| |
| |
| |
Vergadering van 21 December 1927
Waren aanwezig: de HH. Prof. Dr. A. Vermeylen, bestuurder, J. Jacobs, onderbestuurder, en Dr. L. Goemans, bestendig secretaris;
de HH. Dr. L. Simons, Is. Teirlinck, Frank Lateur, O. Wattez, Prof. Dr. L. van Puyvelde, Prof. Dr. L. Scharpé, Prof. Dr. J. Vercoullie, Mr. Leonard Willems, Prof. Dr. A.J.J. Vandevelde, Prof. Dr. J. Persyn, Prof. Dr. M. Sabbe, Herman Teirlinck en J. Salsmans S.J., werkende leden;
de HH. Prof. Dr. R. Verdeyen en J. van Mierlo jun. S.J., briefwisselende leden.
Lieten zich verontschuldigen Ά K. de Flou, G. Segers, Kan. Dr. J. Muyldermans, Kan. Am. Joos, Prof. Dr. J. Mansion en Dr. Frans van Cauwelaert, werkende leden, F.V. Toussaint van Boelaere en Minister A. Carnoy, briefwisselende leden.
***
De Bestendige Secretaris leest het verslag van de Novembervergadering, het wordt goedgekeurd.
***
Benoeming van Prof. Dr. A. Carnoy, briefwisselend lid der Academie, tot Minister van Binnenlandsche Zaken. - De heer Bestuurder, Prof. Dr. A. Vermeylen, brengt hulde aan Prof. Carnoy ter gelegenheid van zijn benoeming en drukt zijn spijt uit dat de nieuwe minister door ambtsplichten belet is de vergadering van heden bij te wonen.
***
Leopoldsorde. - Bij Koninlijk Besluit van 19 November 1927 werd Dr. L. Goemans, bestendig secretaris der Academie, tot Commandeur in de Leopoldsorde bevorderd.
| |
| |
Kroonorde. - Bij Koninklijk Besluit van 27 November werd Prof. Dr. H. Logeman, buitenlandsch eerelid der Academie, bevorderd tot Commandeur in de Kroonorde.
De heer Bestuurder wenscht genoemde heeren geluk met die hooge onderscheiding
***
Styn Streuvels bekroond met den grooten prijs voor Vlaamsche Letterkunde. - Prof. Vermeylen wenscht den heer Lateur van harte geluk.
Deze verschillende gelukwenschen worden door de Academieleden op langdurig handgeklap onthaald.
| |
Aangeboden boeken.
Door de Regeering:
Maurice Gauchez: Louis Franck. Note biographique suivie d'un choix de Discours et Essais.
Door de R.-K. Universiteit te Nijmegen:
Der junge Sebastian Brunner in seinem Verhältnis zu Jean Paul Günther und Fürst Metternich, Renatus Ritzen O.F.M.
Catalogus der Werken, aanwezig in de Leeszaal der R.-K. Universiteits-Bibliotheek te Nijmegen.
Door den ‘Senatus Illustrissimus Studiosorurn Groningae’:
Groningsche Studentenalmanak. 1928.
Door het Kon. Bataviaasch Genootschap en Rechtshoogeschool, te Weltevreden (Java):
Lijst der Aanwinsten over de maand September 1927.
Door het Bestuur van het XXIe Nederlandsch Natuur- en Geneeskundig Congres, gehouden te Amsterdam op 19, 20 en 21 April 1927:
Handelingen.
Door de ‘Staatsbibliotheek’ te Bremen:
Zugangs-Verzeichnis vom Rechnungsjahre 1926
Door de ‘Kungl. Universitetets Bibliotek’, te Uppsala:
Die niederländischen Postinkunabeln der Universitätsbibliothek zu Uppsala. Von Elof Colliander.
Door de stad Brussel:
L'Origme et le développement de la ville de Bruxelles: Le Quartier Isabelle et Terarken, par G. des Marez, Archiviste de la Ville de Bruxelles.
| |
| |
Door de stad Mechelen:
Verslag over de Stadsbibliotheek (Boeketij - Aanverwante verzamelingen), door H. Dierickx, archivaris-bibliothecaris.
