Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1929
(1929)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 715]
| ||||
Helmontiana II
| ||||
[pagina 716]
| ||||
In zijn Ortus MedicinaeGa naar voetnoot(2) verklaart van Helmont zelf in 1577 geboren te zijn: ‘Anno 1580, totius Belgii calamitosissimo, Parens meus obiit: fratrum ac sororum postremus, & vilissimus ego. In studiis enim educabar. Anno autem 1594 cursum Philosophiae absolveram, qui erat mihi decimus septimus.’. Daaruit: 1594-17=1577. G. DesmarezGa naar voetnoot(3) beweert daarentegen dat Joan Baptista van Helmont in 1580 het licht zag; hij steunt op een geboorteakte op blz. 135 in het doopregister der parochie St-Gudula te Brussel voor 1579 oude stijl, aldus 1580 nieuwe stijl, aanwezig:
‘12 Jan(uarie) . Johannes Baptista van Helmont, filius Christiani et Marie Stassaer, quem susc(eperunt) Isaac de Rogg, receptor Brab(antiae) et Catharina van Cauwenberghe’. Volgens dit stuk zou Joan Baptista te Brussel op 12 Januari 1580 geboren zijn; in 1609 werd te Brussel zijn huwelijk gesloten met Marguerite Van Ranst, dochter van Guillaume-Charles en Isabella Van Halmale. Desmarez schrijft dat hij te Vilvoorden overleed op 30 December 1644, alhoewel geen overlijdensakte kon gevonden wordenGa naar voetnoot(4). In zijn Dageraad zegt van Helmont dat hij in 1609 voor 7 jaren naar Vilvoorden vertrok en zich daar vestigdeGa naar voetnoot(5); volgens van Helmont zelf verbleef hij te Vilvoorden tusschen 1609 en 1616. Dat legt uit waarom zijn 5 eerste kinderen in Vilvoorden geboren werden: Pelagie 20 dec. 1611, Olympa 3 dec. 1612, Leandre 18 nov. 1613, Franciscus Mercurius 20 oct. 1614, en Elisabeth 11 maart 1616. Maar het zesde kind Marie zag het licht op 26 october 1620 te Brussel, en de geboorteakte berust in de St-Gudulakerk. Niets bewijst dus dat Joan Baptista van Helmont te Vilvoorden overleed; maar er bestaat geen reden om te denken dat hij te Brussel stierf; de dagteekening, 30 december 1644, van het overlijden blijkt uit de voorrede van Ortus medicinae, als Franciscus | ||||
[pagina 717]
| ||||
Mercurius zegt: ‘Incidit Genitoris mei obitus in tricesimum Decembris diem, anni supra millesimum sexcentesimi, quadragesimi quarti, ad vespertinam sextam’. Op 31 December 1654 overleed, in haren woonst op den ‘Lovensche wech boven den Roscam’Ga naar voetnoot(6) te Brussel de weduwe van J.-B. van Helmont. Doctor Broeckx heeft veel bijgedragen om het leven en de schoone werkzaamheid der beide van Helmont, den vader en den zoon, in het licht van de geschiedkundige waarheid te brengen. De meeste geneeskundigen hebben den vader op denzelfden rang gesteld als Paracelsus, zegt BroeckxGa naar voetnoot(7); maar de afstand tusschen deze twee mannen is overgroot: ‘Les idées de Paracelse tiennent du délire, celles de Van Helmont annoncent un profond génie’. Later, in 1869, verwijt met nadruk BroeckxGa naar voetnoot(8) aan de geleerde wereld van België de vroegere mannen van beteekenis in het algemeen, en Jan-Baptiste van Helmont in het bizonder, niet te kennen. De geschiedenis van de Belgische geneeskunde blijft onbekend, en in de hoogescholen, en in de geleerde genootschappen, en in de geneeskundige pers; en aldus zoekt men stelselmatig de vroegere bronnen van de hedendaagsche wetenschap in den vreemde, als wij in ons eigen land den beroemdsten hervormer der geneeskunde van de 17e eeuw bezitten. ‘On dirait, zegt letterlijk Broeckx, que les professeurs mettent le plus grand soin d'éviter de citer les publications de leurs compatriotes, de manière que les élèves, à la fin de leurs études, ignorent en quelque sorte qu'il existe des auteurs belges’. In 1919, stelde prof. Delacre aan de Académie des Sciences de BelgiqueGa naar voetnoot(9), wellicht onder den invloed van de vaderlandsliefdevolle verwittiging van Broeckx, een Fransche vertaling van den Dageraad te helpen laten verschijnen; het verslag zegt echter niet waarom dit voorstel geen aanmoediging vond. Franciscus Mercurius van Helmont werd, evenals zijn vader, op hevige wijze aangevallen, en de boeken over geschiedenis, die veel te weinig de bronnen raadplegen, spreken zich over van Hel- | ||||
[pagina 718]
| ||||
mont's zoon op zeer kwade wijze uit. Aldus leest men in de Dictionnaire historique de la médecine van Eloy, dat Franciscus Mercurius van Helmont, in 1618 geboren, - weder een valsche inlichting door Broeckx'sGa naar voetnoot(10) opzoekingen in den burgerlijken stand te Vilvoorden verbeterd, waardoor de geboortedag op 20 october 1614 wordt bepaald, - de wereld rondliep, met eene bende roovers, gemeenlijk Bohemen genoemd, en daarna zich op de geneeskunde en de scheikunde begon toe te leggen. Hij deed in zijne studie grooten vooruitgang, hij legde zich zelf met zooveel bijval op de meeste kunsten en vakken toe, dat hij zelf alleen alles vervaardigde wat hij noodig had; aldus kon hij als een universeel man doorgaan. Door de veelzijdigheid zijner kundigheden, kreeg hij in de wereld een zonderlinge faam, zonder daardoor tot de beroemdheid te geraken. Hij werd verdacht den steen der wijzen ontdekt te hebben, omdat hij, met zijne inkomsten, als gering gekend, groote uitgaven deed. Zoover gaat van der Aa in den weg der valsche inlichtingen dat hij in zijn Biographisch woordenboek verklaart, dat de zoon van Franciscus Mercurius de Opuscula