aan den umlaut steeds min of meer weerspannig geweest en heeft hem nooit consequent doorgevoerd.
Een eigenaardige beteekenisgroep is Van Helten's 7de, nl. de privatieven: doppen, schillen, villen, waarvan de tegenstelling met kleeden, kronen, kalken treffend is. Hiertoe behoort stellig het onbeschaafde - sit venia verbo - werkw. dat men te Gent kajellen uitspreekt en dat ik niet versta als ik het niet mag in verband brengen met de gelijkbeteekenende uitdrukkingen: iem. een kl... aftrekken of iem. de kl...n afsnijden. Minder aanstootelijk is het volkomen synonieme kullen, zeker wel omdat het grondwoord kul bijna alleen in overdrachtelijke beteekenis gebruikt wordt. Dat verklaart hoe Cyrille Verschaeve in zijn Filips van Artevelde tot tweemaal toe zattekul schrijft, daar hij zeker het doorschijnender synoniem nooit zou hebben durven drukken, wat bewijst dat een beetje taalkunde ook aan een dichter niet te onpas komt, evenals aan onze Westvlaamsche geestelijken die hun koorknapen koorkuls noemen, en aan de meisjes van onze kust bij wie de mactra's stultorum die ze op het strand oprapen, peerdekuls heeten.
Nu wensch ik bepaald over te gaan tot de deverbatieven en te wijzen op eenige deverbatieven die doorgaans niet als dusdanig versleten worden.
Murw is deverb. van (ver)murwen, dat zelf denom. is van moor, Mnl. more, stam morw-.
Verf is deverb. van verven, denom. van vaar, Mnl. vare = gekleurd, stam varw-.
Zoo ook Wvl. gilf, deverb. van gilven, denom. van geel, gele, stam gelw- (In beide laatste voorbeelden is slot-w tot f geworden, wat dan analogisch in het werkw. de w voor klinker tot v gemaakt heeft; cf. Noord-Wvl. sneef, sneeven).
Ook nog Wvl. vul deverb. van vullen, denom. van vol.
Ik aarzel zelfs niet om biecht en bijloke als deverbatieven van (Mnl.) bejien en beluiken op te vatten.
Voor beide woorden ga men uit van Onfr. bîjiht(i) en bîluka nevens bijéhan en bilûkan, met dien verstande dat in het naamw. het voorvoegsel den klemtoon had, in het werkw. niet. Bijehan is vertaling van confiteri en bijihti is er een deverb. van, evenals confessio van confiteri.
Voor antwoord en wanhoop zou men kunnen aarzelen. Doch daar alle Germ. talen bij naamw. zoowel als bij werkw. alleen and-