Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1929
(1929)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 203]
| ||||||||||||
Vierde bijdrage tot de Bibliographische Geschiedenis van het Microscoop
| ||||||||||||
D. Bibliographie tot George Adams.Plaucus.Over Plaucus zocht ik te vergeefs. Alleen heb ik de Nova Acta Lipsiae 1757, Suppl. 8, blz. 104, deze inlichting gevonden: Fabii Columnae Lyncei Φυιοβαςανος, cui accessit vita Fabii, et Lynceorum notitia, adnotationesque in ϕυιοβασανον, Jano Plauco Ariminensi auctore, et in Senensi Academia anatomes professore publico. Florentiae 1744, typis Petri Cajetani Viviani. | ||||||||||||
[pagina 204]
| ||||||||||||
Plaucus zou aldus leeraar geweest zijn in de Academie van Sienna. In het referaat wordt vermeld dat de benamingen microscoop en telescoop van Caesius zijn. | ||||||||||||
Mann James en Ayscough James.Over Mann en Ayscough vond ik in de biobliographie bijna niets; van hen bestaat niets in de bibliotheken van Gent en van Brussel. De catalogus van Sotheran, Bibliotheca chemico-mathematica 1921, blz. 564 vermeldt het volgende: Mann James and James Ayscough, opricians: Description of the Compound (commonly call'd the Reflecting or Double) Microscope, with great Improvements: Description of the solar, or Camera-obscura Microscope, ca 1750, 8o. Het British Museum bezit een ander werk: Mann James optician and Ayscough James. The description of a Pocket Microscope, with the apparatus thereto belonging... as made by J.M. and J.A. London 1750?, 8o (Brit. Mus. 8715 aaa 39). Van James Mann, zegt Harting (III, blz. 150): ‘De werktuiglijke inrigting der mikroskopen van James Mann komt in de hoofdzaak met die van Jones overeen. Wat hun optisch vermogen betreft, zoo schijnen zij voor den tijd, waarin zij gemaakt werden, zeer goed te zijn geweest.’ | ||||||||||||
Hill John (1716? †1775).Een vlijtige geleerde, die eerst in een apotheek te Westminster werkte; in 1738 werd hij apotheker te Londen en kreeg later een diploma van geneeskunde van de Universiteit van St-Andrews. Hij heeft zeer veel geschreven, zoowel over letterkunde als over wetenschappen. Over micrographie vind ik zijne uitgebreide bibliographie: | ||||||||||||
[pagina 205]
| ||||||||||||
Essays in natural history and philosophy, containing a series of discoveries by the assistance of microscopes, London 1752 in 8o, Nederlandsche vertaling te Haarlem in 1753 in 8o, The book of nature or the history of insects, Engelsche vertaling van Jan Swammerdam, London 1758 in fo; Hillii enucleata observatio microscopica decima et sexta, Petropoli 1760 in 4; Construction of timber from its early growth, explained by the Microscope and proved from experiments, London 1770, 2e uitgave, London 1774; A decade of curious insects, shewn in their natural size, and as they appear enlarged before the lucernal microscope, London 1773. Hill vervaardigde lenzen uit robijn en granaat, die de glazen lenzen bleken te overtreffen. [1751 Hill] A history of the materia medica. Containing Descriptions of all the substances used in Medicine; their Origin, their characters when in Perfection, the Signs of their Decay, their Chymical Analysis, and an Account of their Virtues, and of the several Preparations from them now used in the Shops. By John Hill, M.D. Member of the Royal Academy of Sciences at Bourdeaux. London: Printed for T. Longman, C. Hitch and L. Hawes, in Paster-noster Row; A Millar, opposite Catharine-Street in the Strand; and J. and J. Rivington, in St-Paul's Church-yard. MDCCLI. (Bibl. Univ. Gent 181 A4, 8 + 895 blzz., index, 24.4 × 20 cm.). Niets over micrographie. Hill (John Quack M.D., Self styled Sir John), Essays in Natural History and Philosophy, containing a series of Discoveries by the assistance of microscopes, 1752 (Brit. Mus. 440 f. 19). In den Catalogus van Sotheran Bibliotheca chemico-mathematica (1921, blz 468) vindt men onder nr 9286: ‘Dr Johnson in his conversation with George III justly ridiculed a statement of the author, that hat could get great magnifications by looking at the same object simultaneously through two microscopes.’ [1757 Hill] Eden: or a compleat body of gardening. Containing plain and familiar directions for raising the several useful products of a garden, fruits, roots, and herbage; From the practice of the most successful gardeners, and the result of a long experience. Together with the culture of all kinds of flowers, according tot the methods of the English, French, and Dutch florists. And the knowledge of curious plants, after the system of Linnaeus. With figures and descriptions of the flowers and plants proper for a garden. Including the care and culture of the pleasure-garden. The business of the seminary for every week in the year. Catalogues and accurate descriptions of the fruits | ||||||||||||
[pagina 206]
| ||||||||||||
as they come into season; and new and practical directions for the management of fruit-trees. With the best methods of culture for the severat Articles of the Kitchen-garden: and the compleat Management of the ground for raising them, in the natural and artificial Manner. Compiled and digested from the papers of the late celebrated Mr. Hale. By the authors of the Compleat body of Husbandry. And comprehending the art of constructing a garden for use and pleasure; The best methods of Keeping it in order: and the most perfect accounts of its several products. London: Printed for T. Osborne, in Gray's Inn; T. Trye, near Gray's Inn Gate Holborn; S. Crowder and Co on London Bridge; and H. Woodgate, at the Golden Ball in Pater-noster-Row. MDCCLVII. (Bibl. Univ. Gent HN88, titelplaat, dedication, preface, contents, 712 blz., index, 40.8 × 25.4 cm.). De opdracht aan de Earl of Bute is geteekend John Hill 5 november 1757. Niets over microscoop. [1766 Hill] Die Art und Weise durch eine regelmàssige Ordnung der Cultur oder Wartung, gefullte Blumen aus einfachen zu ziehen. Von D.J. Hill. Aus dem Englischen ùbersetzt und mit Kupfern erlàutert. Nùrnberg, im Verlag bey Johann Michael Seligmanns seel. Erben. 1766 (Bibl. Univ. Gent HN923, 48 blzz., 8 platen, 22.1 × 13.8 cm.). [1773 Hill]. Le sommeil des plantes, et la cause du mouvement de la sensitive, expliqués par M.J. Hill; dans une lettre à M. de Linné, Professeur de Botanique, à Upsal. Ouvrage traduit de l'Anglais. Par M.***. A Genève. Et se trouve à Paris, chez J.-P. Costard, Libraire, rue St-Jean-de-Beauvais. MDCCLXXIII. (Bibl. Univ. Gent HN974, XII+52 blz., 19.5 × 10.8 cm.). Het British Museum bezit over Hill John M.D., calling himself Sir John Hill, de volgende werken: The construction of Timber from its early growth, explained by the microscope and proved from experiments. London 1770, 8o. | ||||||||||||
Magny Alexis.Over Magny vond ik alleen eene inlichting in La France Litteraire; Harting noemt hem niet. Van hem bezitten de Bibliotheken van Gent en van Brussel niets. | ||||||||||||
[pagina 207]
| ||||||||||||
In La France Litteraire van Querard treft men aan: ‘Magny Alexis, du diocèse d'Amiens, ingénieur physicien: Mémoire sur le rachitis ou la maladie de la colonne vertébrale à laquelle les enfants sont sujets 1780 in 8. Mémoire sur un microscope 1753 in 12. Mémoire qui a remporté le prix d'encouragement proposé par l'Académie des sciences 1777.’ | ||||||||||||
John Dollond (1706 †1761).Engelsche opticus, die de refracting telescopes verbeterde, en daarover eene mededeeling deed in de Philosophical Transactions van 1753; hij vervaardigde voor deze maal achromatische objectieven. Van hem bevatten de Philosophical Transactions: Account in refrangibility of light, Improvement in reflecting telescopes, Aberration in the object glasses of refracting telescopes. Het Britisch Museum bezit van John Dollond: Some account of the discovery made by J.D. which led to the grand improvement of refracting telescopes 1789; Description of the approved achromatic telescope made by P. and J.D. 1800?; Directions pour l'usage de l'octant de Hadley perfectionné 1790?; Lettera di L. Selva sul rivrotato da lui fatto del flintglass pei telescopi accromatici del signor Dollond di Londra 1771. | ||||||||||||
Peter Dollond (1730 †1820).Zoon van John, werkte met zijn vader tot het verbeteren van optische toestellen; buiten eenige verhandelingen in de Philosophical Transactions, heeft hij een boek over refracting telescopes in 1789 uitgegeven. Het British Museum bezit van hem Some account of the discovery made by J. Dollond which led to the grand improvement of refracting telescopes, London 1789; Description of a binnacle compass, 1812; Description of the girometer 1811; Description of the approved achromatic telescope 1800?; Directions pour l'usage de l'octant de Hadley 1790? Op menige plaatsen spreekt Harting (III, 78, 81, 112, 148, 150, 165, 176, 325, 363, 417) van Dollond, die verscheidene verbeteringen aan het microscoop toebracht: de voorwerptafel werd voorzien van twee schroeven waarmede die tafel in verschillende richtingen kon bewogen worden; voor de eerste maal schijnt | ||||||||||||
[pagina 208]
| ||||||||||||
het Huygensche oculair gebruikt te worden; achromatische lenzen werden verbeterd en meer en meer gebruikt; aan het zonmicroscoop werd een objectief gebracht, bestaande uit twee plano-convexe lenzen; eene bijzondere inrichting veroorloofde het licht al de intensiteittrappen te doen doorloopen; de verdeelingen van zijne glazen micrometers waren 0,007 mm. groot. [1765 Dollond]. An Account of an Improvement made by Mr. Peter Dollond in his New Telescopes; In a Letter te James Short, M.A.F.R.S. with a Letter of Mr. Short's to the Rev. Thomas Birch, D.D. Secret. R.S. Phil. Trans., vol. 55 for the Jear 1765, London 1766, 54-56. | ||||||||||||
Francis Watkins.Ik kon tot nu toe over Watkins, die volgens de bibliographie een opticus was, in de biographie niets vinden; Harting noemt hem niet. [1754 Watkins]. L'exercise du microscope, contenant un Abregé de tout ce qui a été ecrit par les meilleurs Autheurs touchant les objects les plus curieux: Avec Les Precautions qu'on doit prendre pour faire les Observations avec Succes. Auquel est ajouté La Description d'un Microscope, qu'on peut appeler universel, d'autant qu'on y trouve les Proprietez de toutes les differentes sortes qui ayent encore parues. Construit sur un nouveau Plan, par François Watkins. A Londres: Imprimé pour François Watkins, Opticien, à Charing Cross. 1754. (Kon. Bibl. Brussel V39382, 8+97 blz., 3 platen, 16.2 × 9.7 cm.). Na de beschrijving van het eenvoudig microscoop dat op een voetstuk wordt gedragen, en van het materiaal dat in micrographische waarnemingen wordt gebruikt, van het zonnemicroscoop, worden de vergrootingen met de glazen verkregen besproken; schr. herinnert dat Leeuwenhoek de grootte der voorwerpen door vergelijking met zandkorreltjes bepaalde, dat Jurin dunne metalen draden benuttigde. Door het gebruik van 1, 2, 3, 4, 5, 6 of 7 glazen met respectievelijke brandpuntafstanden van 1/20, 1/10, 3/20, 1/4, 2/3, 1/2, 3/4 duim, zijn de vergrootingen in diameter 160, 80, 53, 32, 20, 16, 11; de vergrootingen worden ook gegeven in oppervlakte en in volume (solidité!) Eindelijk worden een aantal microscopische voorwerpen, uitvoerig beschreven. | ||||||||||||
[pagina 209]
| ||||||||||||
Ellis John (1710? †1776).Eerst handelaar, studeerde Ellis de natuurwetenschappen en werd in 1754 fellow of the Royal Society. Hij overleed te Londen op 15 October 1776. Het watermicroscoop van Ellis diende vooral voor waarnemingen op levende waterdieren: het voetstuk draagt een ringvormige voorwerptafel, waarin eene vlakke glazen schijf of een hol glas kan worden geplaatst; de lenzenarm is beweegbaar, en de lenzen worden door een terugkaatsenden spiegel verlicht. [1755 Ellis]. An essay towards a natural history of the coralines, and other Marine Productions of the like kind, commonly found on the Coasts of Great Britain and Ireland. To which is added The Description of a large Marine Polype taken near the North Pole, by the Whale-fishers, in the Summer 1753. By John Ellis, F.R.S. London: Printed for the Author; And Sold by A. Millar, in the Strand; J. and J. Rivington, in St-Paul's Church-Yard; and R. and J. Dodsby, in Pall-Mall. MDCCLV. (Kon. Bibl. Brussel, V43421, XVII + 103 blzz., 38 platen, 25.8 × 19.4 cm.). Het oorspronkelijk boek wordt door den schrijver opgedragen aan de princes-weduwe van Wallis, uit London 15 dec. 1754. Voor de andere bijzonderheden, zie 1756 Ellis. [1756 Ellis]. Essai sur l'histoire naturelle des corallines, et d'autres productions marines du même Genre, qu'on trouve communement sur les cotes de la Grande Bretagne et d'Irlande; Auquel on a joint une description d'un grand polype de mer, Pris auprès du Pole Arctique, par des Pêcheurs de Baleine, pendant l'Eté de 1753. Par Jean Ellis, Membre de la Société Royale. Traduit de l'Anglais. A La Haye, chez Pierre De Hondt, MDCCLVI. (Kon. Bibl. Brussel V4342, XVI+125 blz., 39 platen, 26 × 20 cm., Bibl. Univ. Gent HN209). Het boek wordt door den uitgever aan de koningin van Zweden, van uit Den Haag 20 maart 1756 opgedragen. De microscopische waarnemingen worden met het microscoop van Cuff gedaan waarvan de beschrijving op het einde, met behulp van eene plaat, wordt gegeven. Ook werden de microscopen van Wilson gebruikt. In het exemplaar van de Bibliotheek der Universiteit Gent zijn de platen, die op kunstige wijze geëtst zijn, sierlijk gekleurd, in den tekst verspreid. | ||||||||||||
[pagina 210]
| ||||||||||||
