| |
| |
| |
Al smedende wordt men smid
toegepast op het spreken
door Kan. Am. Joos, werkend lid.
Indien een oudere van dagen, die belang stelt in de cultureele opleiding van ons volk, terug wil denken aan de Vlaamsche vergaderingen uit zijn jonkheid, zal hij met vreugde vaststellen dat wij in 't beschaafd spreken met reuzenstappen zijn vooruitgegaan. Immers in ieder vereeniging, zelfs van boeren en werklieden, komt er meer dan één man vooruit die voor de vuist en zonder veel haperen zijn belangen in een gezuiverde taal weet te verdedigen. Meer en meer voelt het volk zijn achting klimmen voor een verzorgd spreken, en de redenaar die plat dialect zou gebruiken, zou in veel vergaderingen zonder genegenheid aanhoord worden.
Wij mogen dus hopen dat in de naaste toekomst het beschaafde spreken regel zal zijn, ten minste in elke plechtigheid, zelfs in ieder vergadering van eenig belang; des te meer:
1) | dat de onderwijzers door de wet op het verplicht onderwijs de kinderen langer dan vroeger in spreken en lezen kunnen oefenen; |
2) | dat in de nieuwe programma's en examens een grooter plaats werd ingeruimd voor de mondelinge oefeningen; |
3) | dat de gedachten van de taalkundigen over schrijven en spreken in 't voordeel van het laatste grondig gewijzigd zijn. |
Wat moeten de onderwijzers en leeraars in hun lessen nastreven, willen zij ons in de uitgesproken hoop niet teleurstellen?... Zij dienen hun leerlingen zoo vroeg mogelijk er toe te brengen goed en tevens vlug te spreken.
Wat staat er hun daarvoor te doen?
1) | In hun betrekkingen met hun leerlingen altijd zuivere taal spreken en die zoo vroeg mogelijk doen spreken, wat hier reeds herhaaldelijk gezeid werd. |
2) | In ieder les, waar 't kan, de leerlingen doen spreken. Want, zooals men al smedende smid wordt, zoo is 't al sprekende dat men leert spreken. |
En spreken de leerlingen genoeg?
| |
| |
Voorafgaandelijk moet ik zeggen dat alle cacologie volstrekt uit het onderwijs zou moeten verbannen worden. Dat zij even onpaedagogisch is al de cacographie, kan niet betwist. Men veroordeelt de cacographie, omdat zij een verkeerd gezichtsbeeld geeft en voor 't schrijven verwarring stichten kan. Maar doet de cacologie niet hetzelfde voor het spreken?... Ja maar, werpt men tegen, wat andèr middel hebben wij om, in dictaten, geen fouten te doen begaan in woorden, zooals menschen en almachtige, waarvan de uitspraak sommige letters weglaat of anders klinken doet?.... Welk middel?.... Maar men schrijve zulke woorden volledig op het bord en onderstrepe de letters waarvoor er twijfel kan opkomen. Zoo zullen bovendien de scholieren zien en ondervinden dat men niet altijd schrijft zooals men spreekt. De cacologie dagteekent van in den tijd dat de onderwijzer in zaken van taal den hoogsten vogel afgeschoten had, als zijn jongens daaromtrent zonder fouten konden schrijven en tamelijk vlug lezen. Schrijven en lezen dus! Maar aan deftig spreken werd weinig of niet gedacht, behalve hier en daar in de antwoorden die de leerlingen in de verschillende vakken op de vragen van den meester gaven. Toen was het rechtschrijven het voornaamste vak: het levend gesproken woord waarvan het geschreven enkel het dood en onvolmaakt portret is, onderging de wet van het geschreven en mocht, ten dienste van dit laatste, door de cacologie mishandeld worden.
Nog een tweede algemeene opmerking. Wellicht zijn er nog altijd menschen die meenen dat de leerling voor het goed en vlug spreken voldoende gewapend is, als hij van de woorden het schrijfbeeld door 't zien, en het gehoorbeeld door 't hooren, spreken of lezen, klaar in de verbeelding heeft. Is dit wel zoo?.... Als men een woord bekijkt, kan men er een gezichtsbeeld van hebben; als men het hoort, een gehoorbeeld. En wat is er noodig om het woord later goed en vlug uit te spreken? Niet het gezichtsbeeld, want het dient omgezet in spierbeweging, wat tijd en inspanning kost. Heeft men enkel het gehoorbeeld, dan ook moet het weer omgezet, met dezelfde bezwaren.
