Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1928
(1928)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1039]
| |
Eene onbekende rijmkronijk van het begin der XIVe eeuw
| |
[pagina 1040]
| |
Op bladzijde 2 ontbreken ook enkele letters aan het begin van ieder vers van kolom 1; aan kolom 2 ontbreekt niets, van kolom 3 werden slechts de eerste lettergrepen van ieder vers bewaard. Al te zamen van de 320 verzen, werden er 214 bijna in hun geheel bewaard. Van de 106 overige, bleef ons, voor de helft het einde, voor de andere helft het begin over. Deze opmerkingen voor hetgeen het uiterlijke van ons handschrift betreft dienen nog als volgt volledigd te worden: Op bladzijde 1, strook 2, bemerkt men als pagineering de cijfers LI, hetgeen aanduidt dat ons blad het 51e van het gansche handschrift uitmaakt. Dat dit handschrift hoogst waarschijnlijk door een en hetzelfde werk ingenomen werd bewijzen de andere cijfers, in rooden inkt, CXXXIX die op dezelfde bladzijde 1, strook 2, als en-tête van een nieuw kapittel voorkomen. Zoo komt het hier uitgegeven fragment als een deel van een zeer omvangrijk geheel voor, waarvan ongelukkiglijk, voor zoover wij 't weten, tot nu toe geene andere deelen bekend gemaakt werden. Op het eerste zicht dagteekent het geschrift uit de eerste jaren van het tweede kwartaal der XIVe eeuw, zeggen we kort na 1325. Uit de ons overgebleven fragmenten blijkt dat we hier met een hekeldicht te doen hebben, een hekeldicht dat tevens eene geschiedkundige rijmkronijk zou zijn. Er is namelijk sprake: 1o over de zeer belangrijke gebeurtenissen welke te Brugge voorvielen in de jaren 1325-1328; 2o over de sociale en economische toestanden in Brabant, en bijzonder te Brussel op hetzelfde tijdstip. Sedert 1320 grepen verschillende onderhandelingen over handelszaken plaats tusschen den koning van Engeland Edward II en den graaf van Vlaanderen Robrecht van Bethune. De voornaamste gezant van den graaf was Willem de Deken, eerst schepen daarna burgemeester van Brugge. In het begin van 1327 had Edward III zijn vader opgevolgd. Destijds, d.w.z. na den vrede van Arques (19 April 1326), was Vlaanderen en vooral Brugge in vollen opstand tegen Lodewijk van Nevers die door de Bruggelingen in hechtenis genomen werd. In de eerste helft van 1328 waren de zaken zoo ver gevorderd dat Willem de Deken en eenige zijner aanhangers, na den dood van Karel den Schoone († 1 Februari 1328), aan Edward III voorstelden den | |
[pagina 1041]
| |
titel van koning van Frankrijk te nemen. Twaalf jaren later zou denzelfden vorst hetzelfde voorstel door Jacob van Artevelde gedaan worden. De bloedige nederlaag der Vlamingen te Cassel (23 Oogst 1328) moest al deze pogingen verijdelen. Willem de Deken vluchtte in Brabant, waar de hertog hem aan den Franschen Koning overleverde. Den 23 December 1328 werd hij te Parijs op de afschuwelijkste wijze geradbraakt. Dit vreeselijk einde en de groote straffen welke de hoofden van den opstand ondergingen leveren ons het bewijs dat de dichter zijn werk vóór het einde van 1328 - we kunnen zelfs gerust zeggen vóór den slag van Cassel - schreef. Nadat de opstand in het bloed gestikt was, zou de scherts van den schrijver onaanneembaar geweest zijn. Want er is enkel scherts in het vijftigtal verzen die aan de Bruggelingen gewijd zijn. De dichter steekt den draak met de grootscheepsche ontwerpen die hij aan den Brugschen Burgemeester toeschrijft. Hij stelt dezen eenvoudigen burgervader voor als kon hij over de verdeeling der West-Europeesche landen beschikken. Jan Bortoen wordt door hem begiftigd met het graafschap HenegouwenGa naar voetnoot(1), Jan Heymen met het rijk van Bohemen, Maes Danckaert wordt ‘ruwaert’Ga naar voetnoot(2) van talrijke landen, Clais van Leke krijgt Schotland, Gillis de Potter Ierland, de deken van de Cordewaniers Engeland en Willem van Santberge Britanje! In deze namen heeft men de bijzonderste opstandelingen van Brugge herkend. Men zou zich echter kunnen afvragen of een eenvoudige samenzwering tegen den graaf en diens beschermer den Franschen Koning en het instellen eener democratische regeering het toeschrijven van zulke buitensporige ontwerpen - zij het dan ook al spottend - kunnen wettigen. In alle geval wordt Willem de Deken hier in een nieuw licht gesteld. Zou de burgemeester van Brugge, na zijne menigvuldige onderhouden met den Koning van Engeland, misschien ietwat ijdel geworden zijn? Wie weet of zijne handlangers - in den geest van het volk - geene buitengewone verwachtingen van hunne samenzwering gekoesterd hebben? Iets is zeker. De dichter kent ze allen, met naam en voornaam, | |
