Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1931
(1931)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 627]
| ||||||||||||||
Zuid- en Noordnederlandsche kruid- en tuinboeken vóór 1800
| ||||||||||||||
[pagina 628]
| ||||||||||||||
Oosten, Winter, Lehman, Agricola, Senter, Weinmann, La Court, Miller, Rumph, Knoop, Schwencke, Ludwig, Meese, Stoerck, de Beunie, Trew, Houttuyn, Linnaeus, Baster, Ingenhousz, van Geuns, Boogh, Oskamp, Kops. Wel zijn onder deze genoemde personen, niet alleen hoogstaande kruidkundigen, doch ook beroemde dichters; voor deze laatste echter zocht ik uit hunne werken, die meer letterkundig dan wetenschappelijk zijn, wat zij over planten hebben gezegd, ten einde mijn overzicht zoo volledig mogelijk te maken. De Thesaurus van PritzelGa naar voetnoot(6) is, aangaande Vlaamsche en Nederlandsche kruid- en tuinboeken, onvolledig; deze die daar worden genoemd heb ik met hun nummer aangehaald. | ||||||||||||||
Anonymus (XI-XIII eeuw)J. JacobsGa naar voetnoot(7) is van oordeel dat het West-Vlaamsch Herbarium uit de Staats- en Universiteitsbibliotheek van Königsberg, dat ± 1220 gedateerd wordt, een afschrift is van een ouder handschrift, dat omstreeks 1100, of nog beter in de laatste decade der 11e eeuw, zou neergeschreven zijn. De kopiïst uit de 13e eeuw zou de spelling van het ouder handschrift volkomen geëerbiedigd hebben. Meer over de Westvlaamsche plantennamen vindt men van denzelfden schrijver in zijne twee verhandelingen: Over de herkomst van het Oudwestvlaamsch Herbarium uit KönigsbergGa naar voetnoot(8) en Over Middelnederlandsche herbariaGa naar voetnoot(9). | ||||||||||||||
van Maerlant Jacob (ca 1235 † ca 1295).Der Naturen Bloeme is een berijmde natuurlijke geschiedenis in 13 boeken, nagevold van het De naturis rerum van Thomas Cantipratensis, of Thomas van Cantimpré, of broeder Thomas, vóór 1244 voltooid; Verwijs vestigt met nadruk de aandacht op de | ||||||||||||||
[pagina 629]
| ||||||||||||||
dwaling die algemeen schijnt geweest te zijn, dat de bron van Maerlant's werk een werk zou zijn van Albertus Magnus, den beroemden broeder Albrecht van KeulenGa naar voetnoot(10). De boeken X tot XII van broeder Thomas handelen over de planten: X de arboribus communibus, XI de arboribus aromaticis et medicinalibus, XII de herbis aromaticis et medicinalibus. In zijne inleiding bespreekt Verwijs de bronnen der Naturen Bloeme, de verhouding van de Natuere Bloeme tot het werk De Naturis rerum van Thomas van Cantimpré, de verhouding van de Naturen Bloeme tot het Buch der Natur, de eerste natuurlijke geschiedenis in het Duitsch, van de hand van Conrad von Megenberg in 1349 en 1350. Der Naturen-Bloeme moet, volgens Verwijs, tusschen 1266 en 1269 te Damme geschreven geweest zijn. Handschriften berusten te Leiden, Haag, Amsterdam, Brussel, Breslau, Luik, Wolfenbuttel, Luik, Namen, Parijs, Straatsburg, Turijn, London, Gotha, Krakau, Stuttgart. Mijn Collega, Mr. L. Willems, was zoo vriendelijk hier mijne aanteekeningen aan te vullen: er bestaat ook een handschrift te Utrecht, en W.H. Vande Sande BakhuyzenGa naar voetnoot(11) heeft dat ouder, doch veel beter handschrift bestudeerd, en aldus de aandacht kunnen vestigen op de talrijke fouten in de uitgave van Verwijs die met het Haagsche handschrift, dat ‘in de hoogste mate bedorven’ is, bewerkt werd. [1857 Maerlant] Der Naturen Bloeme van Jacob van Maerlant, met inleiding, varianten van hss., aenteekeningen en glossarium, op gezag van het Gouvernement en in naem der Koninglijke Akademie van Wetenschappen, Letteren en Fraye Kunsten, voor de eerste maal uitgegeven door J.H. Bormans, Hoogleeraer bij de Universiteit van Luik, lid der Koninglijke Akademie van België, enz. Eerste Deel. Brussel, M. Hayez, Drukker der Koninglijke Akademie van Wetenschappen, 1857. (24.3 × 15.5 cm., 489 blzz., Bibl. Univ. Gent Ta 57). Het 2e deel verscheen niet. [1878 Maerlant] Jacob van Maerlant's Naturen Bloeme, uitgegeven door Dr. Eelco Verwijs. Te Groningen, bij J.B. Wolters, 1878 (23.8 × | ||||||||||||||
[pagina 630]
| ||||||||||||||
14.5 cm., uitgave van de Bibliotheek van Middelnederlandsche Letterkunde onder redactie van Moltzer en Te Winkel; 1e deel LXIII + 345 blzz.; 2e deel, 251 blzz., Bibl. Univ. Gent P. 1398) De planten worden beschreven in boeken VIII (964 verzen), IX (644 verzen) en X (708 verzen); daar treft men aan: Boek VIII: boomen, agnus castus, abies, amigdala, ariana, arbor ade, bdellium, buxus, cedrus, cypressus, cerasus, castanea, ebenus, esculus, ficus, fagus, fraxinus, juniperus, laurus, lentiscus, medica, morus, malum punicum, mirtus, nux, olea, palma, platanus, pinus, populus, quercus, rubus, rosa, setim, salix, thimus, therebintinus, taxus, tilia, vitis. Boek IX: aloes, amonium, borax, balsamus, cynamomum, calsia lignea, castanea, cassia, calamus, colloquintida, capparis, cubebe, draguncium, galbanum, gariofilon, galanga, gummi arabicum, mirra, macis, muscata, piper storax, sandali, thus. Boek X: aloe, absinthium, anetum, apium, crocus, cucurbita, coriander, canfora, ciminum, cruentamea, dyptanus, feniculus, jusquiami, mandragora, menta, marrubeum, nardus, propinum, petrocilinum, papaver, pionia, primula, pesullium, ruta, stafisagra, sponsa solis, saxifrage, saliva, viola, zinziber, zeduare, zucara. En het kruidboek eindigt met de drie verzen: Der crude boec dat gaet hier uut,
Haddics meer vonden in Latine
Ic dichtets meer met mire pine
| ||||||||||||||
Yperman Jan (ca 1280 † ca 1331)Geboren te Yper in de 13e eeuw heeft de heelkundige Jan Yperman Vlaamsche handschriften nagelaten; van zijne Cyrurgie geschreven in 1310 kent men 4 afschriften, waarvan het exemplaar berustende in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, in 1351, geschreven, melding maakt van 17 tractaten. Onder deze tractaten vindt men buiten de Cyrurgie uittreksels uit Maerlant's Naturen Bloeme, een herbariumGa naar voetnoot(11) waarvan van Leersum den titel geeft als volgt: | ||||||||||||||
[pagina 631]
| ||||||||||||||
Hier sal men verstaen in desen boec die leringe van dyascorides den wisen meester ende van circuminstance den wisen meester, welke desen boec gemaeckt hebben, die geheten es herbarijs. Ende es leringe van allen cruden die men orbort in medicinen ende in surgiën die nuttelijc siin den lichame omme die ziecheiden te verweerne ende gesonde te behoudene. Dit herbarijs bevindt zich aldus in een bundel in 1351 geschreven waarin de Cyrurgie van Yperman ook aanwezig is. In de woordenlijst door van LeersumGa naar voetnoot(12) aan het einde van zijne verhandeling gebracht, zijn de volgende namen van planten vermeld: averone of ingerande, surkele, adec, looc, alsene, apie of eppe, sarasine, wegebrede, eglentier, beelde of belseme, bornagie, corpentaes, scelleworte, sceerlinc, distele, dille, peperwortele, docke, dragontea, dresene of goudeware, hadrec, paddevlas, evene, biercruut, glorifilate, genciane, swartte scamponie, nepita of ackermente, camomille of abec, wedewinde, wilde carde, roercruut, sceerline, lilya, olyecruut, maluwe, nachtscade, nenufar, pennincruut, persiin, piocelle, pertrec, wilt varen, radec of merradic, reyevane, rose, rosmarijn, melcdistel, rute, saelge, sansucum, steenbreke, scariole, sencen, serpentine, sint Jans crude, slaris, spurga, venkel, verrucaria, vincwort, wedewinde, weede, wilge, zelve. | ||||||||||||||
Anonymi (XV en XVIe eeuw)1482 Anonymus. Herbarius of Kruidboeck in dietsche. Antw., Mathias Goes, 1482. (Cit. door Pritzel, nr 10760, en door Is. TeirlinckGa naar voetnoot(11). Volgens SchreiberGa naar voetnoot(12) is dit kruidboek een Nederlandsche vertaling van den Latijnschen herbarius van Peter Schoeffer, ook in 1484 te Mainz verschenen (Pritzel nr 10759). | ||||||||||||||
[pagina 632]
| ||||||||||||||
1514 Anonymus. Dē grotē herbarius met al sijn figuerē Die Ortus sanitatis ghenaemt is..... Antwerpen bi mi Claes de Grave... MCCCCC ende XIIIJ. (Burgond. Bibl. Brussel, cit. door Is. TeirlinckGa naar voetnoot(13), door A.C. KlebsGa naar voetnoot(14), door Nyhoff en Kronenberger nr 1051Ga naar voetnoot(15), Pritzel nr 10834). Hollandsche uitgave van Ortus sanitatis. Dit prachtig boek bevat: naamlijst der kruiden in het Latijn en in het Vlaamsch 7 blzz.; voorrede van den schrijver 2 blzz; | ||||||||||||||
[pagina 633]
| ||||||||||||||
beschrijving der kruiden in 435 capittels 285 blzz., eindigende met deze woorden: ‘Hier is voleyndt dē Hof der cruydē vā deser aerdē tot die gesontheit des lichaēs. Laet ōs doch ooc nu gaē in dē hof der passien ēn lijdens ons salichmakers Christi Jesu om te pluckē daer vruchten ēn cruydē tot salicheyt der sielen Amen.’ De ‘Anothomie van dat menschelijcke lichaem’ gebruikt slechts een blz. met eene schets van het geraamte en de namen der beenderen. Het derde deel van het boek is een tractaat over de geneesmiddelen, 6 ½ blzz.; het vierde deel handelt over urine en de beteekenis daarvan in het bepalen der ziekten, 4 ½ blzz.; het 5e deel is een tractaat van Arnoldus van Villanova 2 blzz.; register der ziekten 19 blzz.; antidotarius voor barbiers enz., 11 ½ blzz.; het planten en enten van boomen 13 ½ blzz. Het boek eindigt met de woorden: ‘Gheprint Tantwerpen op die Lombaerde veste teghen dye Gulden handt over / By my Symon Cock.’ Buiten de studie der kruiden waarvan talrijke afbeeldingen voorkomen, handelt het kruidboek over allerlei onderwerpen, zooals dieren en steenen, en zelfs boter (Cap. 82) die op de gezondheid gunstig werkt, en kaas (Cap. 114) die onder de schadelijke stoffen wordt gerekend. | ||||||||||||||
Fuchs Leonhart (1501†1566)Geboren te Wembdingen den 17 januari 1501 studeerde Leonhart (Lienhart volgens SchreiberGa naar voetnoot(16), Leonhard volgens PritzelGa naar voetnoot(6), Fuchs te Erfurt en Ingolstadt, werd te München medicus en protestant, daarna leeraar in de geneeskunde te Ingolstadt in 1526, en te Tubingen in 1535. Hij overleed te Tubingen den 10 Mei 1566. Zijne wetenschap staat hooger als deze van Brunfels en Bock. Over zijne werken verscheen in 1928 van de pen van StüblerGa naar voetnoot(17) eene biobliographie terwijl bibliographische lijsten te vinden zijn in de verhandelingen van PritzelGa naar voetnoot(6), SchreiberGa naar voetnoot(16), KlebsGa naar voetnoot(18) | ||||||||||||||
[pagina 634]
| ||||||||||||||
en ArberGa naar voetnoot(19). Het portret uit De Historia stirpium 1542 geeft Arber terug. Er zijn twee uitgaven van zijn kruidboek in de Belgische taal. [1543 Fuchs] Den Nieuwen Herbarius/dat is/dboeck vanden cruyden/int welcke met groote neersticheyt bescreven is niet alleen die gantse historie/dat is/die namen/tfaetsoen/natuere/cracht ende operatie van meesten deel de cruyden/die hier ende in ander landen wassende sijn/midtsgaders der plecken oft stede ende den tijt waer ende wanneer sij wassen/maer oock alle de wortelen/stelen/bladeren/bloemen/saet/vruchten/ende in summa dat gantse wesen ende gelegenheyt van den selven/is hierinne so constelijcken ende natuerlijcken na dieven gefigureert ende geconterfeyt/dat desghelijcs voormaels noyt ghesien en heeft geweest/ noch oyt in de printe ghecomen en is. Door den Hoochgheleerden Doctoor in Medicijnen Leonhaert Fuchs. De achterzijde van het titelblad draagt het portret van L. Fuchs op 48 jarigen leeftijd. Het boek is aan Koningin Anna van Hongarije en Bohemen door den schrijver opgedragen, en aan den lezer aangeboden door den drukker. In de registers, aan het begin van het boek geplaatst, bevinden zich achtereenvolgens een alphabetische lijst van Nederlandsche plantennamen, een alphabetische lijst van Latijnsche en Grieksche plantennamen, een alphabetische lijst van ziektenamen met aanduiding van de plaatsen van het boek waar zij besproken worden. Voor iedere plant, telkens in een der 346 hoofdstukken besproken, worden naam, oorsprong van den naam, Latijnsche | ||||||||||||||
[pagina 635]
| ||||||||||||||
en Grieksche vertaling, geslacht, groeiwijze, groeiplaats, groeitijd alsmede geneeskundige eigenschappen aangegeven. Mooie figuren, in het exemplaar met waterkleuren geverfd, zijn in den ganschen tekst verspreid.