Dan, daar men in veel gevallen niet spreekt gelijk men schrijft, zal, door den schrijfvorm, de uitspraak soms gebrekkig zijn of ten minste naar 't geschreven rieken. Haastig voeg ik er bij dat sprekende zieners licht verstrooid zijn en daarom dikwijls met gesloten oogen spreken, wat aan hun voordracht veel leven ontneemt.
| |
| |
Alleen door het articulatiebeeld is men vroegst en volkomen bediend. Dan volgt men de vertragende baan niet langs gezichtsen gehoorbeeld. Dan neemt men den kortsten weg; dan immers, gansch onafhankelijk van allen anderen vorm, bezigt men het beeld der beweging die in de passende spreekorganen als gebonden kracht bewaard ligt en die men enkel door den wil te versterken heeft, om het woord goed en vlug uit te brengen.
En voor ons, Vlamingen, heeft het vlug verschijnen van het gewenschte woord een grooter belang dan voor andere volkeren, waarvan het dialect en de beschaafde taal veel van malkander verschillen. Ons dialect dat in veel opzichten gelijk is aan de beschaafde taal, zit diep in ons geheugen en de aangeleerde woorden of vormen van de beschaafde taal mogen niet dralen om naar voren te komen, anders liggen de dialectische eerst op de lippen. Vandaar veel aarzelingen en misslagen bij hen die veel dialectisch en zelden beschaafd spreken.
Men zorge er dus voor, de verbeelding der leerlingen met veel articulatiebeelden van woorden te voorzien, wat alleen door spreken en lezen gebeurt.
Laten wij nu in de voornaamste taaloefeningen voor alle scholen onderzoeken waar er door de leerlingen kan gesproken worden.
Dictaten. - In veel scholen spreekt de meester eens de te schrijven woorden uit, de leerlingen zeggen hem na en schrijven dan. In andere scholen herhaalt de meester twee -, zelfs driemaal de woorden, en de leerlingen spreken niet. Kan de eerste manier niet gevolgd worden, in veel scholen en klassen waar zij nu niet bestaat? Het ware een spreekgelegenheid te meer voor de leerlingen.
Geheugenoefening. - Wie kan er aan 't groot nut van de geheugenoefening twijfelen, reeds van in de lagere school? En toch zijn er veel klassen zoo van lager als van middelbaar onderwijs, waar wel lessen van buiten geleerd worden, maar nooit een eigenlijke geheugenoefening opgelegd wordt. Al te dikwijls ook heeft men hierin enkel op 't oog den woordenschat te verrijken. Maar denkt men er aan, de woorden te onderzoeken van de van buiten te leeren regels? Want, indien er in de oefening veel stadhuis- en boekenwoorden voorkomen, doen zij zooveel minder den leerling in 't spreken vorderen: hij zal die immers later zelden of niet gebruiken. Gedichten, al leeren die door maat en rijm gemakkelijk van buiten, gaan dikwijls aan het be- | |
| |
sproken euvel mank. o 't Ware, dunkt me, niet te veel twee geheugenoefeningen ter week op te leggen in de vijf hoogste jaren van de lagere school en in al de klassen van het middelbaar onderwijs.
Declamatie. - Ook het nut van de declamatie vermindert door buitengewone woorden. En hoe zijn de volzinnen er van? Zijn zij niet te lang? Zijn 't geen perioden op zijn Van der Palms?... Zoo spreekt niemand, 't zijn dus geen oefeningen die geschikt zijn om goed en vlug te leeren spreken. Anders is de declamatie een behartigenswaardige oefening, en 't spijt mij zeer dat er nog altijd meesters en leeraars zijn die ze als tijdverlies bestempelen.
Zang. - De zang, nuttig in veel opzichten, leert o.a. met heele longen inademen en tevens volle, krachtige en vlugge spierbewegingen doen, waardoor de klanken gezuiverd, de woorden klaar uitgebracht en de bewegingsbeelden diep ingeprent worden. Zou die oefening mogen achtergelaten of verwaarloosd worden?
Letterkundige uitleg. - Gebeurt het nog dat de leeraar gedurende een heel uur uitleg geeft, zoodat gansch die tijd voor de leerlingen niets anders is dan een schrijf- of lu sterles, die weinig of niets tot hun spreken bijdraagt? Nuttiger schijnt het ons voor 't spreken en voor de ontwikkeling van de leerlingen, over een stuk dat nog niet verklaard is, een reeks practische vragen te stellen, die de leerlingen bij zich zelven zullen oplossen en in de volgende les mondeling voordragen. Uit hun antwoorden zal 't dan nog den leeraar blijken hoeverre het met hun letterkundigen smaak gestaan is. Nog een andere spreekmogelijkheid: Ieder uitgelegd stuk zal, nog eens mondeling, volg als zijn inhoud door de leerlingen naverteld of samengevat worden.
