| |
| |
| |
Vergadering van 20 Januari 1932.
Zijn aanwezig: de heeren Prof. J. Salsmans, bestuurder, Herman Teirlinck, onderbestuurder en Dr. L. Goemans, bestendig secretaris;
de heeren Kan. Am. Joos, Dr. Is. Teirlinck, Frank Lateur, Prof. Dr. J. Mansion, Omer Wattez, Prof. Dr. L. Van Puyvelde, Prof. Dr. L. Scharpé, Prof. Dr. J. Vercoullie, Mr. Leonard Willems, Prof. Dr. A. Vermeylen, Prof. Dr. A.J.J. Van de Velde, J. Jacobs, Prof. Dr. A. Van Hoonacker, F. Toussaint-Van Boelaere, Prof. Dr. P. Bellefroid, Prof. Dr. J. Van Mierlo S.J. en Dr. J. Cuvelier, werkende leden;
de heeren Dr. Fl. Prims, Dr. A. Van Cauwelaert en Joris Eeckhout, briefwisselende leden.
Laten zich verontschuldigen: de heeren Dr. L. Simons, Fr. Van Cauwelaert en Cyr. Buysse, werkende leden;
de heeren Prof. Dr. J. Van de Wijer, Prof. Dr. R. Verdeyen, Prof. Dr. L. Grootaers en F. Timmermans, briefwisselende leden.
De bestendige Secretaris leest het verslag van de December-vergadering; het wordt goedgekeurd.
***
Bestuur der Academie. - Bij brieve van 24 December 1931 laat de heer Minister van Kunsten en Wetenschappen aan de Academie een dubbel afschrift geworden van het Koninklijk Besluit van 14 December 1931, waarbij de verkiezing wordt goedgekeurd van Prof. J. Salsmans tot Bestuurder en van den hr. Herman Teirlinck, werkend lid, tot Onderbestuurder van de Academie voor het jaar 1932.
| |
| |
De Heer Prof. M. Sabbe, aftredend Bestuurder, neemt het woord en drukt zich uit als volgt:
Zeer geachte Collega's,
Gij hebt mij de eervolle opdracht gegeven de werkzaamheden der Academie gedurende een jaar te leiden. Deze tijdspanne is thans verloopen en ik ga het bestuurderschap overdragen aan Pater Salsmans, dien gij tot mijn opvolger hebt gekozen.
Bij deze gelegenheid betuig ik U allen mijn hartelijken dank voor uw aandeel in de bedrijvigheid der Academie, waarmede U mijn taak zoo gemakkelijk en aangenaam hebt gemaakt, en bijgedragen hebt om het verloopen jaar te maken tot een der goede, vruchtbare jaren onzer Instelling.
Onze Verslagen en Mededeelingen getuigen van het gehalte onzer Commissie-Zittingen en Algemeene Vergaderingen. Menige bijdrage van beteekenis werd hier voorgebracht, andermaal het bewijs leverend van het verlangen onzer leden om de Academie op te werken tot een ijverig en verdienstelijk centrum van Vlaamsche cultuur.
Door de plechtige zitting die wij aan Ruusbroec hebben gewijd, lieten wij tevens in het openbaar blijken, dat geen uiting van het Vlaamsche leven ons onverschillig laat.
Wij hebben op het crediet van 1931 niet minder dan zeven werken kunnen uitgeven:
1. | Grootaers en Grauls: Hasseltsch dialekt. |
2. | Fr. Olbrechts: Een oud Mechelsch Bezweringsformulier. |
3. | Masereel: Klankleer van het Brusselsch dialekt. |
4. | A. Van Loey: Toponymie van Elsene. |
5. | Blij: Een verklarende Nederl. woordenlijst van de Zeevisscherij. |
6-7. | Karel De Flou: Toponymisch Woordenboek. Deelen 11 en 12. |
Aldus werd eenerzijds het aantal onzer achterstallige uitgaven met een paar eenheden verminderd en werd het groote werk van ons betreurd medelid, K. Du Flou, met twee deelen dichter bij zijn voltooiing gebracht. Bovendien waren wij zoo gelukkig al de maatregelen te kunnen treffen om de uitgave van dit werk tot een goed einde (d.w.z. tot aan het 16e deel) te kunnen brengen, dank zij de medewerking van den hr. Jozef De Smet, te Brugge.