medica inaudita van Jan Baptiste in 1648 te Amsterdam in het licht zond. Die zoon, moest hij bestaan hebben, - en uit de gedane opzoekingen blijkt dat Franciscus Mercurius geen zoon heeft gehad, - moest dat wetenschappelijk werk uitgevoerd hebben als zijn vader, geboren in 1614, nog zelfs geen 34 jaren oud was. En van der Aa is zeer verwonderd, dat Leibnitz voor een man met zulke eigenzinnige gedachten zulke hoogachting had, een man die ‘de scheikunde zeer oppervlakkig beoefende, wijl deze met zijne neiging overeenkwam en hem geld en eer, die hij beide meer dan de wetenschap beminde, beloofde’. De waarde van Franciscus Mercurius van Helmont vloeit eenvoudig uit de volgende verklaring die hij in de voorrede van de Ortus medicinae van zijn vader schreef: ‘Ego Mercurius a teneris in segregata schola Hermetica a Genitore meo enutritus, ibidemque aliquo modo imbutus eo spiritus meus inquietus non erat contentus’. In november 1644, door arbeid en door verdriet versleten, riep de vader zijn zoon tot hem en gelastte hem zijn Ortus medicinae in het licht te geven: ‘Cape omnia mea scripta, tam | ||||
[pagina 719]
| ||||
cruda et incorrecta quam penitus expurgata, eaque conjunge; tuae curae nunc illa remitto; omnia ad arbitrium tuum peragito. Omnipotenti Deo sic placuit, qui omnia fortiter aggreditur, omniaque benigne dirigit’. Die vader die zijn gansche leven aan de studie had gewijd, in het laboratorium, in de stille werkkamer, en aan de sponde van de zieken en van de stervenden, had aldus volle vertrouwen in zijn zoon, die zou deel uitgemaakt hebben van een rooversbende, die niets anders zou gezocht hebben dan zich geld aan te schaffen, maar die toch op een meesterlijke wijze de Ortus medicinae, het intellectueel erfgoed van zijn vader, achtereenvolgens in 1648, in 1651, 1652, 1655, 1667 liet verschijnen. Het was ook zeker omdat Franciscus Mercurius deel had uitgemaakt van een rooversbende, dat Leibnitz er van hield voor zijn vriend dit grafschrift neer te schrijven: Nil patre inferior jacet hic Helmontius alter, Met groote voldoening deelt Broeckx mede dat van 1867 af een marmeren borstbeeld van Franciscus Mercurius van Helmont de zittingenzaal van de Academie royale de médecine te Brussel versiert. Met groote voldoening ook herinnert Broeckx aan deze woorden van doctor BuchiusGa naar voetnoot(11) in Het goddelijk weezen en deszelfs eygenschappen van 1693: ‘De hoogedelen Heer van Helmont, een Heer, wiens waardigheid ik onbequaam ben op te halen, en die het tot een kleinagtig zoude strekken, van iemand, die hier verre onder zyn Hoog Edele staat, en waardigheid is, geroemt te worden, te meer terwyl den Keyser, en het Roomsche Ryk syn Hoog Edelheids lof en waardigheid niet mondeling, maar by geschrift, betuigd hebben. Alleen dat zal ik maar zeggen, dat zyn Hoog Edele my een voorbeeld en in het leet en in leven geweest is, | ||||
[pagina 720]
| ||||
en wiens doen ik hebbe gevonden met syn woorden overeen te komen, hetgeen van weinige met waarheid kan worden nu ter tyd gesegt’. En met aanhoudende groote voldoening zinspeelt Broeckx verder de groote uitgaven van Franciscus Mercurius, vooral gedurende zijn langdurig verblijf te Amsterdam, waar hij op eigen kosten, de werken van zijn vader liet drukken. In 1699 te Cölln, een der voorgeborchten van Berlijn, waar hij op verzoek van de koningin van Pruisen was komen verblijven, en niet te Keulen, zooals een aantal geschiedkundigen het beweren, stierf de man over wien Broeckx met overtuiging schrijven kan, dat zijn leven aan een einde was gekomen, ‘après avoir sacrifié sa vie à l'étude de toutes les connaissances humaines’.
***
In mijne 2e mededeeling over Helmont bespreek ik de werken De magnetica vulnerum curatione, gedurende het leven van J.-B. van Helmont verschenen, en Ortus medicinae, na den dood van den schrijver door zijn zoon Franciscus Mercurius uitgegeven.
***
[1621] De magnetica vulnerum naturali et legitima curatione, contra R.P. Joannem Roberti, theologiae doctorem societatis Jesu. (Paris, Victor Leroy 1621 in 12; Leodii 1634 in 4; Norimbergae, Endterus et Wolffgang 1662 in 4; Volgens Broeckx 1838 en Rommelaere 1868).
Dit werk, waarschijnlijk het eerst van van Helmont verschenen, werd buiten het weten van den schrijver te Parijs gedrukt en in het licht gezonden. In 1608 had Rodolphe Goclenius, hoogleeraar te Cassel een redevoering uitgesproken, waarin hij beweer- | ||||
[pagina 721]
| ||||
de dat de genezing der wonden door de zalf, sympatheticum et armarium, een eenvoudig verschijnsel was, zonder te moeten gebruik maken van de veronderstellingen, van het dierlijk magnetismus, onlangs door Paracelsus in de wetenschap ingevoerd. In 1613 verscheen een vlugschrift bevattende de redevoering van Goclenius en een critisch overzicht van Joh. Roberti.
van Helmont, gansch met de nieuwe opvattingen van dierlijk magnetismus ingenomen, schreef op verzoek van Remacle Roberti in 1617 een werk getiteld De magnetica vulnerum curatione, als antwoord op het geschrift van Rodolphe Goclenius en Johan Roberti; maar hij kon er niet toe beslissen het werk te laten drukken. Hij liet zich eindelijk overtuigen door Johan Roberti zelf, en kreeg van den vicaris-generaal Stevart daartoe de noodige toelating, toelating die daarna door het toedoen der Jesuiten, order waartoe Johan Roberti behoorde, werd ingetrokken.