Spraakkunstlessen. - Bijna overal waar de spraakkunst afzonderlijk wordt aangeleerd, bestaat die les uit twee deelen: verklaring van den regel, met enkele voorbeelden als toepassing, waarna, ook als toepassing, een schriftelijke oefening waarvan men de opgave, gesneden en genaaid, zal vinden in het boek: Oefeningen op de spraakkunst. o! Ik veroordeel zulke verzamelingen niet, maar betreur toch dat zij zoo uiterst zelden mondelinge oefeningen opgeven. Waarom dat schrijven, dat eeuwig schrijven, dat niet onmiddellijk tot het spreken helpt? Al wat men duidelijk hoort, en dit is menigvuldig, is door de uitspraak genoeg gekend: dit alles nog schrijven, is dikwijls louter tijd- | |
| |
verlies en dient soms alleen om de jongens bezig te houden. Spreken bovendien is alleen geschikt om in de punten waar het dialect van de algemeene taal afwijkt, den passenden vorm in staat te stellen, om triomfantelijk te strijden tegen dien van de bestaande innerlijke taal, door het dialect in den geest geprent en door 't herhaald gebruik gedurig versterkt. Doet b.v. op het gebruik van dan na den vergelijkenden trap door een leerling 10 oefeningen schrijven, wat lang duren zal, en door een anderen leerling enkel opzeggen, wat weinig tijd zal vragen, en ik meen te mogen verzekeren dat de tweede later veel minder fouten zal begaan dan de eerste. De spraakkunst leere ook spreken!
Lezen. - Lezen is onmiddellijk nuttig voor 't spreken, alleen dan als men articuleerend leest. En toch hoeveel wordt er, door de leerlingen uit haast om den inhoud te kennen of louter uit gemakzucht, alleen met de oogen gelezen? Dit brengt niets anders op dan een zeer zwak gezichtsbeeld van de gelezen woorden. En wat gezeid van de lezingen in de klas door één leerling gedaan, terwijl al de gezellen er zich mee vergenoegen min of meer in het boek te volgen en min of meer naar den lezer luisteren?... Alleen voor den lezer is zulke oefening vruchtbaar, de andere doen er niets méér op dan onvolledige, duistere gezichtsen gehoorbeelden, die zelfs niet middellijk hun goed en vlug spreken zullen bevorderen.
Dus, de leeraar die zijn jongens in 't spreken vooruit wil helpen, moet, terwijl er één voorleest, van allen eischen dat zij, tegen hun gemakzucht in, stil mee articuleeren. Dan, dan alleen is de oefening nuttig voor heel de klas. Vindt men bij het esthetisch lezen er bezwaar in al de leerlingen samen luide te doen lezen, omdat sommige stemmen te weinig omvang hebben en dus niet in staat zijn om de vereischte stijgingen en dalingen uit te voeren, dan toch is 't mogelijk nu en dan, zelfs vóór de verklaring, een stuk op één en denzelfden toon zachtjes door heel de klas te doen lezen.
Ieder onderwijzer en leeraar doe zijn best om van zijn ziende en hoorende leerlingen articuleerders te maken. Hij spore ze dikwijls aan, om al lezend of leerend met het gemak dat zij vinden in niet te articuleeren, een grooter gemak te koopen door altijd te articuleeren. En dit gemak bestaat hierin dat zij vlugger dan ooit hun gewone lessen en geheugenoefeningen zullen kennen en langer onthouden.
Uiterst nuttig zal 't nog zijn dat zij, terwijl zij hun opstel- | |
| |
len maken, bij zich zelf articuleerend spreken. Veel zwakheden en stroefheden zullen zij daardoor in hun opstellen ontdekken en kunnen verbeteren.
Maar daarom moeten zij van tijd tot tijd een uitdrukkelijke les op de verschillende accenten krijgen en, zelfs affecteerend, volgens die les eenige regels lezen.
In zake van kracht komt meest de groote onvolledigheid van het schrijfbeeld uit. Niet de minste aanduiding van woordof van zinsaccent. Enkel wordt nu en dan het emphatisch accent aangewezen. Sterke, half sterke en zwakke lettergrepen staan zonder eenig onderscheidingsteeken nevens elkander, al ontstaat door hun verschil van kracht het rythme, dat zoo innig tot het wezen van de taal behoort.
Hoe beter de leerlingen de krachtaccenten waarnemen, hoe vlotter hun constructies zullen zijn. En, zoo zij al sprekende schrijven, dus de chromatische bij de dynamische accenten voegen, zullen zij niet alleen alle moeilijke zinnen voelen en afwijzen, maar ook lichter gedachten krijgen, omdat zij, dichter bij de werkelijkheid staande, ook een krachtiger suggestie zullen ondergaan.
|
|