[1769 Ellis]. Observations on a particular Manner of Encrease in the Animalcula of vegetable Infusions, with the Discovery of an indissoluble salt arising from Hempseed put into water till it becomes putrid. By John Ellis, Esq; F.R.S. Phil. Trans., Vol. 59 for the year 1769, London 1770, 138-152, 1 plaat. Beschrijving van infusoriën, met het microscoop van Wilson bestudeerd. Ellis sluit zich bij de meening van Needhain aan dat de zwammen tot de planten behooren. [1786 Ellis]. The natural history of many curious and uncommon Zoophytes, collected from various parts of the globe By the late John Ellis, Esq. F.R.S. Soc. Reg. Upsal. soc. Author of the natural History of English Co allines, and other works. Systematically arranged and described. By the late Daniel Solander, M.D.F.R.S. &. With sixty-two plates en graven by principal artists. London: Printed for Benjamin White and sun, at Horace's head, fleetstreet; and Peter Elmsly, in the Strand. MDCCLXXXVI. (Kon. Bibl. Brussel II 28810, XII + 208 blzz., 63 platen, 28.2 × 22.4 cm. Het boek wordt aan den voorzitter van de Royal Society Joseph Banks door de dochter van den schrijver Martha Watt opgedragen, en bevat eene lijst der mededeelingen door John Ellis in de Royal Society gepubliceerd. Philosophical Transactions, vol. 48, blz. 115, 305, 504, 627; vol. 49, blz. 449, 806; vol. 50, blz. 189, 280, 441, 845; vol. 51, blz. 206, 504, 929; vol. 52, blz. 357, 661; vol. 53, blz. 419; vol. 56, blz. 189, 193, 204; vol. 57, blz. 404, 428; vol. 58, blz. 75; vol. 59, blz. 138; vol. 60, blz. 518, 524; vol. 66, blz. 1. De mededeeling in vol. 59, blz. 138 bespreekt de diertjes van plantenuittreksels. Het boek bevat ook het verslag van den voorzitter van de Royal Society betreffende het teekenen van de eerepenning Godfrey Copley aan John Ellis op 30 november 1768. | ||||||||||||
Leonard Euler (1707 †1783).Wiskundige geboren te Bazel op 15 april 1707 en overleden op 7 september 1783. Hij werd in 1733 hoogleeraar te Petersburg, daarna in 1741 te Berlijn, daarna in 1766 opnieuw te Petersburg. Hij heeft buiten de wiskunde ook de natuurkunde, de anatomie, de chemie et de plantkunde bestudeerd, en liet een aantal werken en verhandelingen verschijnen. Euler was de eerste die het nut | ||||||||||||
[pagina 211]
| ||||||||||||
van vereenigde lenzen aantoonde en die de achromatisatie der objectieflenzen voorstelde. In een werk verschenen in 1750 geeft hij verbeteringen aan over het verlichten van ondoorschijnende voorwerpen in het onderzoek met den tooverlantaarn en met het zonnemicroscoop. Daartoe raadt hij aan, zegt Harting (III, blz. 322), bij den tooverlantaarn twee elliptische holle spiegels te gebruiken, in dier voege vóór het voorwerp geplaatst, dat de lamp zich in het eene brandpunt van elken spiegel bevindt, terwijl het voorwerp in het andere geplaatst is. Bij het zonnemicroscoop stelt hij voor eene lens zoodanig in eene schuinsche richting voor en ter zijde van het voorwerp te brengen, dat de door eenen spiegel opgevangen zonnestralen op het voorwerp geconcentreerd worden. De Dioptrica van L. Euler werd in 1911 door Emiel Cherbuliez te Leipzig en Berlijn bij den uitgever Teubner opnieuw in het licht gebracht. Emendatio laternae magicae ac microscopii solaris, auct. L. Eulero. Novi commentarii Academiae Scientiarum imperialis Petropolitanae, III ad annum 1750 et 1751 (blz. 363; Ref. Nova acta Lipsiae 1759, 28, blz. 321. In dit stuk, zegt Harting (III, blz. 153) toont Euler de voordeelen aan van een uit zes lenzen samengesteld microscoop, en berekent hunne krommingen, openingen en onderlinge afstanden voor microscopen, die den diameter 600, 2000 en 4000 maal zouden vergrooten. [1756 Euler]. Extrait d'une lettre de M. Euler, écrite à M. du Hamel le 3 fevrier 1756. Mem. Acad. Royale 1756, Paris 1762, 214-216. Betreft het verbeteren van de oogbrillen; schr. meent het noodig dat het vereenigen van glazen goede uitslagen leveren kan. [1757 Euler]. Regles générales pour la construction des telescopes et des microscopes de quelque nombre de verres qu'ils soient composés. Acad. Berlin 1757, Berlin 1759, 283-322. Berekening der afstanden en der openingen der lenzen voor microscopen met 1 tot 5 lenzen. | ||||||||||||
[pagina 212]
| ||||||||||||
[1757 Euler]. Recherches sur les lunettes à trois verres qui représentent les objets renversés. Hist. Acad. Berlin 1757, Berlin 1759, 323-372. Berekening van de afmetingen van het gezichtsveld en bepaling van de plaats van het oog bij dioptrische toestellen met een bepaald aantal glazen. [1761 Euler]. Règles générales pour la construction des télescopes et des microscopes. Hist. Acad. Berlin 1761, Berlin 1768, 201-211. Wiskundige studie betreffende de krommingen, de openingen en de onderlinge afstanden der lenzen van het objectief der samengestelde microscopen. [1765 Euler]. Précis d'une théorie générale de la dioptrique. Mem. Acad. Royale Sciences 1765. Paris 1768, 555-575. Wiskundige verhandeling zonder beschrijving van microscopen. [1769 Euler I].. Dioptricae pars prima continens librum primum, de explicatione principiorum, ex quibus constructio tam telescopiorum quam microscopiorum est petenda. Auctore Leonhardo Eulero Acad. Scient. Borussiae directore vicennali et socio Acad. Petrop. Parisin. et Lond. Petropoli Impensis Academiae Imperialis Scientiarum 1769. (Bibl. Univ. Gent Ma 320, 337 blz., 2 platen, 26.6 × 20.5 cm.). Mathematische studie van de vergrooting der beelden door enkelvoudige en veelvoudige lenzen. Hoofdstuk VII bespreekt het vervaardigen, mathematisch bestudeerd, van de optische toestellen. | ||||||||||||
[pagina 213]
| ||||||||||||
[1770 Euler II]. Dioptricae pars secunda, continens librum secundum, de constructione telescopiorum dioptricorum cum appendice de constructione telescopiorum catoptrico-dioptricorum. Auctore Leonhardo Eulero Acad. Scient. Borussiae directore vicennali et Socio Acad. Petrop. Parisin. et Lond. Petropoli Impensis Academiae Imperialis Scientiarum 1770. (Bibl. Univ. Gent Ma 320, 592 blz., 3 platen, 26.6 × 20.5 cm.). Handelt uitsluitelijk over de mathematische vervaardiging van telescopen. | ||||||||||||
Ledermueller Martin Frobenius (1719 †1769).Geboren te Nuremberg op 20 Aug. 1719 overleed hij in dezelfde stad op 16 Mei 1769. Van 1749 af legde hij zich toe op de studie der natuurwetenschappen. Zijne werken, in het Duitsch uitgegeven, kregen Fransche en Nederlandsche vertalingen. Versuch nu einer gründlichen Vertheidigung derer Saamenthiergen; nebst einer kurzen Beschreibung derer Leeuwenhoeckischen Mikroskopien. Nürnberg 1758 in 4. (Brit. Mus. 778 f. 28). | ||||||||||||
[pagina 214]
| ||||||||||||
[1764 Ledermuller I]. Amusement microscopique tant pour l'esprit, que pour les yeux; contenant cinquante estampes dessinées d'après nature et enluminées, avec leurs explications par Monsieur Martin Frobene Ledermuller, Conseiller de Justice et Inspecteur du Cabinet de Curiosités naturelles de S.A.S. Monseigneur le Marggrave regnant de Brandenbourg-Coulmbac; de l'Academie Imperiale des Naturalistes, et de la Société Teutonique d'Altorf. Se grave et se vend a Nuremberg, chés Adam Wolfgang Winterschmidt. Imprimé chés De Lanoy 1764. (Kon. Bibl. Brussel V 3938, titelplaat in kleuren, 6 + 126 + 4 blzz., 50 platen, 24.7 × 19.1 cm.).De prachtige titelplaat, geteekend door Joh. Justin. Preissler et geëtst door A.W. Winterschmidt wordt aldus in zijn voorrede Titelplaat van [1764 Ledermuller].
door den schrijver beschreven: onder de alwijze Voorzienigheid, zit de Natuur op den aardbol dat met hetzelfde gemak den olifant | ||||||||||||
[pagina 215]
| ||||||||||||
en den vlinder voortbrengt; de Kunst ontsluiert de Natuur om haar te doen kennen. Op den achtergrond is de Tempel van de ontsterfelijkheid: boven de deur bevindt zich Minerva en rond Minerva de borstbeelden van Leeuwenhoec, Lieberkühn en Schwammerdan, drie beroemde natuuronderzoekers op het gebied der micrographie; verder draagt nog de plaat al het materiaal waarmede microscopische waarnemingen kunnen gedaan worden, en microscopen, namelijk het microscoop van Delius, het zonmicroscoop en het handmicroscoop. De platen verbeelden de meest uiteenloopende voorwerpen: weefsels van den kikvorsch, schimmels zouten, zand, schelpen, haren, merg, vlinders, schubben, vezels, mos, urine, azijnaaltjes, bloemen, vloo, haarluis, bladluizen, cochenille, vischschubben, meelmijten, kamfer, bieslurf, opperhuid der bladen, infusorieën, zwammen, bloed. [1766 Ledermuller II]. Deuxième cinquantaine des amusemens microscopiques. De Monsieur Martin Frobene Ledermuller, Conseiller de Justice et Inspecteur du Cabinet de Curiosités naturelles de S.A.S. Monseigneur le Marggrave regnant de Brandebourg-Coulmbac; Associé de l'Academie Impériale des Naturalistes, et de la Société Teutonique d'Altorf. Chés Adam Wolfgang Winterschmidt, Graveur et Marchand d'Estampes à Nuremberg 1766. (Kon. Bibl. Brussel V3988, 140 blzz., 50 platen, 24.7 × 19.1 cm.). De platen verbeelden zenuwen, wandluizen, vliegenvleugels, kant, spinneweb, opperhuid, insectenoogen, aluin, visschenschubben, karpelhom, karpeleieren, dennenzaden, poliepen, sublimaat, wieren, slakken, bloemendeelen, bloed, vlinders, waterdiertjes en infusorieën, muggen, paling, dierentong, koffie, zilvernitraat, enz. Plaat 70 geeft de figuren van microscopen. [1768 Ledermuller III]. Troisième cinquantaine des amusemens microscopiques de Monsieur Martin Frobéne Ledermuller, Conseiller de Justice et Inspecteur du Cabinet de curiosités naturelles de S.A.S. Monseigneur le Marggrave regnant de Brandebourg-Coulmbac; associé de l'Academie imperiale des Naturalistes, et de la Société teutonique d'Altorf. Contenant en meme tems, une fidele methode de faire un usage adroit, aisé et fidele de toutes sortes de Microscopes; en forme de lettres avec un supplement et une addition. Chés Adam Wolfgang Winterschmidt, Graveur et Marchand en tailles douces a Nuremberg. 1768. (Kon. Bibl. Brussel V3938, 6 + 120 + 24 blzz., 52 platen, 24.7 × 19.1 cm.). | ||||||||||||
[pagina 216]
| ||||||||||||
De waarnemingen zijn nu onder den vorm van brieven opgesteld. Schrijver geeft met de noodige schetsen inlichtingen over het microscoop van Cuff, het zonnemicroscoop, het microscoop van Wilson en Kulpeper, het samengesteld microscoop en verscheidene toebehoorten, het microscoop van Lieberkuhn. De microscopische waarnemingen hebben betrekking op de volgende voorwerpen: stroo, zaden, diertjes, weefsels, koffie, stengels, haren, insecten, vruchten, goud, hout, merg, bloemen, zouten. Een bijvoegsel van 24 blzz., waarin het microscoop van Milchmeyer wordt beschreven en het onderzoek van de vlieg wordt gedaan, draagt als titelblad: Réponse de Martin Frobéne Ledermuller à quelques objections et doutes a lui faits par Monsieur le Baron de Gleichen; laquelle servira de supplement aux amusemens microscopiques; avec une addition de l'entrepreneur de l'ouvrage de Adam Wolfgang Winterschmidt, accompagné d'une observation exacte de la façon d'une mouche de chambre, qui avait plusieurs petits insectes sur elle, très soigneusement dessinée d'après nature, par la Lentille microscopique nro 5, 1768. [1776 Ledermuller I]. Mikroskoopische Vermaaklykheden, zo voor de oogen als voor den geest, Behelzende de afbeeldingen van veelerley Voorwerpen, zo van Dierlyke Lighaamen, als van Planten en Delfstoffen, Die op geheel of gedeeltelyk ten nauwkeurigste onderzogt, en in Sterke Vergrooting met hunne Natuurlyke kleuren afgebeeld als ook omstandig beschreeven zyn, Door Wylen den Heer Mart. Frob. Ledermuller, In zyn Ed. Leven Raad van Justitie en Opziender van het Kabinet van Natuurlyke Zeldzaamheden, van Zyne Doorl. Hoogheid, den regeerenden Markgraave van Brandenburg Culmbach. Lid van de Keizerlyke Akademie der Natuuronderzoekeren en van het Duitsch Genootschap van Altorf. Thans aanmerkelyk vermeerderd door Adam Wolfgang Winterschmidt, Mr. Tekenaar. Konst- en Musiekverkooper te Neuremburg. Eerste Deel. In 't Nederduitsch vertaald en uitgegeven; Te Amsterdam, By de Erven van F. Houttuyn. 1776. (Kon. Bibl. Brussel II 93215, 27.4 × 21 cm., bericht + 78 blzz., 50 gekleurde platen). In het bericht van den uitgever worden genoemd de onvergelijkelijke Leeuwenhoek die door zijne glazen meer zag dan anderen, Lieberkühn die in schranderheid van waarnemingen zijne tijdgenooten overtrof, Baker die het microscoop gemakkelijk heeft gemaakt. Ledermüller heeft nu de microscopische voorwerpen met de natuurlijke kleur terug gegeven. ‘Het werk van deezen Heer niet zeer algemeen bekend zijnde in ons land, zegt | ||||||||||||
[pagina 217]
| ||||||||||||
de uitgever, hebben wij ondernomen hetzelve stukswyze, met eene Nederduitsche vertaaling, die echter doorgaans een weinig bekort, en somtyds ook, naar den eisch, eenigermaate veranderd is, aan 't licht te geeven.’ Aldus werd de Nederlandsche wetenschappelijke litteratuur eens te meer met een machtige uitgave verrijkt. De microscopische beschrijvingen, die door de gekleurde platen duidelijk worden gemaakt, hebben betrekking op de volgende onderwerpen: de bloedvaten in het darmscheil van den kikvorsch, de schimmel van roode druiven en nooten, de vorming van zout kristallen, schelpjes in zeezand, menschenhaar, vleugels van vlinders, de gesteldheid van de spons, linnendraden, mossen, kristalvorming in urine, de aaltjes van azijn en stijfsel, de kalsvoetplant of Arum, de organen der vermenigvuldiging bij de planten, de voortteeling van de vloo, de haarluis, zijde, plant- en bladluizen, kurk, het cocheniljediertje dat op de nopalplant zijn voedsel zoekt, de wormen van gomlak, het Poolsche Grein (Coccus polonicus) dat evenals de cochenilje een roode kleur afzondert, de meelmijten, waterdiertjes, visschenschubben, kamfer, de angel en de zuigtromp van een honigbij, bladen, de zoutdeeltjes in den wijn, de nijpers van den mierenleeuw, de bloedlichaampjes. In het 1e deel worden geen microscopen en geen daartoe behoorende werktuigen beschreven. De aaltjes schrijft schr. aan bedorven koren toe, waaruit de eieren zich daarna gemakkelijk in zuurdeeg, stijfsel en azijn vermenigvuldigen, vooral als de stof oud en zuur is. De meelmijten worden beschreven als zoo doorschijnend als glas, met zes pooten, twee heldere oogen, kaken als een nijptang, veel haar op het lichaam. De beschrijving der bewegingen der meelmijten en het verplaatsen, door deze diertjes, van meelbrokjes die soms grooter zijn als hun lichaam, geeft den schrijver aanleiding tot het verhaal van Voltaire over Sirius of Micromegas, op reis met een geleerden Saturniet.