[pagina 1042]
| |
hij is zelfs met eenigen onder hen - hetgeen eene kostbare aanduiding voor zijne personaliteit is - bevriend. Maar hij is ook van hunne wezenlijke waarde bewust en overdrijft opzettelijk hunne actie. Doch, nogmaals, zulks is slechts mogelijk vóór het einde van het bloedig drama en levert een doorslaand bewijs dat hij zijn werk vóór het laatste kwartaal van 1328, zeggen wij in 1327 of in de eerste helft van 1328, geschreven heeftGa naar voetnoot(1). Na het verhaal van de geschiedkundige gebeurtenissen te Brugge gaat de dichter tot de beschrijving der sociale toestanden in Brabant, en bijzonder te Brussel, over. Met uitzondering van Vrank Stolten, die een ambt bij het gerecht schijnt bekleed te hebben, noemt hij geene namen. Er viel hier, wel is waar, geen enkel merkwaardig staatkundig feit rond dien tijd voor. Toch is hij met de stad en met de verschillende volksklassen wel bekend. Hij kent Sint-Niklaas' toren, waar, in het Belfort, de werkklok geluid werd. Hij kent op de Groote Markt het schepenhuis de Merte, waar zich thans een vleugel van het stadhuis verheft, en daar juist tegenover de Sterre, waar de Amman zetelde. Hij kent zelfs de omstreken van Brussel, namelijk den ‘Eksterpoel’ te Drootbeek onder Laken. Nadat de democratische opstand van het begin der XIVe eeuw gedempt was, liep de heerschappij der geslachten in de Brabantsche steden jaren lang geen gevaar meer. Maar, zoo de deelneming van het volk aan het stadsbestuur voor lang uitgesteld was, het werkvolk, volgens onzen | |
[pagina 1043]
| |
dichter, was er niet eerlijker om. Indien het tafereel dat hij ons schildert waarlijk getrouw de toestanden weergaf, zou men zich van de toenmalige werkende klasse geen hoog idee kunnen maken. En van de zeden der vrouwen uit dezelfde klas evenmin. Laten wij aannemen dat bij dezen hevigen antidemokraat een weinig overdrijving in 't spel is. Het blijft niet te min waar dat menige aangehaalde feiten of zinnen ‘sur le vif’ genomen zijn en dat er, voor de kennis van het volksleven uit dien tijd in onze Brabantsche steden, met deze nieuwe bron dient rekening gehouden te worden. ***
Het is bijna overbodig te zeggen dat, alvorens tot deze uitgave over te gaan, wij een nauwkeurig onderzoek naar eventueele vroegere uitgaven van het eene of andere deel dezer rijmkronijk ingesteld hebben. Voor zoover het de huidige toestand onzer openbare bibliotheken toelaat, hebben we al de bronnen nagezocht die ons eenige inlichting konden verschaffenGa naar voetnoot(1). Alles vruchteloos. Wij zijn dus tot de slotsom gekomen dat er van dit origineel uitvoerig produkt tot nog toe niets bekend is. Mocht de uitgave van dit stuk de archief- en bibliotheekbeoefenaars er toe bewegen nogmaals zorgvuldig de oude banden van registers en handschriften na te zien ten einde er eenig ander fragment te ontdekken, welk misschien den naam van dezen tijdgenoot van Maerlant en Boendale zal leeren kennenGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 1044]
| |
Tekst
1.[regelnummer]
... mengnoen
... raysoen
... gecraken
... apele maken
5.[regelnummer]
... gestoken
... nen tebroken
... dan
... de man
... principael
10.[regelnummer]
... rdenael
... de een man
...s ackerman
...gen hier
...t panpier
..n niet deren
...me smeren
...hoe ic mene
..den bene
..sachte ende tam
20.[regelnummer]
...ofte lam
..waert
...eiginwaert
..es bekant
..in Brabant
25.[regelnummer]
..wete caf
..rie gaf
..raven Brugge
..gelde vlugghe
..ende verstaen
30.[regelnummer]
..den ontfaen
..herscapie
..verstaet wel mie
..maengen
..van Spaengen
35.[regelnummer]
..ere crone
..es harde scone
..bekant
..Vlaenderlant
..van Nevers
40.[regelnummer]
..ende rentiers
..van Artois
..was hi altoes
..was getrouwe
..inne trouwe
| |
[pagina *1]
| |
[pagina *2]
| |
[pagina 1045]
| |
..harde scone
45.[regelnummer]
..van patrimone
..Jan bortoenGa naar voetnoot(1)
..gemaken doen
..desen sondaghe
50.[regelnummer]
..dert sine maghe
..gemeinlike
..van Vranckericke
.......bant
.......lant
55.[regelnummer]
Willem de Deken wel getrouwe
Gaf hem 't lant van Henegouwe,
Al quite ende eyghen vri.