Ik heb het genoegen gehad, samen met onzen bestendigen
| |
| |
secretaris, de Academie te vertegenwoordigen te Mariemont op het jubelfeest van de Belgische Academie voor Fransche Taal- en Letterkunde, aldus getuigenis gevend van de goede verstandhouding, waarin wij met deze zustervereeniging leven.
Ik had ook het voorrecht de hulde van ons Corps over te brengen aan het Collège de France, ter gelegenheid van zijn vierhonderd-jarig bestaan, en daar kon ik persoonlijk vaststellen welk groot belang het voor de Vlaamsche letterkunde en philologische wetenschappen oplevert, wanneer de Academie zich bij dergelijk internationale plechtigheden aansluit.
Ik meen ook van te mogen wijzen op de vele noodzakelijke en kostelijke herstellingswerken aan het gebouw der Academie die in 1931 werden verricht.
Zoo dat alles in den loop van één jaar kon verwezenlijkt worden, dan komt de eer er van niet aan mij toe, ik haast mij het u hier rechtvaardigheidshalve te zeggen. De groote verdienste van dat volbrachte werk behoort aan onzen voorbeeldigen bestendigen secretaris, aan wien ik hier met nadruk lof zou willen toebrengen, indien ik niet vreesde zijn bescheidenheid te krenken. Laat mij toe u alleen te zeggen, dat mijn samenwerking met hem, gedurende het verloopen bestuursjaar, mijn waardeering voor zijn nauwgezetheid, zijn toewijding aan de belangen der Academie, en zijn aangenamen omgang, maar steeds heeft doen stijgen en mij de verzekering heeft gegeven, dat de Academie op hem kan steunen als op het stevigste der fundamenten. Ik dank hem voor de gulle, niet genoeg te prijzen medewerking en wensch, voor de Academie, dat hij nog in zeer lange bestendigheid haar bestendige moge blijven.
Ik heet pater Salsmans welkom als bestuurder aan deze tafel, waar wij reeds de gelegenheid hadden om ons rekenschap te geven over de veelzijdige gaven, die hij in dienst der Academie zal in het werk stellen. Wij wenschen hem een voorspoedig bestuurschap toe, overtuigd, dat met hem de Academie in een geest van eendracht en literair-philologischen wedijver haar werk zal doen groeien en bloeien.
Prof. J. Salsmans, Bestuurder voor 1932, richt zich op zijne beurt als volgt tot de vergadering:
Mijne Heeren,
Mijn eerste woord als Bestuurder moet een woord van dank zijn, om de eer die u me bewezen, en het vertrouwen dat u in
| |
| |
mij gesteld hebt, door me aan te duiden om de werkzaamheden onzer koninklijke instelling in 1932 te leiden: u moogt er van verzekerd zijn dat ik mijn beste krachten zal inspannen tot ontwikkeling van Vlaamsche wetenschap en Vlaamsch kultuurleven in en door onze Academie.
Bijzonder ben ik dank verschuldigd aan onzen aftredenden Bestuurder, Prof. Dr. M. Sabbe, om de al te vleiende woorden die hij me heeft toegestuurd, doch vooral om al hetgeen hij in het afgeloopen jaar hier gedaan heeft. Wij huldigen in hem, niet slechts den altijd vriendelijken Collega, kiesch en dienstvaardig, maar ook den ernstig wetenschappelijken man, die, niettegenstaande een soms minder goede gezondheid, onverdroten degelijken arbeid presteert - en niet het minst den Bestuurder onzer Vereeniging, die het dienstjaar 1931 wetenschappelijk vruchtbaar heeft weten te maken, en niet zelden met praktischen zin en diplomatische schranderheid moeilijkheden van administratieven aard tot een flinke oplossing bracht.