Eene kopij van het handschrift geraakte niettemin te Parijs, waar het werk in 1624 in het licht werd gezonden. Het werk, waarin van Helmont de genezende eigenschappen van het dierlijk magnetismus verdedigt, vond buitengewonen bijval, maar was ook de oorzaak dat de schrijver hevig werd aangevallen, en, om den godsdienst beleedigd te hebben, voor de rechtbank van Mechelen gedagvaard werd. Broeckx heeft nauwkeurig de stukken van het geding onderzocht en vastgesteld dat gedurende dit geding, dat tot 1638 duurde, van Helmont door den aartsbisschop beschermd en verdedigd werd.
In zijne studie haalt Broeckx de 24 stellingen aan die door de vijanden van van Helmont opgesteld werden om de vervolgingen in te spannen; een enkele dezer stellingen schijnt, volgens Broeckx, van aard te zijn om den godsdienst te kwetsen, namelijk deze wanneer van Helmont de genezing door de relikwieën uitlegt niet als een gevolg van de eenvoudige aanraking, maar door den invloed van bijzondere eigenschappen.
[1852 Broeckx]. Notice sur le manuscrit Causa J.-B. Helmontii, déposé aux Archives archiepiscopales de Malines, par C. Broeckx. Ann. Acad. Archeol. Belg., 1852, 277-327, 341-367. (Bibli Univ. Gent P. 2004 en 174 H 320).
[1856 Broeckx]. Interrogatoires du docteur J.-B. van Helmont sur le magnetisme animal, publiés pour la première fois par C. Broeckx. Ann. Archeol. Belg., 1856, 306-350 (Bibl. Univ. Gent P 2004 en 170 K 131). | ||||
[pagina 722]
| ||||
De vijanden van Van Helmont lieten in 1634 het volgend boek verschijnen, waarin de oordeelen van een aantal faculteiten en academieën verzameld werden. [1634] Joannis Baptistae Helmontii medici et philosophi per ignem propositiones notatu dignae, depromptae ex ejus disputatione de magnetica vulnérum curatione Parisiis edita. Additae sunt censurae celeberrimorum tota Europa theologorum et medicorum et autographis optima fide descriptae. Leodii, typis Joannis Tornay, sub signo sancti Augustini 1634, superiorum permissu. (in 4, 20 blzz.). Na het verschijnen van dit vlugschrift werd van Helmont gearresteerd; door de tusschenkomst van den aartsbisschop van Mechelen, werd hij eerst in het klooster der Minderbroeders te Brussel gevangen gehouden, en daarna in zijn eigen huis. En hij werd niet levend verbrand. De vervolgingen kwamen niet rechtstreeks van de kerkelijke overheid, zij kwamen van de vakgenooten die de aanvallen tegen Galenus en tegen de overlevering niet dulden konden. In zijn werk over het dierlijk magnetismus gaat van Helmont zeker te ver; hij kan dat magnetismus niet uitleggen, de oorzaak is onbekend. Maar dat is volgens hem geen reden om de feiten te loochenen. Helmont gaat te ver, en in zijn werk treft men voorbeelden van de uiterste naïveteit, die alleen door den invloed van de heerschende gedachten uit te leggen is.
*** [1624] Supplementum de Spadanis fontibus. Leodii, Strael, 1624 in 8. Genoemd door Jöcher s.d. Hoefer noemt de uitgave van 1624 te Keulen, Foppens haalt aan 1628, de Biographie nationale 1624. Rommelaere noemt de uitgave van 1624, en ook een te Antwerpen in-16 van 1646. Het werk is opgenomen in Ortus medicinae 1648, blzz. 685-704, en bedraagt 6 hoofdstukken en een bijvoegsel. Henri de Heers had in 1616 een boek geschreven over de waters van Spa, waarvan later verscheidene uitgaven het licht hebben gezien: [1616] Les fontaines de Spa, décrites en latin, soubs le titre de Spadacrene, maintenant traduict en francois avec des additions par Henry de Heer, docteur-medecin de S.A. Seren. Monseigneur le prince Ferdinand, Electeur de Coloigne, etc. A Liége, chez Ardt de Coerswarem, 1616. (Volgens Rommelaere 1868). | ||||
[pagina 723]
| ||||
[1630 ab Heer]. Observationes medicae oppido rarae, In Spa & Leodii animadversae, cum Medicamentis aliquot selectis, & ut volunt secretis; auctore Henrico ab Heer Tungro, Sermi Principis Ferdinandi Elect. Colon. & Medico Cubiculario; Leodiensium Polyiatro. Ipse mihi plaudo, nam stulta e faece popelli, Hic scripsisse feret me bene & ille male. Leodii, apud Arnoldum a Corswaremia Typographum jurat. Anno MDCXXX. (Bibl. G. VdV., 214 blzz, blzz. zonder nrs, 14.8 × 8.8 cm.). Het boek van de Heers scheen van Helmont onvolledig en niet wetenschappelijk, en na eene reis naar het land der bronnen heeft van Helmont zijn Supplementum geschreven. In paradoxum primum spreekt hij over de bronnen in het algemeen, over hun oorsprong uit den grond; in paradoxum alterum wijst hij naar de werktuigkunde, en legt de destillatie uit; in paradoxum tertium worden de minerale bestanddeelen uiteengezet, namelijk de zouten en de zwavelverbindingen; paradoxum quartum geeft de samenstelling der waters van Spa, paradoxum quintum de | ||||
[pagina 724]
| ||||
therapeutische werkingen dezer waters, en paradoxum sextum de wijze van gebruik volgens de bronnen. De bron Pouhontius wordt in het overzicht reeds vermeld. In het Supplementorum paradoxum numerocriticum wordt vooral het gebruik der waters van Spa tegen graveel besproken. Het werk, zegt Rommelaere, is met veel zorg opgesteld, en genoot zeer veel bijval; voor den tijd is het zeer vooruitstrevend, het bestrijdt de onwetenschappelijke gedachten die over de samenstelling en het nut der Spawaters in omloop waren. In de uitgaven die als bijvoegsel van Ortus medicinae verschenen, werden nog 2 hoofdstukken gevoegd, zoodanig dat het boek dan uit 7 hoofdstukken bestond.