1602 Fuchs. - Krüderboeck (Nederlandsch), Hamburg 1602. (Cit. door Schreiber). | ||||||||||||||
Dodoens Rembert (1517†1585)Zie mijne verhandelingGa naar voetnoot(20). | ||||||||||||||
De Lobel Matthias (1538†1616)Zie mijne verhandelingGa naar voetnoot(20). | ||||||||||||||
Stevens Karel (Estienne Charles 1504†1564).Estienne Charles, geboren in 1504 en in 1564 overleden, doctor in de geneeskunde en drukker. In 1554 liet hij het Praedium rusticum verschijnen, waarin over landbouw, tuinbouw, enz. wordt gehandeld. Zijn schoonzoon Liebault Jean (ca 1535 † 1596), geneeskundige en landbouwkundige, vertaalde het Praedium rusticum in het Fransch onder den titel: L'agriculture et Maison rustique dat te Parijs in 1546 verscheen; daarvan kwamen verscheidene uitgaven voor den dag: Parijs, 1570, Luneville 1577 (volgens Hoefer Nouvelle biographie générale). De Catalogue de la Bibliothèque nationale van Parijs vermeldt: Di Carlo Stephano le Herbe, fiori, stirpi, etc., Trad. ital. per Pietro Lauro, Vinegia 1545. Praedium rusticum, Lutetiae 1554, Parisiis 1629. L'agriculture et maison rustique, Paris 1564, Paris 1583, Paris 1586, Lyon 1637, Paris 1640, Rouen 1641, Rouen 1658, Rouen 1676, Lyon 1680, Lyon 1689. Bücher von dem Feldbaw, vom Sebizio inn Teutsch gebracht, Strassburg 1588, 1592. De Landtwinninge van M. Kaerle Stevens, Antwerpen 1566, Amsterdam 1627. Agricolture nuova, trad. dal H. | ||||||||||||||
[pagina 636]
| ||||||||||||||
Cato, Venetia 1591, 1677. De re hortensi libellus, Parisiis 1535, 1536, Lugduni 1536, Parisiis 1539, 1545. Seminarium, Parisiis 1536, Lugduni 1537, Parisiis 1540, 1548, Venegia 1545. Sylva et frutetum, Parisiis 1538. Vinetum, Parisiis 1537, Venetia 1545. Mijn Collega Maurits Sabbe was zoo vriendelijk mij de Landtwinninghe van Stevens te doen kennen: [1582 Stevens en Liebaut] De/Landtwinninghe/Ende Hoeve/Van M. Kaerle Stevens, ende M. Jan Liebaut,/Beyde Doctooren in de Medicijne./Wt de Fransoische spraecke in de Neder/duytsche overgheset./Den laetsten druck, oversien ende vermeerdert,/waer af het in-houdt in de naevolghende/pagie cortelijck begrepen staet./t'Antwerpen,/ By Christoffel Plantijn in den/gulden Passer./MDLXXXII. (21.5 × 15.2 cm., Museum Plantin Antwerpen A51, 8 lim + 707 + 13 blzz.) De voorrede, gericht tot Jan van Stralen, ‘Heer van Merxem, Dambrugghe, enz. Amptman der stadt van Antwerpen’, vermeldt dat het boek de vertaling is van La Maison Rustique de M. Charles Estienne, door Plantin in 1565 gedrukt, en waarvan een ‘cort begrijp van den selven, in onse Duytsche spraecke, dat onder den naem ende de bescherminghe,’ van Anthonis van Stralen verscheen. Nadat het kruidboek van Matthias de Lobel in het Vlaamsch door Plantin was gedrukt geweest, - het was in 1581 - scheen de Landtwinninghe een onmisbaar bijvoegsel te zijn, en aldus kwam de uitgave van 1582, vermeerderd, tot stand. De voorrede is geteekend van Christoffel Plantijn op 25 Augusti 1582. Het werk is verdeeld in 7 boeken: 1e boek met 30 hoofdstukken (blzz. 1-179): werk op de hoeve. 2e boek met 73 hoofdstukken (blzz. 180-360): de groenseltuin en de kruiden, de bieënteelt. 3e boek met 87 hoofdstukken (blzz. 361-538): de boomgaard, de vruchten en de vruchtenbereidingen. 4e boek met 24 hoofdstukken (blzz. 539-555): bemden en vijvers. 5e boek met 21 hoofdstukken (blzz. 556-601): mesten, zaaien, oogsten, bakkerij en brouwerij. 6e boek met 22 hoofdstukken (blzz. 602-634): wijngaard en wijn. 7e boek met 48 hoofdstukken (blzz. 635-707): bosschen en jachtwezen. | ||||||||||||||
[pagina 637]
| ||||||||||||||
Vóór mij ligt nu de vorige uitgave, ook door Plantin uitgegeven en dragende het jaartal 1566. [1566 Stevens] De Landtwin/ninge ende Hoeve van/M. Kaerle Stevens, Doctoor/in de Medecijne. VVt de Fransoysche sprake in de Neder-/duytsche overgheset./VVat in desen Boeck begrepen is, suldy/inde navolgende Pagie vinden./T'Antwerpen,/Ghedruct by Christoffel Plantyn./MDLXVI./Met privilegie. (16.2 × 9.8 cm., 415 blzz., Bibl. Univ. Gent Jur. 10747). Op de keerzijde van het titelblad treft men een korten inhoud van het boek, en het privilegie geteekend te Brussel op 7 en 18 April 1565. De voorrede van Anthonis van Stralen - den broeder van Jan van Stralen tot wien de voorrede van de uitgave van 1582 gericht wordt -, deelt mede dat de Vlaamsche vertaling zich opdrong ‘voor een groote redene dat den ghemeynen man de Fransoysche sprake niet verstaende’; de voorrede is geteekend door Christoffel Plantyn, den 20 Mei 1566. Daarna komt een open brief tot den goedwilligen lezer die verzocht wordt zich uit te oefenen ‘in de loffelicke conste der lantwinninghen’; deze brief vindt men in de uitgave van 1582 niet. Het werk is verdeeld in 6 boeken: 1e met 25 hoofdstukken (blzz. 7-102): over de hoeve. 2e met 80 hoofdstukken (blzz. 103-167): kruidhoven en biënteelt. 3e met 45 hoofdstukken (blzz. 168-244): vruchtboomen, vruchten en vruchtenbereidingen. 4e met 24 hoofdstukken (blzz. 245-261): bemden en vijvers. 5e met 48 hoofdstukken (blzz. 262-321): bemesten, zaaien, oogsten, wijngaard en wijn. 6e met 45 hoofdstukken (blzz. 322-413): bosschen en jachtwezen. Met recht kan de uitgever in de uitgave van 1582 zeggen dat het werk werd herzien en vermeerderd; op vele plaatsen heeft de tekst aanvullingen gekregen; het 5e boek bevat een uitgebreid overzicht over bakkerij en brouwerij dat in de uitgave van 1566 niet bestaat, en het 6e boek handelt uitsluitend over wijngaard en wijn. Van Liebaut wordt geen melding gemaakt, alhoewel de Agriculture et maison rustique, twee jaren te voren, in 1564 was | ||||||||||||||
[pagina 638]
| ||||||||||||||
verscheen; en in de voorrede wordt met nadruk erop gewezen dat het boek uit het Fransch werd vertaald. [1588 Stevens en Liebaut] De/Veltbouw/ofte Lantwinninghe: in/houdende eene rechte wel bestellinghe/eenes hofs te bouwen: Cruydthoven ende Fruythoven/te maecken: alderhande boomen te planten: Byen te houden: te/distilleren: beemden, vijvers en̄ staende waterē te maken, en̄ die te onder/houden: visschen te vangen: ackerlandt te winnen: wijngaerden/te oeffenen: medicinale wijnan te bereydē: parck voor wil/de beesten te maken midtsgaders de Wolve jacht. Dit prachtig boek, door mijn Collega Dr. Isid. Teirlinck ter mijne beschikking gesteld, verschilt van de uitgave van 1594 bijna niet; de indeeling in 10 boeken en de pagineering zijn dezelfde; men zal bemerken dat geringe wijzigingen in de spelling in de titels bestaan. Het boek van 1588 dient beschouwd te worden als de 1e vermeerderde uitgave, het boek van 1594 als de tweede. [1594 Stevens en Liebaut] De/Veltbouw/ofte Lantwinninghe: in/houdende eene rechte wel bestellinghe/eenes hofs te bouwen: Cruydthoven ende Fruythoven/te maecken; alderhande boomen te planten: Byen te houden; te/distillerē; beemden, vijvers ende staende wateren te maken, en̄ die te onder-/houden: visschen te vanghen: Ackerlandt te winnen: Wijngaer/den te oeffenen: medicinale wijnen te bereyden: parck voor/wilde Beesten te maecken midsgaders/de Wolve jacht./Alles beschreven van M. Kaerle Stevens, ende M. Jan Liebaut, Beyde/Doctooren in de Medicijne. En̄ nu vermeerdert door den welghe/leerden Heer Melchior Sebizius Silesius der Artseney Doctor./Int om slaen deses blats hebdy den inhout deses Boecx int cort./Tot Amsterdam,/By Cornelis Claesz. wonende opt Water int Schrijfboeck cIƆ. IƆ. XCIIII. (28 × 18.3 cm., 261 blzz., Bibl. Univ. Gent Acc 8522). Deze Hollandsche uitgave ‘Ghedruckt by Ewout Muller, in de nieuwe Liefveltsche Bybel, Int Jaer ons Heeren 1593’ | ||||||||||||||
[pagina 639]
| ||||||||||||||
is aldus een vermeerderde uitgave; zij bedraagt 10 boeken als volgt verdeeld: 1e met 30 hoofdstukken (blzz. 1-63) over de hoeve. 2e met 37 hoofdstukken (blzz. 64-126) over kruidhoven en bieënteelt. 3e met 87 hoofdstukken (blzz. 127-186) over vruchtboomen, vruchten, vruchtenbereidingen. 4e met 24 hoofdstukken (blzz. 187-193) over bemden en vijvers. 5e (blzz. 193-194) over zonnewijzers. 6e (blzz. 195-196) over landmeten. 7e met 21 hoofdstukken (blzz. 196-211) over mesten, zaaien, oogsten, bakkerij en brouwerij. 8e met 22 hoofdstukken (blzz. 212-223) over wijngaard en wijn. 9e met 48 hoofdstukken (blzz. 224-248) over bosch- en jachtwezen. 10e met 12 hoofdstukken (blzz. 249 -259) over jacht op den wolf. De hoofdstukken 5, 6 en 10 zijn nieuw en in de Plantinuitgave van 1582 niet aanwezig. De oorspronkelijke werken die tot de Lantwinninghe aanleiding hebben gegeven zijn de Latijnsche uitgaven De re hortensi van Carolus Stephanus en de Fransche uitgaven L'agriculture et maison rustique van Charles Estienne, en later met de medewerking van Jean Liebault. Van deze werken bezit de Universiteitsbibliotheek te Gent de volgende exemplaren:
[1535 Stephanus] De re hortêsi libellus, vulgaria herbarum, florum, ac fruticum, qui in hortis conseri solent nomina Latinis vocibus efferre docens ex probatis authoribus. In puerorum gratiam atq; utilitatem. Parisiis. Ex officina Roberti Stephani. MDXXXV (16,5 × 10,5 cm., 99 blzz. + index, Bibl. Univ. Gent Hist 213)
[1539 Stephanus] De re hortensi libellus, vulgaria herbarum, florum ac fruticum, qui in hortis conseri solent, nomina, Latinis vocibus efferre docens ex probatis authoribus: in adolescētulorum gratiam, multo quam antea locupletiōr factus. Cui nuper | ||||||||||||||
[pagina 640]
| ||||||||||||||
additus est alius libellus. De cultu et satione hortorū, et antiquorū sententia. Cum privilegio regis. Parisiis. Ex officina Rob. Stephani. MDXXXIX (15,6 × 10,2 cm., 140 blzz., Bibl. Univ. Gent HN 579).
[1555 Estienne] L'agriculture et maison rustique de M. Charles Estienne, docteur en medecine. En laquelle est contenu tout ce qui peut estre requis, pour bastir maison châpestre, nourrir & medeciner, bestiail & volaille de toutes sortes, dresser jardins, tant potagers que parterres, gouverner mousches à miel, planter & enter toute sorte d'arbres fruitiers, entretenir les prez, viviers & estangs, labourer les terres à grains, façonner les vignes, planter bois de haute fustaye & taillis, bastir la Garenne, la Haironniere & le parc pour les bestes sauvages. Plus un bref recueil de la chasse & de la Fauconnerie. A Lyon, par Jan Martin MDLXV. (12 × 7 cm., 28 lim + 587 blzz. + table, Bibl. Univ. Gent HN 632.).
[1625 Estienne en Liebault] L'agriculture et maison rustique, de MM. Charles Etienne et Jean Liebault, docteurs en medecine, Reveuë & augmentée de beaucoup, dont le contenu se voit en la page suyvante. Plus un bref recueil des Chasses du Cerf, du Sanglier, du Lièvre, du Renard, du Blereau, du Connil, du Loup, des Oiseaux, & de la Fauconnerie. Item la fabrique & usage de la Jauge, ou Diapason. Plus a esté adiousté en ceste derniere edition une instruction pour sçavoir en quels temps, mois, Lune, & saison on doit semer & replanter, selon le pays froid et chaud, pour faire advancer & retarder les semences & toutes sortes de graines. Dernière édition. A Rouen, chez Romain de Beauvais, pres le grand portail nostre Dame. MDCXXV. (22.7 × 16,8 cm., 16 lim + 672 blzz. + Table + La Chasse du Loup 30 blzz. + Fabrique de la Jauge 20 blzz., Bibl. Univ. Gent HN 335). | ||||||||||||||
Heyman Jacobs (XVIe en XVIIe eeuw)Van H.J. (Heyman Jacobs) vermeldt de Catalogus van de Bibliotheek der Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der GeneeskunstGa naar voetnoot(21): | ||||||||||||||
[pagina 641]
| ||||||||||||||
Den Kleynen ofte Kruydt boecxken, Van nieus verm. en verb. per H[eyman] J[acobs], t'Amsterdam voor Harman Muller, vóór 1600? Kl. in 80.
Over Heyman Jacobs kon ik in de geraadpleegde biographieën niets vinden. De volgende werken waren tot nu toe in mijn bereik: [1606 Heyman Jacobs] Den Cleynen Herbarius ofte Kruydt-Boecxken. Inhoudende de kracht en de operatie van alle de ghemeene kruyderen ende bekende vruchten die men dagelicx gebruyckt waer deur men met Gods hulpe een yder zijne ghesontheydt can onder houden ende veel der hande sieckten te genesen. Van nieus oversien en op veel plaetsen verbetert ende vermeerdert. Door H.J. Ad Honorem Dei. Om gesondheyt te behouden en sieckte te genesen sal men ongheneucht schouwen, en soberwesen. Nota. Hebdy gheen Medecijn, Soo laet dese vier u meester zijn. Een vrolijck hert en sober cost, matigen arbeyt en warm gedost. Dese connē u deur God gegevē, Dat ghy lāge gesont mocht levē. Tot Amsterdam, By Henrick Barentsz. Boeckvercooper int Vergulde Schrijf-boeck. 1606 (14 × 9 cm., 192 blzz., Bibl. Univ. Gent Acc 35997.) Zelfde werk als de uitgave van 1609, maar met een oudere spelling. Op blz. 129 eindigt het ‘Cruyt Boecxken’ en begingt het ‘Remedie Boecs’. Van blzz. 161 tot 185 het godsdienstig gedeelte en van blzz. 185 tot 192 eenige geneesmiddelen, zooals in de uitgave van Verhulst te Antwerpen, zonder dagteekening. Het boek is de eerste uitgave niet, gezien de woorden ‘Van nieus oversien, verbetert en vermeerdert’ aan den titel; er zijn inderdaad een uitgave vóór 1600 (?) te Amsterdam bij Muller, en eene in 1602 te Amsterdam bij Barentsz. [1609 Heyman Jacobs] Den cleynen Herbarius, ofte Kruydt-boecxken. Inhoudende de kracht en de operatie van alle de gemeene kruyderen en bekende vruchten, die men dagelijcx ghebruyckt, waer deur men met Godts hulpe een yder zijne ghesontheyt can onderhouden/en̄ veelderhande sieckten ghenesen. Van nieus oversien, en op veel plaetsen verbetert ende vermeerdert: Door H.I. Ad Honorem Dei. Om gesontheyt te behouden, en̄ sieckte | ||||||||||||||
[pagina 642]
| ||||||||||||||
te genesen sal men ongheneucht schouwen, en sober wesen. Nota, Heb dy gheen Medecijn, soo laet dese vier y meester sijn. Een vrolijck herte en sober cost, matighen arbeyt en warm gedost. Dese konnen u door Godt gegeven, dat ghy lange gesondt moecht leven. Tot Amsterdam, By Henrick Barentsz. Boeck-verkooper, int vergulde Schrijf-boeck. 1609. (14.3 × 8.5 cm., 128 blzz., Bibl. Univ. Gent Acc 5313). Het oud boekje begint met het volgende gedicht: Totten goetwillighen Lezers.