Wij beleefden goed gevulde Commissie-zittingen en zeer belangrijke pleno-vergaderingen, ja, behalve onze jaarlijksche Plechtige zitting, hadden we nog een heerlijke Ruusbroec-hulde.
Heel dikwijls heeft Bestuurder Sabbe daar het woord genomen. Ik vermeld slechts zijn lezingen: De aanstelling van den Prins Kardinaal tot Landvoogd en onze volkspoëzie; - Hoe de Prins Kardinaal door de Vlaamsche volksdichters verwelkomd werd; - Redevoering gehouden op de Isidoor Teirlinck-hulde; - Potgieter, Bakhuizen van den Brink en de Wedergeboorte der Vlaamsche Letterkunde na 1830; - Brabantsche Spotdichten op de Nederlaag van Christiaan IV van Denemarken te Lutter in 1626; De Roomsche en de Calvinistische Roffelpot; Twee Brugsche Gedichten, enz. enz.
Het doet ons bijzonder genoegen, dat ons achtbaar medelid beloond werd door den prijs Baron de S. Genois van de Koninklijke Academie van Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten van België, voor zijn werk De Moretussen en hun kring; - en dat hij bevorderd werd tot Commandeur in de Kroonorde, voor zijn vlijtige bemoeiingen in de Tentoonstelling van Vlaamsche Kunst te Antwerpen in 1930.
Laten we nog vermelden, dat in 1931 onze Bibliotheek vele werken rijker werd, inzonderheid van moderne schrijvers, en ons achtersalon ingericht tot gerieflijke leeszaal van onze tijdschriften.
Als we eindelijk daar bijvoegen, dat voor herstellingswerken van het gebouw der Academie aanzienlijke sommen door den Staat zijn uitgegeven, en dat de gedachte werd voor- | |
| |
gesteld en onderzocht centrale verwarming in onze vergaderzaal in te richten, dan mogen wij zeker besluiten, dat het bestuursjaar van Prof. Dr. Sabbe waarlijk in alle opzicht, zoowel stoffelijk als wetenschappelijk, een goed en verheugend jaar is geweest. Tot hem gaat onze oprechte dankbetuiging!
Zulk voorbeeld, Mijne Heeren, is voor mij een aanmoediging en een reden tot vrees tevens. Een aanmoediging en een aanwijzing, omdat ik maar moet voortstappen op den ingeslagen weg; - een reden tot vrees, omdat ik mijn taak niet zoo heerlijk als mijn voorganger zal kunnen kwijten. - Maar ik reken op u allen, geachte Medeleden, op uw ijver en werklust: het jaar 1932 zal grootendeels zijn wat u zelf er zult van maken.
Ik ben ook reeds verzekerd van de medewerking door raad en daad van onzen nieuwen Onderbestuurder, den Heer Herman Teirlinck, dien ik hierbij welkom heet aan de Bestuurstafel. Hij heeft reeds betuigd, dat hij met hart en ziel zijn ambt zou waarnemen.
Ik reken vooral op de toewijding en de vaardigheid van onzen Secretaris, die zoo goed op de hoogte is van de aangelegenheden der Academie, dat de Bestuurders heel gemakkelijk volgens zijn inlichtingen de vraagstukken kunnen instudeeren en oplossen. Hij heeft reeds kostbare wenken gegeven voor het jaar 1932: we zouden o.a. onze handschriftenverzameling catalogeeren en op een bijzondere en veilige plaats bewaren; er is ook sprake van een tweeden cataloog onzer Boekerij te laten opmaken, niet volgens de alphabetische orde der schrijversnamen, maar volgens de stof. Ik ben bijzonder verheugd u te kunnen aankondigen, dat, dank zij de vlijtige bemoeiingen van onzen Secretaris, het Jaarboek voor 1932 spoedig zal verschijnen: het is immers ten zeerste te wenschen dat dit in het begin van het jaar uitkome. Maar daarom, doe ik nog een oproep tot de leden die op zich genomen hebben een levensschets voor het jaarboek te schrijven, opdat ze hun tekst binnen enkele dagen zouden inleveren. - Ook verzoek ik u dringend u te laten opschrijven voor een lezing in de pleno-vergaderingen, van April aanstaande af.