[1776 Ledermuller II]. Mikroskoopische Vermaaklykheden, zo voor..... (zooals 1o deel)... te Neuremburg. Tweede deel. In 't Nederduitsch vertaald en uitgegeven; Te Amsterdam, By de Erven van F. Houttuyn 1776. (Kon. Bibl. Brussel II 93215, 27.4 × 21 cm., 88 blzz., 50 gekleurde platen LI tot C). Het tweede gedeelte bevat de microscopische beschrijving van: de gezichtszenuw van de kalf, de weekluis, de wiek van een vlieg, een endje Brabantsche kant met een spinneweb vergeleken, | ||||||||||||
[pagina 218]
| ||||||||||||
de zweetgaatjes van de menschenhuid, het oog van een kever, zoutkristallen, visschenschubben, de hom der visschen, de weegluis, zaden van boomen, vleugels van insecten, de polypen van het zoetwater, woekerende insecten, mosplanten, slakken, water. diertjes, stuifmeel, bloed, de muggenwormpjes, bloedzuigers, zeezand, distels, kalfs- en ossentongen, koffie. Een endje Brabantsche kant met een Spinneweb vergeleken. (Uit 1776 Ledermuller II, plaat 54).
Op de volgende wijze maakt Ledermuller de vergelijking tusschen de Brabantsche kant en een spinneweb: ‘Dit heeft my verpligt op twee voorwerpen op deeze Plaat te brengen, waar van het eerste een meesterstuk der Schoone Sexe, het andere een dagelijks werk vertoont van een der haatelijkste Insekten. Die werkstukken tegen malkander over stellende, kan men zonder onbillykheid niet nalaaten den voorrang te geeven aan dat van de Spinnekop. Deeze onvermoeide spinster en weefster heeft nooit Leermeester gehad; zij heeft noch Tekening. noch Patroon, Spinnewiel, Spelden noch Klossen noodig tot haaren arbeid, en nogtans gaat zij daar in alle anderen, ten opzigt van de konst, schikking en stevigheid, te boven.’ | ||||||||||||
[pagina 219]
| ||||||||||||
Meer dan eens is men toch verplicht den mensch te plaatsen ver beneden de groene planten die kunnen assimileeren, ver beneden de microben die met zulke groot werkzaamheid den organischen afval tot voedsel voor de groene planten verwerken. Ledermuller nu brengt den mensch, ja zelfs de vlijtige kantwerkster, ver beneden de spinnekop, die hij een der haatelijkste insecten noemt. Op drie platen worden microscopische toestellen geteekend (LXVII, LXX en LXXXVI). Op plaat LXVII treft men het beweegbaar vergrootglas door Trembley gebruikt, vöör een glas met water gebracht om allerlei waterdiertjes te bestudeeren; het toestel bestaat uit eene lens door 4 nooten beweegbaar gemaakt. Vergrootglas van Trembley. Armpolypen van het zoetwater.
(Uit 1776 Ledermuller II, plaat 67). De plaat LXX helpt tot de beschrijving van verscheidene microscoopdoosjes en handmicroscopen. Met toestel a kan men op een klein tafeltje, onder het glas, penningen, waterslijk op een horlogieglas, kevers, luizen, planten, enz. beschouwen; het vergrootglas heeft een brandpunt van anderhalf duim, of van een duim. | ||||||||||||
[pagina 220]
| ||||||||||||
Het microscoop doosje b bestaat uit een blikken cylinder, met eene lens van een 1/2 tot 3/4 duim brandpuntsafstand; van onder schuift de cylinder op een houten stop met een voetje, en de stop wordt met laken of fluweel bekleed om goed te sluiten. Microscoopdoosjes en handmicroscopen.
(Uit 1776 Ledermuller II, plaat 70). Een glaasje met een lens bedekt (toestel c) werd door den glazenslijper Maijer van Dresden vervaardigd. Een vergrootglas d, in zwart hoorn gedragen, dient om waterdiertjes te onderzoeken, en men moet slechts daarvoor met den vinger het toestel tegen het glas, waarin het water zich bevindt, houden. Het handmicroscoop e of passermicroscoop werd reeds door MayenGa naar voetnoot(2) beschreven. Aan een der armen f wordt het vergrootglas in zijn dopje gedragen; aan den anderen arm kan men een nijptangetje, een pannetje, een naaldje vast maken, om de noodige | ||||||||||||
[pagina 221]
| ||||||||||||
voorwerpen te onderzoeken; doch om het pannetje te kunnen gebruiken moet men het microscoop horizontaal houden. [1776 Ledermuller III]. Mikroskoopische Vermaaklykheden, zo voor... (zooals 1o deel)... te Neuremburg. Derde deel. In 't Nederduitsch vertaald en uitgegeven: Te Amsterdam, By de Erven van F. Houttuyn. 1776. (Kon. Bibl. Brussel II 93215, 27.4 × 21 cm., 80 blzz., 50 gekleurde platen.) De beschrijving der 50 platen wordt onder den vorm van brieven gebracht, waarvan de namen der bestemmelingen en de dagteekening gewoonlijk ontbreken. De volgende voorwerpen, buiten microscopen en aanverwante toestellen, worden beschreven: snede van een strooitje, zaadhuisje van wilde kaasjesbladen (Malva), watervlooijen, top van een ossetong, de koffieboomluizen en de kieming der koffieboonen, doorsnede van het riet, haar van dieren en insecten, mos op een peereboomblad, de koornvorm, rupsen en vlinders, haardons op vruchten, haarballen uit de spijsbuis van veedieren, vliegen, geslagen goud en gouddraden, hout, blad van de roggeplant, haakjes van planten, merg, stuifmeel, zouten. Een zestien platen hebben betrekking op microscopen en toestellen die in de micrographie worden benuttigd. Als benoodigheden noemt schrijver ‘de voorwerpschuifjes, enkelden voor de zouten en vloeibare stoffen, de dubbelden samengesteld uit dubbele glaasjes, voor de levende voorwerpen, tangetjes, haair penseeltjes, penneschaftjes, verder lancetjes, messen, schaartjes, spelden, naalden, horlogieglaasjes, capillaire en gewone pijpjes.’ Plaat I geeft de beschrijving van het Zonnemicroscoop van J. Cuff te Londen, met en benevens de donkere kamer. Het toestel is samengesteld uit een vergulde plaat, 5 duimen hoog op 5 duim breed, en een buitenspiegel die draaibaar is. In het midden van de plaat is eene schijf met een groote lens. ‘Letter a vertoont hetzelfde van vooren, zo als het vastgemaakt is aan 't plankje b, b, b met de 4 schroeven c. De gaten d die in dit plankje zijn, dienen om 't zelve te kunnen vast maken aan een vensterluik, zoals dit in fig. 2, met letter a is aangewezen. De spiegel heeft de lengte van ruim 7 en de breedte van 2 duimen: de buis met het stuk dat men aan 't end van dezelve doet, is 7 ½ duim lang en 5 kwartier duims dik. Zo dat men het gemakkelyk by zich kan dragen. | ||||||||||||
[pagina 222]
| ||||||||||||
Het werktuig heeft in het midden verborgen een fyn getand rad e, welk den spiegel vertikaal doet draaien, door middel van een schroefknopje g; zonder ophouden moet derzelver sleutel h behandelen, die door een bosje i passeert, en door middel van de penk en het klaauwiertje 1, aan de zyde van den spiegel gehecht. Dus kan men denzelven steilder of vlakker zetten, naar dat de standplaats van de zon vereischt. In het midden van de schyf e is een groote lens of verhevenrond gesleepen glas geplaatst dat een weinig vergroot; gelyk dit met een sterretje op de 2e plaat wordt
Zonnemicroscoop van Cuff
(Uit 1776 Ledermuller III, plaat I). aangewezen. Dit glas brengt de zonnestralen, die het van spiegel f ontvangt, en tevens het vergroote voorwerp, door m, n heen, tot op den muur; wanneer, namelyk, het hand-mikroskoop aan de buis geschroefd is, en het schuifje met voorwerpen behoorlyk daar in gestoken. Om het brandpunt te verlengen, gebruikt men aan het einde van de cylindrische buis een ander end pyps o, dat beter zich vertoont op de 2e plaat alwaar ik het op zich zelf heb doen afbeelden, met de plaets p, daar het moet aangestoken worden. Dit end pyps heeft aan 't eene end eene vaarschroef dat gaat in de moerschroef, die er in het achterste gedeelte van het micros- | ||||||||||||
[pagina 223]
| ||||||||||||
coop van Wilson r is. Het zelve dus aan de buis m gevoegd zynde, zoo is het zonnemicroscoop in orde. Alsdan steekt men het schuifje s, met de voorwerpen, tusschen de plaatsjes van het microscoop, en draait het microscoop voor of achterwaarts tot dat het voorwerp duidelyk op den muur zich vertoont.’ In fig. 2, soort van raampje c op een hollen standerd d met een schroefpen e vastgezet of bewogen. Op de 2e plaat vertoont schr. ‘het zonne-mikroskoop van agteren en van ter zijde, benevens twee donkere kamers, met vertooningenDondere kamers en Zonnemiscroscoop
(Uit 1776 Ledermuller III, plaat 2). der gezigtkunde’. Het zonnemicroscoopstel zonder plankje, bestaat uit een vergulde koperen plaat met schroeven, tandrad en verhevenronde glas. De spiegel kan vertikaal bewogen worden door een tandschroef.’ Op de 5e plaat treft men het zakmikroskoop van Wilson en Kulpeper aldus beschreven: ‘naar 't model van 't zelve heeft Jan Michiel Steiner, Orlogiemaaker en gezigtglazen slyper te Zurich, zijn algemeene mikroskoop vervaardigd. Dit instrument bestaat uit een holle Cylinderbuis in welke de vergrootende lens vast zit; | ||||||||||||
[pagina 224]
| ||||||||||||
het vergrootglaasje is in een dopje waarvan men er 5 of 6, genummerd 5 tot 00 kan hebben. Onmiddelijk achter het vergrootglaasje is een spiraalvormig veer van koperdraad om het voorwerpschuifje tegen te houden. Aan het achterste einde van het microscoop komt het verhevenronde glas, dat er meet en schroefring in vastgezet wordt.’ Plaat 6 vertoont het zakmicroscoop van Wilson op een voet gehecht om een onderzoek te doen met terugkaatsende lichtstralen, door een onderstaanden spiegel in de microscoopbuis gevoerd, waardoor het praeparaat verlicht wordt. Verder treft men ook op de plaat het passermicroscoop met een staalen springveer en eene schroef om den afstand tusschen het vergrootglas en het praeparaat te regelen. Door middel van een ivooren knop kan men een koperdraad tot ringetjes vormen, waarmede de glaasjes in de voorwerpschuifjes worden vastgemaakt. Algemeen microscoop met zijne onderdeelen.
(Uit 1776 Ledermuller III, plaat 11) Op plaat 11 geeft Ledermuller de volledige beschrijving van een algemeen microscoop dat den vorm heeft van het passermicroscoop; men bemerkt het maatstokje van een Parijschen | ||||||||||||
[pagina 225]
| ||||||||||||
Het algemeen microscoop op een koffertje.
(Uit 1776 Ledermuller III, plaat 1a). Het passer microscoop tot ontleedkundige waarnemingen gesteld.
(Uit 1776 Ledermuller III, plaat 13). | ||||||||||||
[pagina 226]
| ||||||||||||
duim, op een koperen plaatje geëtst. Op plaat 12 bevindt zich hetzelfde microscoop op een koffertje waarin al de benoodigheden vereenigd zijn. Het praeparaat wordt met een spiegel verlicht. Op plaat 13 is het passermicroscoop tot ontleedkundige waarnemingen gesteld, op zulke wijze dat het materiaal, een dier b.v. op het onderzoekingsplankje wordt vastgemaakt, terwijl het te onderzoeken gedeelte zich voor eene opening bevindt tegenover de vergrootglazen. Het samengestelde microscoop van plaat 14 bestaat uit een cylindrische buis met twee glazen, die van onder gevat is in eenSamengesteld microscoop.
(Uit 1776 Ledermuller III, plaat 14). dubbelen koperen ring door middel van een steel aan een der armen van den passer vastgemaakt. Op plaat 15 wordt een toestel met lamp voor waarnemingen met kunstmatig licht verbeeld. De vlam van een wiekje uit een oliebakje wordt door een glazen bol met water gevuld, versterkt. Op de platen 21 en 22 treft men teekenkasjes om met het zonnemicroscoop te gebruiken, die niets anders zijn dan kleine projecteerapparaten. Het ontleedkundig microscoop tafeltje van Lieberkuhn, aan | ||||||||||||
[pagina 227]
| ||||||||||||
Lamp voor onderzoek met kunstmatig licht.
(Uit 1776 Ledermuller III, plaat 15). Microscooptafeltje van Musschenbroek.
(Uit 1776 Ledemuller III, plaat 25). | ||||||||||||
[pagina 228]
| ||||||||||||
de twee kanten gezien, bevindt zich op platen 23 en 24; het toestel draagt de noodige haakjes om levend materiaal vast te maken, en het gedeelte dat dient microscopisch onderzocht te worden komt voor eene opening in het tafeltje, waartegen dan het vergrootglas wordt aangebracht. Een ander model van dit microscoop is het ontleedkundig tafeltje van plaat 25 met de leedjes van Musschenbroek om de vergrootglazen gemakkelijk beweegbaar te maken. Werktuig van Koehlreuter, glazen bol van Hartsoeker en Guericke, microscoop van Leeuwenhoek.