T'is lief-lijck om sien als ons leeren die Wijsen
Dat kruyden en bloemkēs uyt der Aerdē springen
Hierom machn ê een kruyt-hof niet te veel prijsen
Daer men den tijt can eerlijck in over-bringhen
Men hoort daer oock Vogelkēs fluyten en singen
T'welck dē Mensch doet verdwijnē veel fantazijen
Maer als d'appetijt begeerlijck comt aen-dringen
Soo ist altemael noch niet aan cleyn verblijen/Want
men sou lichtelijck hem selfs brengē in lijen/Als
men kruydē onbedacht te pluckē gewent//zijn
Om te gebruyckē wiens crachtē ons onbekēt//zijn.
Compt dan/en wilt men luste door-wandelen
Dit kruyt-hofkē dat ons hier wort open gedaen
Van Heyman Jacobs die ons leert handelen
De kruydē en bloemkēs (om t'perijckel te ontgaē)
Wiens natuerlijcke krachtē hier beschreven staen/Niet
alleê dienstlijck tot t'gebruyck der Medecijnē
Om crankheyt te verdrijven die ons heeft bevaen
En die dickmael ons lof en leven maeckt vol pijn
Maer oock tot nootdrufts oorbaer om te doen verdwijnen
Den zwarten honger die so gierich van aerdt//is/Wat
sy niet en ontsiet/wāt zij eē scharp swaert//is.
S.G.A. Stipendium peccati mors.
Uit het gedicht leeren wij den naam kennen van den schrijver die zich op het titelblad achter de letters H I verschuilt; die is dus Heyman Jacobs. Een eerste voorrede wordt tot den lezer, een tweede tot de ‘gardeniers’ gericht. In het eerste deel worden kracht en werkingen besproken van 52 vruchtsoorten; in een tweede deel, van 24 specerijen en zaden; daarna van koorngranen, wortels, bloemen, kruiden. | ||||||||||||||
[pagina 643]
| ||||||||||||||
In een bijzonder hoofdstuk worden de keukenmedecijnen besproken, en deze zijn, zonderling genoeg: melk, boter, kaas, honing, vleesch, visch, eieren, zout, azijn en water. Eindelijk in een hoofdstuk getiteld ‘Van 't Herbariseren’ worden raadgevingen over het plukken en het bewaren van kruiden verzameld. Het exemplaar van de Gentsche Bibliotheek is zeker onvolledig, het bevat een zeker aantal bladen met geschreven tekst. [s.d. Heyman Jacobs], Den kleynen Herbarius, ofte kruyt-Boecxken. Inhoudende de kracht en̄ operatie van alle de ghemeene kruyden ende bekende vruchten die men dagelyckx gebruyckt, waer deur men met Godts hulpe een yder zijne gesontheyt kan onderhouden, ende Veel-derhande sieckten ghenesen. Van nieus oversien, ende op veel plaetsen verbetert ende vermeerdert. Door H.I. ad honorem Dei. Om gesontheyt te behoudē, en̄ sieckte te genesen, Sal men ongheneucht schouwen, en sober wesen. Nota. Heb dy geen medecijn, soo laet dese 4 u meester zijn. Een vrolijck hert en soberen kost matigen arbeyt, en warm ghedost. Dat kan u deur Godt gheven, Dat ghy langh ghesont meucht leven. t'Antwerpen, By Martinus Verhulst, op de oude Corenmerct in de gulde Tes. Zelfde tekst als in de uitgave van 1609, maar niet dezelfde etter, alhoewel ook Gothisch. Met blz. 129 gaat nu het werkje voort met 11 regels waaronder het fataal woord finis. En nu pas daaronder op dezelfde blz. 129 komt de titel: ‘Hier naer begint een Remedie Boeckxken’ met allerlei behandelingen tegen de ziekten. Op blz. 161 begint een godsdienstig gedeelte ten behoeve van zieke menschen ingeleid met de woorden: ‘Hier nae volcht een schoone visitatie by den siecken ende krancke Menschen dienende om hen te vertroosten ende te onderwijsen om met Godts gratie saligh te sterven’. Ten slotte van blzz. 185 tot 192 eenige geneesmiddelen, zooals deze in de jaren 1600 voorgeschreven werden. [s.d. Heyman Jacobs] Den nieuwen kleynen Herbarius ofte kruydboeksken, Inhoudende de kracht, en de operatie van alle de gemeene kruyden ende bekende vruchten die men dagelyks gebruykt, waer door men (met Gods hulpe) een ider zyn gezondheyd kan onderhouden ende veelderhande siekten genesen. Van nieuws oversien, vermeerdert en op vele plaatsen verbetert. Door H.J. ad honorem Dei. En hebt gy geenen Medecyn, soo laet dees vier u Meester zijn: Een vroylyk Hert, soberen kost, Maetigen | ||||||||||||||
[pagina 644]
| ||||||||||||||
Aerbeyd, warm gedost; Dat kan u door God geven Dat gy gesond mocht leven. Tot Gend, By Jan Gimblet, Boekdrukker, in de Veldstraet in den gulden Bybel. (17 × 10,2 cm., 169 + 7 blzz., Bibl. Univ. Gent Acc 39819, G 21698, Kon. Bibl. Brussel III 1299). Zelfde tekst als de uitgave van Antwerpen, ook met Gothische letter, maar van een anderen drukaard. Het godsdienstig gedeelte van het einde van de Antwerpsche uitgave is hier niet aanwezig. De graden van warmte en koude worden als volgt vastgesteld: 1e graad lauw water, 2e heet water, 3e nog heeter water, 4e kokend water; 1e graad koude grachtwater, 2e putwater, 3e sneeuwwater, 4e ijswater. | ||||||||||||||
Cluyt Outger (XVIe en XVIIe eeuw)Latijn: Clutius Augerius. 1631 Cluyt. Memorie der vreemder bloom-bollen, wortelen, kruyden, planten, struycken, zaden en vruchten, hoe men die sal wel gheconditioneert bewaren ende over seynden. Amsterdam 1631 in 8. ((Pritzel nr 1762). Geboren te Leiden einde 16e eeuw, reisde Cluyt in Frankrijk, Spanje, Noord-Afrika, was tusschen 1634 tot 1636 geneesheer te Amsterdam, en eindelijk opziener van den kruidtuin te Leiden, waar hij overleed. Van der Aa (III, 508) noemt van hem: Dissertatio lapidis nephritici, Rostock 1627; memoire pour indiquer la manière d'emballer les arbres, les plantes, etc., Amsterdam 1631; Historia nucis medicae Maldiviensium, Amsterdam 1634; de Hemerobio, Amsterdam 1634; hij noemt het door Pritzel aangehaald werk niet. | ||||||||||||||
Boëtius de Boodt Anselm (1550 † 1632)Over Boëtius de Boodt schreef J. KickxGa naar voetnoot(22) een zeer volledige studie met een bibliographisch overzicht. De Boodt zag | ||||||||||||||
[pagina 645]
| ||||||||||||||
het licht te Brugge in 1550, was tegelijker tijd rechtskundige, geneeskundige en natuuronderzoeker; licentiaat in de medecijnen, waarschijnlijk van de Universiteit te Leuven, nam hij den doctorstitel te Padua, en werd geneesheer aan het hof te Weenen; na ongeveer 30 jaren afwezigheid, kwam hij in 1614 te Brugge terug waar hij op 21 juni 1632 stierf. Als natuuronderzoeker heeft hij eerst talrijke mineralen beschreven, onder meer de steenkool, dan ook de edelsteenen, waarover hij een zeer belangrijk boek liet verschijnen. Kickx geeft de volgende werkenlijst: 1609. Anselmi Boetii de Boodt Brugensis Belgae... Gemmarum et Lapidum Historia. Hanoviae typis Wechelienus apud Claudium Marnium et haeredes Joannis Aubrii, 1609 in 4; Francof. typis Marnii, 1609 in 4 (volgens Sanderus); Brugis, ook 1609 in 8 (volgens Gronovius). Het eenig werk van de Boodt over plantkunde wordt door Kickx als volgt beschreven: 1640 De Boodt. Anselmi Boetii De Boodt, J.C. Brugensis et Rudolphi II, Imp. Rom. medici a cubiculis, florum, herbarum ac fructuum selectiorum irones et vires pleraeque hactenus ignotae. E. bibliotheca Olivarii Vredii J.C. Brugensis. Accessit Lamberti Vossii Rosellani Lexicon novum herbarum tripartitum: latino-flandro-belgico-gallicum, flandro-belgico latinum et gallico-latinum, Brugis Flandrorum Ap. Joan Baptistam et Lucam Kerchovios anno 1640, in 4 (Pritzel nr 989). Voor een zestigtal planten worden figuur, naam, kenmerken, groeiplaats, geneeskundige eigenschappen gegeven. | ||||||||||||||
[pagina 646]
| ||||||||||||||
Een aantal bibliographen spreken van eene uitgave van 1609, en zeggen dat de uitgave van 1640 beter is. Volgens Kickx, is dit valsch; alleen bestaat de uitgave van Brugge 1640, na den dood van den schrijver verschenen; de vergissing komt van Seguier die de Gemmarum et Lapidum historia van 1609 als de 1e uitgave van de Florum icones heeft aangeduid. Het handschrift werd door den stervenden de Boodt aan zijn vriend Olivier Vredius toevertrouwd, met den wensch het eens in het licht te geven. Dit geschiedde in 1640 en Lambert Vossius voegde aan het werk een namenlijst in het Latijn, in het Vlaamsch en in het Fransch. Kickx houdt er aan te bewijzen dat indien door Michaud, Broeckx en anderen de Boodt beschuldigd wordt de Hortus floridus van Passaeus nageschreven te hebben, die beschuldiging niet verder kan bestaan, als men de teksten vergelijkt; zelfs staat het werk van de Boodt wetenschappelijk hooger als dit van Passaeus. Ik noem nog hier een klein Vlaamsch boek, dat geen kruidkunde bevat: [1628 de Boodt] De Baene des Hemels ende der Deughden; Vol schoone Ghebedekens, Liedekens, Vermaeninghen, ende Meditatiën: Naer maete, dicht, ghetal, ende ophefghestelt door Anselmus Boëtius de Boodt, Licentiaet in beyde de Rechten, ende Medecine. Te Brugghe, By Nicolaus Breyghel, aen de poorte van sint Donaes omgangh, 1628. (12.9 × 7.4 cm., 36 lim. + 307 + 4 blzz., Kon. Bibl. Brussel II 26115). Het godsdienstig boekje, in Vlaamsche verzen, wordt opgedragen aan zijne neef en nicht Anselmus van Royen Ruddere, Heere van Guyseghem, en diens vrouw Magdalene Scheildere, en aan zijne zuster Marie de Boodt, douagiere van Guyseghe. Twee houten plaatjes, het eene harpenzang, het ander het lam Gods, versieren de twee laatste blzz. Verscheidene gedichten, omdat de verzen lang zijn, worden in de lengte der bladzijden gedrukt. | ||||||||||||||
Cats Jacob (1578 † 1660).Catalogue no 44 Old Medical and botanical Books van het Internationaal Antiquariaat Amsterdam geeft onder no 45: C(ats) (?) J. 't Ondekte voordeel van alle wereldsche dingen, | ||||||||||||||
[pagina 647]
| ||||||||||||||
afgedeelt in de Wyse Jaer-beschrijver, verstandige Huys-houder, Ervaren Landt-bouwer, Wisse Heel-konstenaer en Voordeelige Plantenkenner. Amsterdam 1661-1663. De Catalogus voegt er bij dat het toch twijfelachtig is of dit werk van J. Cats zou zijn. Dat Cats over kruiden en boomen heeft geschreven, is echter goed bekend. In zijne gedichtenGa naar voetnoot(23) treffen wij namelijk de volgende stukken: blz. 173: de kracht van kruiden, op moeskruiden. blz. 174: op wortelen, aardvruchten, heestervruchten, boomvruchten. blz. 568: in de Hofgedachten, dat is invallen bij gelegenheid op 't gezigt van boomen, planten, bloemen, kruiden en diergelijke aardgewassen. blz. 663: in bedenkingen, moeskruiden, wortelen, vruchten. | ||||||||||||||
van den Vondel Joost (1587 † 1679).Onder den titel van Vondel's Herbarium heeft Maurits SabbeGa naar voetnoot(24) eene studie laten verschijnen waarin hij op de grondige kennis der plantkunde van den dichter de aandacht vestigt. ‘Zoo spreken al de bloemen en kruiden zijner warande, zegt Sabbe, veel minder van hun kleuren- en geurenweelde en van hun vormenschoonheid, dan van hun stichtelijke leeringen, vrome deugden en verborgen krachten. In dit opzicht draagt Vondel's heele herbarium niet alleen het karakter van de botanische wetenschap zijner dagen,....enz.’ | ||||||||||||||
Anonymus (XVIIe eeuw)1663 Anonymus. De natuerlijcke beschrijvingh der boomen, vertoonende de gronden en landschappen daer de selve groeyen door I.C. Amsterdam by Cornelis Jansen 1663 in 4. (Catal. Bibl. Nederl. Maatsch. bev. Geneesk., Amsterdam 1930). | ||||||||||||||
van Aengelen Pieter († 1664)van Engelen of van Aegelen Pieter (vander Aa, V, 154), eerst meesterknecht bij een reeder te Amsterdam, bestudeerde | ||||||||||||||
[pagina 648]
| ||||||||||||||
Grieksch en Latijn, en hield zich met godgeleerde oefeningen bezig. Na verscheidene lotgevallen, namelijk als vrije Luthersche predikant, vestigde hij zich rond 1562 te Alkmaar bij zijne familie en beoefende hij de wetenschappen. Hij overleed daar op 14 mei 1664. Van hem worden de volgende Nederlandsche werken genoemd: 1661: De verziende Engel, Amsterdam 2e druk 1661. Duitsche vertalingen van De verstandige hovenier verschenen te Hamburg in 1666 en te Leipzig in 1751. Onder den titel van De Verstandige Hovenier treft men ook werken aan van Nyland en van Van Sterbeeck, waarover verder wordt gesproken. Pritzel geeft over van Aengelen geen inlichtingen. | ||||||||||||||
Munting Abraham (1626 † 1683).Munting was hoogleeraar te Groningen; aldaar geboren op 19 Juni 1626, overleed hij daar ook op 31 januari 1683. Zijne levensschets door BerkhoutGa naar voetnoot(25). Pritzel geeft van hem de volgende bibliographische lijst: Nr 6556: Waare Oeffening der Planten, Amsterdam 1672; 2e uitgave Leyden en Utrecht 1696. | ||||||||||||||
[pagina 649]
| ||||||||||||||
Munting Hendrik (1583 † 1658) was ook hoogleeraar te Groningen en schreef: Hortus et materiae medicae gazophylacium, Gron. 1646 (Pritzel no 6560) [1672 Munting] Waare oeffening der Planten, waar in De rechte Aart, Natuire, en verborgene eigenschappen der Boomen, Heesteren, Kruiden, ende Bloemen, Door een veeljaarige onderzoekinge, zelfs gevonden; Als meede op wat maniere zy, in onze Neder- en Hoog-duitsche Landen, gezaait, geplant, bewaart, ende, door het geheele Jaar, geregeert moeten zijn, kenbaar gemaakt worden. Beschreven door Abrahamus Munting, der Med. Doctor, ende Professor Botanices in d'Academie van Stad Groningen en Ommelanden. Met 40 kopere Plaaten van de Raarste Planten verçiert. T'Amsterdam, Voor Jan Rieuwertsz, Boekverkooper, in Dirk van Assensteeg, in 't Martelaarsboek, in 't Jaar 1672. Met Privilegie. (19.3 × 15.3 cm., titelplaat, 72 lim + 652 blzz., register, drukfouten, Kon. Bibl. Brussel VH 6419). De eerste uitgave. De titelprent, waarop moeder natuur, vergezeld van een leeuw, op een zwaar voetstuk staat, draagt de woorden, op het voetstuk geschreven. ‘Waare Oeffening der Planten door Abrahamus Munting,’ en onderaan: ‘t'Amsterdam, by Jan Rieuwertsz Boekverkooper, Ano 1672’, wordt in Nederlandsche en in Latijnsche verzen uitgelegd: Op den Tytelprent.