Jan HeymenGa naar voetnoot(2), des wondert mi,
Hi es gesceden van hem
60.[regelnummer]
Ende heeft dat rike van Byhem;
Men heeften daer in 't lant wel wert.
Salic den stouten Maes DanckartGa naar voetnoot(3)
| |
[pagina 1046]
| |
Vergheten, soe waric in dole,
Ic hadde liever dat men mi stole
65.[regelnummer]
Den vroetsten die es in den brief,
Want ic hebben Mase so lief;
Hi es soe groter eren wert;
Van allen landen es hi ruwaert
Die ic hier vore hebbe genoemt.
70.[regelnummer]
Sometijt alst alsoe coemt,
Dat een man heeft quade levere in,
Maes scect hem in sinen sin,
So lachte de levere goed,
Dat hi nemmermeer laet quaet bloed.
75.[regelnummer]
Van den cordewaniers den deken
En willic U niet achter steken;
Ic wane noyt cordewanier gevel,
Dat hem cort gevallen sel;
Hi sal hebben, na sine doet,
80.[regelnummer]
Van Inghelant dat rike groet.
Clais Van LekeGa naar voetnoot(4) heeft Scollant;
Hannin MostartGa naar voetnoot(5) es sijn seriant,
Van Ber....... hout hi de baellie.
Noch gebrect nu ic en weet wie
| |
[pagina 1047]
| |
85.[regelnummer]
Van den roepersGa naar voetnoota hier voreseit,
Peterkijn DemanGa naar voetnoot(6), een die groet leit
Te Brugge dede der clergie;
Om sine grote behagellie
Es hem gegeven wel gereit
90.[regelnummer]
Dat dekenschap van der Kerstenheit;
Hi es van goeder gewoente,
De clergie hiet hi in poente
Ende maeckse hoefsch in hare doen;
Hi trect hem af haren caproen,
95.[regelnummer]
Dat hem 't hoet doet harde wee.
Willem van SantbergeGa naar voetnoot(7) Gillis de PottreGa naar voetnoot(8) dese twee
Sijn heren, dat si u bekant,
Deen heeft Bertaengen, dander Yrlant,
Dat clercskyn es hare vrient;
100.[regelnummer]
God geve hen dat si hebben verdient,
Ende moete hen hoeden van sere,
Die lief hebben haren lants here. Amen.
C XXXIX
Nu hoert alle ende werct u werc,
Wat gescreven heeft een clerc,
105.[regelnummer]
In dietsche, op dit parckement,
Dat men vele lude vent
Te Lovene ende te Brucele binnen
Die ghelt met haren ambachte win(nen),
Ende hebben gedaen menech iaer.
110.[regelnummer]
Nu es comen hier ende daer
| |
[pagina 1048]
| |
Dat alle die scroten ende noppers med(e)
Met een clokken op doen gerede,
Die men ludet vier werf des dae(gs)
Op den torre van Senter ClaesGa naar voetnoot(9),
115.[regelnummer]
Si geven den custere menegen vloe(ch)
Hi en woude niet om enen doech,
Dat hem beclove altemale;
Dat men hem bidt, dat wetic wale.
Men gheeft oec, dat si u cont,
120.[regelnummer]
Omdat hi se ludet, tjaers drie p(ont),
Sonder dat hi went met sanghe.