(Uit 1776 Ledermuller III, plaat 31). De platen 31 en 32 geven de beelden terug van de glazen vergrootbolletjes van Hartsoeker en Guericke, het microscoopstelletje in het Collegium experimentale van Sturm beschreven, de microscopen van Leeuwenhoek, het werktuig van Koehlreuter waarin de praeparaten tusschen twee schijven worden gebracht, het werktuig van Musschenbroek met knietjes en pijpjes in metaal, het klein algemeen microscoop van Delius van Erlangen, en het werktuig van Lieberkühn, tot een anatomisch microscoop door Ledermüller hervormd. Met eene zinspeeling op den naam van Leeuwenhoek wordt | ||||||||||||
[pagina 229]
| ||||||||||||
van den vermaarden micrograaph gezeid, (blz. 47): ‘Leeuwenhoek niettemin is dezen hoek te boven gekomen, en heeft dus, of door slijpen, enkelde vergrootglaasjes vervaardigd, die nog hedendaags veele samengestelde mikroskoopen beschaamen.’ Al de platen, de zelfde als in de Fransche vertaling, zijn met groote zorgen in kleur uitgevoerd. Op eenige treft men onderaan den naam van den teekenaar: ‘A.W. Winterschmidt sculps: et excud:’. Het boek van Ledermüller is vooral van beschrijvenden aard: het doet de toestellen kennen en bestudeert veel microscopischToestellen van Musschenbroek, Lieberkuhn en Delius.
(Uit 1776 Ledermuller III, plaat 32). materiaal; de beschrijving is, wel is waar, van den tijd, nog al langdradig, maar altijd zeer duidelijk. Alleen in brief nr 19 leest men de ‘beantwoording van eenige tegenwerpingen’ waarin de schrijver zich zeer geestdriftig voor het onderzoek der natuur vertoont, en alles terugbrengt tot de wijsheid van een almachtigen Schepper. In zijn 19e brief bespreekt Ledermuller twee onderwerpen, het eerste dat men de gestaltewisseling der insecten niet kan nemen voor een bewijs van de opstanding der dooden, aangezien | ||||||||||||
[pagina 230]
| ||||||||||||
de rups in deze verandering niet sterft, het tweede dat alhoewel onvergelijke geesten zooals Bacon, Descartes, Newton, Leibnitz, Wolf in de moderne tijden de schoonste vruchten van het verstand tot rijpheid hebben gebracht, dat daarom de verdiensten van de groote mannen van de oudheid, deze welke Seneka viri alti spiritus noemt, Aristoteles, Archimedes, Euclides, Plinius, niet dienen verminderd te worden. Op het einde van zijne weerleggingen verzendt schrijver zijn briefwisselaar naar den kristen Philosooph van Formey over de buitenspoorigheid van het ongeloof.
[1776 Ledermuller IV]. Mikroskoopische Vermaaklykheden, zo voor... (zooals 1e deel)... te Neuremburg. Vierde Deel. In 't Nederduitsch vertaald en uitgegeven: Te Amsterdam, By de Erven van F. Houttuyn. 1776. (Kon. Bibl. Brussel II 93215, 27.4 × 21 cm., 58 blz. +register, 23 gekleurde platen). Het vierde deel der Nederlandsche uitgave bevat 7 hoofdstukken: 1e over steenen met 6 tabellen; 2e over asbest met 6 tabellen; 3e over sluipwespen met 2 platen; 4e over eene beantwoording van ‘eenige tegenwerpingen en aanmerkingen die door den heer Baron van Gleichen op het werk van Ledermüller gemaakt waren, waarin de anatomie van de gewone vlieg wordtHet microscopisch werktuig van Milchmeyer.
(Uit 1776 Ledermuller IV, plaat 1). besproken’; 5e de verklaring van het microscopisch werktuig van Milchmeyer van Frankfort a/M., met eene plaat, welk werktuig | ||||||||||||
[pagina 231]
| ||||||||||||
vooral bestaat uit een passer-microscoop, op een doosje rechtstaande, en met een stel van 6 vergrootglaasjes voorzien; 6e de afbeelding van eene kamervlieg met aanmerkingen van den kunstenaar Adam Wolfgang Winterschmidt, waarin namelijk gewezen wordt op de zeer vlugge vermenigvuldiging, vermits de eieren reeds na 20 uren aan vleeschwormpjes aanleiding geven, - eindelijk 7e de beschrijving van het algemeen mikroskoop van Burucker,
Microscoop van Burucker.
(Uit 1776 Ledermuller IV, plaat 4). instrumentmaker te Neuremberg, met 8 platen. Op het einde komt een alphabetisch register voor de 4 boekdeelen, diende voor den tekst en voor de platen. De toestellen die op de 8 platen worden voorgesteld zijn zonnemicroscopen of projecteertoestellen die zonder de donkere kamer kunnen benuttigd worden; een samengestelde microscoop, een enkelvoudige microscoop, een microscoop met verlichtenden spiegel, een anatomisch microscoop, een zonmicroscoop gereed om aan een vensterluik geschroefd te worden, een zonmicroscoop met een kasje om de voorwerpen op den bodem te vergrooten en een zonmicroscoop met beweeglijkkasje waarmede de voorwerpen op een mat glas kunnen geteekend worden. Het toestel van Bu- | ||||||||||||
[pagina 232]
| ||||||||||||
rucker van de 4e plaat, met zijn weerkaatsenden spiegel en in koper vervaardigd, heeft reeds een hedendaagsch uitzicht. | ||||||||||||
Baster Job (1711 †1775).Nederlandsche plantkundige, geboren te Zirikzee in 1711 en overleden in 1775. Hij verkreeg den titel van doctor in de geneeskunde te Leiden in 1731. Hij legde zich toe op de studie der natuurlijke wetenschappen, en vooral op de plantkunde. Baster wordt in het boek van Harting niet genoemd. Buiten eenige mededeelingen in de verhandelingen der Academiën van Haarlem en van Vlissingen, in de Philosophical Transactions en in de Ephemerides des Curieux de la Nature heeft hij de volgende werken uitgegeven: Dissertatio de osteogenia 1731, in 4o Lugd-Batav. (Brit. Mus.). Opuscula subseciva, observationes miscellaneas de animalculis et plantis quibusdam marinis, eorumque ovariis et seminibus continentia Harlemi 1759-1765, 2 vol. in 4 (Brit. Mus.). [1762 Baster]. Natuurkundige uitspanningen, behelzende eenige waarneemingen, over sommige zee-planten en zee-insecten, benevens derzelver zaadhuisjes en eyernesten. Door Job Baster, doctor in de medicynen, lid der Keizerlyke academie, en der Koninglyke Engelse, en Hollandse Maatschappyen der Wetenschappen. Eerste Deel. Te Haarlem, By J. Bosch, 1762. (Bibl. Univ. Gent HN395, 170 blzz.+bladwyzer, platen, 23.3 × 18 cm.). Dat 1e deel bevat 3 stukjes, respectievelijk opgedragen aan Pieter van Musschenbroek (1762), aan Willem Vink, geneeskundige te Rotterdam (1760) en aan Laur. Theod. Gronovius (1761). Het bevat talrijke inlichtingen over micrographie, namelijk in de studie van polypen en zeemossen (blz. 33 en 34), waterinsecten (blz. 36, 37), haartjes van koker-Scolopendra (blz. 89), veerstjes der vogelspluimen (blz. 151); de beschrijving wordt met behulp van goed uitgevoerde schetsen gedaan. Werken en meeningen van talrijke onderzoekers, waaronder Leeuwenhoek, worden vermeld.
[1765 Baster]. Natuurkundige uitspanningen,... Tweede deel. Te Haarlem, By J. Bosch, 1765. (Bibl. Univ. Gent HN395, 168 blz. +bladwyzer, platen, 23.3 × 18 cm.). Het 2e deel bevat, eveneens het 1e, 3 stukjes. respectievelijk opgedragen aan Philip Miller te Chelsea (1765), aan Johannes Burmannus te Amsterdam (1765), en aan Carolus Linnaeus (1765); | ||||||||||||
[pagina 233]
| ||||||||||||
en die stukjes bevatten de nauwkeurige beschrijving, met platen, van verscheidene zeewezens, zooals kreeften en krabben. Dit 2e gedeelte waarin Leeuwenhoek 4 maal genoemd wordt geeft geen microscopische waarnemingen terug.
Verhandeling over de voortteeling der dieren en planten, dienende tot verklaaring van het kruidkundig samenstel van den ridder Linnaeus; en uitbreiding der korte inleiding tot de kruidkunde, van P. Miller. Haarlem 1768 in 8. (Brit. Mus.).
[1773 Baster]. Brief aan den zeer eerwaarden en geleerden Heer Te Water, over den mislukten uitslag der Tarw-teeld, volgens het voorschrift van den heer Miller. Door Job Baster. (Verhandelingen Genootschap Vlissingen, 3o deel, 1773, 597-614, Bibl. Univ. Gent, Hist. 1902). Brief uit Zierickzee 20 December 1772, waarin niets over micrographie voorkomt.
[1776 Baster]. Genees- en heelkundige waarnemingen door J.S.G. Dinckler. (Vertaald door J. Baster, Verhandelingen Genootschap Vlissingen, 5o deel, 1776, 255-280, Bibl. Univ. Gent, Hist. 1902). | ||||||||||||
Aepinus.Van hem vind ik in de biographie niets. Harting (III, 167), zegt dat hij voorwerplenzen uit flint- en crownglas vervaardigde, met verren brandpuntsafstand, waarmede achromatisme verkregen werd, maar die dit bezwaar opleverden dat zij zwakke vergrootingen gaven. Haring vermeldt ook (III, 322) dat in 1763 Aepinus een toestel uitvond om ondoorschijnende voorwerpen in het zonnemicroscoop te verlichten: de lens achter het voorwerp geplaatst concentreert het licht en vangt het op een vlak cirkelvormig spiegeltje, dat zich ter zijde van het voorwerp schuins bevond, zoodat het licht op het voorwerp werd teruggekaatst. Aepinus heeft geschreven: Emendatio microscopii solaris, auct. F.V.T. Aepino; novi commentarii Academiae scientiarum imperialis petropolitanae, tonus IX pro annis 1762 et 1763. (Ref. Nova Acta erudit. Lipsiae, 1764, 33, p. 263). | ||||||||||||
[pagina 234]
| ||||||||||||
Zeiher.Descriptio duplicis microscopii solaris apparatus, objectis opacis adaptati. Auctore I.E. Zeihero. Novi commentarii academiae Scientiarum imperialis Petropolitanae, tomus X pro anno 1764, blz. 299. (Ref Nova Acta erud. Lipsiae 1766, 35, blz. 145). Het Microscopium solare schijnt door Liberkühn uitgevonden geweest te zijn. Een verlichtingstoestel voor ondoorschijnende voorwerpen werd door Zeiher vóór Aepinus vervaardigd. Een der werktuigen van Zeiher is, volgens Harting (III, 323) alleen bestemd voor grootere voorwerpen, zooals munten: de stralen vallen schuins op de voorwerpplaat, die met de as van het werktuig een hoek van 37-38o maakt. Over Zeiher vond ik geen andere inlichtingen. | ||||||||||||
Ferguson James (1710 †1776).Sterrekundige, die zich ook een weinig op microscopie toelegde. Door Harting niet genoemd. [1764 Ferguson]. Lectures on select subjects in mechanics, pneumatics, hydrostatics, and optics. With the use of the Globes, The Art of Dialing, and The Calculation of the Mean Times of New and Full Moons and Eclipses. By James Ferguson, F.R.S. (Philosophia mater omnium bonarum artium est. Cicero. I. Tusc.). London, Printed for A. Millar, in the Strand. MDCCLXIV. (Bibl. A.J.J.V., VIII + 252 blzz. + index, 23 platen, 25,5 × 21,0 cm.). Na de studie van de lenzen worden het enkelvoudig microscoop, en dan het dubbel of samengesteld microscoop bestudeerd (blz. 135). De theorie van het zonnemicroscoop van Lieberkhün (sic.) vindt men op blz. 136 en volgende. [1765 Stiles]. Extracts of three Letters of Sir F.H. Eyles Stiles, F.R.S. to Daniel Wray, Esq; F.R.S. concerning some new Microscopes made at Naples, and their Use in viewing the smallest objects. (Phil. Trans., vol. 55 for the year 1765, London 1766, 246-249 en 258-270). Brief van Stiles uit Napels 11 Aug. 1761, en gelezen op 7 Nov. 1765, betreffende het verzenden van bolvormige glazen voor het microscoop door pater Jo. Maria di Torre aan de Royal Society geschonken; met deze glazen kon eene vergrooting van 2460 diameters verkregen worden. | ||||||||||||
[pagina 235]
| ||||||||||||
Brief van Stiles gelezen 14 Nov. 1765 betreffende de beschrijving van een nieuw microscoop door pater Di Torre vervaardigd en op het microscoop van Wilson gelijkende waarmede het bloed kon onderzocht worden. Brief van Styles uit Napels 29 Dec. 1761, gelezen 12 Dec. 1765 betreffende het geslacht der planten en de bevruchting met het microscoop bestudeerd. Op de twee platen worden de volgende planten beschreven: Hibiscus, Mirabilis, Cucumis, Bignonia, Gomphraena, Bryum, Leontodon, Carduus, Conyza, Solanum, Sonchus, Asplenium, Polypodium, Adiantum, Marchantia. | ||||||||||||
Michel Ferdinand d'Albert d'Ailly, duc de Chaulnes (1714 †1769).Officier en physicus, eerelid van de Academie des Sciences in 1743, heeft hij veel in de uitgaven van de Academie des Sciences en in de Journal de physique gepubliceerd. In 1768 gaf hij uit: ‘Nouvelles méthodes pour diviser les instruments de mathématique, suivies de la Description d'un microscope et de differents micromètres destinés à mesurer des parties circulaires ou droites avec la plus grande précision.’ Zijne micrometers droegen verdeelingen ten getalle van 240 voor een duim, niet op glas, wel op koper gesneden. Ook gebruikte hij schroeven om het voorwerp te doen bewegen. Volgens Harting (III, blz. 151), onderscheidt zich het microscoop van Chaulnes van dit van Cuff niet door de optische inrichting en in de wijze der toenadering tot het voorwerp, maar door de micrometrische inrichtingen waarmede zeer naauwkeurige bepalingen konden worden gedaan. [1765 Chaulnes]. Memoire sur quelques moyens de perfectionner les instruments d'astronomie. Par M. le Duc de Chaulnes. Mem. Acad. Sciences année MDCCLXV, Paris 1768, blz. 411-427. Schrijver bekomt meer duidelijkheid, als hij op de toestellen de punten door doorsnijdende lijnen, met het microscoop waar te nemen, vervangt. [1767 Chaulnes]. Memoire sur quelques expériences relatives à la dioptrique, par M. le Duc de Chaulnes. Mem. Acad. Sciences, année MDCCLXVII Paris 1770, blzz. 423-470, 10 platen. | ||||||||||||
[pagina 236]
| ||||||||||||
Gebruik van het microscoop met drie lenzen, om de lichtbreking van het glas te bestudeeren, en metingen met verscheidene micrometers te doen. De 1e plaat in de verhandeling geeft het beeld van het microscoop, voor de bewerkingen gansch ingericht. Aan het brandpunt van het oculair heeft Chaulnes een micrometer van denzelfden aard als deze der astronomische verrekijkers, gebracht. Harting (III, 395) noemt van deze mededeeling een afzonderlijke uitgave onder den titel: Description d'un microscope et de plusieurs micromètres, Paris 1768. Hij (III, 419) beschrijft aldus dit microscoop: ‘De stam van dit werktuig was bevestigd op een tafeltje, dat op vier pootenMicroscoop met micrometer van Chaulnes.