De Gulle Neerstigheit, door Leersucht aangedreven,
Smeekt d'Eedele Natuir, om haar verborgen Schat.
Ons milde Moeder schenkt de Sluetel van het leeven,
En seyt: Leergierige, al wat mijn Rijk omvat.
Van Oosten tot het West, van Zuid tot Noorder Poolen,
Dat leert mijn wakkre Zoon, d'Heer Munting in dees blaan.
Leest en herleest hem vry, ja gaat by hem ter Schoolen,
Sijn schrandre Geest die leert wat nut is, wat kan schaan,
Wat dat de Middel Riem, de Tijden van de Jaaren,
De Groote Lichten doen, Hooftstoffen, Rijm en Mist;
Wat Tijd of Ontijd is tot zaaijen of tot paaren.
Hier in is 't algezeit, wat ik te zeggen wist.
P.M.
| ||||||||||||||
[pagina 650]
| ||||||||||||||
De latijnsche verzen zijn geteekend W.G. Het Octroy van de Staaten van Holland en van West-Friesland is geteekend Johan De Witt en Simon van Beaumont 1671. De opdracht aan de Burgemeesteren en de raadsheeren van Groningen en van de Ommelanden, die alle genoemd worden, werd door Abr. Munting op het einde Juli 1671 geschreven. Vooraleer den tekst van het boek te bereiken, treft de lezer de volgende stukken: Een voorrede waarin de invloed der planeten op den groei der planten wordt uiteengezet, met de kracht, den aard en de eigenschappen der zeven planeten, zon, maan, Jupiter, Venus, Mercurius, Saturnus, Mars, hetgeen stellig ons heden liever fantastistisch schijnt. Een Latijnsche brief van Samuel Maresius aan zijn collega Abraham Munting met gelukwenschen over het verschijnen van het boek. Een Latijnsch gedicht van Isaac De Schepper over het boek van Munting. Een Latijnsch gedicht van J. Aloysius Buchorst. Het volgend gedicht in het Nederlandsch van Simon Abbes Gabbema; Op den nooit volpreesen Hof van de Heer Abraham Munting.
Fris op Taal-leye, ley mijn rijm-taal, door de paaden,
Die, in den uytendkriek en d'aavond-lugt, betraden
Mijn voetten, in het Hof van Munting, daer ik vond,
Al wat het gloeijend Oost, en wat het laauwe Westen
Aan eenig keurig oog of mondlijn gaf ten besten,
Of wat het barre Noord of zoele Zuyden zond:
Terwijl de Nagtegaal hem, in 't geboomt, laat hooren,
En, als een Orfeus, streelt, met Vreugden-zang, onze ooren,
Daer 'k ben gezeeten in het lusten-hof-priëel;
En schouw vast aan, met oog en zin, de wonderheeden
En Heemelpronkjes, die natuyr, alhier, besteede
Aan Flora in eygendoom, voor altijd, in 't geheel.
| ||||||||||||||
[pagina 651]
| ||||||||||||||
Zoo ik 't gezigt laat gaan op allen slag van Boomen
Op Heester, op Struwel, op laager Kruyd, volkoomen
Voel ik, in all's, mijn lusts verlustinge voldaan.
Maar wend'ik 't, daar de Bloemgoodesse zelf koomt spreijen
Heur zinn'lykste tapeet, met d'allerzoetste renije
Vol bly-gekleurd cieraad van Bloeme, in overdaan,
Doorweeven, 'k kan mijn zelf, in geenen wijz', verzaaden.
En wie zoud't koonen doen? die all' die soort van blaaden,
Veranderlijk in kleur en geur, maar eens kan zien,
Die in het eerbaar, rood, of zaffraan geele zitte,
Of 't zeedig smalt', of groen' of paarz' of in de witte,
Die z'elk alleen, of ook wel zaamentlijk aan-bièn.
De vroege Iris praalt, hier, met tallooze verwen;
Fioolen, rijk van reuk, geen goud noch purper derven;
De blanke Leelijen, van achter d'Amarant,
Vertoone heur' wittigheid; de loof-smal Roosmareynen
Heur' eeuwig groen, de krook zijn geel, de Marjoleynen,
De Anjers, ellik heeft bezond'ren swier en stand.
Gins vindme, uyt 't laauwe bloed van Ajax, bol en bloemen;
Die meede op Hiacynt zijn naam en waapen roemen,
Doen dart'ler, als de kars op Amarillis mond,
En rooder, als de Roos op Leonoraas kaaken,
En gloender, als de brand van 't Tirysche scharlaaken,
Bruneerde, in minzaam bruyn, de Tenareesche grond.
Daar vindme, uit traanen van Narcis, wat heerlijks bloeijen;
En anders yets, uyt 't bloed van Adon, opwaart, groeijen,
En 't geene, uyt de traan van Helene, quam voort.
En 't geene, dat de traan van Eriçyn quam brengen,
Als zy de leevens draad van Adon niet kon lengen,
Hier zietme 't maagdelyn van Krokus noyt verhoort.
Gins praalt de kooningin der Hooven, die te danken
Heur roodheyd heeft aan 't bloed en Venus jammer-klanken:
Hier, als een daag'raad, vlamt de bloem van Barbaryn.
Daar smaakt me kriekjes, bruyn als bruyne Moortjes oogen,
En Abrikok en Pruym, op fris geboomt gezoogen,
En Quee- en Zuyker-peer en wat er zoets kan zijn.
Hier, kronk'lend, met'er rank, de latjes vast bevatten
Die stokken, die der weer'lt voortteele Iacchus schatten;
| ||||||||||||||
[pagina 652]
| ||||||||||||||
Daar staat de Haazelaar en purper-roode kars.
Gins dartelt d'Okkernoot met zijn reuk-rijke blaaden;
Daar is d'Amandelboom met vrugten overlaaden;
Hier groeyt de Malkoton weêr by de ruyge Pers.
Slaa'k allewaart mijn oog, ik zie Myrsine groenen,
En 't Nimflijn, dat doen haar de Tuyn-God wilde zoenen
In boom, van eygen naam, vervormde; als ook die Maagd,
Van Febus vaak belaagt, en van hem nageloopen,
Doch van hem niet gevaan, maar uyt zijn hand ontsloopen;
Dies de gedagtenis daar af hy noch beklaagt.
Maar merk ik innerlijk de bloem van Kristus lijdden,
Een heyl'ge schrik doet my, wat dat ik zag, ter zijdden
Afstellen; zie ik ook de Perueesche bloem
Van wonder, dag op dag, heur kleur op kleur, verstelle,
Lijk een Kameleon, ik, binnen my, voelswelle
Die zelfde harts-togt tot die'r beyder bloemen roem.
't Aegiptisch Aron, plant van zonderling vermoogen,
Schaft een waarande, vol verwondringe, aan mijn' oogen
Wanneer van 's mergens af tot aan den achter-noen,
De waat'ren, sprink-wijs, uyt het spits der blaad're spuytte
Of drop-wijs, needer-waarts, afvalle op de kluytte;
Zoo dat zich zelf bevogt, als had 't niet aars van doen.
'k swijg van beyd' d'Aloës, twee plantten, zonder gaadde;
Oranjen en Citroen en boomen van Granaade,
En Riet, dat herwaart zond 't Amerikaansche land,
Drie dubbel-kleurig Riet, een lust-spel der Natuyre,
Ook 't Veelvoet, dat, tot ons, Virginia gram stuyre,
't Welk sterft, zoo draa 't geraakt wordt, van een 's menschen hand.
Doorlugte tuyn, bedaauwd met goddelijken zeegen;
Koets vol vermaak, daar staag op druypt een gulden reegen,
Een troon, uyt louter glans van heerlijkheyd, gebouwt,
Pronk-paarl van Nederland, die, door uw volle luyster,
En bloessem uwer schoont, zet, wat' er is, in duyster,
Gy zijt een kasse van verwond'ring vol gestouwt.
Twee paarlen, booven gâà, bemerk ik aan uw' ooren,
De een uyt Pragt en d'áàr uyt Schoonigheyd gebooren;
Beyd' zijn zy eygen aan uw opper-lust-priëel;
| ||||||||||||||
[pagina 653]
| ||||||||||||||
Hoe zal, of kan ik dan, naar waardigheyd, vermelden,
Dat rijke Voorhof van de Elizeesche velden
En aller lustigheyds door dierbaarste juweel?
Mijn onmagt is te groot, yets daar van aan te haalen,
Met mond en pen. 'k Bekent. Dies blijf, hier, binnen paalen,
En draagt aan 't zoet vernuft van mijnen Buckhorst op;
Die zijn hoog-eed'le schagt doopt in de zuyv're bronnen
Uyt Nektar en Ambroos, in 't zoetste, zaam-geronnen,
En steygert ér, ter vlugt met op den eeren-top.
Simon Abbes Gabbema, Hist. Fr.
Dan weder een Latijnsch gedicht, een blz. lang, van W. Gutberleth. Een Fransch gedicht van Michel Nöé, ‘lecteur del'Eglise Française de Leuwarde’ getiteld ‘Sur la véritable culture des plantes’ waarin de ‘professeur Munting del'Academie de Groningue et d'Ommelande, le grand herboriste de la Vegetative’ wordt genoemd. De reeks der verzenstukken wordt met het volgend klinkdicht gesloten: Klinkdicht.
Waar Neerstigheit en Kunst met magt te zaamen spannen,
Begunstigt van Natuir, en God zijn Zeegen schenkt
Daar Boom- of Bloem-gewas een ieders oogen wenkt,
Wordt meenig uir de Zorg uit 's Menschen hert gebannen;
Die dikwils nedervelt de hard geherte Mannen,
Niet zelden ook te zeer haar Ziel en Zinnen krenkt,
En in een diepen droom van dweeperijen brengt,
Ja derf de Prinçen zelfs in haar Paleis aanrannen.
't Is Munting die aldus de groene Planten queekt,
En, in dit deftig boek, met vollen monde spreekt
Zooals hy werkt en wiest, in 't schoonste Hof der Hoven;
Doch wie aan dit Bericht het recht geloof ontbreekt,
Ook wat, tot 's Lichaams nut, noch in zijn Kruiden steekt,
Die vindt zulks by hem Zelfs, en stof om God te looven.
H.R.
Het wetenschappelijk gedeelte van het boek vangt aan met een register van de Nederlandsche namen der aangehaalde planten, een belangrijke bron van oude woorden. Het werk wordt als volgt verdeeld: | ||||||||||||||
[pagina 654]
| ||||||||||||||
Eerste boek: de boomen, met 65 hoofdstukken, blzz. 1-100. Tweede boek: de heesters, met 64 hoofdstukken, blzz. 101-209. Derde boek: de kruiden, met 449 hoofdstukken, blzz. 211-652. Na ieder boek, dat talrijke figuren bevat, treft men een alphabetische zakenlijst. Op 12 blzz. worden op het einde, de drukfouten vermeld. [1696 Munting] Naauwkeurige beschrijving der aardgewassen, Waar in de veelerley Aart en bijzondere Eigenschappen der Boomen, Heesters, Kruyden, Bloemen, Met haare vrugten, zaden, wortelen en bollen, Neevens derzelver waare Voortteeling, gelukkige Aanwinning, en heylzaame Geneeskrachten, Na een veeljarige Oeffening en eigen Ondervinding, In drie onderscheide Boeken, naauwkeuriglijk beschreeven worden; Door den Heer Abraham Munting, In zijn leeven, Hoogleeraar der Genees- en Kruydkunde in de vermaarde Akademie te Groeningen. Nu eerst nieuwelijks uitgegeeven, en met meer dan 250 afbeeldingen, alle naer 't leeven geteekend en konstiglijk in 't koper gesneeden, vercierd. met noodige Registers verrijkt. Te Leyden by Pieter vander Aa, T'Utrecht by Francois Halma, Boekverkoopers, 1696. (38.7 × 25.7 cm., titelprent, 34 lim + 930 halve blzz. + bladwijzers, Bibl. A.J.J.V., Bibl. Univ. Gent A 7503 en HN 91, Kon. Bibl. Brussel VB 42251). Het boek, dat 13 jaren na den dood van Munting verscheen, wordt versierd met een titelprent de rijkdommen der plantwezens verbeeldende, onder den invloed van de zon en van den wolkenregen; de titelprent dragende den titel van het werk, den naam van den schrijver, en de namen der twee verkoopers met jaartal, is geteekend J. Goeree als teekenaar en J. Baptijk als etser. De opdracht is aan de regeerende burgemeesteren van Leyden Johan Eleman, Daniel van Alphen Simonsz, Johan van Bauchem, Coenraad Ruysch, en de Secretaris van de zelfde stad, Johan van Groenendyck door de boekverkoopers vanderAa en Halma gericht. In een bericht tot den lezer wordt gezegd dat het tegenwoordig werk dient beschouwd te worden als een verbeterde uitgave van de Ware oeffening der planten, in 1672 verschenen en in 1682 herdrukt, die door den dood van den schrijver slechts later het licht kon zien. F. Halma, in een lijvig dichtstuk geteekend op 26/16 van Lentemaand 1695, maakt den lof van Munting; het stuk, te lang om hier in het geheel opgenomen te worden heeft als titel: | ||||||||||||||
[pagina 655]
| ||||||||||||||
Cypresse- en Lauwerkrans, gevlochten ter onsterffelijker gedachtenis van den grooten Geneesheer en Kruidkenner Abraham Munting, in zijn leven, Hoogleeraar der Genees- en Kruidkunde, in de vermaarde Opperlandsch Schoole tot Groeningen. Door de Zang- en Veldnimfen, bij geleegentheid van 't uitgeeven zijns Werks, Nauwkeurige Beschryving der Aardgewassen, gestrengelt.