*** [1642 Helmont] Febrium doctrina inaudita. Auctore Joanne Baptista van Helmont Toparcha in Royenborch, Pellines, &. Antverpiae, apud Viduam Joan. Cnobbari. MDCXLII. (Bibl. Univ. Gent, Med. 1864, Kon. bibl. Brussel III 17458A, 12 × 6.5 cm., 200 blzz. + index). De toelating tot drukken is geteekend Antverpiae XIV decembris MDCXLI, P. Coens, S.T.L. Scholasticus Lib. Cens. Antverpiae. Het werk, dat de 1e uitgave uitmaakt, gedurende het leven van J.-B. van Helmont, bedraagt 15 hoofdstukken. Het werk verscheen als 2e uitgave met de verhandelingen De Lithiasi en Tumulus pestis als bijvoegsels tot Ortus medicinae, Amsterdam 1648: [1648 Helmont] Febrium doctrina inaudita. Authore Joanne Baptista van Helmont, Toparcha in Royenborgh, Pellines, &. Editio secunda, Accessit Tractatus contra quatuor humores Scholarum. Amstelodami, apud Ludovicum Elzevirium, clɔ lɔ cxlviii. (Bibl. Univ. Gent Med. 142, 67 blzz., 19.9 × 15.5 cm.). In de andere uitgaven van Ortus medicinae komt de verhandeling weder voor; aldus in de Editio quarta van 1655 komt De Febrium doctrina inaudita als editio quinta (blz. 71 tot 110). Het boek over de koortsen moet volgens Rommelaere als het geneeskundig meesterstuk van van Helmont beschouwd worden. Het bedraagt 15 hoofdstukken en bestrijdt de verouderde opvatting | ||||
[pagina 725]
| ||||
dat de koorts door een bovennatuurlijke warmte ontstaat, die zich uit het hart naar het gansche lichaam verspreidt. De Archeus veroorzaakt de koorts, na eerst het blas frigoris en het blas caloris geprikkeld te hebben; als gevolg daarvan worden troebele en sterk geladen urine afgescheiden; in de spijsbuis vormen zich zure en slecht riekende gassen, en aan de oppervlakte van de huid parelt zweet. De koortsen hebben vooral hun oorsprong in de maag en de organen van de spijsbuis die met de maag in betrekking zijn. Na zijn onderwerp als physioloog behandeld te hebben, bestudeert van Helmont het als geneeskundige en bespreekt de wijze om de koortsen te bestrijden. [1644 Helmont]. Joannis Baptistae van Helmont, Toparchae in Royenborch, Pellines, &. Opuscula medica inaudita. I De Lithiasi. II De Febribus. III De Humoribus Galeni. IV De Peste. Coloniae Agrippinae. Apud Jodocum Kalcoven, clɔ lɔ cxliv. (Kon. Bibl. Brussel V 4417, 15.2 × 9.5 cm). Het boek bevat 4 verhandelingen met afzonderlijke pagineering en begint met een Latijnsch gedicht van Jan Walhorn: In Nobilis & praeclariss. D.
J.B. Helmontii
Opera
Contra Galenistas.
Carmen
Nob. & ampliss. Domini
Jani Walhornii D.
Majestatis suae Consiliarii.
C Laude Scholas, Galene, tuas, satis occisorum est,
Ohe jam satis est: plena sepulchra sonant!
Namque cruor clysterque tibi sunt pharmaca: saepe
Das nihil: In critico spes tibi sola die,
Interea in tactu venae, linguaeque perustae,
Totus, & urinâ, stercoribusque stupes.
Non aegrum juvat hoc: illi Medicina paranda.
Nil opus est morbi testibus: et Medico.
Attamen expectas pretium post funera magnum:
Sic canis agrotum spectat, amatque pecus.
Unus apollineâ potis est Helmontius arte,
Quos alter morti liquerat, eripere!
