| |
| |
| |
Vergadering van 17 Januari 1934.
Zijn aanwezig: de heeren Prof. Dr. L. Van Puyvelde, bestuurder; F.V. Toussaint van Boelaere, onderbestuurder, en Dr. L. Goemans, bestendig secretaris;
de heeren O. Wattez, Prof. Dr. L. Scharpé, Prof. Dr. J. Vercoullie, Dr. Leonard Willems, Prof. Dr. A. Vermeylen, Prof. Dr. A.J.J. Vande Velde, J. Jacobs, Herman Teirlinck, Prof. J. Salsmans, S.I., Dr. Jozef Muls, Prof. Dr. A. Carnoy, Prof. Dr. J. Van Mierlo S.I., Dr. J. Cuvelier, Felix Timmermans, en Prof. Dr. J. Vande Wijer, werkende leden;
de heeren Dr. F. Prims, Prof. Dr. L. Grootaers, Dr. A.H. Cornette, en Joris Eeckhout, briefwisselende leden.
Laten zich verontschuldigen: de heeren Dr. L. Simons, Dr. Is. Teirlinck, en Cam. Huysmans, werkende leden;
de heeren Dr. A. Van Cauwelaert, Lode Baekelmans en H. De Man, briefwisselende leden.
* * *
De Bestendige Secretaris leest het verslag van de December-vergadering; het wordt goedgekeurd.
| |
Aangekochte boeken.
Le Roman du Graal, par Maurice Wilmotte;
Rubens, par Roger Avermaete.
***
Bestuur der Academie. - De heer Herman Teir- | |
| |
linck, aftredend bestuurder, neemt bij den aanvang het woord en drukte zich uit als volgt:
Mijne Heeren,
Het is met een gevoel van spijt en vertrouwen samen, dat ik het bestuurschap onzer Academie, verleden jaar uit bevoegde handen ontvangen, in even bevoegde handen nederleg. Met spijt stel ik vast, dat mijne pogingen al niet veel hebben kunnen bereiken van wat ik van me zelf geëischt had. Met vertrouwen kijk ik de beloften te gemoet waarvan de verwezenlijking aan de schranderheid en het vernuft van den nieuwen bestuurder wordt opgedragen.
Maar wat dan toch tot stand is gekomen in 1933 en waarop dan de Academie met eenig genoegen kan terugblikken, is te danken aan de nu zoo goed als legendarisch geworden toewijding van onzen bestendigen secretaris, en aan den vruchtbaren ijver van onze medeleden. Gedrukt werden, buiten het Jaarboek en de Verslagen en Mededeelingen, de XIIIe en XIVe deelen van de Flou's Toponymisch Woordenboek, en het XVe deel is ter perse.
Met het XVIe deel zal waarschijnlijk de uitgave volledig zijn.
Niettegenstaande geldelijke bezwaren, werden verschillende bijdragen van niet-leden in de Verslagen en Mededeelingen opgenomen. En hier mag wel gewezen worden op het verheugend feit, dat de belangstelling van het buitenland in onze uitgaven met de jaren stijgt. Dr. Rombauts's Versteganus wordt afgedrukt en voor Dr. De Smaele's Baudelaire wordt eerstdaags gecontrakteerd. De ideologische catalogus onzer bibliotheek waarbij Dr. Apers ons behulpzaam was en is gebleven, zal nu kunnen geleidelijk opgesteld worden.
Mijne collega's moeten mij verontschuldigen als ik deze korte maar welgemeende dankrede noodgedwongen met een opmerking stoor: voor het komend jaarboek worden levensberichten van overleden Akademieleden dringend gevraagd. Laten wij vooral, mijne Heeren, onze dooden eer aandoen!
Toen ik door Eerw. Heer Salsmans als bestuurder voor 1933 werd aangesteld, verklaarde ik mijn voorzitterschap in de eerste plaats te willen wijden aan de uitstraling naar buiten van een invloed, die actiever dan te voren op Vlaanderen's kultuurleven werken mocht. En ik maakte ter vervulling van zulke taak in het bijzonder beroep op de medewerking van de
| |
| |
leden die hier voornamelijk zetelen als letterkunstenaars. Ik meende hen te mogen uitnoodigen een groot deel van onzen arbeid, tot dusver in serene plechtigheid opgesloten, dichter bij de Vlaamsche gemeenschap te brengen om daar het geestesleven te doordringen en te verrrijken. Deze onderneming werd dan ook met den goeden wil van velen onder u gesteund, zoodat, van buiten af bekeken, mijn bestuurschap, dank zij u, in het teeken van de letterkunst komt te staan. Ik verheug er mij om. Ik verheug mij om de welgeslaagde jaarlijksche feestzitting, die aan de poëzie werd gewijd en waar ons buitenlandsch eerelid, dichter Boutens, met zoo groot gezag wist op te treden. Ik verheug mij om de Conscience-hulde, waarbij de Vlaamsche Academie de aandacht van het land met kracht op zich heeft geroepen. Bij deze gelegenheid hebben wij onze geestelijke autoriteit in België's hoofdstad en in aanwezigheid van de Koninklijke Familie doen gelden. En dan is het ook opnieuw gebleken dat de Akademie een mandaat van onmiddellijke volksopbeuring en loutering onzer specifieke gevoelswaarden heeft te handhaven en dat zij, zonder zichzelf te verminderen, die levende zending niet mag verzaken.