Tusschen twee groepen strofen komen de zanggodinnen en de veldnimfen zingen en dansen, en dit gedurende 132 verzen; de eerste groep strofen bedraagt 110 verzen, de tweede 50 verzen, te samen dus 292 verzen. Na dit letterkundig stuk, komen de drie volgende gedichten, door Abraham Bogaert, P. Rabus en F. Halma. Op het geleerde en luisterrijke Werk van den Heer Abraham Munting,
Nauwkeurige beschrijving der Aerdgewassen genaamt. Hier gaat het Paradijs, met zijn Warandhof, open,
En Munting spiegeld zich tot in het minste kruid,
Dat, of uit d'aarde, of steen, of bast, of klippen spruit,
En toont waar van men schaade of voordeel heeft te hoopen.
Hier word mijn ziel gevleid door duizend Boomgewassen
Gins bloeit Cyclamen, en Oranjen op een tijd.
Hier plukt men Nagelen, daar doodlijk Aconijt,
Gins bittere Aloë, en geurige Ananassen.
Hier kruipt de Scammony, daar klimmen Mirablaanen,
Gins raast de Cassie door 't ruisschen van den wind;
Daar blaakt Adonis, die van Venus wierd bemind,
En om wiens dood zij stortte een heele Zee van traanen.
Maar, welk een geur verfrist mijn hart en ingewanden!
Ik riek hier Benzoïn, en Wierook, en Kaneel.
Daar bijt mij d'Aron, en de Gember in den keel;
Dan doet de Muskadel, door 't zien, mij watertanden.
Volmaakt verstand, en ziel der Beemden, en Vallyen,
Geleerde Munting, wat verplicht ge ons door uw vlijt!
Die 't minste kruid tot in zijn ingewand ontwijd,
En toont wat schaadlijk is, wat nut in Artzenijen.
| ||||||||||||||
[pagina 656]
| ||||||||||||||
Indien uwe oogen noch het schoone daglicht zaagen,
En uw doorluchtig werk dus heerlijk uitgevoerd,
Gij wierd niet minder als d'aanschouwer zelf ontroert;
Uw pen zou 's drukkers lof tot aan de sterren draagen.
Verstanden werden door verstanden opgeheeven.
Hier ziet 't nauwkeurig oog zich zelve aan Planten blind.
De Konsten werden door de Konstenaars bemind.
Wie sterve, Munting zal door Halma eeuwig leven.
Abraham Bogaert.
Op dit doorwrochte werk.
De schrand're Munting, in een Paradijs op aard
Gewoon te leven, en te kennen d'aart der kruiden,
Gehaalt uit Oost, en West, van 't Noorden, en van 't Zuiden
En door die kennis al de Wereld door vermaard,
Vond 's hemels Lusthof zijn beschouwing veel meer waard;
Dog zelf genegen, om, na 't scheiden uit dit leven,
Zijn mede-menschen met zijn 's onderzoeks te geven,
Had hij dit kruidboek voor den Naneef nog gespaard;
Met regt een Wonderboek, dat ons niet slegts van buiten
Den schets toont, maar Natuurs geheimen weet t' ontsluiten,
En niets vergeet wat tot al 't Aardgewas behoort.
Wat wroet gij, Artzen, of Kruidkenners, en Bloemisten?
Wat moogt gij zoekende al uw tijd en arbeid quisten?
Hier is der Werrelds Tuin. Treed binnen, op mijn woord.
P. Rabus.
Op het zelve
Waar blonk ooit kundigheid, in 't teelen der Gewassen,
Met meerder luister uit als in 't doorwrochte Werk
Van Munting? die hier doorklom boven in 't Heemelszwerk
In roem, hoe zeer de nijd hier teegen aan mogt bassen.
Hoe vulde hij met 't puik der Planten, potten, kassen!
Waar van zijn Weeldenhof en Boek droeg blijk en merk;
Waar vond men Aardgewas in bloei en kracht, zoo sterk?
Als daar hij dag en nacht quam Cybele op te passen!
Doch geenzins zelf voldaan met 't geen hij voortijds schreef,
Bevangt hem de eedle lust, die hem tot schrijven dreef,
Om nochmaal zich ten dienst zijns Landsgenoots te zetten:
Hij bouwd op nieuw zijn Werk, waar in 't gebrekkig bleef,
Wil dat men Kruid en Bloem ter artzenij-konst geef:
Dus opend hij 't geheimst van Vestaas kabinetten.
F. Halma.
| ||||||||||||||
[pagina 657]
| ||||||||||||||
Een uitvoerige levensschets van Munting, onder den vorm van eene lijkrede, door Joh. Mensingaes uitgesproken, en uit het Latijn door P. Rabus vertaald, eindigt de inleiding van het werk: Joh. Mensingaes Lykreden, Op 't afsterven van den zeer vermaarden en zeer ervarenen Heere Abraham Munting, Henriks Zoon, Arts, Meester der vrije konsten, en in de doorluchtige Groeninger Hooge Schole Hoogleermeester der Kruidkunde. Gedaan in 't koor der Akademische Kerke den XIX van Sprokkelmaand des jaars cIƆ IƆc LXXXIII. Uit het Latijn met vrijen trant vertaald door P. Rabus. In deze rede wordt herinnerd dat Abraham Munting net licht zag den 19 van Zomermaand 1626, als zoon van den arts Henrik Munting te Groningen, dat hij in 1654 hoogleeraar in de Kruid- en Scheikunde werd. Over zijne verdiensten vestigt de rede de aandacht op den invloed van de levensvoorwaarden op de gekweekte planten, de kunst om entingen van driërlei soorten te doen, het besproeien van den grond, de studie van nieuwe soorten, onder meer de Granadille, de gespitste Amerikaansche Aloë, de jalappe, de Peruviaansche plant, het levende kruid, het Polypodium virginianum, het Britannisch kruid. Op de volgende wijze eindigt de rede, met philosophisch-wetenschappelijke bespiegelingen over den dood: ‘Dewijl de dood sulk eenen niet onverwacht kan overkomen, die van jongs af bedacht heeft, dat wij alle moeten sterven, onseker wat dag, en dat dit ons Ligchaam, 't welk wij alom voeren, geen huis, maar een verblijfplaats is, dat wij maar voor een korten tijd bewonen, en weder moeten verlaten, als we den gastheer lastig schijnen. Ja, hoe kan de dood den genen onverwacht overkomen, die sijn levens-tijd in het dagelijks handteeren van Bloemen heeft versleten? wetende hoe kort van duur en broos derselver glans en schoonheid is. Want soo lang een Bloem nog onvolwassen in den uitersten schors is, kan se nog geen bloem genaamd werden. Als daar na de buik allengskens door levendiger sap swelt, en witachtige spleten krijgt, self dan nog moet men se geen Bloem achten: maar dan eerst komt den Bloemen haaren naam toe, wanneer de hoofden nu door de vliesen heen in de open lucht uitgebarsten sijn, en, gelijk als tot een seker rondte gespleten, haare rijpheid vertoonen. En sie daar, dan is ook haaren ondergang nabij, en met het ontsloopen van derselver natuur vervalt ook de aangenaamheid, self sonder het geweld der winden. | ||||||||||||||
[pagina 658]
| ||||||||||||||
Soo dat er geen bloem is, dan die teffens versch zij. Die dit van sijne vroege jaren doorgesien heeft, en dagelijks beschouwt, en met de menschelijke broosheid vergelijkt, hoe kan hem de dood schielijk en onverwagt sijn?’ Daarna begint het echt wetenschappelijk werk met een overzicht der hoofdstukken en der 243 platen: 1e boek, de boomen, blzz. 1-138, 67 beschrijvingen. 2e boek, de lage boomen en heesters, blzz. 139-262, 64 beschrijvingen. 3e boek, de lage planten, kruiden, bollen en bloemen, blzz. 263-929, 468 beschrijvingen. Iedere beschrijving bedraagt de terminologie, de varieteiten, de levenswijze, de kweekmethoden, het bewaren, de krachten als genot- en geneesmiddel. Het boek eindigt met een bladwijzer van de namen in de Nederlandsche, Latijnsche, Duitsche, Fransche en Italiaansche talen, en een bladwijzer betreffende de geneesmiddelen. Die namenlijst zou een uitstekend grondmateriaal zijn tot een overzicht der plantennamen door de eeuwen heen. | ||||||||||||||
Van der Groen Johan en Nyland Peter (XVIIe eeuw)Over Vander Groen en Nyland vindt men in VanderAa (VII 420 en XIII, 417): J. van der Groen was hovenier in dienst van den Prins van Oranje. Hij schreef: De Nederlandsche Hovenier, Amsterdam 1687 in 4. P. Nijlandt schreef: De Nederlandsche Herbarius, off Kruydt-Boeck beschrijvende de geslachten, gedaente, plaetse, tyt, oeffeningh, aert, krachten en medicinael gebruyck van allerhande Boomen, Heesteren, Boomgewassen, Kruyden en Planten in de Nederlanden, Amsterdam, 1673, 1675, 1678, 1682 in 4, met platen. - Verstandige Hovenier, Huishouder, Kok- en Bijenhouder, Amsterdam 1669 in 8. - Schouwtooneel der Aartsche schepselen, met platen in 8. Buiten de boeken die ik gezien heb, vermeldt de catalogus van het Britisch Museum: Het vermakelijck Landt-leven, begrepen in drie Deelen, I Den Verstandigen Hovenier, door P. Nyland. II Den Nederlandtsen Hovenier door | ||||||||||||||
[pagina 659]
| ||||||||||||||
J. van der Groen, III Den ervaren Huys-Houder, door P. Nyland, of Medicyn-Winckel; als mede de Distilleerkonst, den Naerstigen Byenhouder, de Verstandige Kock en Confituur-maker, 3 deelen. Amsterdam 1669 in 4 [1669 vander Groen]. Le Jardinier hollandais, où sont décrites toutes sortes de belles Maisons de plaisance de campagne; et comment on les peut planter, semer, et embellir de plusieurs herbes, fleurs, et arbres rares. Par J. vander Groen, Jardinier de son Altesse, Mons. le Prince d'Orange, etc. Avec environ 200 modelles de Parterres à fleurs et autres, Labirintes, Pavillons, ouvrages trellissés et maillés de Lattes, et de Quadrans ou Horloges Solaires. Der Niederlàndische Gàrtner, Das ist, Eine Beschreibung allerhand Fùrstlicher Herren Hòfen und Lustgàrten, und wie man dieselben mit vielen trefflichen Bàumen, Blumen und Kràutern kan bepflanzen, besàen, und zierlich anrichten. Durch Johan von der Groen, bestalten Gàrtner. Ihrer Durchl. des Prinzen van Orangien. Nebst einem Anhange von 200 Modellen der Blumenfelder, Irrgàngen, Làuben und Sonnenweisern. A Amsterdam, Pour Marc Doornick, Marchand Libraire, sur le Vygendam, au Baril d'Encre, 1669. Avec privilège pour 15 ans. Gedruckt und verlegt durch Marcus Doornick, Buchàndler auff dem Feyendam, in dem Contor Dintfass, 1669. (19.3 × 15.5 cm., Kon. Bibl. Brussel VB 4151). Het boek bevat 38 lim + 127 blzz. + 59 ongepagineerde blzz., en dezelfde figuren en platen, met Nederlandschen tekst, als de Hollandsche uitgave. De verdeeling bedraagt: Le Jardinier hollandais, Der Niederlàndische Gàrtner, 1669; Boutique à remèdes, Vieh-Apotheeck, 1670 (blz. 87); Traité des Abeilles, Der fleissige Bienenhalter, 1670 (blz. 105); 24 nouveaux modelles de parterres, 24 neue kunstartige Garten-Modellen 1670; Deux cens modelles de jardinage, Zwei hundert Garten-Modellen, 1669.
[1672 Vander Groen]. Le Jardinier du Pays Bas, où sont décrites toutes sortes de belles maisons de plaisance & de campagne & comment on les peut planter, semer, & embellir de plusieurs | ||||||||||||||
[pagina 660]
| ||||||||||||||
Herbes, Fleurs, & Arbres rares, Par J. vander Groen, Jardinier de son Altesse Mr. le Prince d'Orange, & Enrichy de plusieurs belles Figures, qui representent plusieurs belles maisons de plaisance et de campagne, basties à la mode du Païs-bas & de France; comme aussi quelques Fontaines, maniere de Provigner, d'Enter, & Greffer en écusson, en fente & en approche, Avec environ 200 Modelles de Parterres à fleurs & autres, Labirintes, Pavillons, Ouvrages treillissez & maillez de lates, & de Quadrans ou Horloges Solaires. A Bruxelles, chez Philippe Vleurgart, Imprimeur juré, derriere l'Hotèl de ville, à l'enseigne de l'Ange gardien. MDCLXXII (20,5 × 15,5 cm., Kon. Bibl. Brussel III 24410A).