De 4 verhandelingen worden ongewijzigd in Ortus medicinae overgenomen. | ||||
[pagina 726]
| ||||
Van de Opuscula medica inaudita wordt een 2e uitgave in 4 vermeld, te Amsterdam in 1648. Broeckx vermeldt nog Amsterdam 1652 in 4, Frankfurt 1707 in 4. Een catalogus van eene veiling door Paul Graube te Berlin in 1926 (Auktion 61) geeft de Opuscula aan, te Frankfurt 1682, 8 ff + 275 blzz. + 20 ff, na de Opera omnia, hetzelfde jaar, ook te Frankfurt. [1644 Helmont]. Doctrina Inaudita, De causis, modo fiendi, contentis, radice, & resolutione Lithiasis. Itemque De sensu, sentatione, dolore, insensilitate, stupore, motu, immobilitate. Prout De morbis hujus classis, Leprâ, Caduco, apoplexiâ, Paralysi, Spasmo, Comate, &. Nova & pardoxa hactenus omnia. Tractatus tam Physico, & Medico, quam Spagyro utilis: miserus autem utilissimus. Auctore Joan. Baptista van Helmont, Bruxellense. Coloniae Agrippinae (Apud Judocum Kalcoven, clɔ lc cxliv. (6 + 232 blzz.). Explicatio aliquot verborum artis; opdracht aan Casparus uldaricus de Hoensbroeck geteekend J. Baptista van Helmont, Bruxellae 6 kal. Octob. 1643; voorrede; tractatus de lithiasi in 9 hoofdstukken: I petrificatio (blz. 17), II causae duelech veterum (blz. 30), III contentum urinae (blz. 41), IV processus duelech (bl. 66), V continuatur historia duelech (blz. 80), VIIGa naar voetnoot(12) Uterus duelech (blz. 97), VII Duelech resolutum (blz. 107), VIII Tyronibus ferculum offert Author (blz. 141), IX Sensatio, etc (blz. 156). Op het einde de toelating tot het drukken: ‘Tractatus clariss. & expertiss. Domini Joan. Bapt. van Helmont, in quibus principia Lithiasis, Apoplexiae, Paralysis & aliorum morborum exacte disquirit & ostendit, digni sunt, ut per typographiam publicentur. Ita censeo P. Coens S.T.L. Can. & Lib. Cens. Antverp.’ In zijne Explicatio geeft Helmont de bepaling van eenige door hem gebruikte nieuwe uitdrukkingen: Liquor alkahest Paracelsi, omne corpus visibile, resolvit in primam sui materiam, servata seminum potestate. De hoc ajunt chymici: vulgus cremat per ignem, nos per aquam. | ||||
[pagina 727]
| ||||
In zijn Tractatus de Lithiasi, behelzende in de Ortus medicinae 1648 (bijvoegsel), de blzz. 9 tot 110, bespreekt van Helmont de vorming van steen in de blaas; hij kan niet aannemen dat urinesteen uit zeezout zou samengesteld zijn. De archeus speelt hier de hoofdrol en door het gebruik van diuretische producten kan de ziekte | ||||
[pagina 728]
| ||||
worden bestreden; aldus worden de steenen, waaraan den naam duelech wordt gegeven, of wel verminderd, of wel in hun ontstaan belemmerd. [1644 Helmont] Febrium doctrina inaudita. Authore Joanne Baptista van Helmont Toparcha in Royenborch, Pellines, &. Editio secunda. Accessit Tractatus contra quatuor humores Scholarum. Coloniae Agrippinae, Apud Jodocum Kalcoven, clɔ lɔ ccxliv (1-118 blzz.). 15 hoofdstukken, zelfde tekst als de uitgave 1642 van Antwerpen. Op het einde: ‘Ex thesibus Lovaniensibus sub consultissimo Domino D. Vopisco Fortunato Plempio disputatis Lovanii 26 novembris, anno 1641’. Daarna, blz. 119-221: [1644 Helmont] Scholarum humoristarum passiva deceptio atque ignorantia. Met voorrede en 5 hoofdstukken, en eindigende met de toelating tot drukken, ‘actum Antverpiae XIV Decembris MDCXLI, P. Coens S.T.L. Scholasticus Lib. Cens. Antverpiae. Daarna een Appendix ad Tractatum de febribus, zijnde hoofdstuk XVI en XVII, op 21 blzz., niet bestaande in de uitgave 1642 van Antwerpen, en handelende over den aard der koortsen. Deze twee stukken zijn in Ortus medicinae 1648 aanwezig: Febrium doctrina, blz. 1-67 met de 17 hoofdstukken en Scholarum humoristarum deceptio, blz. 68-115. In het tweede stuk worden al de argumenten in een geheel vereenigd om de theorieën van Galenus te bestrijden, het onmogelijke daarvan te bewijzen, en om de nieuwe opvattingen van van Helmont in de plaats te brengen. Het bloeden, zooals de humorale scholen het willen, doet niets anders dan het organisme te verzwakken, als wanneer de natuur dient in haren strijd voor de genezing geholpen. Van Helmont bestrijdt ook het gedacht dat door de ziekte slijm in de maag zich vereenigt, om dan aan de hersenen te geraken en van daar als eene soort vlaag de verschillende organen aan te tasten. Verder dient het onderzoek van de urine zorgvuldig gedaan te worden; vooral is het belangrijk het soortelijk gewicht van die vloeistof te bepalen.
[1644 Helmont] Tumulus pestis. Authore Joanne Beptista van Helmont, Toparcha in Royenborch, Pellines, &. Coloniae Agrippinae, Apud Jodocum Kalcoven, clɔ lɔ cxliv. (183 blzz.). | ||||
[pagina 729]
| ||||
De toelating tot drukken luidt als volgt: ‘Pestis a clariss. & Expertiss. Domino Joanne Baptista Van Helmont descripta & exacte discussa, productis plurimis arcanis naturae, digna est quae typis evulgetur. Ita censea. P. Coens S.T.L. Canonicus & lib. Cens. Antverp. In Ortus medicinae 1648 bedraagt dit stuk, als Editio altera priori multo emendatior, 88 blz. De Dageraad ofte nieuwe opkomst der Geneeskunst bevat als tweede deel eene verhandeling over de pest, blz. 267-404. De teksten van Tumulus pestis van de pest in den Dageraad verschillen, zoodanig dat de eene als de vertaling van den anderen niet kan genoemd worden; in hoeverre deze teksten verschillend zijn zou belangwekkend te bestudeeren zijn. Na een overzicht betreffende de vroegere denkbeelden over de natuur van de ziekte, komt de wederlegging van den gemeenden invloed der sterren. De ziekte wordt voortgebracht door de archeus die een natuurlijk virus doet ontstaan; de anthrax- en liesgezwellen moeten als pestvoortbrengsels en niet als de oorspronkelijke stof beschouwd worden.