De ierste pose luudt men langhe;
Dan moeten si emmer comen,
Alsoe als ic hebbe vernomen,
125.[regelnummer]
Te werke; eer si es verlaten,
Saghe hi se dan achter straten,
Die daer toe es gheset,
Si en hebben niet soe vele verlet,
Si en souden 't twevout ghelde(n).
130.[regelnummer]
Hier bi betraept men se selden.
Ter ander posen gaen si eten:
Die ludt men cort, nu mogdi w(eten)
Waerbi dat men dat doet.
Si sijn lichter in den voet
135.[regelnummer]
Ende hebben se vele eer verstaen.
Dan daer si mede te werke g(aen).
Te derden male hebben si ged(aen)
Eer cloctijt ende comen gegae(n)
Op de strate harentare;
140.[regelnummer]
Selke bringt gedragen een scar(e),
Daer si des daegs werct mede;
Selke bringt een nopijser ter ste(de);
Selke bringt vore in haren scoet
Appele ende hare vesperbroet.
145.[regelnummer]
Als men ludt ter vierster stond,
Doen si op van den avond
Nu hebdi alle wel verstaen
Hoe dat si te werke gaen.
| |
[pagina 1049]
| |
Nu hoert wat ic u seggen sal:
150.[regelnummer]
Als si te werke sijn comen a(l),
Soe eest ghinder harde gemal (sch)
Selke singt dietsch, selke wal(sch)
Als als hen comt te hant;
Selke singt onder ende hout disc(ant)Ga naar voetnootb.
155.[regelnummer]
Dos sittense onledich met bar(ate)Ga naar voetnootc,
Soe dat niemen op de strate
En mach vore hen gaen no li(den)
Hi en si bescerntGa naar voetnootd tien tiden;
Sien si een die hen donct slap,
160.[regelnummer]
Si maken daer af enen trap.
Ende seggen al oppenbare:
(D)eghene heeft gheten zassemare.
(S)i scelden oec gerne onderlinge
(E)nde dicke om cleine dinghe.
165.[regelnummer]
(H)oert enen strijt van hen tween
(D)ie beide saten neven een;
(O)m den quispel van een snoere
(H)iet dene de andere hoere
(E)nde seide; ‘hier sit ene op haren stoel
170.[regelnummer]
(S)i was in genen ExterenpoelGa naar voetnoot(10)
(t)HilderenGa naar voetnoot(11) vonden met een cnape’
(I)c en slachte u niet die met een pape
| |
[pagina 1050]
| |
(T)samen in den oegst waert vonden.
(H)et seide mi een die met honden
175.[regelnummer]
(J)aghen ghinc na pertrisen.’
(D)ie jonckvrouwe seide: ‘hoert met Lisen
(D)it sijn al hare sermone
(D)ie si sondaegs es gewone
(Te) hoerne die si hier vertrect;
180.[regelnummer]
(Jo)ncvrouwe, ghi sijt nu gewect
( )n slupt dat was ons een gelagheGa naar voetnoote
(E)n mochte wi niet met onsen maghe
...en ghi en moester vertrecken
(Ge)wijede liede met den plecken
185.[regelnummer]
(En) plegen niemen arch te doene;
(Wil)di wi selen maken een soene.’
(Si) waren beide harde erre
(Dat) de meesterse was metter gerre
(Die) hare meest ghelts was sculdech
190.[regelnummer]
(Ende) dandere was des overduldech
(Ende) soe verwoedt van senne
(Si) spronghe hair liever in de Senne.
(Nu) en soudent alle weten
(Die) omme dlaken sijn geseten.
195.[regelnummer]
(Soe) lange duerde dese strijt
(Dat) men hen maecte een crijt
(Daer) si gingen ligghen vechten
(Ende) dat d'amman moeste berechten
(Met) een van sijnen cnapen
200.[regelnummer]
...t waest versoent met een rapen
... sorght die hem belghen lichte
... sijs hebben cleine gichte
... hoeric seggen dat mense veet
... mense in een ijser sleet
205.[regelnummer]
... en keer ane de Smaelbeke
... ene geiaegt dese ander weke
... ane niet harde verre
(Tuss)chen den Merte ende Sterre
... Vrancke StoltenGa naar voetnoot(12) een hare cleet
210.[regelnummer]
... was utermaten leet
| |
[pagina 1051]
| |
... de liede maecten hare sceren
(O)ntfielen hare drie peren
.... een goet snep vloghe
.... oec iemen dat ic loghe
215.[regelnummer]
Ic soudere noch tavont XX vaen
Eer completen sonder waen.