24 lim + 182 blzz.; de platen zijn omgekeerd en veel minder verzorgd als in de uitgave van Amsterdam 1669. De verdeeling is: Le Jardinier du Pays-Bas, 24 modelles de parterres (blz. 75), Deux cens modelles (blz. 83), Boutique à remedes (blz. 139), Traité des abeilles (blz. 157). [1672 van der Groen] Den Nederlantschen Hovenier, Zynde het I. Deel van het Vermakelyck Landt-Leven, Beschrijvende alderhande Princelijcke en Heerlijcke Lust-hoven en Hofsteden, en hoe-men de selve met veelderley uytnemende Boomen, Bloemen en Kruyden kan beplanten, bezaeyen, en verçieren. Door J. vander Groen, Hovenier van Sijn' Doorluchtighe Hoogheydt, den Heere Prince van Orangien, en Verrijckt met verscheyde schoone Figuren uyt-beeldende Princelijcke Lust-hoven en Hof-steden, na de Nederlandtsche en Fransche ordre; als oock eenighe Fonteynen, maniere van Enten, Oculeren, In-legghen en Af-suyghen, Met noch omtrent 200 Modellen van Bloem-Percken, Parterres, Doôlhoven, Priëelen, Lat-wercken, en Sonne-wijsers, verçiert. Tot Brussel, By Philips Vleugaert, ghezworen Boeck-Drucker, achter't Stadt-huys, in den Enghel-bewaerder, MDCLXXII. Met Gratie en Privilegie. (42 blzz., 15.6 × 20.2 cm., Bibl. Landb. Hoogeschool Gent). (Kon. Bibl. Brussel II 45168). De titelplaat verbeeldt een kasteel met tuin, geteekend door Fred. Bouttats junior, en draagt den tekst: ‘'t Vermakelijck Lant-Leven, I Deel. Den Nederlantsen Hovenier, Door I. van der Groen. Met meer als 200 verscheijde Modellen van Hof-Beddens oft Bloem-percken verciert. Tot Brussel. Bij Philips Vleugaert, Boeck-Drucker, in den Enghel-Bewaerder, 1672. Met gratie en Privilegie.’ | ||||||||||||||
[pagina 661]
| ||||||||||||||
De verdeeling van het gansche werk wordt als volgt aangekondigtd:
Het privilegie is geteekend te Brussel, 17 december 1671, Loyens, in naam van Carel, Koningh van Castillien, van Leon en van Arragon. De Approbatie is van Brussel 18 mei 1672, Matth. Middegaels, decanus insignis Collegiatae DD. Michaëlis et Gudulae: ‘Sal moghen in Druck uyt-ghegheven worden, als niet behelsende contrarie aen het Catholijck Gheloof, oft goede manieren.’ Den Nederlandtschen Hovenier is door eene inleiding met figuren over fonteinen en over entingen van boomen voorafgegaan (24 blzz.). Dan worden opvolgentlijk bestudeerd: de boomen, de kruidachtige planten, de bolbloemen, de zaden; daarna een alphabetische register. Voor vele planten worden de gekende varieteiten van den tijd, b.v. voor de tulpen, aangegeven. Het 1e deel eindigt met 200 figuren van tuinen, dolhoven, priëelen, zonnewijzers en in den tuinbouw gebruikte toestellen. Deze toestellen zijn . boomschaer, rispyser (om de boomen van de ‘rispenesten’ te zuiveren), entmes, gritsel oft harck, snoepbeytel (om dorre takken af te stooten), krabber oft klouwe, messen, entsaegh, kapmes, palmscheer, yseren beytel, houten hamer, troffel, spade, grepe of kieck (drietandige vork), gieter, kruywaghen. De meeste toestellen gelijken gansch op de heden gebruikte. In het onderzochte exemplaar komt dit gedeelte met de platen en figuren (blzz. 43-98) tusschen het 2e en het 3e deel gebonden voor; dit gedeelte heeft trouwens een afzonderlijken titel: Twee hondert Modellen, voor de Lief-hebbers van Hoven en Thuynen, seer dienstigh om alderhande Bloempercken, Parterres, oft Loof-Wercken te legghen: noch eenighe Modellen om Prieëlen, Lat-Wercken en Doôlhoven na de konst op te stellen, als oock verscheyde Sonnewijsers; Dienende tot onderrichtinghe voor alle Lief-hebbers en Hoveniers, om Hof-steden en Lust-hoven konstelijck te vercieren. Tot Brussel, By Philips Vleugaert, | ||||||||||||||
[pagina 662]
| ||||||||||||||
ghezworen Boeck-Drucker, achter 't Stadt-huys, in den Enghel-bewaerder, MDCLXXII. Met Gratie en Privilegie. (blzz. 43-98, vervolg van het 1e deel, 15.6 × 20.2 cm.) Het 2e deel bevat raadgevingen aan den tuinman voor de 12 maanden van het jaar. Den Ervaren Huys-houder, oft Medicyn-Winckel, Zijnde het III Deel van het Vermakelyck Landt-leven, Onderwysende hoe-men binnen en buyten de Steden, heylsame Medicijnen voor de ghebreken van Menschen en Beesten, sal toe-maken en bereyden: Met een Onderrichtinghe, hoe-men uyt verscheyde Bloemen en Kruyden, nutte en wel-rieckende Wateren sal konnen uyt-trecken en distilleren. Als mede Den Neerstighen Bien-houder, Door P. Nyland, Doctoor in de Medicijnen. Noch is hier achter by-ghevoeght: Den Verstandigen Kock. Tot Brussel, By Philips Vleugaert, ghezworen Drucker, achter 't Stadt-huys, in den Enghel-bewaerder. 1672. Met Gratie en Privilegie. (88 blzz., 15.6 × 20.2 cm.) Het 3e deel bevat: 1o Den Ervaren-Huys-houder oft Medicijn-Winckel (blzz. 1-35), met de purgerende geneesmiddelen, de geneesmiddelen voor het hoofd, voor de oogen, de ooren, den neus, de tanden, den mond en de keel, de bosrt, het hart, de vrouwenborsten, de maag, de darmen, de lever, de milt, de nieren en de blaas, de breuken, de vrouwenziekten, de ledematen, de huid, de wonden, de koortsziekten, de geneesmiddelen voor paarden, ossen en koeien; in twee eigenaardige figuren worden de ziekten van het paard en van den os op het dier zelf aangeduid.
2o De Distilleer-konst (blzz. 35-38) over de distilleeren van kruid-, bloem- en zaadwaters en olieën. | ||||||||||||||
[pagina 663]
| ||||||||||||||
3o Den Neerstighen Bienhouder (blzz. 41-56), over het kweeken der bieën en de bereiding van honing en was.
4o De Verstandighe Kock (blzz. 57-88) met eene titelprent eene rijk met proviand voorziene keuken verbeeldende, over de bereiding van groenten, vleesch, visch, gebakken, pasteien, over de bewaring van vleesch, over het gebruik van afval, over de bereiding van vruchtjam. [1687 vander Groen] Den Nederlandtschen Hovenier, Zynde het I Deel van het vermackelyck Landt-leven, Beschryvende alderhande Princelijcke en Heerlijcke Lust-hoven en Hof-steden, en hoe men de selve met veelderly uytnemende Boomen, Bloemen en Kruyden kan beplanten, bezaeyen, en verçieren. Door J. vander Groen, Hovenier van Sijne Hoogh. den Heere Prince van Oranien. Verrijckt met verscheyde schoone Figuren, uyt-beeldende Princelijcke Lust-hoven en Hof-steden, na de Nederlandtsche en Fransche ordre; als oock eenige Fonteynen, maniere van Enten, Oculeren, In-leggen en Af-suygen. Met noch omtrent 200 Modellen van Bloem-Percken, Parterres, Doôl-hoven, Prieëlen, Lat-wercken, en Sonne-wijsers, verçiert. In desen tweeden Druck is achter den Verstandigen Hovenier by-gevoeght, de beschrijvinge van vele uytlantsche en andere Gewassen. Tot Brussel, By Peeter Vleugaert, Boeck-Drucker, woonende op de Hout-Marckt. MDCLXXXVII. (20,5 × 16 cm., 24 + 50 + 112 blzz. + 53 + 92 blzz., Bibl. Univ. Gent Acc 8386). Deze tweede uitgave draagt de approbatie geteekend Matth. Middegaels, librorum censor, Brussel 18 mei 1672. Het boek bevat 5 deelen dragende als titel: I den Nederlandtschen Hovenier, II Den verstandighen hovenier, III Den ervaren huyshouder, IV Den neerstighen bienhouder en V Den verstandighen Kock; tusschen deelen II en III bevinden zich op 53 blzz. (gepagineerd 43-98) 200 modellen van bloemperken, prieëlen, enz. Tot de inleiding behoort een overzicht van de loffelijkheid van het landleven waarin bewezen wordt dat in alle tijden het landelijk leven het vermakelijkste, het voordeeligste, het gezondste en het zaligste is; als zangers van het landelijk leven worden J. Cats, Petrus Hondius in zijn boek Monsechans in 1621 verschenen, van Zuylighem, en Westerbaen genoemd. Vele platen en teekeningen. Den Nederlantschen Hovenier bedraagt 50 blzz. waarvan de twee laatste met een register der Nederlandsche namen. Den verstandigen Hovenier, door P. Nyland opgesteld, is | ||||||||||||||
[pagina 664]
| ||||||||||||||
een werk op zich zelf, met zelfstandige pagineering, ook te Brussel in 1687 uitgegeven. De titel is als volgt: Den verstandigen Hovenier, Over de twelf Maenden van 't jaer, zynde het II Deel van het vermakelyck Landt-leven, Beschrijvende, hoe men op de beste en bequaemste maniere sal Hoven, Thuynen, Lusthoven en Boomgaerden verordineren, bereyden, beplanten, en bezaeyen, Alsmede, Hoe men alderhande Ooft en Fruyt, Kruyden en Bloemen, Wortelen en Zaden, op sijn behoorlijcke tijdt sal vergaderen, met een Onderwijsinghe van der selver Aert, Kracht, en Ghebruyck, tot onderhoudingh van 's Menschen ghesontheydt. Seer dienstigh voor degene die geerne schoone vruchten, en groot profijt souden trecken. Beschreven door P. Nyland, der Medecijnen Doctoor. Tot Brussel, By Peeter Vleugaert, Boeck-Drucker, woonende op de Hout-Marckt. MDCLXXXVII. (7 platen + 112 blzz.) Raadgevingen voor de 12 maanden, gevolgd door een alphabetischen register van plantennamen in het Nederlandsch, zonder Latijnsche benamingen. Na dit gedeelte komt: Twee hondert modellen, voor de liefhebbers van hoven en thuynen, zeer dienstigh om alderhande Bloem-Percken, Parterres, oft Loof-wercken te legghen: noch eenighe modellen om Prieelen, Lat-Wercke en Dool-hoven na de konst op te stellen, als oock verscheyde Sonne-Wysers; Dienende tot onderrichtinghe voor alle Lief-hebbers en Hoveniers, om Hofsteden en Lusthoven konstelijck te vercieren. Tot Brussel, By Peeter Vleugaert, Boeck-Drucker, woonende op de Hout-marckt. MDCLXXXVII. Met platen en uitleggevenden tekst op blzz. 45-98. De laatste bladz. draagt: ‘Eynde des eersten Deels van het Vermakelijck Landt-leven’; dit stuk zou dus vóór Den verstandigen Hovenier moeten geplaatst worden. Den ervaren Huys-houder, oft Medicyn winckel, zynde het Deel III van het vermakelyck Landt-Leven, Onderwijsende, hoe men binnen en buyten de steden, heylsame Medicijnen voor de ghebreken van Menschen en Beesten, sal toe maken en bereyden: Met een Onderrichtinghe, hoe men uyt verscheyde Bloemen en Kruyden, nutte en wel-rieckende Wateren sal konnen uyt-trecken en distilleren; als mede Den neerstighen Bienhouder, Door P. Nyland, Doctoor in de Medicijnen. Noch is hier achter by ghevoeght, Den verstandighen Kock. Tot Brussel, By Peeter Vleugaert, Boeck-Drucker, woonende op de Hout-Marckt, 1687. (blzz. 1-54 en 3 blzz. voor de alphabetische tafel). | ||||||||||||||
[pagina 665]
| ||||||||||||||
Wordt verdeeld in: Medicijn-Winckel voor den Mensch (blzz. 3-28) en voor de dieren (blzz. 29-35), Distilleerkonst (blzz. 36-39), Den neerstighen bienhouder (blzz. 40-54), alphabetisch register (3 blzz.). De verstandighe Kock, oft sorghvuldighe Huyshoudster: Beschryvende, Hoe men op de beste en bequaemste manier alderhande spijsen sal koken, stoven, braden, backen en bereyden, met de Saussen daer toe dienende, seer dienstigh en profijtelijck in alle Huys-houdinghen; Oock om veelderleye slagh van Taerten en Pasteyen toe te stellen. Vermeerdert met de Nederlandtsche Slacht-tydt. Hier is noch achter by-ghevoeght de Verstandighe Confituer-maker, onderwijsende, hoe men van veelderhande Vruchten, Wortelen, Bloemen en Bladeren, etc. goede en nutte Confituren sal konnen toe maken en bewaren. Tot Brussel, By Peeter Vleugaert, Boeck-Drucker, op de Hout-marckt, MDCLXXXVII. (blzz. 58-92). In zijne ‘Waerschouwinge’ waarschuwt de schrijver tegen het gebruik, voor het bereiden der spijzen, van ‘alderley stercke en soete Fransche wijnen’; hij spreekt zich uit ten gunste van Rijnschen wijn, en van zure Fransche wijnsoorten, zooals ‘Tossaense, Conjacque oft Coutouwe, en van “Roode wijn François”. Maar hij verkiest liever hoegenaamd geen wijn te gebruiken: ‘maer de verstandighe Kock verwerpt alle wijnen uyt de saussen, en seyt dat die gheestigher, amperder, geutigher, en smakelijcker te maken zijn met Water, Azijn, Limoen-sap en Verjuys, ieder na haren eysch.’ De smaken worden verdeeld in warme namelijk ‘scherp, bitter en zout’, in koude namelijk ‘wrangh, sarp en suer’, en in middelbare namelijk ‘soet, vettachtich en malsoet’, Al die smaken worden duidelijk bepaald, met al de vooroordeelen van den tijd. De ‘Koockregister’ bevat een aantal technische woorden; alleen noem ik er enkelen behoorende tot de gebakken: boeckwey-koeken, oblien, kucheltjes, struyven, blauwe mansiee, broeder of poffer, appelbrijken, dense geertpens, groene bladen. Allerlei producten komen in de bereiding van taarten vóór, zooals kervel, vleesch, merg, citroen, succade, kaas, spinagie, kalfstong, kalfsvoeten. Al die bereidingen, moeilijk verteerbaar, doen denken aan de kloeke magen van de eters en drinkers uit de oude Vlaamsche schilderijen. [1721 van der Groen] Den Nederlantsen Hovenier, Zijnde het I Deel van het vermakelijk Land-leven. Beschrijvende alderhande Prinçelijke en | ||||||||||||||
[pagina 666]
| ||||||||||||||