*** [1648 Helmont] Ortus medicinae. Id est, initia physicae inaudita. Progressus medicinae novus, in morborum ultionem, ad vitam longam. Authore Joanne Baptista van Helmont, Toparchâ in Merode, Royenborch, Oorschot, Pellines, &. Edente authoris Filio, Francisco Mercurio van Helmont, cum ejus Praefatione ex Belgico translata. Amsterodami, apud Ludovicum Elzevirium, clɔ lɔ cxlviii. (Bibl. Univ. Gent Med 142,34 lim. + 800 blzz., plaat met de portretten van de beiden Helmont vader en zoon, 20 × 15.5 cm.) Met: Het boek verscheen 4 jaren na den dood van den schrijver. Op de plaat aan het begin, treft men de portretten van Helmont vader en zoon, omringd van de wapens van Helmont, Ranst, Bauw, Vilain, Stassart, Halmale, Remalme en Merode; het is dezelfde plaat als in den Vlaamschen Dageraad. | ||||
[pagina 730]
| ||||
De tekst werd zonder wijziging opnieuw gedrukt, in de Latijnsche uitgaven van Lyon 1655 en van 1667, en wordt daar met een zeer uitgebreide lijst van zaken verrijkt. In zijne bekroonde verhandelingGa naar voetnoot(13) over van Helmont spreekt zich Rommelaere zeer gunstig over Den Dageraad, die volgens hem ook in 1615 voor de eerste maal verscheen; in Ortus medicinae worden al de zelfde onderwerpen bestudeerd, maar indien ten opzichte van de Vlaamsche letterkunde De Dageraad groote verdiensten vertoont, heeft volgens Rommelaere de Ortus medicinae als Latijnsch werk, alhoewel meer uitgebreid, een minder litteraire waarde. De uitgave van 1648 wordt als volgt ingedeeld: Verbo ineffabili, Holocaustum vernaculum litat Author. Zooals de titel het werkelijk beweert, is dit stuk de letterlijke vertaling van den overeenkomenden tekst in den Dageraad. Praefatio ad Lectorem: Amico Lectori S.D. Fr. Mercurius van Helmont. Index tractuum a Joanne Baptista van Helmont editorum, betreffende de 528 eerste blzz.: 1 Vaticinum de authore, poëmata expressum . 2 Promissa authoris . 3 Confessio authoris . 4 Studia authoris . 5 Venatio Scientiarum . 6 Causae et initia naturalium . 7 Archeus faber . 8 Logica inutilis . 9 Physica Aristotelis et Galeni ignara . 10 Elementa . 11 Terra . 12 Aqua . 13 Aër . 14 Progymnasma meteori . 15 Gas aquae . 16 Blas meteorum . 17 Vacuum naturae . 18 Meteoron anomalum . 19 Terrae tremor . 20 Complexionum atque mistionum dementalium sigmentum . 21 Imago fermenti impraegnat massam semine . 22 Astra necessitant, non inclinant, nec significant de vita, corpore, vel fortunis nati . 23 Formarum ortus . 24 Magnum oportet . 25 Natura contrariorum nescia . 26 Blas humanum . 27 Endemica . 28 Spiritus vitae . 29 Calor efficienter non digerit, sed tantum excitative . 30 Triplex scholarum digestio . 31 Sextuplex digestio alimenti humani. 32 Pylorus rector . 33 Tartari historia . 34 Tartari vini historia . 35 Inventio Tartari, in morbis temeraria . 36 Alimenta Tartari insontia . 37 Tartarus non in potu . 38 Custos errans . 39 Imago mentis . 40 Demens icea . 41 Sedes animae . 42 A sede | ||||
[pagina 731]
| ||||
animae ad morbos . 43 Jus Duumviratus . 44 Mentis complementum . 45 Scabies et ulcera scholarum . 46 Ignota actio regiminis . 47 Duum viratus . 48 Tractatus de Anima . 49 Distinctio mentis a sensitiva anima . 50 De animae nostrae immortalitate . 51 Nexus sensitivae et mentis . 52 Asthma et Tussis . 53 Latex humor neglectus . 54 Cauterium . 55 Volupe viventium morbus antiquitus putatus . 56 Pleura fureus . 57 Tria prima chymicorum principia . 58 De flatibus . 59 Catarrhi deliramenta . 60 Victus ratio . 61 Pharmacopolium . 62 Potestas medicaminum . 63 Praefatio . 64 Ignotus hospes morbus . 65 Ignotus hydrops . 66 Puerilis humoristarum vindicta . 67 Respondet author. Tractatus de morbis. Dit gedeelte behelst blzz. 529 tot 684, met de volgende deelen: 1 Introductio . 2 In puncto vitae subjectum inhaesionis morborum . 3 Progreditur ad morborum cognitionem . 4 De ideis morbosis . 5 De morbis archealibus . 6 Ortus imaginis morbosae . 7 Aditus praeclusus ad condum viscerum . 8 Confirmatur morborum sedes in anima sensitiva . 9 Morborum phalanx . 10 Recepta injecta . 11 Quaedam imperfectiora . 12 In verbis, herbis et lapidibus est magna virtus . 13 Butler . 14 De injectis materialibus . 15 Injaculatorum modus intrandi . 16 De conceptis . 17 Vis magnetica . 18 De sympatheticis mediis . 19 De inspiratis . 20 Suscepta . 21 Retenta . 22 Praefatio . 23 De tempore . 24 Vita longa, ars brevis . 25 Mortis introitus in naturam humanam decus Virginum . 26 Thesis . 27 Demonstratur thesis. Supplementum bedraagt blzz. 685 tot 800 en bevat de volgende stukken: 1 De spadanis fontibus . 2 Supplementorum paradoxum numero criticum . 3 Intellectus adamicus . 4 Imago Dei. 5 Externorum proprietas . 6 Humidum radicale . 7 Aura vitalis . 8 Vita multiplex in homine . 9 Fluxus ad generationem . 10 Lunare tributum . 4 Vita . 12 Vita brevis . 13 Vita aeterna . 14 Mortis occasiones . 15 De magnetica vulnerum curatione . 16 In sole tabernaculum . 17 Infantis nutritio ad vitam longam . 18 Arcano Paracelsi . 19 Mons Domini. 20 Arbor vitae. Eindelijk komen de Opuscula medica inaudita, als Edita secunda: 1 De lithiasi, 110 blzz. en 9 hoofdstukken . 2 De febribus, blzz. 1-67 en 17 hoofdstukken . 3 Scholarum humoristarum passiva deceptio ac ignorantia, blzz. 68-115 en 5 hoofdstukken . 4 Tumulus pestis, 88 blzz. Deze vier geneeskundige verhandelingen verschijnen als 2e uitgave van de Opuscula medica inaudita van 1644. | ||||
