en, daarin, mits aanteekening, de in philologisch opzicht betere varianten aangebracht.
Wij hebben den 7en druk als basis gekozen (Antwerpen, Cnobbaert, circa 1650), omdat deze, zooals we boven zegden, het best den volledigen tekst van het Masker, volgens de laatste gedachte en definitieve redactie van den schrijver, bevat. Deelen echter die ook in de vorige uitgaven voorkomen, hebben we gecollationeerd, vooral op de goed verzorgde 3e luxe-editie, en daaruit de onbetwijfelbaar betere varianten overgenomen in onzen tekst, mits vermelding. Loutere blijkbare drukfouten, ook wat de interpunctie betreft, van geen belang voor den zin, mochten we verbeteren ook zonder aanteekening. Maar de schrijfwijze of orthographie, vaak onvast en willekeurig, moesten we zorgvuldig bewaren gelijk ze voorkomt in den 7en druk, opdat onze uitgave zou kunnen dienen tot philologische studie over dit onderwerp.
***
Om te bepalen wat al of niet in de voetnoten diende uitgelegd, gingen wij uit van de bedoeling, dat onze uitgaaf door een ontwikkeld Nederlander, Hollander of Vlaming, vlot en aangenaam moet kunnen gelezen en begrepen worden.
Voor den woorden uitleg komt vooral in aanmerking het Etymologicum Teutonicae Linguae van Kiliaen, eenige decenniën vóór het Masker te Antwerpen uitgegeven, dat bijgevolg nagenoeg de taal codificeert door Poirters geschreven. Verder het Woordenboek der Nederlandsche Taal, het Middelnederlandsch Woordenboek van Verwijs en Verdam, de etymologische woordenboeken, de zuid-nederlandsche Idioticon's, en de werken, als van Harrebomee, De Cock en Stoett, die in 't bijzonder spreekwoorden en zegswijzen verklaren. En toch blijven zekere uitdrukkingen nog vrij onduidelijk! Wat zijn b.v. steene-vijsens, door Poirters vermeld in een opsomming van lekkere eetwaren, die de ezel, zinnebeeld van den Gierigaard, draagt zonder er zelf van te genieten...? Wat zijn knuyssen of cnuyssen? Volgens den zin zou dit woord makkers, speelgenooten, moeten beteekenen.
De gedachtenuitleg vergt ook niet zelden een ophelderende nota, want Poirters is soms spitsvondig, of spint zelfs zijn redeneeringen wat te ver uit, met ietwat valsch vernuft.
Eindelijk geschiedkundige uitleg is dikwijls noodig bij allerlei