Heerlijke Lust-hoven en Hof-steden, en hoe men deselve, met veelderley uytnemende Boomen, Bloemen en Kruyden, kan beplanten, bezaeyen, en verçieren. Door J. vander Groen, Hovenier van sijn Doorluchtige Hoogheyt, den Heere Prince van Orangien, etc. Verrijkt met verscheyde kopere Figueren, uytbeeldende Prinçelijke Lust-hoven en Hof-steden, na de Nederlandse en Françe ordre; als ook eenige Fonteynen, maniere van Enten, Oculeeren, Anleggen en Afzuygen. Met noch ontrent 200 Modellen van Bloem-perken, Parterres, Dool-hoven, Priëlen, Lat-werken, en Zonne-wijzers. Desen laetsten Druk is doorgaens verbetert. 't Amsterdam, By de Wed.: van Gijsbert de Groot, op de Nieuwendijk, tusschen de twee Haerlemmer sluysen in de groote Bybel, Met Privilegie voor 15 Jaren. 1721. (19.8 × 15.4 cm., 24 + 40 + 106 + 6 lim + 88 + 88 blz., Bibl. Univ. Gent 175 P 3, Kon. Bibl. Brussel III 16209 A). Hetzelfde werk als de uitgave van 1687; het boek, alhoewel later verschenen, is grootendeels met gothische letters gedrukt. De figuren zijn met andere koperen gietafdrukken als in de uitgave van 1687 gedrukt, en zijn alle omgekeerd. Het deel bevattende de 200 modellen van bloemperken en prieelen komt op de normale plaats en wel na Den Nederlandschen Hovenier, zoodanig dat het boek duidelijk verdeeld is in een deel door vander Groen en een deel door doctor Nylant opgesteld. Daarenboven bevat het boek verscheidene titelplaten: Vóór den Nederlandsen Hovenier, eene plaat verbeeldende een persoon wijzende naar een kasteel met hovingen waarin twee ruiters te paard wandelen, met het jaartal 1696. Vóór den verstandigen Hovenier, eene plaat verbeeldende eene soort klooster met zeer regelmatige aangelegde tuinen, ook met het jaartal 1696. Aan het begin van de Medicyn-winkel, eene plaat verbeeldende op den achtergrond een apotheek, op den voorgrond, een paard, eene koe en 4 schapen die aan geneeskundig onderzoek worden onderworpen, met jaartal 1711. Aan het begin van den Byenhouder, eene plaat met biënkorven dragende het jaartal 1711. Het privilegie is door G. Fagel en Simon van Beaumont geteekend, uit den Haag, 9 december 1696, hetzelfde jaar als deze der twee eerste titelplaten. De verdeeling van het boek is als volgt: Inhoud, inleiding, enz., 24 blzz. zonder pagineering. Den nederlantsen hovenier, blzz. 1-40. Twee hondert modellen, blzz. 41-106, met jaartal 1721. | ||||||||||||||
[pagina 667]
| ||||||||||||||
Den verstandigen hovenier, Over de twaelf maenden van 't Jaer. Zijnde het II Deel van het vermakelyk Lant-leven. Beschryvende, hoe men op de beste en bequaemste maniere sal Hoven, Thuynen, Lusthoven en Boomgaerden verordineeren, bereyden, beplanten, en bezaeijen. Als mede, Hoe men alderhande Ooft en Fruyt, Kruyden en Bloemen, Wortelen en Zaden, op syn behoorlijke tijt sal vergaderen. Met een Onderwijsinge van der selver aert, kracht en gebruyk, tot onderhoudinge van 's menschen gesontheyt. Seer dienstigh voor alle dengenen, die geerne schoone Vruchten en groot profijt souden trekken. Beschreven door P. Nylant, der Medicijnen Doctor. Noyt voor desen soo gedrukt. t'Amsterdam, By de Wed.: van Gijsbert de Groot, op de Nieuwendijk, tusschen de twee Haerlemmer Sluysen in de groote Bybel, Met Privilegie voor 15 Jaren. 1711 (6 lim. + 84 + 4 blzz.) Bevat: De Medicynwinkel (blzz. 1-34), De Distilleer-konst (blzz. 35-38), Den naerstigen Byenhouder (blzz. 39-56, met jaartal 1711), De verstandige kok (blzz. 57-88, met jaartal 1711). De Catalogus van de Bibliotheek der Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, Amsterdam (Intern. Antiquariaat) 1930, blz. 503) vermeldt verder:
Nylandt Petr., De Nederlandtse herbarius of Kruydt-boeck, Amsterdam, voor Marc. Doornick 1670 in 4. Ibid., Alsmede de uytlandtsen, of vreemde droogens, Amsterdam by M. De Groot 1680 in 12. Ibid., Amsterdam by de Wed. van Mich. De Groot 1682 in 4. | ||||||||||||||
Van Sterbeeck Franciscus (1630†1693).In den Gulden Passer van 1930 heeft L.J.M. PhilippenGa naar voetnoot(26) een belangrijke bijdrage over Fr. Van Sterbeeck laten verschijnen, | ||||||||||||||
[pagina 668]
| ||||||||||||||
ten einde te herinneren, tijdens het verloop van het nationaal jubeljaar, dat in 1630 Van Sterbeeck, aldus 300 jaren geleden, werd geboren. In deze bijdrage vindt men, benevens een zeer volledig bibliographisch overzicht, een uitvoerige levenschets. Johannes Fransiscus Van Sterbeeck werd geboren te Antwerpen in 1630 en overleed aldaar in 1693. Philippen noemt de volgende werken van Van Sterbeeck: Den verstandigen Hovenier over de twaelf Maenden van 't Jaer door F.V.S. Pbr. (ttz. Fransiscus van Sterbeeck presbiter), Antwerpen, Reynier Sleghers 1672, 3e druk. Het is de Vlaamsche uitgave van de in Holland verschenen werken: den Nederlandschen Hovenier met J. vander Groen als schrijversnaam, en den Verstandigen Hovenier met P. Nijland als schrijversnaam. Van die werken wordt de titelplaat volledig terug gegeven; het Theatrum Fungorum en de Citricultura worden kort beschreven. Ook wordt melding gemaakt van de namen der personen die lofdichten aan het begin dezer werken lieten plaatsen. C. Van Bambeke heeft in de Biographie NationaleGa naar voetnoot(28) eene levenschets van Van Sterbeeck geschreven waarin hij de vroegere werken over den Antwerpschen zwammenkundige noemt. Daarin herinnert Van Bambeke dat het Theatrum fungorum in 1675 voor de eerste maal verscheen, en dat het eerste stuk door Fr. Van Sterbeeck in het licht gezonden een korte mededeeling is, op 6 blzz. gedrukt en in een kookboek in 1668 als bijvoegsel gebracht, onder den titel: | ||||||||||||||
[pagina 669]
| ||||||||||||||
Een corte aenwijsinghe van ses bladeren, die ick in het jaer 1668, in een kleyn besonder. Tractaat door den druck in 't licht hebbe ghegheven, het welck achter by eenen Koock-boeck (voor desen in Hollandt gemaeckt ende gedruckt) ghebonden was. Van Bambeke herinnert ook dat in de voorrede van zijn Theatrum fungorum, Van Sterbeeck verklaart: ‘want ick tot op den dagh van heden niet anders als het voor noemde Tractaet der Fungi in het licht hebbe gebracht.’ En Van Bambeke zegt verder: ‘Et il ajoute que c'est à tort qu'on lui a attribué le Koockboeck et un autre livre, le Verstandigen Hovenier’. Men vergelijke de werken onder dezelfden titel van vander Groen en Nyland. DelvenneGa naar voetnoot(29) zegt dat het eerste werk van Van Sterbeeck de Verstandigen hovenier in 1654 verschenen zou zijn, en zijn tweede werk het Kookboeck van 1668. Van Bambeke vestigt de aandacht op het feit dat in 1654 Van Sterbeeck zijne opzoekingen over de zwammen heeft begonnen, en dat 1668 het jaar is waarop de Corte aenwijsinghe als bijvoegsel tot een Kookboek werd gebracht. Wij laten nu van Sterbeeck zelf spreken; en hij zegt in de Voor-reden van Citricultura (1682): ‘Soo dan de oorsaecke dat ick dit werck by der handt ghenomen hebbe; is ten deele om dat men my belast ende den naem toevoeght van eene boeck Den Verstandigen Hovenier ghenaemt, die in verscheyde steden gedruckt is. Als oock van een Koock-Boeck & van welcke boecken my noch eere, noch blaem toecomt, alsoo gheen van twee van my ooyt voorts quam. Waer van ick in de voorreden van mijn Toneel der Campernoellien uytghegeven in den jaere 1675 breeder hebbe gheseydt.’ In de Voor-reden van Theatrum Fungorum (1675) lezen wij: ‘...een corte aenwijsinghe van des bladeren, die ick in het jaer 1668 in een cleyn besonder Tractaet door den druck in 't licht hebbe ghegheven, het welck achter by eenen Koock-boeck (voor desen in Hollandt ghemaeckt ende ghedruckt) ghebonden was. Om welcke reden menighe persoonen my den naem ghegeven, oft den Auteur van den gheseyden Koock-boeck ghenaemt hebben: als mede van eenen boeck, genaemt den Verstandigen Hovenier; den welcken van ghelijcken in Hollandt ghedruckt | ||||||||||||||
[pagina 670]
| ||||||||||||||
was: want ick tot op den dagh van heden niet anders als het voornoemde Tractaet der Fungi in het licht hebbe ghebracht.’ Na deze duidelijke verklaringen, behoort zeker de Verstandighe Hovenier tot van Sterbeeck's gewrochten niet, en de letters F.V.S. Pbr. dekken een Anonymus; wij zullen aldus in deze verhandeling de Verstandighe Hovenier liever als Anonymus bespreken. 1672 F.V.S. Pbr. Den verstandighen Hovenier Over de twaelf Maenden van 't Jaer.... Door F.V.S. Pbr. Den 3 Druck... T'Antwerpen, Bij Reynier Sleghers.... 1672. (Bibl. Emiel van Heurck, cit. door Philippen, Gulden Passer, 1930 blz. 39). Daar Schr. in zijn Theatrum Fungorum, dat voor de eerste maal in 1675 verscheen, verklaart dat hij vroeger niets heeft uitgegeven, zou aldus F.V.S. Fransiscus Van Sterbeeck niet beteekenen. S.d.F.V.S. Pbr. Den Nederlandschen verstandigen Hovenier over de XII Maenden van het Jaer.... door F.V.S. Pbr. Den elfsten Druck.... Tot Gend.... Weduwe Stevens en Zoon... (s.d. Bibl. Emiel Van Heurck, cit. door Philippen, Gulden Passer, 1930, blz. 40). | ||||||||||||||
[pagina 671]
| ||||||||||||||
Aan het begin treft de lezer opvolgentlijk: eene waarschuwing en eene voorrede, de verklaring van vreemde namen, de wijze om selder te winnen, de goedkeuring van 1665 tot drukken door Gaspar Van Gaesbeeck te Antwerpen van den medicus Joan. Van Hencxthoven en den censor Kan. Aubert Van den Ende, de privilegie, afgeleverd te Brussel in 1697 in naam van Carolus, Koning van Castille, Navarre, enz., een hoveniersregister, registers over den inhoud van het boek, inlichtingen over de bieën, de beoordeeling van den gezondheidstoestand volgens de kleur van de urine, eene instructie over het aderlaten. Na deze veelzijdige inlichtingen begint het echte werk over de planten, den grond, het gereedschap, de geneeskundige toepassingen, het gebruik in de voeding, alles per maand aangegeven (blzz. 1-104). Daarna vindt men lijsten van de planten, volgens de eigenschappen gerankschikt, b.v. welriekende, medicinale, bloemengevende, giftige, enz. (blzz. 105-110) en ten slotte (blzz. 111-112) eenige ‘gulden Annotatien’ in verzen, waarvan hier een staaltje: Als de Swaluwen boven 't water swieren
En slaen daer in met krijten en tieren,
De Meeuwen op het water sweven,
De wilde gansen der Zee begheven,
En vlieghen met troupen landewaerts in,
De locht ontstelt en droef van schijn,
Oft sitten de Meeuwen op 't landt,
Storm en onweer is voor de hant.
Als bijvoegsel (blzz. 113-139): Medecyn-Winckel oft Aenhanghsel Van den Verstandighen Hovenier, Om metter haest te vinden raedt en remedie voor alderhande accidenten en ghebreecken der Menschen, van den hoofde tot de voeten. Syrach 38. vers 8. Godt laet de Medecijnen uyt der Aerden wassen, ende een verstandigh Mensch en veracht se niet. De register van deze geneesmiddelenlijst wordt gevolgd door 2 blzz. wereldwonderen betreffende de zon en de hemellichamen. De waarschuwing, aan het begin, is alles behalve vriendelijk voor de vroegere Nederlandsche uitgaven: ‘Alsoo den verstan- | ||||||||||||||
[pagina 672]
| ||||||||||||||
dighen Hovenier sonder groote experientie is geschreven als uyt d'een en d'ander geraept, geleent en gestolen, ende gelyck de onwetende experientie veele fouten voorts brenght die in de Hollantse quartieren gedruckt syn, van woordt tot woordt met al sijne voorgaende fouten, sonder te verbeteren sijn naer-gedruckt;.’. De Antwerpsche drukker drukt er op dat het boek verbeterd werd door ‘eenen seer experten Regeerder, soo van koolhof als van Cruydthof, als groot Lief-hebber der Chimie, Pharmacie ende Medecynen.’ Was van Sterbeeck een groote liefhebber van pharmacie en geneeskunde, dit is best mogelijk; maar dat hij de chemie zou beoefend hebben schijnt zeer twijfelachtig; de verklaringen van den Antwerpschen drukker schijnen aldus Van Sterbeeck niet aan te duiden. [1751? F.V.S. Pbr.] Den verstandighen Hovenier. Over de twaelf Maenden van 't Jaer. Beschrijft hoe men op de beste en bequaemste manieren sal Hoven/Thuynen/Lusthoven en Boomgaerden verordineren/bereyden/beplanten en bezaeyen. In desen Antwerpsen-druck veel verbetert en bij ghevoeght. Hoe men alderhande Ooft en Fruydt, Selder, Kruyden en Bloemen, Wortelen en Zaden op sijn behoorlijcke tydt sal vergaderen en bewaren, en van haer natuer, aerdt, deught, kracht en werckinge, noodigh tot het gebruyck van de Medecynen, met de verclaringe van alle vremde woorden-noyt voor desen by ghevoeght. Item, Hoe men van de selve veel goede en nutte Confituren/Conserven/Olie/Wateren en Wijnen sal prepareren en bereyden/seer dienstigh voor alle den genen die geerne schoone Vruchten en groot profijt zouden trecken. Met noch een Hoveniers Memoriael-Register van de voornaemste Boomen, Kruyden en Bloemen, om hem te doen onthouden wat gewas men in sijnen Hof heeft, oft wat hem noch van dien ontbreckt. Als oock vermeerdert met een noodige en gerieflijcke Medecijn-winckel/daer in veel nutte en natuerlijcke secreten zijn te vinden voor alderhande gebreken Ende hier by ghevoeght de Occolatien van Vransche Vruchten. Vermeerdert met den Neerstigen Bie-houder tot contentement van alle Lief-hebbers. Noch is hier by gevoeght den vermaerden nieuwen Bien-houder. Door F.V.S. Pbr. Den 8. Druck vermeerdert ende verbetert. t'Antwerpen, By Andreas Paulus Colpyn. Boeck-drucker ende Boeck-verkooper/woonende op de groote Merckt in de Pauw. Met gratie ende Privilegie. (19.6 × 15.9 cm., XVI + 139 blzz. + V + 14 blzz. + 2 blzz., Bibl. Univ. Gent Acc 35312 en Acc 44795). De inhoud van het boek is dezelfde als de 5e uitgave van 1698; alleen zijn de dagteekeningen verschillend: de approbatio medici is geteekend door Joan. van Hencxthoven, medecyn, 3 augustus 1723, en de approbatie van den censor Joannes van der Staack is | ||||||||||||||
[pagina 673]
| ||||||||||||||