Mijne waarde Collega's, ik ben u hartelijk dankbaar voor het geduld en de toegeeflijkheid, die gij mij hebt betuigd. Tot vergelding hiervan kan ik niets inroepen - maar zulks doe ik dan ook zonder schaamte - dan het besef onze instelling naar mijne beste vermogens te hebben gediend.
De heer Leo van Puyvelde, bestuurder voor het jaar 1934, dankt zijn collega's in volgende bewoordingen:
Het is een zware en eervolle taak, die gij mij, geachte medeleden, hebt opgelegd, toen gij mij in de November-zitting tot Bestuurder van de Academie hebt verkozen.
Is het roekeloos deze taak toch te aanvaarden, waar gij mij geleerd hebt hoe schroomvallig gij in de Academie te werk gaat?
Ik zal niet zeggen met Rubens: ‘elk zijn temperament, en het mijne is van dien aard dat geen onderneming ooit mijn durf in gebreke zou vinden’. Wij moeten vele tonen lager zingen. Maar onder mannen van letterkunst en wetenschappelijke kunde, evenals onder volkeren, past het zijn eigen waarde niet te onderschatten. Wij zouden ons kunnen vergissen.
En daarom: vooruit maar! Wij zijn met elkaar ingescheept. Zeilen ree! En alle man op dek!
| |
| |
Onze Academie wordt hoe langer hoe meer een wetenschappelijk corps. Zij is niet gebleven een nabootsing van de aloude Académie française, die een eeregalerij van lang erkende personaliteiten is. Zij wil werkzaam optreden voor ons volk. Onder de Vlamingen wil zij de wetenschappelijke bedrijvigheid bevorderen. Zij lokt ze uit door prijsvragen. Zij spoort ze aan door het publiceeren van wetenschappelijk werk. In haar schoot bevinden zich de meesten, die tellen onder de beste schrijvers en geleerden van het land, en haar leden geven een heilzaam voorbeeld van werkzaamheid op velerlei gebied.
Telkens als onze Academie naar buiten treedt, dwingt zij eerbied af. Wij hebben als laatste bewijs haar eerste optreden in de hoofdstad van het land. De Conscience-hulde te Brussel, in het Paleis der Academiën, was een triomf.
Dezen triomf danken wij aan den heer Herman Teirlinck, den flinken bestuurder, die te gauw aftreedt. Hij was de vinder, de uitvoerder, de regisseur van deze betooging, die geheel het land met achting naar onze Academie deed opzien.
Hierom, en om de voorname wijze waarop hij het vorig jaar de academische werkzaamheden heeft geleid, breng ik hem openlijk dank en hulde.
Om mijn taak naar behooren te vervullen zal ik slechts naar zijn voorbeeld moeten omzien. En tevens, evenals hij, verder moeten rekenen op den praktischen, vaardigen geest, den werklust van den ijverigen bestendigen Secretaris, wiens leuze is: ‘niets improviseeren’, die niets vergeet, steeds klaar is, die weet, en kan, en doet.
Mijn beste toewijding zal dit jaar zijn voor de bedrijvigheid van onze Academie, die de kroon moet wezen van de Vlaamsche gemeenschap. Ik hoop niet al te zeer beneden mijn taak te blijven, en aldus het vertrouwen, dat gij in mij stelt, te verdienen.
* * *
Afsterven van Prof. Dr. Johan Hendrik Kern, buitenlandsch eerelid der Academie. - Voor de rechtstaande vergadering spreekt de Bestuurder Leo van Puyvelde volgende rouwhulde uit:
De Academie is alweer in rouw.
Ons buitenlandsch eerelid Prof. Dr. Johan Hendrik Kern, is den 19 December 1933 overleden.
Prof. Kern was met veel recht in 1928 onder onze leden
| |
| |
opgenomen. Hij was een taalgeleerde, wiens bedrijvigheid een zeer wijd veld van onderzoek bestreek. Zijn uitgegeven werken loopen over Nederlandsche philologie. Hij ving aan met een dissertatie over de Klankleer van de Limburgsche Sermoenen (1891), en publiceerde kort daarop De Limburgsche Sermoenen (1895). Hij wijdde zich hoofdzakelijk aan zijn onderwijs.