Voor 1932 voorzien we het ter perse gaan van het XIIIe deel van het Woordenboek der Toponymie van Dr. K. de Flou (er zullen in het geheel zestien deelen zijn); - en van het Leuvensch Dialecticon van Dr. L. Goemans, - alsook van andere werken door de Bestuurscommissie aan te duiden.
En hiermede verklaar ik het Academisch jaar 1932 geopend.
| |
| |
| |
Aangeboden boeken.
Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering:
Koninklijke Bibliotheek: Belgische Bibliographie. - 1931, 12e Afl. Dec.
Annuaire de l'Academie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1932 - 98e Année.
Hommage à Dom Ursmer Berlière: Recueil publié par le Comité Directeur de l'Institut historique belge de Rome, avec le concours des anciens membres et collaborateurs de l'Institut.
Door het Davidsfonds. Afdeeling Gent:
Bommetje en zijn maats, door Edward Peeters (Nummer 237 van de volksreeks 1931).
Door den Oudheidkundigen Kring van het Land van Waas:
Annalen. D. 43. 2e afl.
Door het Koninklijk Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen:
Musicologisch Onderzoek. - I) Over zeldzame fluiten en veelstemmige muziek in het Ngada- en Nogehgebied (West Flores), door J. Kunst
Musicologisch Onderzoek. II) Songs of North New Guinea, door J. Kunst.
Dagh-Register gehouden in Casteel Batavia vant passeerende daer ter plaetse als over geheel Nederlandts India. Anno 1682. II, van W. Fruin-Mees.
Oudheidkundig verslag 1930.
Compagniesbescheiden en aanverwante archivalia in Britisch-Indie en op Ceylon. - Verslag van een onderzoek in 1929-1930 op last van Z.E. den Gouverneur-Generaal ingesteld, door Mr. J. van Kan.
| |
Aangekochte boeken.
Dictionnaire Liégeois, par Jean Haust, 9e fasc.
De Wandelende Jood, door Dr. Jos. Gielen.
Pers en universiteit in Duitschland, door Victor Leemans.
Twee werelden, door Cyr. Buysse.
De Klop op de deur, door Ina Boudier-Bakker.
La Littérature comparée, door Van Tieghem.
La Littérature italienne, door M.Th. Laignel.
La Littérature anglaise, door Paul Dottin.
Vlaanderen door de Eeuwen heen, Afl. 10 en 11.
Nieuw Nederlandsch biografisch Woordenboek, onder redactie van Molhuysen, Blok en Kosmann, Dl. VII en VIII.
Le Langage, Introduction linguistique à l'histoire, door J. Vendryes (Nr 3 van ‘L'Evolution de l'Humanité’).
La Pensée grecque et les origines de l'Esprit scientifique, door Leon Robin (Nr 13 van ‘L'Évolution de l'Humanité’).
La Génie romain dans la religion, la pensée et l'art, door Albert Grenier (Nr 17 van ‘L'Évolution de l'Humanité’).
Le Monde romain, door Victor Chapot (Nr 22 van l' ‘Évolution de 'Humanité’).
La fin du monde antique et le début du Moyen-Age, door Ferdinand Lot (Nr 31 van ‘L'Évolution de l'Humanité’).
Handbuch der Litteraturwissenschaft, Lief. 175, 176, 177 en 178.
| |
| |
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
Spelling der Vlaamsche plaatsnamen. - Brief van 8 Januari 1932 vanwege den Eersten Minister aangaande de spelling van de namen der Vlaamsche gemeenten.
‘Mijn departement, schrijft de Eerste Minister, zal zijn volle aandacht aan deze kwestie wijden.’
| |
Mededeelingen namens de commissies.