van 7 september 1751. Het privilegie van Maria Theresia is geteekend uit Brussel op 15 september 1751. Daar het boek geen datum op het titelblad draagt mogen wij het jaar 1751 als datum van uitgave beschouwen. De titel van den Medecyn-winckel is dezelfde als voor de uitgave van 1698, draagt geen datum en als uitgeversaanduiding: ‘t' Antwerpen, By Andreas Paulus Colpyn, Boeck-drucker ende Boeck-verkooper woonende op de groote Merckt in de Pauw.’ Aan de keerzijde van het titelblad treft men eene lijst van boeken die bij A.P. Colpyn te verkrijgen zijn; daaronder: ‘Licht der Apotekers, Reken en Syfer-konst, Oversettinge der twelf boecken van Virgilius Maro, Uytlegginge der Catholycke leeringe, Kluchten op de seven hoofdsonden, Medicyn boeckxken, Cureren der peerden.’ Als aanhangsel met bijzondere pagineering 1-14: Den neerstighen Bien-houder verdeeld in 17 hoofdstukken. [1775? F.V.S. Pbr.] Den Nederlandschen verstandigen Hovenier, Over de XII Maenden van het Jaer, Beschryvende hoe men op de beste en bequaemste maniere zal Hoven, Thuynen, Lust-Hoven en Boomgaerden verordineren, bereyden, beplanten en bezaeyen. In desen Gendschen Druk veel verbetert en vermeerdert. Hoe men alderhande Ooft en Fruyt, Seldery, Kruyden, Bloemen, Wortelen en Zaeden op hunnen behoorelyken tyd zal vergaederen en bewaeren; en van haere nature, aerd, deugd, kracht en werkinge, noodig tot het gebruyk van de Medecynen; met de verklaeringe van alle vremde Woorden, noyt voor desen daer bygevoegt. Item, hoe men van de selve vele goede en nutte Confituren/Conserven/Olien/Wateren en Wynen zal prepareren en bereyden/seer dienstig voor alle de gene die geerne schoone Vruchten en groot profyt souden trecken. Met noch een Hoveniers Memoriael Register van de voornaemste Boomen, Kruyden en Bloemen, om hem te doen onthouden wat gewas hy in synen Hof heeft, ofte wat hem noch van dien ontbreekt. Als ook vermeerdert met eenen noodigen en gerieffelijken Medecyn-winkel, waer in te vinden zyn vele nutte en naturelyke secreten voor alderhande gebreken. Waer by gevoegt zyn de instructien van de Inlegginge der Wyngaerden, van het Afzuygen, In-enten en Oculeren der Boomen; als ook de instructie van het Aderlaeten, en de nieuwe Observatie over het queeken der Oragne-boomen. Vermeerdert met den neirstigen Biën-houder/tot contentement van alle Liefhebbers: noch is hier by gevoegt de Onderwysinge hoe dat men de Sonne-wysers kan maeken/met de Figuren verbeeld; als ook van alderhande Hoveniers-gereedschap/afgebeeld in Gravuren. Door F.V.S. Pbr. Den negensten Druk, vermeerdert en verbetert. Tot Gend, by Philippe Gimblet, op de Kooremerkt, in den Vlaem- | ||||||||||||||
[pagina 674]
| ||||||||||||||
schen Bybel. Met approbatie. (20.2 × 15.7 cm., 12 lim + 138 blzz. + 26 blzz., Bibl. Univ. Gent G 2326). De loffelykheyd des landlevens, voorrede, instructie over wyngaarden, boomen, over aderlaten, register, verklaring van vreemde namen. Oefeningen over de 12 maanden, blzz. 1-100. Memoriaalregister blzz. 101-108. Medecyn-winkel met register, blzz. 109-138. Den neerstigen Biën-Houder in 18 hoofdstukken met tafel, blzz. 1-15. Zonnewijzers, blzz. 16-22. Over oranjeboomen, blz. 23. Hoveniers gereedschap, blzz. 24-25. De approbatio medici is geteekend Antwerpen 3 Augustus 1723 van Joan. Van Hencxthoven, medecyn, terwijl de approbatie van den Roomschen censor J.F. Diericx de dagteekening draagt 28 maart 1775, hetgeen toelaat het jaartal 1775 als aanvulling te voegen bij deze 9e uitgave te Gent verschenen. Deze 9e uitgave wordt door Ferd. Vander Haegen in zijne Bibliographie gantoise (deel IV, blz. 29) genoemd; daar wordt herinnerd dat van Hulthem van oordeel is dat, als gevolg van eene vergissing, het boek aan van Sterbeeck wordt toegeschreven. [S.d.F.V.S. Pbr.] Den Nederlandschen verstandigen Hovenier,.... (zooals 9e druk, Gent, Gimblet).... Door F.V.S. Pbr. Den thienden Druk, vermeerdert en verbetert. Tot Gend, by A.B. Steven, Boekdrukker en Verkooper, op de Koornmerkt. Met Approbatie. (20.9 × 17.7 cm., 12 lim + 138 blzz. + 26 blzz. Bibl. Univ. Gent HN 1003). Bevat den zelfden inhoud als de 9e druk, met een andere letter en met enkele wijzigingen in de spelling. De goedkeuringen van 1723 en van 1775 zijn gebleven. [S.d.F.V.S. Pbr.] Den Nederlandschen verstandigen Hovenier........ (zooals 10e druk, Gent, Steven).... Door F.V.S. Pbr. Den elfsten Druk, vermeerdert en verbetert. Tot Gend, uyt de Drukkerye van de weduwe Steven en Zoon, op de Koornmerkt. Met approbatie (21.1 × 16.5 cm., 12 lim + 138 blzz. + 22 blzz.? Bibl. Univ. Gent G 15133; Cit. door Philippen, Gulden Passer, 1930, blz. 40). Zelfde inhoud als de 10e druk; blijkbaar ontbreken op het einde de 4 laatste blzz. Genoemd door F. Vander Haeghen in zijne Bibliographie gantoise (deel IV, blz. 395). | ||||||||||||||
[pagina 675]
| ||||||||||||||
In zijne studie over Van Sterbeeck, zegt Philippen (blz. 39): ‘De Belgische uitgaven die in Vlaanderen o.a. te Gent verschenen dragen niet gansch denzelfden titel als degene die te Antwerpen gedrukt werden. Zij herinneren meer aan het eerste der tractaten van de Hollandsche drukken van Het Vermakelijk Landleven, en hun titel werd ingegeven door de titel van het tractaat: Den Nederlantsen Hovenier door J. van der Groen. De Vlaandersche uitgaven noemen het zoogezegd werk van F.V.S. Pbr.: Den Nederlandschen Verstandigen Hovenier.’ Ik denk dat het liever moet gewezen worden naar het deel van het boek van Van der Groen dat door Nyland werd bewerkt, onder den titel van Den verstandighen Hovenier, over de twelf maenden van 't jaer. Onder dezen titel verscheen ook een werk geteekend door van Aengelen, te Amsterdam in 1661. Uit de inlichtingen die ik daarover heb kunnen verzamelen kan ik thans de volgende lijst opmaken:
1661, De verstandige Hovenier door P.V. Aengelen, Amsterdam, M.W. Doornick. 1669, Den verstandigen Hovenier door P. Nyland, Amsterdam. 1672, Den verstandighen Hovenier, door P. Nyland, Brussel, Ph. Vleugaert. 1687, 2e druk, Den verstandigen Hovenier, door P. Nyland, Brussel, Ph. Vleugaert. 1711, Den verstandigen Hovenier, door P. Nyland, Amsterdam, Wed. van Gijsbert de Groot (Noyt voor desen soo gedrukt). 1672, 3e Druk, Den Verstandigen Hovenier, door F.V.S., Antwerpen, R. Sleghers. 1698, 5e Druk, Den verstandighen Hovenier door F.V.S., Antwerpen, G. van Gaesbeeck. 1751?, 5e druk, Den verstandighen Hovenier door F.V.S., Antwerpen, A.P. Colpyn. 1775?, 9e druk, Den Nederlandschen verstandigen Hovenier door F.V.S., Gent, P. Gimblet. S.d., 10e druk, Den Nederlandschen verstandigen Hovenier, door F.V.S. Gend, A.B. Steven. S.d., 11e druk, Den Nederlandschen verstandigen Hovenier, door F.V.S. Gend, We Steven en Zoon. De lijst van al deze verstandige hoveniers is niet gemakkelijk | ||||||||||||||
[pagina 676]
| ||||||||||||||
te volledigen en zal, hoop ik, door welwillende boekenkenners en liefhebbers eens aangevuld worden. En ik eindig dit gedeelte van mijne verhandeling met een oproep tot vriendelijke aanvulling van mijne lijst van kruid- en tuinboeken in onze oude rijke taal geschreven. [1675 van Sterbeeck] Theatrum Fungorum oft het Tooneel der Campernoulien. Waer.... 't Antwerpen, By Joseph Jacobs, inde Borse-straet, boven de Borse, 1675. (Zie Philippen, op. cit., blz. 48) (20 × 15 cm., Titelprent, 36 lim + 3 96 blzz., + 20 blzz. Bibl. Univ. Gent HN 3241 Bibl. Kruidtuin Antwerpen; Kon. Bibl. Brussel VB 4277; Pritzel nr 8947.) Het boek is door Philippen beschreven (op cit. blz. 48). Het bevat de volgende stukken: Titelprent met de uitlegging in verzen: Portret van Joannes van Buyten, medicus, aan wien het werk wordt opgedragen, met een gedicht van A.F. Wouthers. De opdracht aan J. van Buyten. De approbatie en het privilegie. Een voorrede tot den lezer. Daarna eene lange reeks gedichten: lofdicht van I.G. van den Bogaert, eergalm van M. Boudewijns, verzen in het Latijn en in het Nederlandsch van I.F. Cossiers, gedicht van A. Fr. Wouthers, gedicht geteekend A.A.F., eergift van F.F. Melijn, twee sonnetten geteekend M.D.I., een ongeteekend Latijnsch gedicht, klinckdicht van A. David, gedicht van Apoth. A. Boutens, Sonnet van A. van Westerhout, Acrosticon in Vlaamsche verzen van A.A.L. Gevers. Voor dat verzengedeelte worden 16 blzz. gebruikt. Lijst van de geraadpleegde boeken. Eerste deel in 5 tractaten (blzz. 1-166). Tweede deel in 2 tractaten (blzz. 167-304). Derde deel met 2 tractaten (blzz. 305-396) waarin verscheidene andere planten, de meeste giftig, worden beschreven. Alleen wordt hier de tekst van de uitlegging van de titelprent teruggegeven: Op de Titel-plaet.
Hier sietmen het Tooneel, Rond'om van alle canten
Verciert door menigh Cruydt, en Campernoelie planten
Van veelderhande soort, die met een goedt beleyt
| ||||||||||||||
[pagina 677]
| ||||||||||||||
En neerstigh ondersoeck, door Sterbeeck sijn verspreyt,
De quaede van de goey: de quaey die sietmen hanghen
Vol doodelijck vergift, doorvlochten van de slanghen,
En ander vuyl ghediert, soo dat het kleyn en groot
Veracht, versmaet, beschimpt en noement Duyvels broot,
En aen den andren cant daer sietmen kinders spelen,
Die blij en vrolijck sijn, daer d'eerste sitten quelen.
Dees thoonen door t'ghelaet en hunnen soeten schijn
Dat haeren Fungi-troep bevrijdt is voor 't fenijn,
En dat geen slangh opt pad'hier cost haer aes aen vinden:
Sy hanghen hem ten thoon: en roepen lieve vrinden,
Die langhs dees Poort comt in, siet oft u Fungi sijn
Van dees oft d'ander soort, want hier magh gheen fenijn
Oft quaet ghewas meer door: soo dat dit vuyl ghebroet
Vol haetelijck vergif daer buyten blijven moet.
Hier toont men nu de merct, waer dat van alle sijen
t'Gheboert ghelaeden comt: het sit met heele rijen,
En t'stelt haer Fungi voort, sy roepen overluyt:
Wy hebben niet als goey, de quaey die bantmen uyt,
Het krielter van het volck, de kocks die siet men loopen
Om ergens voor een feest Provisie te gaen coopen.
Den Spaegniaert, Italiaen, en oock den Portugies
Beminnen dese vrucht, sy syn niet meer soo vies,
Want kennen nu haer deught. De maerten oock niet luy,
Die coopen om het meest: maer holla, wat een buy
Rijst aanden andren cant! wie comt de merct hier stooren?
Laet sien wat beest is dit, men kent hem aen syn hooren.
't Is Momus: die vol nijt en opghepropten haet
Hier het Tooneel beschimpt: maer vrint ten is niet quaet,
Het komt seer wel te pas, dat ghy hier comt verthoonen
U bot onwetentheydt, hy sal u daer voor loonen,
Die ghy syn werck soo laeckt, en maecken dat dees merct
Oock van u vuyl fenijn gheheel ghesuyvert wert:
Hy sal voor jeder een u aen dees poort doen hanghen,
En binden inden troep by d'adders ende slanghen;
Suyght daer noch meer vergif, en eet daer t'Duyvels broot,
Soo berst ghy daor t'fenijn: 't Tooneel is sonder noot.
A.V. Westerhout.
[1712 van Sterbeeck]. Theatrum Fungorum oft het Tonneel der Campernoelien. Waer... Den tweeden Druck verbetert. t'Antwerpen, By Franciscus Huyssens, Boeck-drucker ende Boeck-verkooper, woonende by de Borsse. 1712. (zie Philippen, Op cit. blz. 51. (20.5 × 15.7 cm., Titelprent, 30 lim. + 396 blzz. + 20 blzz., Bibl. Univ. Gent HN 323; Bibl. Kruidtuin Antwerpen; Kon. Bibl. Brussel, VB 42771; Pritzel nr 8947). | ||||||||||||||
[pagina 678]
| ||||||||||||||
In de tweede uitgave komen noch de uitlegging van de titelprent, noch het portret van Joannes Van Buyten met het gedicht en de opdracht aan van Buyten voor. Voor het overige, zijn al de andere gedichten aanwezig, en de tekst van het boek is dezelfde als deze van de uitgave van 1675. Volgens van Sterbeeck komt het woord Fungus van het Grieksch fungos, dat beteekent deorum cibus of spijs der goden; en ‘aenghesien wy christenen maer eenen Godt belijden, soo verstaen wy door de goden afgoden, en duyvels, quia dij sunt diaboli’; daaruit komt de uitdrukking duivelsch brood. Het woord campernoeli komt van het Latijn campus of vlakte; het is dus een ‘velt-ghewasch’.
[1682 van Sterbeeck] Citricultura oft Regeringhe der uytheemsche boomen.... T'Antwerpen, Bij Joseph Jacops... 1682 (Zie Philippen, Op. cit., blz. 54) (20 × 14.8 cm., titelprent, 38 lim + 296 blzz. + 26 blzz., Bibl. Univ. Gent HN 324.; Kon. Bibl. Brussel VB 4277; Pritzel nr 8948).
Het boek beschreven door Philippen (op cit., blz. 54) wordt als volgt verdeeld:
Tusschen het tweede en het derde deel van het eerste boek, tusschen blzz. 74 en 75 treft men, buiten de pagineering, een lang gedicht, niet geteekend, wellicht dus van van Sterbeeck zelf, getiteld: ‘Weeninge van Adam, Adam beweent het quaet door sijn daet aen ons verleent.’ Dit gedicht is te lang om hier opgenomen te worden, maar bewijst, evenals de gedichten aan het begin van het werk, dat de Vlaamsche geleerden van dien tijd gaarne | ||||||||||||||
[pagina 679]
| ||||||||||||||
de schoone kunsten wisten te beoefenen, en aldus het bewijs van verfijnde gaven hebben geleverd. [1712 van Sterbeeck] Citricultura oft Reginghe der uythemsche boomen Te weten Oranien, Citroenen, Limoenen, Granaten, Laurieren en andere. Waer in beschreven is de gedaente ende kennisse der Boomen, met hunne bloemen, bladeren en vruchten: van ieder geslacht in het besonder. Alsoock van den Ranck-appel, oprechten Laurier van America, Caneelboom: Ende besonderlijck van den Verboden Adams oft Paradijs-appel. Zelfde indeeling en inhoud als in de uitgave van 1682. De voorrede eindigt met deze veelbeteekende woorden: ‘de Const en heeft gheenen vyandt als den onwetenden.’ | ||||||||||||||
Anonymus (XVIIe eeuw).Hier brengen wij Den Verstandighen Hovenier, aan Sterbeeck verkeerd toegekend, onder de aanduiding F.V.S. Pbr. uitgegeven, en door van Sterbeeck in de voorrede van zijn Theatrum fungorum en van zijn Citricultura duidelijk en bepaald verloochend. Zie bij van Sterbeeck. | ||||||||||||||
[binnenkant achterplat]
| ||||||||||||||
|