(Uit 1767 Chaulnes). rustte. Tweederlei schroefmicrometers dienden voor het verrigten van metingen. De eerste was de astronomische oculair-mikrometer met twee draden, eenen vaststaanden en eenen door eene schroef beweegbaren draad. Maar daarenboven werd ook de voorwerptafel voorzien van eenen mikrometer met twee schroeven, waardoor het voorwerp in het gezigtsveld in tweederlei rigting | ||||||||||||
[pagina 237]
| ||||||||||||
bewogen kon worden. Door middel dezer inrigting was de hertog van Chaulnes in staat den doormeter der voorwerpen tot op 1/1500 lijn te bepalen, dus bijna met de dubbele nauwkeurigheid, die met de vroegere naaldmikrometers bereikt werd.’ | ||||||||||||
William Emerson (1701 †1782).Wiskundige geboren te Hurworth in 1701 en aldaar overleden in 1782, die zich gansch op de studie en het wetenschappelijk werk toelegde. Hij schreef menige werken over wiskunde en over werktuigkunde, en een boek: The elements of optics, in 4 deelen, 1767. Door Harting niet genoemd. | ||||||||||||
Pallas Peter Simon (1741 †1811).Hij werd geboren te Berlijn den 22 September 1741, studeerde te Berlijn, Halle, Göttingen. Leyden, London, en kwam terug in Berlijn den 12 Juni 1762. Benevens zijn groote ervaring in de geneeskunde legde hij zich ijverig toe op de natuurwetenschappen, verbleef van 1762 tot 1766 te 's Gravenhage, en werd fellow of the Royal Society en lid van de Academie des Curieux de la Nature. Gedurende die periode schreef hij zijn Elenchus zoophytorum en zijn Miscellanea zoologica aan de prins van Oranje opgedragen. Pas terug te Berlijn waar hij zijn Spicilegia zoologica bereidde, werd hij te St-Petersburg geroepen om leeraar te worden aan de academie van natuurwetenschappen, en bleef in die betrekking van 1767 tot zijn dood. Op verzoek van de academie, maakte hij deel van een groote wetenschappelijke zending die van 1768 tot 1774 een lange reis deed in Azië. Gedurende eene reis naar Berlijn, zijne geboortestad, overleed hij aldaar op 8 September 1811. Een zeer uitgebreide hoeveelheden der werken van Pallas berust in het British Museum. [1768 Pallas]. Lyst der Plant- dieren, bevattende de algemeene schetzen der geslachten en korte beschrijvingen der bekende Zoorten. Met de bygevoegde Naamen der Schryveren, In het Latyn beschreeven door den Hooggel. Heer P.S. Pallas Med. Doct. Hoogleeraar in de Natuurlyke Historie te St-Petersburg en opzigter van het Cabinet der Natuurlyke zeldzaamheden van haar Keizerlyke Majesteit de Keizerin van Rusland. Lid van de Keizerlyke Natuur Onderzoekeren, en van het Koninglyk genoodschap te Londen. Ver- | ||||||||||||
[pagina 238]
| ||||||||||||
taald, en met Aanmerkingen en Afbeeldingen voorzien door P. Boddaert Med. Doct. Te Utrecht, By A. van Paddenburg en J. van Schoonhoven, 1768. (Bibl. A.J.J.V., 20 × 12.3 cm., 654 blzz., 14 platen. Het boek bevat een opdracht aan Gaubius, hoogleeraar te Leiden, een voorreede van den vertaler Boddaert van Utrecht, een voorrede van den schrijver, een naamlijst van schrijvers over plant-dieren, de beschrijving van 250 plantdieren met den Latijnschen en den Nederlandschen naam en bibliographische aanteekeningen, een register der namen, een uitgebreid aanhangsel en de verklaring der platen. In zekere beschrijvingen wordt gebruik gemaakt van microscopische waarnemingen. Vele aanteekeningen omtrent wetenschappelijke benamingen. [1770 Pallas]. Dierkundig mengelwerk, in het welke de nieuwe en nog duistere zoorten van dieren Door naauwkeurige afbeeldingen, Beschrijvingen en Verhandelingen opgehelderd worden. In het latyn beschreeven door den hooggel. Heer P.S. Pallas, M.D. Hoogleeraar in de natuurlyke Historiek, opzichter van het Cabinet van haare Keizerlyke Majesteit de Keizerin van Rusland, Lid van de Keizerlyke Academie der Natuur Onderzoekeren, en Medelid van het Koninglyk Genoodschap te Londen. Vertaald en met Aanmerkingen voorzien door P. Boddaert. Med. D. Oudraad der Stad Vlissingen, Lid van het Zeeuwsche Genoodschap der Wetenschappen te Vlissingen. VI Stukken met plaaten. Te Utrecht, By Abraham van Paddenburg en J. Van Schoonhoven, 1770. (VIII + 32 + 38 + 35 + 32 + 30 + 28 blzz., register, 10 platen, 25.8 × 19.4 cm., Bibl. Univ. Gent HN 288). Het werk, samengesteld uit 6 stukjes, bevat niets over micrographie. [1798 Pallas]. Natuurlyke historie der plant-dieren, bevattende de algemeene schetzen der geslachten en korte beschryvingen der bekende zoorten, Met de bygevoegde Naamen der Schryveren, In het Latyn beschreeven door P.S. Pallas, Hoogleeraar in de Natuurlyke Historie te St-Petersburg. Vertaald, met Aanmerkingen en Afbeeldingen voorzien door P. Boddaert. Eerste deel. Te Amsterdam, by J.B. Elwe, MDCCXCVIII. Ibid Tweede deel. (Bibl. Univ. Gent HN 428, 50+1 tot 278 + 279 tot 654 blzz., 14 gekleurde platen, 21,5 × 14 cm.). Het werk bevat de beschrijving van talrijke wezens, waaronder verscheidene met het microscoop zichtbaar. De opzoekingen van Baker, Ellis, Baster worden meer dan eens aangehaald. | ||||||||||||
[pagina 239]
| ||||||||||||
Het zeer zeldzaam boekje: [1662 Pallas]. Pallas weefgetouw, Uytleverende alderhande puyckwerken, van niewe Sanghvaersen, Lier-sangen, Punt en Verjaer-gedichten, door d'edelste Geesten uyt-gewerckt: Noyt voor desen meer ghedruckt. Tot Amsterdam, By Bartholomeus Schouwers, Boekverkooper op den Dam, op de hoeck van de Gasthuys-Steegh, 1662 (Bibl. Univ. Gent Res. 961, 9.3 × 6.8 cm., 200 blzz.). heeft met onzen natuuronderzoeker niets te maken; Pallas wordt hier gebruikt als synoniem van Minerva, en het boek is een bundel gedichten van verscheidene personen waaronder Blasius, Questiers, Schede, van der Veer, Voskuyl, Bruyningh. De titel van dat boekje wordt als volgt door Blasius uitgelegd: ‘Waarom doch noemt Questiers dit Pallas Weefgetouw wijl wy de werkkers sijn, en sy Meestres en Vrouw’. | ||||||||||||
Martinus Slabber (1740 †1835).Ik vond over Martinus Slabber niets in het Nederlandsch biographisch Woordenboek. In eene mededeeling van J. Vander HoevenGa naar voetnoot(3) leest men dat Slabber, zonder eigenlijke geleerde te zijn, in zijne ledige uren zich met onderwerpen van wetenschap bezig hield, dat hij een vlijtige verzamelaar was, een kabinet van uitlandsche vogels bezat, en zelf met het prepareeren en opzetten van deze dieren zich bezig gehouden heeft. In 1816 gaf hij nog in hoogen ouderdom een werkje uit over het opzetten van vogels. Met de medewerking van Van Beneden te Leuven, kon Vanderhoeven de namen geven aan de kleine zeedieren van de Zeeuwste kust die door Slabber in zijn werk Natuurkundige verlustigingen waren afgebeeld. Martinus Slabber werd geboren te Middelburg op 31 October 1740; baljuw en secretaris te Oudelande, kwam hij in 1768 te Goes, waar hij zich vestigde en verscheidene ambten, tot burgemeester toe, heeft bekleed. Hij was lid van de Keizerlijke Duitsche Leopoldinisch-Carolinische Akademie der Natuuronderzoekers, van de Hollandsche Maatschappij der wetenschappen te Haarlem, | ||||||||||||
[pagina 240]
| ||||||||||||
en van de Zeeuwsche Maatschappij der wetenschappen te Middelburg. Van 1817 tot 1827 vervulde hij de ambt van ontvanger der belastingen en accijnsen, vestigde zich daarna in 1823 te 's Gravenpolder waar hij op 30 April 1835 overleed. Edward Forbes heeft in 1848 een geslacht van Acalephen, ter herinnering aan Slabber, Slabberia genoemd. [1769 Slabber]. Waarneming van een Oost-Indischen Zeeworm. Door Martinus Slabber. In Verhandelingen Zeeuwsch Genootschap Wetenschappen Vlissingen, 1e deel, 1769, blzz. 387-393. (Bibl. Univ. Gent Hist. 1902, 20,6 × 12.3 cm., 1 plaat). Morphologische studie zonder microscopische aanteekeningen. [1778 Slabber]. Natuurkundige verlustigingen, behelzende microscopise waarneemingen van in- en uitlandse water- en land-dieren. Door Martinus Slabber, Lid van de Keizerlyke Academie der Natuur-Onderzoekeren; van de keurvorstelyke Saxische Maatschappy te Oberlausnitz; van de Hollandsche en Zeeuwsche Maatschappyen der Weetenschappen te Haarlem en Vlissingen. Te Haarlem, By J. Bosch, 1778. (Bibl. Univ. Gent HN 530, voorreden, 166 blzz., namenlijst, 18 platen, 25 × 19.3 cm., Kon. Bibl. Brussel Müller 4145. Het boek bevat, na eene voorrede waarin wordt medegedeeld dat ieder stukje om de drie maanden zullen verschijnen, 18 stukjes. Ieder stukje is gewoonlijk samengesteld uit een prachtige plaat in kleuren met een uitleggenden tekst, en wordt telkens aan invloedrijke personen opgedragen:
| ||||||||||||
[pagina 241]
| ||||||||||||
Het boek is met de meeste zorgen tot een prachtige uitgave uitgevoerd; de inhoud is echter alleen van anatomischen aard. Het eindigt met 8 verzen uit Psalm 104. Het exemplaar van de Kon. Bibliotheek van Brussel bevat na het titelblad, de 2 blzz. van namen van diertjes (in het exemplaar van Gent op het einde), en dan een titel voor het 1e stukje, te Haarlem, bij J. Bosch 1769. Daaruit volgt dat de 18 stukjes in het licht tusschen 1769 en 1778 werden gezonden, aldus gemiddeld twee per jaar. Over de Natuurkundige Verlustigingen ontving ik van Prof. P. Van Oye de volgende mededeeling: ‘op plaat 6 van het 6e stukje vindt men de afbeelding van een sagitta of pijl, fig. 4 en 5. Fig. 4 geeft het dier in natuurlijke grootte, fig. 5 een zeer goede afbeelding van het dier ongeveer 20 maal vergroot, indien men aanneemt dat fig. 4 de juiste maat is. Daar Sagitta bipunctata (Quoi | ||||||||||||
[pagina 242]
| ||||||||||||
en Gaimard) de eenige soort is die in de Zuidelijke Noordzee voorkomt, lijdt het geen twijfel dat Slabber met die soort te doen had. De teekening van fig. 5 is in groote trekken heel juist. Het is de eerste maal dat iemand een Sagitta heeft gezien en afgebeeld. Het dier werd later door Quoi en Gaimard in Annales Sciences naturelles in 1827 nader beschreven, en niet zooals Vander Hoeven in de Verslagen en Mededeelingen Akademie Wetenschappen, Amsterdam in 1862 beweert, eerst in 1844 door Krohn. Vander-Hoeven voegt aan zijne aanteekeningen dat de Sagitta door Slabber waargenomen Sagitta germanica kan zijn’. De Verlustingen werden in het Duitsch vertaald: Physicalische Belustigungen oder microscopische Wahrnehmungen, durch M. Slabber. Aus dem Holl. uebersetzt von L.P. Statius Muller. Nürnberg 1778 of 1781 (volgens Van der Hoeven, 1862). | ||||||||||||
Regley.Regley wordt door Michaud en door Hoefer niet genoemd. Querard in La France Litteraire noemt hem ‘l'abbé Regley, ancien aumonier du prince de Marsan et prieur d'Estréchy’. Hij heeft de vertaling bezorgd van een der werken van Spallanzani, verschenen onder den titel: Nouvelles recherches sur les découvertes microscopiques et la génération des corps organisés, Paris Lacombe 1769. Hij heeft verder de volgende werken geschreven: Dialogue entre Henri IV, le maréchal de Biron et le brave Crillon 1775; Eloge historique du brave Crillon 1779; Journal des Journaux 1760; Description de l'atlas chorographique, historique, etc., 1763. De bibliotheeken van Gent en van Brussel, alsook het British Museum bezitten van Regley niets. Door Harting niet genoemd. | ||||||||||||
Wilhelm-Friedrich von Gleichen (1717 †1783).Heer van Greifenstein, Bounland en Etzelbach, bijgenaamd Russworm, geboren op 14 Januari 1717 te Bayreuth was Gleichen tot in 1756 in het militair leven; daarna begon hij zich met wetenschap bezig te houden, in zijn landgoed van Greifenstein, en bestudeerde vooral de infusoriën en de spermatozoïden. Hij overleed op 16 Juni 1783. In de lijst van zijne werken, treft men op het gebied der micrographie: | ||||||||||||
[pagina 243]
| ||||||||||||
Das neueste aus dem Reiche der Pflangen oder microscopische Vorstellungen, Nurnberg 1764; Fransche vertaling, Nuremberg, 1770. [1770 von Gleichen]. Découvertes les plus nouvelles dans le règne vegetal ou observations microscopiques sur les parties de la generation des plantes renfermées dans leurs fleurs, & sur les insectes qui s'y trouvent, avec quelques essais sur le germe, un supplement d'observations melees, et plusieurs figures en taille douce gravées et enluminées; le tout décrit et peint exactement d'après nature par Guil. Freder. Baron de Gleichen, dit Russworm, Seigneur de. Greiffenstein, de Bouland et d'Ezelbac, Grand-Croix de l'ordre de l'Aigle rouge. Conseiller intime de S.A.S. Monseigneur le Marggrave de Brandebourg-Coulmbac. Traduit de l'Allemand par Jaques Frederic Isenflamm, aux depens de Jean Christof Keller, Peintre à Nuremberg. Imprimé chés la Veuve de Chretien de Launoy, MDCCLXX. (Bibl. Vande Wiele-Schaarbeek, Brit. Mus., 33 × 27,5 cm., VI + 76 + 48 + VI + 24 blzz., 50 gekleurde platen). De heer A. Van de Wiele te Schaarbeek was zoo vriendelijk mij te berichten dat hij dit boek bezat en gaarne ter mijne beschikking stelde. De voorrede geteekend Casimir Christof Schmidel, Anspac 8 mai 1764 bespreekt het nut van het microscoop voor de wetenschappelijke opzoekingen, en maakt den lof van den schrijver. Het 1e deel van het boek bevat de beschrijving van het microscoop dat bij de opzoekingen werd gebruikt en dat, volgens de figuren, gansch overeenstemt met het toestel door Ledermüller (1776, III, platen 11, 12, 13, 14, 15) onder de benaming van algemeen microscoop beschreven. Schr. spreekt zich niet gunstig uit over de resultaten der opzoekingen van Needham en Buffon: ‘tout le sistème de Mr. Buffon et de Mr. Needham n'a été bati que sur de fausses consequences, qu'ils ont tirées de fausses observations, ce qui soit dit sans vouloir faire tort aux prérogatives et à la grande érudition, qu'ils possèdent d'ailleurs.’ Daarna bestudeert Gleichen de bloem en vooral de bevruchtingsorganen, alsmede de bevruchting zelf en beschrijft met talrijke figuren de volgende bloemen: Melo, Trifolium, Polypodium, Lupulus, Corylus, Avena, Beta, Sanguinella, Cerasa, Malum armeniacum, Malus persica, Onobrychis, Malus sativa, | ||||||||||||