Io) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bioen Bibliographie. - Prof. Dr. J. Mansion, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig de heeren: Dr. J. Cuvelier, voorzitter, Prof. Dr. L. Van Puyvelde, ondervoorzitter, Dr. Is. Teirlinck, Mr. Leonard Willems, Dr. Leo Goemans, Prof. Dr. M. Sabbe, Prof. Dr. J. Van Mierlo S.J., Dr. Fl. Prims, leden, Dr. J. Mansion, lid-secretaris, Prof. Dr. Van Hoonacker en J. Eeckhout, hospiteerende leden.
Aan de dagorde staat:
a) Is Pieter Doorlant de auteur van Elckerlyc? - b) Tektskritiek op Elckerlyc. - Lezingen door Mr. L. Willems.
Na te hebben aangetoond dat niet de Engelsche tekst Everyman, maar de Nederlandsche tekst Elckerlyc wel de oorspronkelijke is, onderzoekt spreker de kwestie van het auteurschap van dezen Nederlandschen tekst. Ischyrius, die het werk onder den titel Homulus in het Latijn vertaalde, noemt als schrijver Petrus Distemius, dus een Petrus van Diest. Prof. Logeman heeft dezen schrijver willen vereenzelvigen met Petrus Doorlant, geboren te Diest in 1445 en prior van de Karthuizers te Zeelhem. Reeds Dr. J. Van Mierlo kwam tegen
| |
| |
deze onderstelling op. Ook spreker heeft reeds in 1910 een en ander daartegen ingebracht. Nu onderzoekt Mr. L. Willems verschillende historische en litteraire bescheiden, die hem tot de overtuiging brengen dat Doorlant - en niet Dorlant - niet te vereenzelvigen is met Petrus Distemius. Doorlant is nooit prior geweest te Zeelhem; alleen kan hij er vicaris geweest zijn.
Doorlant was een schrijver van godsdienstige werken in dialoog-vorm opgesteld, maar van hem wordt geen enkel tooneelspel vermeld. Zijn handschriften en de drukken van zijn werken, die spreker heeft kunnen opsporen, zijn haast allen in het Latijn gesteld. En daaronder komen er geen voor, die in betrekking kunnen gesteld worden met den inhoud van Elckerlyc.
Spreker voegt bij zijn lezing tal van tekstverbeteringen op den Elckerlyc.
De voorzitter bedankt den heer Willems en stelt voor deze belangrijke studie in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
IIo Bestendige commissie voor Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer O. Wattez, secretaris, legt verslag ter tafel van de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig de heeren: Prof. Dr. J. Vercoullie, voorzitter, Prof. Dr. M. Sabbe, ondervoorzitter, Kan. Am. Joos, Dr. Leo Goemans, J. Jacobs, Prof. Dr. A.J.J. Van de Velde, Prof. Dr. J. Persyn, Prof. Dr. Leo Van Puyvelde, leden en O. Wattez, lid secretaris.
Aan de dagorde staat:
1o Het onderwijs in de Fransche taal in de Vlaamsche scholen. - Voortzetting van de bespreking.
Deze bespreking zal voortgezet worden na de lezing van Dr. L. Goemans.
2o De voorbereiding van Vlaamsche leerkrachten tot het onderwijs in de Fransche taal. - Aanvullende nota van Dr. L. Goemans.
Dr. L. Goemans verzoekt om zijne aanvullende nota, die
| |
| |
onder nummer twee op de dagorde staat, te lezen vóór de bespreking van ‘Het onderwijs in de Fransche taal in de Vlaamsche scholen’.
Hij behandelt in zijne nota het vraagstuk van de vorming der leerkrachten voor het middelbaar onderwijs van den lageren graad, en besluit dat men een grooten dienst zou bewijzen aan het onderwijs door het inrichten van een speciaal examen in de Middelbare Normaalscholen der Vlaamsche gewesten voor het bekwamen van leeraars en leeraressen in de Fransche taal.