Door Kan. Dr. J. Muyldermans, werkend lid:
Beschouwingen over de Drankplaag in België en hare bestrijding, door Mr. A. Coomans.
Onze hedendaagsche Leermiddelen voor alle vakken van het Onderwijs, door J. Gerrits.
Door Prof. Dr .M. Sabbe, werkend lid:
Maurits Sabbe's De Filosoof van 't Sashuis, door T. Schuyt.
Door de Redactie:
La Pologne littéraire. Nos 13-14: 15 oct. et 15 nov. 1927.
Bulletin de l'Académie des Sciences de l'Union des républiques soviétiques socialistes. 15 avril-1 mai. No 7-8, 1927.
***
Voor den Aug. Beernaert-wedstrijd (8ste tijdvak: 1926-1927) werden ingezonden:
Draulans, Ivo: Eer Vlaanderen vergaat.
***
Voor den Tweejaarlijkschen Tooneel-wedstrijd (1ste tijdvak: 1926-1927) werd ingezonden:
Jezabel. Een droeve klucht in vier bedrijven, door Ward Schouteden.
| |
Aangekochte boeken.
Rubens en zijne Eeuw. - Prims, Floris: Rubens' Antwerpen, geschiedkundig en historisch gschetst. - Sabbe, Dr Maurits: Het Geestesleven te Antwerpen in Rubens' Tijd.
Nederlandsche Taalgids. Woordenboek van Belgicismen, door Const. H. Peeters. 7e aflevering
Nieuw Nederlandsch-Fransch, Fransch-Nederlandsch Woordenboek, door Dr. L. Grootaers. Afl 5.
| |
Letterkundige mededeelingen.
1o) Door den heer Prof. J. Vercoullie:
Op verzoek van den Voorzitter van de Commissie voor Toponymie en Dialectologie, ons medelid J. Cuvelier, heb ik de eer aan de Academie aan te bieden een exemplaar van het eerste
| |
| |
jaarboek van deze Commissie, onlangs verschenen onder den tweetaligen titel:
Bulletin de la Commission de
Handelingen van de Commissie voor
Toponymie & Dialectologie.
Vooreerst wensch ik hulde te brengen aan Minister C. Huysmans. Hij is immers de ontwerper en de inrichter van deze Commissie. En dat is niet te verwonderen. Is hij niet in de wetenschappelijke wereld opgetreden met een Toponymische Studie over de oude en nieuwere plaatsnamen der Gemeente Bilsen, in samenwerking met J. Cuvelier, door onze Academie uitgegeven in 1897? Et l'on revient toujours à ses premiers amours.
Het Jaarboek bestaat uit een officieel gedeelte (xxiv blz.) en wetenschappelijke bijdragen (249 blz.).
In het eerste gedeelte, dat tweetalig is, vindt men het Jaarverslag en alle inlichtingen over het werkprogram en de samenstelling van de Commissie.
In het wetenschappelijk gedeelte vinden we Fransche bijdragen van J. Feller, J. Haust en A. Doutrepont over methode en bibliographie van de Waalsche toponymie en dialectologie, Nederlandsche bijdragen van J. Mansion, J. Van de Wijer, E. Blancquaert en L. Grootaers over methode en bibliographie van de Vlaamsche toponymie en dialectologie.
Al de bijdragen zijn uitstekend en bewijzen afdoende dat de Commissie de bevoegde krachten bezit om op te wekken, te leiden en aan te moedigen.
2o) Door Prof. Dr. M. Sabbe:
Met genoegen schenk ik aan de Academie een exemplaar van den herdruk van Katharina Boudewijns' dichtbundeltje: Het Priëelken der Gheestelijke Wellusten, bezorgd door Dr. Hermance van Belle, die er eveneens een verdienstelijke inleiding en enkele aanteekeningen voor schreef (Antwerpen: De Sik'kel, 1927).