[pagina 244]
| ||||||||||||
Pyrus sativa, Triticum, Fagus, Lactuca, Zea, Secale, Linaria, Cucurbita, Juniperus, Ruta, Spinachia, Corona, Hordeum, Pinus, Quercus, Fragaria. De Supplement d'observations melées begint met eene voorrede waarin het nut van gekleurde platen op den voorgrond wordt gebracht, terwijl de schrijver betreurt dat zulke platen door Duitschers, Hollanders en Engelschen alleen worden uitgevoerd, en niet door Franschen. De observations zijn gewijd aan woekerinsecten, schimmels, en andere wezens die met het microscoop zorgvuldig worden bestudeerd. De prachtige gekleurde platen werden door den schrijver uitgevoerd en door Keller geëtst: ‘W.F.V.G.R. obs. et pinx., J.C. Keller, exc.’ Dit boek is de vertaling van het Duitsch: Das Neueste aus dem Reiche der Pflanzen oder Mikroskopische Untersuchungen und Beobachtungen, verschenen te Nuremberg in 1764. [1799 von Gleichen]. Dissertation sur la génération, les animalcules spermatiques, et ceux d'infusions, avec des observations microscopiques sur le sperme et sur différentes infusions. Par le Baron de Gleichen. Ouvrage traduit de l'allemand, orné de trente quatre planches, dont plusieurs enluminées. A Paris de l'imprimerie de Digeon, Grande-rue-verte, Faubourg Honoré no 1126. An VII (Bibl. Univ. Gent, Med 706, 27+20.5 cm., 238 blzz., 30 platen). Gleichen verdeelt de onderzoekers die zich met spermatozoïden bezig hielden in twee groepen: 1e deze die hun een bijzondere rol toeschrijven: Hartsoeker, Leeuwenhoek, Schrader, Homberg, Huygens, Hooke, Gardenius, Neuter, Geoffroy, Andry, Mallebranche, Lister, Camerarius, Leibnitz, Wolf, Billinga, Plonquet, Lancisius, Pighi, Fulchi, Conti, Morgagni, Bourguet, Bono, Lipstorp, Gordon, d'Alembert, Astruc, Rugsch, Vallisneri, Rudiger, Obermann, Dietrich, Backer, Boerhaave, Liederkuhn, Maupertuis, la Mettrie, Wrisberg, Needham, Berger, Thuning, Mylius, Winkler, Lesser, Haller, Hill, Bonnet, Cartheuser, Ellis, Delius, Kradenstein, Ledermuller, Windheim, Arnold; 2e deze die ze gezien of ze niet gezien hebben, en die eraan niet gelooven: Linnée, Buffon, Serinci, Asch, Gust. Wolboum, Gaspar, Frederich Wolfs, Hallen, della Torre. In het eerste deel van zijn boek, bestudeert Gleichen de spematozoïden en bepaalt hunne rol in de bevruchting. In het | ||||||||||||
[pagina 245]
| ||||||||||||
tweede deel, over de diertjes der uittreksels, wordt een zeer duidelijk onderscheid gemaakt tusschen de spermatozoïden en de microscopische wezens die in rottende vloeistoffen ontstaan, en de aangenomene meening over hun oorsprong is deze van Leeuwenhoek en van Spallanzani. In het derde deel worden de onderzoekingsmethoden nauwkeurig beschreven; het gebruikte microscoop was dit van Wilson, waarmede in diameter 500 maal, en in oppervlakte 250.000 maal werd vergroot; de figuren behooren tot spermatozoïden, microben en infusoriën. Dat microscoop wordt in het werk van LedermüllerGa naar voetnoot(4) beschreven en afgebeeld. Het boek is de vertaling van het Duitsch: Abhandlung über die Saamen und Infusionsthierchen, verschenen te Nuremberg in 1778. | ||||||||||||
Burucker Wilhelm.Ik vond in de biobibliographie over Burucker, van Nuremberg niets. Ledermüller in zijne Mikroskoopische vermaaklykheden| | Stiftje om den spiegel te bewegen | Spiegel
Zonnemicroscoop van Burucker. (Uit 1776 Ledermuller, IV, plaat 6). geeft van hem twee figuren, een van het zonnemicroscoop dat | ||||||||||||
[pagina 246]
| ||||||||||||
aan een vensterluik geschroefd in de donkere kamer wordt gebruikt en een van het beweeglijk zonnemicroscoopkasje, waarmede de voorwerpen op een ongepolijst glas kunnen geteekend worden. Volgens Harting (III, 151) komt het samengesteld microscoop
Beweeglijk zonnemicroscoop van Burucker.
(Uit 1776 Ledermuller, IV, plaat 8). van Burucker, door Ledermuller beschreven, hoofdzakelijk met het toestel van Cuff overeen. Van Burucker vond ik geen werk in de Bibliotheken van Gent en van Brussel, ook niet in het British Museum, ik bezit alleen deze bibliographische aanteekening: Wilhelm Buruckers Bescheibung und Abbildung einer neuen optischen Maschine, welche drey Haupt-Instrumenta, nemlich ein neu erfundenes Feldmess Liniaal, ein accurates Hohen-Instrumenta, und eine richtige Wasser-Waag enthalt: ingleichen einer besondern neu-susamen gesetzsten optischne Nivellir oder Wasserwaag, welche ausserdem zu einem Wall oder Mauerngucker gebraucht worden kan. Nurnberg, ca 1770, 8o. | ||||||||||||
Selva Lorenzo.Lettere di Lorenzo q. Domenico Selva, sul ritrovato da lui fatto del Flintglass pei Telescopj accromatici del Signor Dollond di Londra. Venezia 1771 in 8. Brit. Mus. 8533 aaa 27 (8). | ||||||||||||
[pagina 247]
| ||||||||||||
In het werk van Harting (III, 292) leest men: ‘Voor de verlichting is beter gezorgd in een katoptrisch mikroskoop, dat door Selva, een Venetiaan, in 1769 aan de Fransche Academie werd aangeboden. Inderdaad vindt men in Histoire de l'Academie Royale (année 1769, blz. 129, Paris 1772): ‘Un microscope, inventé par le sieur Selva, opticien établi à Venise: ce microscope est purement catoptrique; l'objet est absolument caché à l'oeil, qui ne voit que son image renvoyée et grossie par un petit miroir de metal d'environ six lignes de rayon, enchassé dans une grosse lentille de cristal, dont l'unique usage est d'éclairer l'objet qui se trouve à son foyer. On a cru que ce microscope avait sur les microscopes dioptriques ordinaires l'avantage d'être plus facile à construire, plus clair et plus simple; et que cette invention du sieur Selva pouvait être regardée comme ingénieuse et utile.’ | ||||||||||||
Otto Friedrich Muller (1730 †1784).Natuurkundige geboren te Copenhagen en aldaar overleden. Hij bestudeerde vooral de lagere wezens en heeft deze volgens de methoden in gebruik voor hoogere planten en dieren gerangschikt. Aanhanger van de gedachten van Spallanzani, onderzocht hij veel met behulp van het microscoop en stelde vast dat iedere soort bestendige eigenschappen vertoont, zoowel bij de lagere als bij de hoogere wezens. Over de microscopische wezens schreef hij: Animalcula infusoria fluviatilia et marina, Copenhagen 1786 in 4. Müller was een micrograaph, en bestudeerde het vervaardigen zelf van het microscoop niet; daarom wordt hij door Harting niet genoemd. [1771 Müller]. Von Wùrmen der sùssen und salzigen Wassers, mit Kupfern. Von Otto Fridrich Müller, Königlichen Kauzler-Rath, der Romisch. Kaiserl. Schwedisch- und Bayer. Akademien der Wissenschaften, wie auch der Norweg. Turin, und anderer Geselschaften Mitglied. Kopenhagen, 1771. Verlegts Heineck und Faber. Gedruckt in der Hof-Buchdruckerey bey Nicolaus Moller. (Kon. Bibl. Brussel, Muller 3114, zoo blz., met platen, 23.7 × 19.5 cm.). Microscopische beschrijving van waterwormen met talrijke aanteekeningen uit de literatuur, namelijk uit Baker en Trembley. | ||||||||||||
[pagina 248]
| ||||||||||||
[1800 Müller]. Otto Friedrich Mullers Naturgeschichte einiger Wurm-Arten des Süssen und salzigen Wassers. Mit Kupfern. Neue Ausgabe. Kopenhagen, 1800, bey Johann Heinrich Schubothe. (Kon. Bibl. Brussel, Müller 3111, 200 blzz., met platen, 23.7 × 19.5 cm.). Herdruk van 1771 Müller, zonder wijzigingen. [1776 Müller]. Zoologiae danicae prodromus, seu animalium Daniae et Norvegiae indigenarum characteres, nomina, et synonyma imprimis popularium. Auctore Othone Friderico Müller, Regè Daniae a Consiliis Status, Acad. Scient. N. Curios. Holmens. et Boicae, Havnicus. Norv. Berolinens. aliarumque Societ. Liter. Sodali, Acad. Paris. Corresp., Impensis Auctoris, Havniae, typis Hallageriis, CIƆDCCLXXVI. (Kon. Bibl. Brussel 3112. XXXII + 274 blzz., 21.2 × 14 cm.). Niets over micrographie. [1781 Müller]. Hydrachnae, quas in aquis Daniae palustribus detexit, descripsit, pingi et tabulis XI aeneis incidi curavit Otho Fridericus Müller, Regi Daniae a consiliis conferentiae, pluriumque academiarum et societatum, scient. sodalis, Parisinae correspondens. Lipsiae, apud Siegfried Lebrecht crusium. CIƆ IƆ CCLXXXI (Kon. Bibl. Brussel 5e Cl IV4, 88 blzz., 11 platen, 24.3 × 20 cm.). Hydrachnasoorten van het zoetwater, onderzocht met een vergrootglas. Misschien zou het gebruik van water met deze diertjes de oorzaak kunnen zijn van ziekten van den mensch en van het vee. [1785 Müller]. Entomostraca seu insecta testacea. quae in aquis Daniae et Norvegiae reperit, descripsit et iconibus illustravit Otho Fridericus Müller, regi Daniae et Norvegiae a consiliis conferentiae, pluriumque academiarum et societatum scientiarum sodalis, Parisinae correspondens. Lipsiae et Havniae, MDCCLXXXV. Sumtibus Bibliopolii J.G. Mülleriani, typis Frid. Wilh. Thiele. (Kon. Bibl. Brussel Muller 3110, 134 blzz., 21 platen, 34 × 19.2 cm). Studie van verscheidene gelede diertjes, waaronder Daphnia, Cyclops, enz. Swammerdam, Baker, Ledermüller, Linnaeus, Trembley, Leeuwenhoek, en anderen worden genoemd. [1788 Müller]. Zoologia danica seu Animalium Daniae et Norvegiae rariorum ac minus notorum descriptiones et historia. Volumen primum explicationi iconum fasciculi primi ejusdem operis interviens. Auctore Othone Friderico Müller, Regi Daniae a Consiliis Confer. Acad. Scient. et cur. Bonon. Holm. et Boicae, Havn. Norv. Berol, Bern. Dantisc. et Lond. Sc. societ. | ||||||||||||
[pagina 249]
| ||||||||||||
Lit. Sodali Acad. Paris. corresp. Ad formam tabularum denvo edidit frater auctoris. Havniae, typis N. Mülleri aulae regiae typographi et Filii. MDCCLXXXVIII (Bibl. Univ. Gent HN343, VI + 52 blzz., 40 platen, 38 × 23.5 cm.; Kon. Bibl. Brussel Muller 3113). [1789 Mûller]. Zoologia danica seu animalium Daniae et Norvegiae rariorum ac minus notorum descriptiones et historia. Volumen tertium explicationi iconum fasciculi tertii ejusdam operis inserviens. Auctore Othone Friderico Müller, Regi Daniae a Consiliis confer. Acad. Scient. et cur. Bonon. Holm. et Boicae, Havn. Norv. Berol. Bern. Dantisc. et Lond. Sc. Societ. lit. Sodali Acad. Paris corresp. Descripsit et tabulas addidit Petrus Christianus Abildgaard. Med. Doct. Artis Veter. professor et Instituti Reg. Veter. Havn. Rector Soc. Reg. Scient. Havn. Norveg. Medicor. Havn. Nat. Cur. Berolin. Physiograph. Lundens. membrum. Havniae, typis aulae regiae typographi N. Mülleri et filii MDCCLXXXIX. (Bibl. Univ. Gent HN343, II+71 blzz., platen 81 tot 120, 38 × 23.5 cm.). [1806 Mûller]. Zoologia Danica seu animalium Daniae et Norvegiae rariorum ac minus notorum descriptiones et historia. Volumen quartum explicationi iconum fasciculi quarti ejusdem operis iuserviens. Auctore Othone Friderico Müller, Regi Daniae a Consiliis confer. Acad. Scient. et Cur. Bonon. Holm. et Boicae, Havn. Norv. Berol. Bern. Dantisc. et Lond. Sc. Societ. lit. Sodali Acad., Paris. Corresp. Descripserunt et tabulas dederunt P.C. Abildgaard, M. Vahl, J.S. Holten, J. Rathke. Havniae. Typis aulae regiae typographi N Christensen. MDCCCLI. (Bibl. Univ. Gent HN 343, IV + 46 blzz., platen 81 tot 160, 38 × 23.5 cm.). Dit prachtig werk, met zijne 160 gekleurde platen, bevat ook de beschrijving van eenige wezens (Vorticella, enz.) met het microscoop beschreven. | ||||||||||||
Anonymus.[1771 Anonymus]. Le microscope bibliographique. Première et nouvelle édition, Revûë, corrigée et diminuée. Souvent le nom d'une vieille Boutique seduit les Gens et nous met en pratique. O quantum est in rebus inane, Pers. S.I.I. A Amsterdam. MDCCLXXI. (15.5 × 10.1 cm., 120 blzz., Kon. Bibl. Brussel II 66013.). Een geschreven aanteekening aan het titelblad vermeldt dat dit boekje, - waarin er alleen van microscoop in den titel en in den eersten volzin wordt gesproken: ‘Si on examinoit le merite des hommes par le moyen du microscope, comme les naturalistes | ||||||||||||
[pagina 250]
| ||||||||||||
examinent les Insectes, il est bien apparent qu'il paroitroit beaucoup plus grand qu'il n'est en effet;...’ - zeldzaam is, en dat het door Malebranche werd geschreven. Het is een hekeldicht tegen Pierre Rousseau de Bouillon en zijne vrouw, nadat Malebranche door het gerecht uit Bouillon en uit de Nederlanden verbannen werd, waar hij op het punt was geweest opgehangen te worden. Het boek, waarin ik bibliographische inlichtingen over het microscoop hoopte te vinden, is voor mijne studie nutteloos. | ||||||||||||
Anonymus.[1787 Anonymus]. Le microscope double. En Brabant 1787. (Kon. Bibl. Brussel VB 10317-46, vol. 13 no 14, 19 × 11.5 cm., 10 blzz.).