Te Leiden doceerde hij, als privaat docent, de Slavische talen. Naderhand werd hij aangesteld als hoogleeraar in het Engelsch en het Sanskriet. Sedert 1924 werd hij beroepen aan de universiteit te Leiden, waar hij het Nederlandsch doceerde, en eveneens zich toelegde op de studie van het Finsch en het Hongaarsch.
De Academie sluit zich aan bij het rouwbeklag dat reeds door den Bestendigen Secretaris aan de beproefde familie gestuurd werd.
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
Lidmaatschap der Academie. - Bij brieve van 10 Januari 1934, stuurt de M. Minister van Openbaar Onderwijs een afschrift van het Koninklijk Besluit van 6 December 1933, houdende benoeming van den hr. Van Puyvelde tot Bestuurder, den hr. Toussaint van Boelare tot onderbestuurder en den hr. F. Timmermans tot werkend lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie.
| |
Mededeelingen namens de commissies.
1o Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bioen Bibliographie. - Dr. Fl. Prims, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de heeren Prof. Dr. L. Van Puyvelde, voorzitter, Prof. Dr. J. Van Mierlo, ondervoorzitter, Prof.
| |
| |
Dr. L. Willems, Dr. L. Goemans, Dr. J. Cuvelier, en F.V. Toussaint van Boelaere, leden, Dr. Muls, hospiteerend lid, en Dr. Fl. Prims, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
Strijdliteratuur rondom de Barrière. 1) Bij het sluiten van het tractaat. - Lezing door Prof. Dr. M. Sabbe, werkend lid.
Na mededeeling der verslagen van de heeren Mansion en Vercoullie over de studie van wijlen Karel de Flou, Over de beteekenis van enkele toponiemen uit Westelijk Vlaanderen, stelt de commissie voor deze in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
Aan de Commissie wordt een studie aangeboden van Dr. Langohr, De lijn van Benrath, kanton Eupen en de Platdütsche streek. Als verslaggevers worden aangeduid de heeren Willems en Prims.
De hr. Sabbe had zijn artikel Strijdliteratuur rondom de Barrière 1) Bij het sluiten van het Tractaat ingestuurd, dat door den secretaris wordt voorgelezen.
Prof. Sabbe doet ons de gezindheid kennen die zich in de Zuidelijke Nederlanden ontwikkelt bij het sluiten van het Barrière-tractaat. Hij ontleedt een Fransch en een Nederlandsch gedicht rond het jaar 1715 gedrukt.
De vergadering stelt voor de studie op te nemen in de Verslagen en Mededeelingen.
2o Bestendige Commissie voor Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De E.H.J. Jacobs, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de heeren Prof. Dr. L. Van Puyvelde, ondervoorzitter, Dr. L. Goemans, O. Wattez, Prof. Dr. A.J.J. Vande Velde, Prof. Dr. J. Vercoullie, Prof. Dr. L.
| |
| |
Scharpé en Dr. J. Muls, leden, en J. Jacobs, lidsecretaris.
Aan de dagorde staat:
Warenkunde en pharmacie in betrekking met theoretische plantkunde. - Lezing door Prof. Dr. A.J.J. Vande Velde, werkend lid.
Prof. Van de Velde wijst eerst op het verschil tusschen het algemeen kultureel onderwijs en het technisch onderwijs. Hij vestigt verder de aandacht op het belang van de laboratoria. Eerst en vooral moeten de laboratoria de wetenschap dienen. Als deze aan hun zending beantwoorden kan de pharmacie zelf wetenschappelijk worden; zij kan te rade gaan bij de theoretische plantkunde. Ook het onderricht in de warenleer moet in het kader der wetenschappen staan, en steun zoeken in de wetenschappelijke botanie.
Prof. Van de Velde geeft de rangschikking der stoffen volgens het standaardwerk van Van Oss, en geeft ten bate van de warenkunde en de pharmacie de lijst der producten van plantaardigen oorsprong met hun geneeskundige werking.
De waarnemende voorzitter prof. L. Van Puyvelde wenscht spreker geluk en stelt voor uit naam der Commissie de lezing in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
| |
Dagorde.
1o Plechtige Vergadering. - Keus van den Feestredenaar.
De Academie zal den hr. Prof. Brom van Nijmegen verzoeken om als feestredenaar op te treden.
2o Benoit-herdenking. - Samenstelling van een Commissie.
De Academie stelt die Commissie samen uit de heeren Bestuurleden en de heeren Sabbe, H. Teirlinck en Wattez.
| |
| |
3o Lezing door den hr. Felix Timmermans, werkend lid: Veronderstelling over Breugel.
De hr. Bestuurder wenscht den hr. Timmermans geluk met zijn lezing en stelt aan de vergadering voor die in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
|
|