[pagina 732]
| ||||
In het hoofdstuk III van het 1e gedeelte Confessio authoris vertelt de schrijver hoe het komt dat hij het handschrift van zijn boek niet verbrandde, een dag van diepe ontmoediging: ‘Vidi enim coram, arborem longe pulcherrimam, quasi per totum horizontem expansam, cujus magnitudo et amplitudo, me insigniter stupefecit. Erat conspersa floribus innumeris, odoriferis, colorisque placidissimi, ac luminosi; quorumque singuli, gemmam a tergo habebant, fructus vadem. Unum igitur detot myriadibus, mihi decerpsi, Et ecce odor, color, totaq; gratia floris, confestim periere . Eodem instanti, datus est mihi visionis intellectus’Ga naar voetnoot(14). Dezen droom legde van Helmont als volgt: de gaven Gods worden door de bloemen van dezen boom verbeeld; zij zijn schoon en hebben een prachtige toekomst als zij van de bron van hun leven niet gescheiden worden. Aldus ook moest het handschrift niet vernietigd worden, omdat het insgelijks een vrucht was die op den boom van de wetenschap tot rijpheid zich moest ontwikkelen. De 5 eerste hoofdstukken handelen over het leven en de werken van den schrijver; de volgende tot de 25e zijn van algemeen wetenschappelijken en philosophischen aard, en de schrijver breekt daarin de theorieën van Aristoteles af. Van af het 26e hoofdstuk is het vooral een physiologische en geneeskundige studie. Het is in het hoofdstuk Imago fermenti (blz. 111) in § 9 dat van Helmont zijne zonderlinge bewering voor den dag brengt van de zelfwording der muizen, in een vat met tarwekorrels door middel van een vuile hemd gesloten. Zooals de meeste geleerden van zijn tijd, gelooft ook van Helmont aan de zelfwording van de levende wezens. Antony van Leeuwenhoek had slechts in 1680Ga naar voetnoot(15) zijne opzoekingen gedaan over den oorsprong der microben, en alleen in 1692Ga naar voetnoot(16) geeft hij eene duidelijke uiteenzetting over de onmogelijkheid van de zelfwording. Harvey sprak alleen in 1651 zijn beroemd geworden beginsel uit: ‘omne vivum ex ovo’Ga naar voetnoot(17). En in 1860 moest Pasteur den reuzenstrijd voeren tegen de aanhangers van de zelfwording om te doen aannemen dat een microbe toch geen anderen oorsprong heeft als een andere microbe. | ||||
[pagina 733]
| ||||
Van Helmont neemt dus de zelfwording van de muizen aan, omdat hij van zijn tijd is, alhoewel hij een groot aantal beweringen van zijn tijd bestrijdt, omdat hij ook vóór zijn tijd is. Een baanbreker die als een brug een verouderde periode met een nieuwe verbindt, kan toch stelselmatig al de gedachten van zijn tijd zonder uitzondering vernietigen, en het feit dat hij nog de zelfwording aanneemt, zeker omdat deze door hem niet werd bestudeerd, vermindert de waarde niet van het prachtig reuzenwerk dat hij heeft geleverd. De Belgische bioloog die eens beweerde dat van Helmont geen ernstig mensch is omdat hij geschreven had dat muizen uit graan en vuil linnen kunnen ontstaan heeft eenvoudig bewezen dat hij de geschiedenis van zijn vaderland niet kent, en dat hij Ortus medicinae niet heeft gelezen. Op de volgende wijze vertelt van HelmontGa naar voetnoot(18) over het ontstaan der muizen: ‘Nam tametsi gaudeat, substratam sibi massam, ad fermenti concepti scopum direxisse; non raro tamen aliunde fomites occultioris luminis suscipit, sumtoque temerario ausu, etiam in animam viventem adspirat. Hinc enim nedum pediculi, cimices, pulices, et lumbrici, hospites ac vicini nostrae fiunt miseriae, nostrisque valut nascuntur e penetralibus, & excrementis; sed etiam si indusium sordidum intra os vasis, in quo sit triticum, comprimatur: Intra paucos dies (puta 21) fermentum indusio haustum, & odore granorum mutatum, ipsum triticum, sua pelle incrustatum, in mures transmutat: eoque magis admirandum, quod ejusmodi insectae, sexuum signaturis distinctae, prolificent cum iis, quae parentum e semine natae sunt. Ut & hinc, amborum seminum paritas, & fermentorum vitale par robur, conspicuum evadat. Quod mirabilius est, e frumento, & indusio, mures, non quidem parvuli aut lactentes, nec minutili, aut abortivi: sed prorsus formati exsiliunt’. Aldus kan natuurlijk CharpentierGa naar voetnoot(19) zeggen: ‘Même dans la première moitié du 17 siècle van Helmont (1577†1644), homme fort instruit pour son temps, indique une manière bien curieuse de se procurer des souris à volonté’ en hij vertaalt den Latijnschen tekst. Maar men zal bemerkt hebben dat van Helmont deze woor- | ||||
[pagina 734]
| ||||
den gebruikt ‘fermentum indusio haustum’ een ferment komende van de hemd. Laat ons alleen het concept fermentum onthouden, het grondconcept van onze moderne biochemie! van Helmont was een Rozenkruiser en wist zijne hoedanigheid van Rozenkruiser goed te verbergen; in zijn belangrijk werk over de Rozenkruisers leert ons Mr. WittemansGa naar voetnoot(20) de toestanden van den tijd: er bestond dan eene splitsing tusschen de Rozenkruisers, de eenen wilden de mystiek vooropstellen, de anderen het natuuronderzoek. van Helmont poogde te vergeefs de twee richtingen te vereenigen. Indien men hem als een mystische natuuronderzoeker wil beschouwen, dan kan men zijne soms zonderlinge opvattingen begrijpen. De Ortus medicinae werd na 1648 verscheidene malen uitgegeven, namelijk volgens Broeckx 1838Ga naar voetnoot(21): Venet. 1651 in fol., Amst. 1652 in 4. Lugd. 1655 in fol, London (Engelsch) 1662 in 4, Leyde 1667 in fol, Lugd. 1667 in fol. Lyon (Fransch) 1671 in 4, Francof. 1682 in 4, Sulzbach 1683 (Duitsch), Hafniae 1707 in 4. [1651] Ortus medicinae i.e. initia physicae inaudita, ed. Ant. Serrati. Venetiis 1651. Doctrina inaudita de causis, modo fiendi lithiasis. De morbis lepra, caduco, apoplexia, etc. Venetiis 1651. In fo 700 blzz. | ||||