Dat stukje behoort tot de geschiedenis van de Brabantsche omwenteling, en behoort niet tot de natuurwetenschappen. | ||||||||||||
Encyclopedie.[1773 Encyclopedie]. Encyclopedie, ou dictionnaire universel raisonné des connoissances humaines. Mis en ordre par M. De Felice. (E tenebris tantis tam clarum tollere lumen quis potuit? Lucret.). Tome XXVIII, Yverdon MDCCLXXIII. (Blbl. A.J.J.V., 798 blzz., 24.9 × 18.2 cm.). Op blzz. 622-635 treft men het artikel microscope: beschrijving van het enkelvoudig en het samengesteld microscoop, het zonnemicroscoop van Liberkuhn (1740 en 1745) zonder spiegel; een spiegel werd bijgevoegd door Cuff en Adams van welke het microscoop, volgens Baker, wordt beschreven. Liberkühn heeft ook een microscoop voor ondoorschijnende voorwerpen vervaardigd, waarvan Euler melding maakt. Eindelijk worden de toestellen van Wilson, Culpeper, Scarlet en Marshal genoemd, alsook dit van Leeuwenhoek dat enkelvoudig was, en het samengesteld gebruikt door de Hook (sic, voor Hooke). Het artikel eindigt met de studie der vergrootingen en het onderzoek van microscopische voorwerpen. [1779 Encyclopedie]. Encyclopedie ou dictionnaire universel raisonné des connoissances humaines. Mis en ordre par M. De Felice. Planches. Tome VIII. Yverdon, MDCCLXXIX. (Bibl. A.J.J.V., 24.9 × 18.2 cm.). | ||||||||||||
[pagina 251]
| ||||||||||||
Het 8e deel van het boek bedraagt de 18 platen over optica. De platen XI, XII verbeelden fig. 81 het handmicroscoop van Mayen (volgens Ledermüller), fig. 83 het enkelvoudig en fig. 85 het samengesteld microscoop met spiegel; fig. 87 is het zonnemicroscoop volgens Cuff en Adams; fig. 94 is het microscoop voor ondoorzichtbare voorwerpen. | ||||||||||||
Felice Fontana (1730 †1803).Natuuronderzoeker en priester, geboren te Pomarole en overleden te Florence, leeraar aan de Universiteit van Pisa, daarna bestuurder van het museum van Florentië. Hij heeft onder meer de volgende werken uitgegeven: Ricerche filosofiche sopra il veneno della vipera, 1767; Recherches sur la nature de l'air déphlogistiqué et de l'air nitreux, Paris 1776; sur la physique animale Florentië 1775; Principes raisonnés sur la génération; verscheidene geschriften door Gibelin uitgegeven, Parijs 1781. Hij zocht microscopische wezens terug in het leven te brengen. Van zijne werken, bezit het British museum:
Volgens Harting (III, 81) bediende zich Fontana (Traité sur le venin de la vipère 1781, blz. 288 en 423) voor het onderzoek van het spierweefsel, van eene lens waarmede hij eene vergrooting van 825 verkrijgen kon. Omdat paardenhaar, menschenhaar, zilver- of zijdedraad voor zijne nauwkeurige metingen veel te dik en te grof waren, deelt hij in zijn boek van 1775 mede (Saggio del real gabinetto di fisica e di storia naturale di Firenze, Roma 1775) dat het best is spinnewebdraden te gebruiken. | ||||||||||||
[pagina 252]
| ||||||||||||
[1775 Fontana]. Ricerche filosofiche sopra la fisica animale di Felice Fontana. Tome I. In Firenze L'Anno MDCCLXXV. Per Gaetono Cambiagi Stampatore Granducale. Con licenza de' superiori. (Kon. Bibl. Brussel, Muller 1418, XXXVI + 192 blzz., 23 × 16.8 cm.). Het werk aan Alb. von Haller opgedragen wordt in 14 hoofdstukken verdeeld. Ik vind er niets over micrographie. [1784 Fontana]. Opuscules physiques et chymiques de M.F. Fontana, Physicien de S.A.R. l'Archiduc, Grand-Duc de Toscane, Directeur du Cabinet Royal de Physique et d'Histoire Naturelle de Florence, etc. Traduits de l'Italien par M. Gibelin, Docteur en Medecine, Membre de la Société Médicale de Londres, etc. Prix 3 livres broché. A Paris, chez Nyon l'ainé, Libraire, rue du Jardinet, quartier St-André des Arcs. MDCCLXXXIV. (Bibl. A.J.J.V., 20 × 12 12 cm., 264 blzz.). In den 4e brief uit Florentië van 10 Juli 1782 aan Gibelin, geneeskundige te Aix-en-Provence, beschrijft Fontana den anatomischen bouw der zenuwen en der lymphvaten. [1785 Fontana]. Felix Fontana's Beobachtungen und Versuche ùber die Natur der thierischen Korper. Aus dem Italianischen nebst einem Auszug aus dessen franzòsischen Werke ùber das Viperngift und einigen eigenen. physiologischen Aufsàzen von D.E.B.G. Hebenstreit ausserord. Professor der Arzneikunde in Leipzig. Mit einem Kupfer. Leipzig, in der Weygandschen Buchhandlung 1785 (Kon. Bibl. Brussel Muller 1420, 17.2 × 10.2 cm., 14 lim + 336 blzz.). De eerste 154 blzz. bevatten de Duitsche vertaling van de Ricerche filosofiche sopra la fisica animale. | ||||||||||||
Giovanni Maria della Torre (1713 †1782).Hij was een natuuronderzoeker geboren te Rome, gestorven te Napels. Na te Venetië, Rome, Napels gedoceerd te hebben, bestuurde hij de boekerij en het museum van Capo di Monte, en werkte hij aan de ontgraving van Pompei en Herculanum. Hij verbeterde de verrekijkers en de microscopen, en gebruikte de microscopen tot de studie van vochten en spieren. Hij was lid der Academiën van Parijs, Berlin, London en Napels. Onder zijne werken noemt Hoefer: Scienza della natura, Napels en Venetie 1749, Napels 1774. | ||||||||||||
[pagina 253]
| ||||||||||||
Men leest in het boek van Harting (III, 53) het volgende: ‘Niemand echter had het in de kunst van sterk vergrootende glasbolletjes te vervaardigen nog zoo ver gebragt als Pater Della Torre van Napels. Zijne handelwijze bestond hoofdzakelijk daarin, dat hij, na een bolletje op eene dergelijke wijze als Hooke aan eenen glasdraad gesmolten te hebben, hetzelve bragt in eene komvormige holte gemaakt in een stukje tripoli, waarin vervolgens het bolletje op nieuw gesmolten werd voor de vlam der glasblazerslamp. Della Torre vervaardigde ongemeen sterk vergrootende glasbolletjes. In 1765 ontving de Royal Society te Londen er eenige van hem. Het grootste daarvan had eenen doormeter van 1/36 duim en vergrootte 640 maal in middellijn; de doormeter van het kleinste was 1/144 duim en deszelfs vergrootend vermogen 2560 maal. Baker die deze bolletjes onderzocht, verklaarde dat hij niet in staat was er iets door te zien.’ Van hem bezitten de bibliotheken van Gent en van Brussel niet. [1765 Di Torre]. Descriptio novi microscopii a. R.P. Di Torre constructi. Phil. Trans. 1765, 55, 250-257. Het microscoop is het toestel van Wilson door Baker beschreven. Na de beschrijving van dit microscoop worden aanteekeningen gegeven omtrent de bloedlichaampjes. | ||||||||||||
Barba Anton.Van hem vermeldt Harting (III, 58 en 68) dat hij een leerling was van della Torre, en dat hij voor zijne onderzoekingen glasbolletjes volgens de werkwijze van della Torre vervaardigd gebruikte. Hij schreef: Observazioni microscopiche sul cervello, Napoli 1819, 1807 volgens Hoefer. Duitsche vertaling: Mikroskopische Beobachtungen über das Gehirn, Würzburg 1829. | ||||||||||||
[pagina 254]
| ||||||||||||
Heinrich Friedrich Delius (1720 †1791).Geboren te Wernigerode en overleden te Erlangen, geneeskundige en natuuronderzoeker. Hij studeerde te Halle, te Berlijn, werd lid der academie van Berlijn in 1747. Door Harting niet genoemd. Ledermüller (1764) geeft van Delius een algemeen microscoop aan. De universiteitsbibliotheek van Gent bezit van Delius een werk waarin ik over het microscoop niets gevonden heb:
[1777 Delius-Boddaert]. Natuur- en Geneeskundige verhandeling van het openend natuurlyk wonder zout van Glauber of Sal mirabile (Glauberi) nativum seu aperitivum Fridericianum. Beschreeven door den Heer Hendrik Frederik Delius, Hofraad van Z.D.H. den regeerende Markgrave van Brandenburg-Anspach,. en Culmbach-Bayreuth; Hoogleraar in de Geneeskunde op de Hooge School te Erlangen, enz. Om deszelfs byzondere kragten, naar den derden vermeerderden Druk, uit het Hoogduitsche vertaalt; Met eenige nadere Proeven vermeerdert; Mitsgaders met een Briefsgewys Scheidekundig betoog van den Heer P. Boddaert, Med. Doct. Oud-Raad der Stad Vlissingen; Lid van de Keizerl. Acad. der Natuur-Onderzoekeren; van die te Berlyn; van de Hollandsche, Zeeuwsche, en verscheidene andere Maatschappyen der Wetenschappen, enz. verrykt, en uitgegeeven door F.C.M. In 's Haage, By Bernardus Wittelaer, 1777. (Bibl. Univ. Gent. Med. 3006a, XIV + 34 blzz., 19.5 × 12.2 cm.). | ||||||||||||
Dellebarre.De microscopen van Dellabarre, te Leiden vervaardigd, werden beroemd, en waren van zes lenzen voorzien, Harting (III, blz. 154) vertelt dat toen Lalande in 1762 de werktuigen te Leiden zag, hij Dellebarre uitnoodigde naar Frankrijk te komen, alwaar deze laatste vele microscopen verkocht. Volgens MontuclaGa naar voetnoot(5) was de prijs dezer microscopen 360 frank. Het oculair bestond uit 4 convexe glazen, zoodanig vereenigd dat voor elk der twee paren, de oppervlakten zeer dicht bij elkander-waren. Tusschen de objectieflens en het oculair is nog een biconvex tusschenglas geplaatst. De buis van het microscoop kan boven al de punten van de ringvormige voorwerptafel gebracht | ||||||||||||
[pagina 255]
| ||||||||||||
worden; de verlichting wordt door een holle en door een vlakke spiegel verzekerd. Harting aanziet de microscopen van Dellebarre als beter als deze van Adams en van Martin, wat het optisch vermogen betreft, ofschoon de werktuiglijke uitvoering voor die der Engelsche microscopen wijken moet. In 1777 bood Dellebarre volgens Harting eene mededeeling aan de Parijsche Academie: ‘Mémoires sur les différences de la construction et les effets du microscope.’ Ex 1778 Baker.
