- voetnoot(1)
- Balleder.
- voetnoot(1)
- Oud Fransch Reciner: faire collation après le diner - gouter. Ook recionner: gouter, faire collation. (J. Bannard & Am. Salmon. Lexique de l'Ancien français. (1901 Paris.).
- voetnoot(1)
- Door afwezigheid anderen beletten te werken.
- voetnoot(1)
- Dit artikel is doorgehaald en schriftelijk vervangen door het volgende (onder aan het blad): Item dat niemant malcanderen met generhande ontydige vuijlicheit ofte snotte-bellen, oft oick an de muren oft elders wt brookdronckenheit oft sponcien onder yemant leggen, oft eenige olie oft ander vuylicheit aen yemants dingen doen en sal, op de verbeurte van een cruycxken.
- voetnoot(1)
- coings fr. kooien.
- voetnoot(1)
- Wol teesen = Esplucher & tirer la laine (Thesaurus theutonicae linguae - Plantin).
- voetnoot(2)
- Plataine (Id. id.) Metalen plaat op de pers.
- voetnoot(1)
- Smouter = Onvrije gasten (smots of leerjongen).
- voetnoot(1)
- Keerder.
- voetnoot(1)
- Plank.
- voetnoot(1)
- Blikken.
- voetnoot(1)
- Kiliaen: vomere, braken.