Daarna vangt de bespreking aan over het eerste en ook over het tweede punt der dagorde. Aan deze bespreking nemen al de leden deel. Een brief van Prof. Vandewijer, die belet is de zitting bij te wonen, wordt door Dr. Goemans medegedeeld.
Ziehier het voornaamste deel van den brief:
Mag ik zoo vrij zijn, wat den grond van de aangelegenheid betreft, als mijn vaste overtuiging uit te spreken dat er, in de Vlaamsche gewesten, van het gebruik van het Fransch als onderwijstaal, voor welkdanig ander vak ook, geen sprake kan zijn en dat deze taal dus als zelfstandig leervak en met een behoorlijk aantal lesuren op het progamma moet gebracht worden.
Wat de voorbereiding der leerkrachten tot dit onderwijs betreft inzonderheid in de inrichtingen M.O. (hoogeren graad), meen ik reeds, na afloop van de vorige vergadering, medegedeeld te hebben, dat ik niet wenschte vast te houden aan het voorstel, dat door mij op deze vergadering werd gedaan: het aanbrengen namelijk van zekere wijzigingen aan het progamma van onze Germanisten op de Universiteit, zoodat zij ook voor het onderwijs in het Fransch zouden kunnen aangesteld worden (dit in navolging van bepaalde toestanden in Duitschland).
Ik meen, dat geen schikkingen moeten getroffen worden met het oog op den tegenwoordigen overgangstoestand, die er natuurlijk een is van uitzonderlijken en voorbijgaanden aard; maar wel die schikkingen vereischt door de gezonde verhoudingen, die noodzakelijk over enkelen tijd in een volkomen vernederlandscht M.O. zullen bestaan.
D.w.z. dat van nu af aan de leerkrachten voor het onderwijs in het Fransch moeten gevormd worden aan de Romaansche afdeeling in de Universiteit. Terloops wil ik er nog de aandacht op vestigen, dat aan de Rijksuniversiteit te Gent de leervakken van deze afdeeling, in overwegende mate, in het Nederlandsch worden gedoceerd.
| |
| |
E.H. Salsmans, bestuurder der Academie, heeft aan den bestendigen Secretaris schriftelijk zijn advies medegedeeld aangaande een brief van wege de Opvoedkundige Vereeniging van Antwerpen. Deze verzocht de Academie een door haar voorgesteld wetsontwerp betreffende het gebruik der talen in het lager onderwijs te willen onderteekenen.
Na bespreking beslist de Commissie zich uit te spreken in 't algemeen voor de grondstelling voertaal - streektaal en voor het zoo spoedig mogelijk opheffen van de transmutatieklassen, in onze scholen.
Een brief zal in dezen zin aan de Heeren Voorzitters van Kamer en Senaat gezonden worden.
| |
Mededeeling aangaande de zaak eupen.
De heer Prof. Dr. Sabbe vraagt het woord om te spreken over een Duitsche brochure welke te Brussel is uitgegeven geworden en waar de houding door de Academie in zake de taalregelingen van het Kanton Eupen te nemen in opspraak wordt gebracht. Het is wenschelijk, zegt spreker, dat de Academie van dit schrijven in kennis worde gebracht.
| |
Dagorde.
1o) Plechtige vergadering voor 1932. - Na bespreking wordt het voorloopig programma van die vergadering vastgesteld.
2o) August Beernaert-prijs (Tijdvak 1930-1931). - Benoeming van de Jury: Worden als leden aangesteld de heeren Eeckhout, Lateur, Sabbe en Herman Teirlinck.
Daarvan zal met bekwamen spoed kennis gegeven worden aan den heer Minister van Kunsten en Wetenschappen, met verzoek den afgevaardigde der Regeering te willen aanduiden.
3o) Lezing door Prof. Dr. L. Van Puyvelde, werkend lid: Vlaamsche kunstenaars te Rome.
De Bestuurder wenscht spreker geluk en stelt voor de lezing op te nemen in de Verslagen en Mededeelingen. - Goedgekeurd.
|
|