Algemeen microscoop van Dellebarre. De Table générale des matières van Histoire de l'Académie des Sciences, voor 1771-1780, en de Mémoires van 1777 bevatten geen vermelding over een werk van Dellebarre. In 1798 Adams noemt de bibliographische lijst Dellebarre met zijne Mémoires verschenen in 1777 zonder aanduiding van plaats. Daarin wordt vastgesteld dat de zichtbaarheid van bolvormige voorwerpen 1/1300 mm. bedraagt en die van draadvormige 1/6900 mm.; de onderscheidbaarheid der mazen in een dradennet | ||||||||||||
[pagina 256]
| ||||||||||||
is 1/1490 mm. voor de draden en 1/990 mm. voor de tusschenruimte. | ||||||||||||
Georg Simon Klugel (1739 †1812).Geboren te Hamburg studeerde hij te Göttingen en werd in 1766 hoogleeraar in de wiskunde te Helmstaedt, en in 1787 hoogleeraar in de wis- en natuurkunde te Halle. Kluegel Georg Simon. Dr. J. Pristleys... Geschichte und gegenwärtiger Zustand der Optik... aus dem Englischen übersetzet und mit Anmerkungen und Zusätzen begleitet von G.S.K. 2 Theile, 1775-76. (Brit. Mus. 1262 f.). Kluegel gebruikt microscopen met achromatische objectieven en heeft het wiskundig werk van Euler voortgezet. | ||||||||||||
Charles Rabiqueau.In La France Litteraire noemt Querard Charles Rabiqueau: ‘avocat en parlement, priviligié du roi pour tous les ouvrages et expériences physiques et mécaniques.’ Door Harting niet genoemd. Description del' Ecole de la vision, ou cours sur le livre du microscope moderne, avec lequel on se connait au vrai, et la terre qu'on habite. Paris 1783 in 8, 16 blzz. | ||||||||||||
Tholde en Kirchweger.Thölde en Kirchweger, A. Jos., Microscopium Basilii Valentinii sive Commentariolvm et cribrellum über den groszen Kreuzapfel der Welt. Ein Euphoriston der ganzen Medicin, ex theoria et praxi graninii. Ein Compen- | ||||||||||||
[pagina 257]
| ||||||||||||
dium der ganzen chymischen Scienz und Physica hermetica concentrata; ein Werk so noch nie gesehen worden, höchst nützlich zur praxi und der jetzigen Welt höchst nöthig. Berlin 1790, 8o, 172 blzz. De werken van Johann Thölde verschenen in het begin van de 17e eeuw; daaronder treft men: Haligraphia, das ist die Beschreibung aller Saltz Mineralien, Eissleben 1603 (Brit. Mus. 1033 a); Saltzes erster Materia, Urprung, etc. Leipsic 1612 (Brit. Mus. 1034 c6). Het boek van Anton Joseph Kirchweger, microscopicum B. Valentini, Berlin 1790, berust in het British Museum (8908 f.36). | ||||||||||||
Adams George.Die naam behoort tot twee Engelsche optici die te London wiskundige en werktuigkundige toestellen vervaardigden, den vader en den zoon. De vader stierf in 1773, de zoon op 14 Aug. 1795. Zij hebben beide over gezichtskunde, over optische toestellen en over micrographie geschreven. Adams George, de vader, heeft het volgend werk laten verschijnen: Micrographia illustrata; or the knowledge of the microscope explained; containing a description of the nature, uses and magnifying powers of microscopes in general; an account of the principal microscopic discoveries hitherto made; a translation of Mr Joblott's observations on animalculae; and a particular account of the fresh waterpolype, translated from the French of Mr. Trembley. London 1746 in 4 (Brit. Mus.). Reeds in 1747 verscheen de 2e uitgave; in 1771 zag een 4e uitgave in 8 het licht, ook te London. [1771 Adams]. Micrographia Illustrata: or the microscope explained, in several new inventions, Particularly of a new variable microscope for Examining all sorts of Minute objects; and also of a New Camera obscura microscope, designed for Drawing all minute objects, either by the Light of the sun, or by a Lamp in winter Evenings, to great Perfection; with a Description of all the other Microscopes now in Use. Likewise a Natural History of Aerial, Terrestrial, and Aquatic Animals, etc. Considered as Microscopic Objects. By George Adams, Mathematical Instrument-Maker to His Majesty. The fourth Edition. Illustrated with Seventy-two Copper Plates, containing 560 Delineations of various Microscopic objects. London: Printed for the Author, and sold by him at No 60, in Fleet-Street, and by all Booksellers in Town | ||||||||||||
[pagina 258]
| ||||||||||||
and Country. MDCCLXXI. (Kon. Bibl. Brussel II 38607, Preface + the contents + LIX + 325 blzz. + catalogue 14 blzz., 21 × 13 cm.). Op 71 platen worden in het geheel 569 microscopische praeparaten en werktuigen geteekend. De volgende werktuigen worden in de eerste LIX bladzijden beschreven: het nieuw veranderlijk microscoop, het zonnemicroscoop met de donkere kamer, de dubbele microscopen namelijk dit van Culpepper, het zakmicroscoop van Wilson, het watermicroscoop van Ellis, het universeel enkel en het universeel dubbel microscoop, een micrometer om microscopische voorwerpen te meten. Het veranderlijk microscoop van George Adams, Fleetstreet, nr 60 London bevat 4 glazen, 2 oogglazen aan het boveneinde, eenHet veranderlijk microscoop van G. Adams.
(Uit 1771 Adams, plaat 2). in het midden van de buis en het 4e aan het onderste van de buis. De voorwerpen worden op een tafeltje geplaatst en met een spiegel verlicht, terwijl de buis in de vertikale richting met een rad bewo- | ||||||||||||
[pagina 259]
| ||||||||||||
gen wordt. De buis nr 3 op de plaat geteekend kan in de opening van de tafel gebracht worden, ten einde de voorwerpschuifjes te dragen. Zonnemicroscoop.
(Uit 1771 Adams, plaat 3). Het zonnemicroscoop met spiegel kan aan het uiteinde in betrekking geplaatst worden met een wieltje dat de vergrootglazen Camera obscura en Zonnemicroscoop.
(Uit 1771 Adams, plaat 4). bevat. Het magelloscope S dient om met het zonnemicroscoop grootere doorschijnende voorwerpen te onderzoeken. Met | ||||||||||||
[pagina 260]
| ||||||||||||
het zonnemicroscoop projecteert men op de muur van de donkere kamer, of wel in een kamertje dat voor de teekening dienen kan. Het dubbel microscoop is samengesteld uit eene buis met 2 glazen, een aan het bovenste uiteinde en een in het midden; van onder is er een stelsel van glazen genummerd 1 tot 6, het hoogste getal overeenstemmende met de sterkste vergrooting. De buis wordt verticaal bewogen boven het tafeltje en den spiegel door eene schroef zooals in de moderne microscopen. Het tafeltjeDubbel microscoop van Adams.
(Uit 1771 Adams, plaat 6). draagt een convexe lens om ondoorschijnende voorwerpen te verlichten. Baker (1756) noemt op de plaat 16 dit toestel het nieuw dubbel samengesteld microscoop van Cuff. Het dubbel microscoop van Culpepper (op de plaat 7 staat Culpeper gedrukt) bedraagt een oogglas (eye glass) van boven, een plano-convex glas in het midden van de buis, en een voorwerpglas (object glass) onder de buis, geschroefd aan het uiteinde van een dunne buis boven het tafeltje. De voorwerpglazen, ten getalle van vijf, worden geschroefd tot dat het praeparaat duidelijk wordt. In het stukje N wordt het ivooren schuifje O met de praeparaten vast gemaakt. | ||||||||||||
[pagina 261]
| ||||||||||||
Het watermicroscoop van Ellis, eenvoudig of dubbel bestaat hoofdzakelijk uit een standaard waaraan een enkele lens of eene
Het dubbel microscoop van Culpepper.
(Uit 1771 Adams, plaat 7). Het eenvoudig en dubbel water-microscoop van Ellis.
(Uit 1771 Adams, plaat 10). buis met een stelsel van lenzen worden vastgemaakt; onder de lenzen wordt een horlogieglas geplaatst waarin waterwezens in water kunnen bestudeerd worden. | ||||||||||||
[pagina 262]
| ||||||||||||
Het universeel enkelvoudig microscoop.
(Uit 1771 Adams, plaat 11). Het universeel dubbel microscoop.
(Uit 1771 Adams, plaat 13). | ||||||||||||
[pagina 263]
| ||||||||||||
Het universeel enkelvoudig microscoop draagt op een centralen steel een stelsel van 6 lenzen die door een horizontale draaiing boven het praeparaat kunnen gebracht worden; bij het universeel dubbel microscoop is het draaiend horizontaal stelsel met 6-voorwerplenzen onderaan gebracht; dit is de voorlooper van het revolverstelsel der objectieven onzer moderne microscopen. Het new compendious pocket microscope van George Adams heeft twee lenzen bovenaan, eene lens in het midden van de buis, een 4e lens bijna aan het onderste uiteinde, waar nog de magnifiersHet nieuw ‘compendious’ zakmicroscoop van Adams.
(Uit 1771 Adams, plaat 14). of vergrootglazen op een langvormig plaatje gedragen, worden geschoven. Op het einde van het overzicht der werktuigen geeft schr. de beschrijving van den micrometer waarmede de afmetingen der voorwerpen kan bepaald worden. Den schroefmicrometer noemt Adams naaldmicrometer. In het overzicht der talrijke microscopische praeparaten wordt van Leeuwenhoek zeer dikwijls genoemd. | ||||||||||||
[pagina 264]
| ||||||||||||
De schrijver is een practische man, en alhoewel het boek een wetenschappelijk uitzicht heeft, eindigt het met: ‘A catalogus of mathematical, philosophical and optical instruments, made under the inspection and direction of George Adams, mathematical instrument maker to his Majesty George the IIId’. Uit deze lijst leert men, dat in 1771, het zakmicroscoop van Wilson 2 pond 2 sh. kost, evenals het watermicroscoop van Ellis; het dubbel microscoop van Culpepper kost 3 pond 3 sh., een zonmicroscoop 4 pond 14 sh. en 6 pence. [1770 Adams]. Gronden der Starrenkunde, gelegd in het Zonnestelzel bevatlyk gemaakt; in eene beschryving van 't maaksel en gebruik der nieuwe Hemel- en Aard-globen; en in 't Gebruik deezer Globen ter oplossing der klootsche driehoeken en klootsche werkstukken der Starrenkunde. In 't Engelsch beschreeven door George Adams, Koninglijke mathematische Instrument-maaker. In 't Nederduits vertaald en met Aanmerkingen verrijkt door Jacob Ploos van Amstel, M.D.. Te Amsterdam, Bij Kornelis van Tongerlo, 1770. Bij wien deeze Globen te bekomen zijn. (Bibl. Univ. Gent math 907, voorrede, inhoud, 470 blzz., 22.0 × 14.2 cm.). Niets over microscopie. Dit werk is de Nederlandsche vertaling van Treatise describing globes uitgegeven in 1766 en waarvan in 1810 de 13e uitgave verscheen. Het volgend werk is van George Adams, zoon: [1798 Adams]. Essays on the microscope; containing a practical Description of the most improved microscopes; a general history of insects, their transformations, peculiar habits, and oeconomy: an account of the various species, and singular properties, of the hydrae and vorticellae; a description of three hundred and eithy-three animalcula: with a concise catalogue of interesting objects: a view of the organization of timber, and the configuration of salts, when under the microscope. Illustrated with thirty-two folio plates. By the late George Adams, mathematical instrument maker tot his majesty, etc. The second edition, with considerable additions and improvements, by Frederick Kanmacher, F.L.S. London: Printed by Dillon and Keating, for the editor; and for W. and S. Jones, Holborn. MDCCXCVIII Price 1 1. 8 S. in boards. (Bibl. A.J.J.V., XXIV + 724 + 16 blzz., 27.5 × 22 cm.). Dat prachtig boek waaraan ongelukkiglijk de platen ontbreken begint met een opdracht aan den koning van Engeland; een kunstvolle titelplaat verbeeldt de Waarheid die aan den Tijd de wetenschap ontsluiert, die bezig is hare kinderen in waarnemingen met het microscoop op te leiden. | ||||||||||||
[pagina 265]
| ||||||||||||
In eene bibliographische lijst worden de namen aangegeven der onderzoekers die op het gebied van microscoop en micrographie werkzaam waren, zooals Baker, Dellebarre, Ellis, Gleichen, Hill, Hooke, Ledermüller, Leeuwenhoek, Martin, Pallas, Redi, Trembley, enz. In zijn historisch overzicht over het microscoop schrijft Georges Adams de eerste microscopen toe aan Zacharias Jansen; de meest bekende microscopen worden beschreven met inlichtingen over hun gebruik en het noodig materiaal. De schrijver geeft de noodige optische inlichtingen en de methode om de vergrootingen te bepalen, met of zonder micrometers. Men voelt echter dat het overzicht voor doel heeft de microscopen te doen kennen die door den Schrijver worden vervaardigd. Nadat nu de noodige inlichtingen over het inrichten van het microscoop, het verlichten, over de bereiding van de te onderzoeken voorwerpen worden gegeven, worden een aantal levende wezens natuurkundig bestudeerd: insecten, mieren, spinnen, polypen en infusoriën; verder het hout van de planten, het cristalliseeren van zouten, microscopische schelpen en zaden. Eindelijk worden de middelen aangeduid om insecten te verzamelen en te bewaren, en een rijke lijst microscopische praeparaten. Op het einde van het boek vindt men een prijslijst, 16 blzz. groot, met de prijzen van de toestellen en de boeken die bij Jones, Holborn, London te verkrijgen zijn. Daar zien wij b.v. dat een groot microscoop voor de studie van doorzichtige en ondoorzichtige voorwerpen tot 16 en 35 pond sterling werd verkocht, terwijl het boek van George Adams, in 2e uitgave in 1793 door Kanmacher bezorgd, vergezeld van 33 folio platen, 1 pond, 8 schillingen kostte. De beschrijving van die platen in het begin van het boek leert ons dat 9 platen tot de beschrijving der werktuigen bestemd zijn, en de anderen tot de micrographische studie. De 1e uitgave verscheen te London in 1787, in 4: Adams George the younger, mathematical instrument maker. Essays on the microscope, containing a practical description of the most improved microscopes; a general history of insects, their transformations etc.; and an account of the various species and singular properties of the hydrae and vorticellae. With a catalogue of interesting objects; view of the organisation of timber and the configuration of salts under the microscope. London 1787 (Brit. Mus. 432L3, 39 e 17). | ||||||||||||
[pagina 266]
| ||||||||||||
Jones.Onder de talrijke Jones in de biographie vermeld vind ik er geen die zich met microscopie bezig houdt. Harting (III, 149) zegt dat de microscopen van Jones op deze van Adams gelijken, met deze verbetering dat zoowel het lichaam van het microscoop als de voorwerptafel en de spiegel aan een afzonderlijken staander worden bevestigd, die veroorlooft het microscoop horizontaal tegen het licht te stellen. Jones (Harting III, 321) verbeterde het lampmicroscoop van Adams.
***
Op het einde van mijne studie over de geschiedenis van het microscoop houd ik er aan te vermelden dat het Wetenschappelijk Museum der stad Antwerpen een schoone verzameling bezit van oude microscopen en een zeer rijke verzameling microscopische praeparaten (ca 50.000), waartusschen een groot aantal een historische beteekenis hebben voor de micrographie. In de lijst der toestellen welke de Heer Naveau, conservator van het Museum, zoo bereidwillig was mij mede te deelen, treft men de volgende microscopen: Vitrum pulicarium, microscoop Jansen ca 1600, telescoop-microscoop in elpenbeen begin 17e eeuw, naaldmicroscoop in hout ca 1600, naaldmicroscoop in hoorn 17e eeuw, microscoop van Leeuwenhoek ca 1650, microscoop Lieberkühn 1738, microscoop van Nurenberg, microscoop Marshall 18e eeuw, dubbel Marshall microscoop, tandradmicroscoop 18e eeuw, Italiaansch microscoop 18e eeuw, verscheidene microscopen Scarlet en Culpeper, microscoop Wilson ca 1740, microscopen Wilson en Adams ca 1750, verscheidene microscopen van Cuff, van Adams, microscoop Dellebare 1780, verscheidene zonnemicroscopen 18e eeuw. Buiten deze toestellen zijn er dan een groot getal van het begin van de 19e eeuw tot heden.
*** | ||||||||||||
[pagina 267]
| ||||||||||||
In deze vierde bijdrage worden de volgende personen genoemd: Adams 257, Aepinus 233, Anonymus 249, 250, Ayscough 204, Barba 253, Baster 232, Burucker 245, Chaulnes 235, Delius 254, Dellebare 254, Dollond 207, Ellis 209, Emerson 237, Encyclopedie 250, Euler 210, Ferguson 234, Fontana 251, Gleichen 242, Hill 204, Jones 266, Kirchweger 256, Klugel 256, Ledermüller 213, Magny 206, Mann 204, Müller 247, Pallas 237, Plaucus 203, Rabiqueau 256, Regley 242, Selva 246, Slabber 239, Thölde 256, Torre 252, Watkins 208, Zeiher 234. |
|