[pagina 735]
| ||||
III De humoribus Galeni. IV De peste. Editio quinta multo emendatior. Lugduni, Sumptibus Joan. Baptist. Devenet, in vico Mercatorio. MDCLV. Cum privilegio Regis. (Bibl. Univ. Gent Acc. 4373, 192 blzz., Index rerum). De tekst die gansch dezelfde is als in de eerste uitgave van 1648, verschijnt thans in 1655 als 4e uitgave, en de geneeskundige verhandelingen als 5e uitgave. Titelplaat met de portretten van Joan. Bapt. en van Fransc. Merc. van Helmont en de wapenschilden van Helmont, Bauw, Stassart, Renialme, Ranst, Vilain, Halmale en Merode. Het offer van den schrijver aan God, verbo ineffabili holocaustum vernaculum litat author, is de Latijnsche vertaling van den Vlaamschen tekst in den Dageraad. [1667 Helmont] Ortus medicinae, id est initia physicae inaudita Progressus medicinae nonus, in morborum ultionem ad vitam longam, authore Joan. Baptista Van Helmont, Toparcha in Merode Royenb. Pellines, &. Edente authoris filio Francisco Mercurio Van Helmont, cum ejus Praefatione ex Belgico translata. Editio quarta. In qua praeter quaedam auth. Fragmenta adjecti fuerunt Indices. Tractatuum de Lithiasi Febr. Humoribus, & Peste qui in aliis desiderabantur. Lugduni sumptibus Joan Ant. Huguetan & Guillielmi Barbier. MDCLXVII. Cum Privilegio Regis. (Kon. Bibl. Brussel II 95858, 22 lim. + 487 blzz., 23 × 36 cm.). Met: Geen verschil met de uitgave van 1655; alleen wordt hier tweemaal het jaartal 1667 met den naam van een anderen drukker; het 2e deel vermeldt editio sexta in plaats van quinta in de uitgave van 1655. [1670 Helmont] Les oeuvres de Jean Baptiste Van Helmont, traittant des principes de medecine et physique, pour la guérison assurée des maladies: de la traduction de M. Jean Leconte, Docteur Medecin. A Lyon, chez Jean Antoine Huguetan, & Guillaume Barbier. MDCLXX. Avec approbation et permission. (Kon. Bibl. Brussel II, 1136, 396 blzz., in 4, 22,5 × 17 cm.). Voorrede aan Mgr Messire Jean de Vache, waarin Le Conte van de nieuwe theorie zegt dat ‘ses principes sont inouis, sappant | ||||
[pagina 736]
| ||||
les dogmes scholastiques’. Daarna de goedkeuring der doctoren van de faculteit van Parijs. Verdeeling van het boek: Voorrede om de nieuwe doctrina te kunnen begrijpen. Eerste deel, de grondbeginselen der natuurkunde met 19 hoofdstukken: la medecine censurée, logique inutile à la science, ignorance d'Aristote et de Galien, principes des choses, archee ou esprit seminal, premier moteur, elemens, feu et lumière, terre, eau, air, l'air et l'eau ne peuvent être transmutez, meteores, le vuide en la nature, les corps mixtes tirent leur matière de la seule eau, les fermens, origine des formes, la vie et la fortune ne dépendent par des astres, le blas meteorisme. Tweede deel, van de vertering, de vochten, de geesten en den pols: traité de la digestion (5 hoofdstukken), traité des humeurs (2 hoofdstukken), traité des esprits et du pouls (3 hoofstukken). Derde deel: traité de l'ame (5 hoofdstukken). Vierde deel: traité des maladies (17 hoofdstukken), traité du calcul (blz. 341), Erreur des Ecoles de medecine touchant les catharres (blz. 357, 2 hoofdstukken), traité des fièvres (blz. 371, 11 hoofdstukken). De inhoudstafel stelt fautief de verhandeling over den blaasteen blz. 351. In zijne ‘Preface necessaire pour bien comprendre cette nouvelle doctrine’ dringt onder meer de schrijver Leconte over het belang van de rol der fermenten door van Helmont in het licht gebracht. Dit werk is geen vertaling van den ‘Dageraad’ maar liever eene onvolledige verkorting van Ortus medicinae. Volgens den titel schijnt dit werk meer in betrekking met de Opera omnia. Men zal bemerken dat het jaartal 1670 draagt; Broeckx (1838) vermeldt het jaartal 1671, dat wij ook terug vinden in Catalogus NourryGa naar voetnoot(22) no 29 van 1927, die ook de uitgave van 1670 noemt. Ik heb geen exemplaar van de Opera omnia kunnen zien. De eerste uitgave zou in 1655 te Lyon verschenen zijn; van dit werk noemt men:
| ||||
[pagina 737]
| ||||
1907 Francof. in 4, 800 blzz. (Brit. Mus.). Het eerste deel bevat Ortus medicinae, het tweede de 4 Opuscula medica inaudita. Een Engelsche uitgave wordt in 1664 vermeld: [1664] Jean Baptiste van Helmont. Works: Containing his most excellent philosophy, physick, chirurgery, anatomy, wherein the philosophy of the schools is examined, their Errors refuted, and the whole body of physick reformed and rectified; being a nex Rise ad Progresse of philosophy and medicine for the cure of Diseases, and Lengthening of Life, made English by J(oseph) C(onstable) Sometime of M(agdalen) H(all). Oxon. 3 vol. fo L. Lloyd 1664 met front. enportet. (Brit. Mus.) Vol. II is entitled: Oriatrike or physick refined. Vol. III, opuscula medica inaudita. |
|