ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig de heeren J. Jacobs, voorzitter, Mr. L. Willems, ondervoorzitter, Dr. I. Teirlinck, Dr. L. Goemans, Prof. Mansion, Prof. Vercoullie, Prof. Van Mierlo, leden en Prof. Scharpé, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
1o) Verkiezing van Voorzitter, Ondervoorzitter en Secretaris, voor 1932-1933 (13e Bestuur).
Worden verkozen tot Voorzitter: M. Leonard Willems; tot Ondervoorzitter: E. Van Mierlo; tot Secretaris: Prof. Scharpé.
2o) Nieuwe bijdrage tot de geschiedenis van het woord ‘begijn’. - Lezing door Prof. Dr. Van Mierlo, S.J.
Dr. Van Mierlo brengt daarna nieuwe beschouwingen in het midden, over de geschiedenis van het woord ‘begijn’, naar aanleiding van de thesis van E.M. Philippen: ‘beghinus’ komt al vroeger voor dan het woord ‘Albigens’. -
Het woord bigot is oorspronkelijk niet verwant met beghinus: aanvankelijk spotnaam voor de Normandiërs, is het waarschijnlijk onder den invloed van beguine, eerst in de 14e of 15e eeuw aan zijn tegenwoordige beteekenis gekomen.
Het woord beghinus, beghina is te onzent ontstaan en heeft zich van de Nederlanden uit verspreid, eerst omstreeks 1250 komt het in Frankrijk op. De benaming Petrus Begghinus voor een ketter uit Provence in 1178 is niet oorspronkelijk.
Al komt het woord Albigens eerst in 1181 in latijnsche kronieken op, de Albigenzen zelf bestonden reeds vroeger en het Albigeïsme kon vóór 1177 reeds in 't Keulsche zijn doorgedrongen. Al werden de Albigenzen te onzent in de tweede helft der dertiende eeuw aubeioses genaamd, dit belet niet dat ze in de twaalfde eeuw als albigenses eerst kunnen zijn bekend geworden.
Begijn was oorspronkelijk (einde twaalfde, begin dertiende eeuw) niet een woord met veelzinnige beteekenis, maar beteekende alleen albigens, en werd gebruikt voor mannen en vrouwen van albigeïsme beschuldigd en door de Albigenzen zelf.