Het is een late, maar verdiende hulde, die Dr. H. van Belle hier brengt aan het dichterlijk talent van de totnogtoe te zeer verwaarloosde Brusselsche zestiende eeuwsche dichteres, door haar uiterst zeldzaam geworden Priëelken in het bereik te stellen van den ruimeren kring der vrienden onzer literatuur.
| |
| |
Zeker heeft Katharina Boudewijns niet de groote cultureele beteekenis noch de dichterlijke kracht van haar Antwerpsche katholieke medestrijdster Anna Bijns, maar zij vertolkt zeer treffend het gevoel en de gedachten der Brusselsche katholieken in den tijd van het Calvinistisch bewind aldaar, en het zeer zuiver gehalte van haar vers, in een tijd van theoretische gekunsteldheid, laat toe haar te rangschikken onder de goede beoefenaars der Nederlandsche letteren.
De herdruk van dit boekje zal zeker voor gevolg hebben, dat Katharina Boudewijns voortaan minder stiefmoederlijk zal behandeld worden door de geschiedschrijvers onzer letterkunde.
3o) Door Prof. Dr. M. Sabbe
De heer Jos. A.U. Ernalsteen verzocht mij aan de bibliotheek der Koninklijke Vlaamsche Academie een exemplaar aan te bieden van zijn nieuw werk: Joannes Stadius Leonnouthesius 1527-1579 (Brecht: L. Braeckmans, 1927).
Hiermede zet de nauwgezette en vlijtige navorscher zijn opzoekingen over de Kempische mannen van beteekenis voort. De wiskundige Joannes Stadius, alias Jan van Staeyen, die vierhonderd jaren geleden, op 1 Mei, te Loenhout geboren werd, verdiende stellig een dergelijke eer.
Na een onderzoek over de bronnen, waaruit de heer Ernalsteen kon putten, geeft hij ons een levensbeschrijving van Stadius, vol belangrijke, nieuwe bijzonderheden. Daarna bespreekt hij de verscheidene portretten, die ons van den man zijn gebleven en wijdt ten slotte een zeer aanzienlijk deel van zijn studie aan de bibliographie van Stadius' werk: Ephemerides; Tabulae Bergenses; Petri Rami Arithmetica; Horoscoop van Just van Nassau; In L.J. Florum commentarius; onuitgegeven handschriften en brieven.
Dat alles geeft weer blijk van de stiptheid en methode, die wij reeds in vorig werk van den heer Ernalsteen mochten waardeeren.
4o) Door Prof. Dr. M. Sabbe:
Uit naam van den schrijver bied ik aan de Academie een exemplaar van De Waarachtige Geschiedenis van Op-Sinjorken op rijm verteld en van aanteekeningen voorzien door Hendrik van Tichelen (De Nederlandsche Boekhandel. Antwerpen, 1927).
Gaarne wijs ik op het handig gebruik, dat de heer H. van
| |
| |
Tichelen van allerlei folkloristische thema's en overleveringen, betreffende den Mechelsclien Vuilen-Bras heeft weten te maken. Na zich voortreffelijk op de hoogte gesteld te hebben van al de noodige bescheiden, wat afdoende blijkt uit de belangwekkende nota's, die de schrijver ons mededeelt, heeft hij het populaire gegeven in vlotte, gemakkelijke en welluidende verzen, met humor en levendigheid, opnieuw verteld.
| |
Mededeelingen
1o) Te Deum op 27 November. - Brief van 15 November, waarbij de heer Gouverneur van Oost-Vlaanderen, de HH. Voorzitter en Leden der Academie uitnoodigt het Te Deum bij te wonen dat op Zondag, 27 November, te elf uur, in de Hoofdkerk van Sint-Baafs zal gezongen worden ter gelegenheid van het Patroonfeest van Z.M. den Koning. - Hebben de Plechtigheid bijgewoond: de HH. Dr. L. Goemans, bestendig secretaris, Mr. Leonard Willems en Prof. Dr. A.J.J. Vandevelde.
2o) Ministerie van Kunsten en Wetenschappen. - Groote vijfjaarlijksche prijs voor Fransche en Vlaamsche letterkunde. - Stichting.
ALBERT, Koning der Belgen,
Aan allen, tegenwoordigen en toekomenden, Heil.