Si sien Vrancke Stoltene daer wijt;
Alse de mussche den kiewijt
Die altoes roept: dief, dief
220.[regelnummer]
Want sie en hebbens niet lief.
Aldus eerst met den scopperssen.
Nu hoert hoe si een man perssen,
Als hi over hen comt gaende;
Hi dede wel die mi des vermaende,
225.[regelnummer]
Want ic hads welna vergheten,
Wanneer dat een es geseten,
Eer hi wel es gherust,
Seegt der ene: hoe sere mi durst,
Hoe goet bier es hier int stat,
230.[regelnummer]
Ic woude wijs hadden een hellincvat,
Op cariteit al sonder cost,
Ic soude drincken met groter lost.
Dan merct de cnape in sinen moet,
Dat men dit dore hemGa naar voetnootf al doet,
235.[regelnummer]
Ende peinst: het es een cleine dinc,
Gheeft deser jonckvrouwe een penninc;
‘Nemt, seegt hi, desen verdrinct.’
Die saghe, hoe hare selve wrinct,
Ende hoe qualike si hen gecusten,Ga naar voetnootg
240.[regelnummer]
Bi Lode hem soude te lachene lusten.
Si seegt, als hi sine borse slutet:
Hets een quaet histGa naar voetnooth die niet drupet.
Desen heeft ons God ghesent,
Het heves te bet alt covent,
245.[regelnummer]
Wi nement als de molen went,
Hets lang eer ment verspent.
Dit seegt Oede Heile ende Lise,
God loent hem die ons gaf de pise;
Dos moet elc hebben een cade;
250.[regelnummer]
Daer bi eest sonde wie hem goed dade,
Si nemen aes metten lise,
Bi den goeden sente Mathise,
| |
[pagina 1052]
| |
Dien men versoect te Triere.
Ic souder u noch noemen viere,
255.[regelnummer]
Die grau dreghen als beghinen,
Si slupen savonts ten cauwersinen,
Ende willen sijn van dieren prise.
Nu hoert hoe si gaen ten ijse,
Als men op de heergracht gheet,
260.[regelnummer]
Daer bringt selke een gheleent cleet,
Ochte dat si heeft gehuert,
Dat vervoltGa naar voetnooti es of verscuert;
Dit es tsondaegs als men viert,
Dat si comen dos gechiert,
265.[regelnummer]
Dan gaen si al omme zoeken,
Wie verdienen wilt liscoeken,
Soe langhe roepen si ende zoeken,
Dat se cnapen met quaden broeken
Trecken gaen............
270.[regelnummer]
Bliken altem(ale)........
Si lopen alle............
Dan rijdt daer m........
Jonckvrouwen...........
En souden eng..........
275.[regelnummer]
Of hen een o..........
Dade dan sa.............
Want het wan...........
Saeg mense.,............
Soe lange ................
280.[regelnummer]
Dat si some..............
Hebben van een........
Dats der sta..............
Dit hebben s.............
Ende als dat..............
285.[regelnummer]
Dan gaen si..............
Harentare.................
Ende maken daer......
Selcke dobbelt...........
Ende wedt gerne........
290.[regelnummer]
Selke josteert.............
Nu hebdi alle............
Wat si plegen...........
Maer van al..............
En quam noit............
295.[regelnummer]
Die al de vite...........
| |
[pagina 1053]
| |
Die noppersen...........
In orconscapen..........
Nu geeft ons di.........
Heden was ic............
300.[regelnummer]
Ho. jo favele.............
Daer ic ter ploec.......
Met minen gore.........
Daer vandic ag..........
Hoe joe favele...........
305.[regelnummer]
Daer si hare sen........
In ene melc tel..........
Ja in ene melc..........
Ic had se in min.......
Hoe joe favele...........
310.[regelnummer]
Ic vruchte si..............
Bi haren rivele...........
Ja bi haren rivel(e)....
Hoe wat eest sake.....
Acharme sal..............
315.[regelnummer]
Hoe ic anesen sal......
Soudic mijn vernoy....
Jegen hare diet..........
Dan ware.....,...........
Ay God.................
320.[regelnummer]
Soe moch..................
|
|