der Vlaamsche Letterkunde te Antwerpen, in de Maatschappij voor Nederlandsche Letterkunde te Leiden er in de Bibliotheca Thymiana te Amsterdam, bewaard worden, te raadplegen. De auteur van het tweede handschrift kende alleen de brieven van Dautzenberg aan Van Dam, waarop ik voor enkele jaren in de Academie de aandacht vestigde.
Uit Carpe diem blijkt verder een rijker belezenheid en een ruimer bekendheid met Dautzenberg's tijdgenooten, vrienden en tegenstanders.
Om die redenen kan, volgens mij, reeds na een eerste vergelijking, het handschrift Niemand en haet die konst..., niettegenstaande zijn verdere verdiensten, voor een bekroning niet meer in aanmerking komen.
Het werk Carpe diem is niet alleen goed gedocumenteerd, maar tevens methodisch opgebouwd en op alle punten vertrouwbaar.
De schrijver schetst eerst vluchtig den toestand van de Zuid-Nederlandsche literatuur vóór het optreden van Dautzenberg en wijst op de gevolgen van dit optreden voor de latere dichtergeslachten.
Daar in het werk veel nadruk wordt gelegd op Dautzenberg's theoriën en bedrijvigheid op het gebied der metriek, wordt in een zaakrijk en boeiend hoofdstuk aangetoond wat anderen, tijdgenooten en voorloopers van Dautzenberg (André van Hasselt, J.A. De Laet, P. van Duyse, D. Cracco en Hoffmann von Fallersleben) in die richting deden.
Dan volgt het uitvoerig levensverhaal van Dautzenberg, waarbij zijn heele werkzaamheid op literair, philologisch, flamingantisch, kunstcritisch en paedagogisch gebied geschetst wordt, en waar wij menige teekenende bijzonderheid vinden over Dautzenberg's omgang met tal van Noord- en Zuid-Nederlandsche letterkundigen. Er is in dit hoofdstuk heel wat minder bekend materiaal verwerkt.
Daarna komt een bespreking van Dautzenberg als dichter. Overvloedig zijn de bijzonderheden over het verschijnen, het onthaal en de beoordeeling van de Gedichten en de Verspreide en Nagelaten Gedichten. Het komt ons echter voor, dat de auteur hier wat dieper had kunnen doordringen in het wezen van Dautzenberg's poëzie. Hij deelt uitvoerig mede wat anderen over den dichter zeggen, doch is tamelijk sober met zijn eigen oordeel.
Belangrijk zijn verder de hoofdstukken over Dautzenberg's actie op taalkundig en metrisch gebied. Over Dautzenberg als