Herzien Ons besluit van 10 Maart 1914 aangaande de inrichting van wedstrijden voor de driejaarlijksche prijzen van Fransche en Vlaamsche letterkunde en tooneelletterkunde;
Gelet op Onze besluiten van 17 Augustus 1925 houdende instelling van jaarlijksche prijzen voor letterkunde in de beide talen;
Gelet op Ons besluit van heden, houdende wijziging van de inrichting van bedoelde jaarlijksche prijzen;
Overwegende dat er grond toe bestaat een belooning in te stellen die het kenmerk draagt van een schitterende huldiging, en geroepen een lange schrijversloopbaan te bekronen;
Op de voordracht van Onzen Minister van Kunsten en Wetenschappen,
| |
| |
Wij hebben besloten en Wij besluiten:
Artikel 1. Er wordt een groote vijfjaarlijksche prijs voor Fransche letterkunde en een groote vijfjaarlijksche prijs voor Vlaamsche letterkunde ingesteld, ten bedrage van 20,000 frank elk. Deze prijs zal worden verleend aan den Belgischen schrijver die zich zal onderscheiden hebben door de verdiensten van zijn werk, in zijn geheel beschouwd, alsmede door de volharding zijner bedrijvigheid.
Art. 2. De groote vijfjaarlijksche prijs voor Vlaamsche letterkunde zal voor de eerste maal worden toegekend in 1929 en de groote vijfjaarlijksche prijs voor Fransche letterkunde in 1930.
Art. 3. Het werk van een schrijver die den driejaarlijkschen prijs voor letterkunde bekomen heeft, zal voor den vijfjaarlijkschen prijs enkel in aanmerking kunnen komen na verloop van tien jaar na de eerste belooning.
Art. 4. De beoordeeling van iederen wedstrijd zal toevertrouwd worden aan een jury van vijf leden, benoemd door den Minister van Kunsten en Wetenschappen, onder wie twee leden van de Koninklijke Academie voor Fransche taal- en letterkunde voor den Franschen wedstrijd, en twee leden van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor den Vlaamschen wedstrijd.
Art. 5. De som van 20,000 frank, zijnde het bedrag van den prijs, zal uitgetrokken worden op de credieten bestemd voor de aanmoediging der schoone letteren.
Art. 6. Ons besluit van 10 Maart 1914 wordt ingetrokken.
Art. 7. Onze Minister van Kunsten en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, den 12n October 1927.
ALBERT.
Van Koningswege:
De Minister van Kunsten en Wetenschappen,
Cam. Huysmans.
| |
Mededeelingen namens commissien.
1o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal-Letterkunde. - De heer Prof. Dr. L. Scharpé, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
| |
| |
Waren aanwezig de heeren: Prof. Dr. J. Vercoullie, voorzitter, Is. Teirlinck, Dr. L. Goemans, Dr. L. Simons, Mr. L. Willems, leden, en Prof. Dr. L. Scharpé, lid-secretaris. Bijwonend lid: Dr. J. Van Mierlo jun. S.J.
Aan de dagorde staat:
1o) Middelnederlandsch Kleingoed: I. Een vergeten Mnl. spotdicht. - II. Tegen zwerende borsten. - Studie door Dr. P. de Keyser ter opneming in de Verslagen en Mededeelingen aangeboden.
Als verslaggevers worden aangewezen Prof. Dr. L. Scharpé en Dr. J. van Mierlo jun. S.J.
2o) Over de beteekenis van ‘spel’ en ‘spelen’ in de Middeleeuwen, door Al. de Maeyer ter opneming in de Verslagen en Mededeelingen aangeboden. - Advies der verslaggevers.
Op gunstig verslag van de heeren Verslaggevers stelt de Commissie voor de studie met de aangebrachte verbeteringen in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen. - Door de Academie in pleno vergaderd goedgekeurd.
3o) Voor Arnout's oorspronkelijkheid. - Lezing door Dr. J. van Mierlo jun. S.J.
Dr. Van Mierlo verdedigt de opvatting dat Le Plaid naar het Vlaamsche Reinaertgedicht van den ouderen Arnout bewerkt werd; Arnout's werk werd voortgezet en volschreven, voltooid, door Willem die daarvoor de Fransche Reinaert-avonturen benuttigde; hij staaft zijn betoog met een aantal scherpzinnige en verrassende opmerkingen, naar aanleiding van het ‘Willecome’ in het Fransch gedicht, van het ‘Pentecoste’ terwijl het Fransch gedicht de episode in den tijd van ‘Ascension’ plaatst, in de vele plus en minus episoden van het Plaid tegenover onzen Reinaert, in verband met de zucht naar uitweiding bij den Franschen verteller. Uit de vergelijking van beide gedichten blijkt de meerdere oorspronkelijkheid van het Vlaamsche, de soms niet best gemotiveerde navolging bij het Fransche. De eigenaardigheid van het rijmsysteem, bij Reinaert I, is terug te brengen naar de Dietsche volkspoëzie waar ze gewoon is, wat niet kan gezegd voor het Fransch. Le Plaid ademt overigens een heel anderen geest dan de andere Fransche branches; en dit is ook het geval in Willem's voortzetting, die veel zwakker is, en den Franschen geest weergeeft.
| |
| |
Bij Arnout heerscht scherts, in de Fransche branches satire. Het eerste deel van Le Plaid eindigt insgelijks waar Arnout's werk ophield. Dan verandert de toon en de geest ook in de Fransche bewerking, zoodat ook voor de Plaid een minder begaafd voortzetter aangenomen is geworden. Indien Arnout enkel over dat eerste deel had beschikt, moest het al een bijzonder toeval zijn indien hij er zelf geen voltooiing aan toe-, voegde. Het lijkt heel verward hoe men dat verschil van behandeling in de twee gedeelten van Le Plaid heeft trachten goed te praten en te verklaren.
De Plaid heeft sporen van de Fransche neiging tot anthromorphisme. Arnout's aandeel is daarentegen daarvan volkomen vrij.
Een andere vraag is: hoe heeft Willem het werk van zijn voorganger bewerkt, om er zijn eigen voortzetting bij aan te passen? Dr. Van Mierlo meent dat Arnout's gedicht nog voor 1170, voor het Fransche Plaid kan geschreven zijn, terwijl Willem 1180-1200 het bijgewerkt kan hebben; dit in aansluiting bij de opvatting van E.P. Stracke, die totnogtoe niet ernstig weerlegd kan heeten, en waarvan het groot belang niet voldoende gewaardeerd werd.
Aan de bespreking namen deel de HH. Willems en Verdeyen.
Mr. Willems doet opmerken dat de Italiaansche Reinaert bewijst dat er een oudere Fransche tekst (volgens Foulet van 1176?) heeft bestaan, die de bron zou geweest zijn voor onzen Reinaert; wat eenigzins wijst in den zin van Dr. Van Mierlo.
Aangenomen ter opneming in de Verslagen en Mededeelingen.
Het voorstel van Dr. Verdeyen om de oude Reinaert-teksten in de verschillende talen in één gezamenlijke uitgave door de Kon. Vl. Acad. te laten bewerken, wordt aangenomen.
IIo) Bestendige Commissie voor nieuwere Taal- en Letterkunde. - De heer O. Wattez, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig de HH. Dr. L. Simons, voorzitter, Is. Teirlinck, Frank Lateur, Prof. Dr. J. Persyn, Prof. Dr. A.J.J. Vandevelde, hosp. lid, en O. Wattez, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
1o) Over functioneele asymetrieën in het Dierenrijk, door Dr. M.C. Schuyten, ter opneming in de Verslagen en Mededeelingen aangeboden. - Advies der verslaggevers.
| |
| |
Het advies van de drie verslaggevers: Prof. Dr. P. van Oye, Prof. Vandevelde en Is. Teirlinck gunstig zijnde, besluit de Commissie tot het opnemen van de Verhandeling in de Verslagen en Mededeelingen der Academie. - Aangenomen.
2o) De practische uitvoering der Belgische wetgeving over de Levensmiddelen, door Prof. Dr. A.J.J. Vandevelde en Chr. De Bruyker, adjt toeziener over de Levensmiddelen, ter opneming in de Verslagen en Mededeelingen aangeboden.
Prof. Vandevelde spreekt over de noodzakelijkheid van de levensmiddelen te onderwerpen aan onderzoek. Te veel onverschilligheid wordt hier aan den dag gelegd zoowel door rechters als door kooplieden en verbruikers. Na een overzicht van den toestand, duidt hij voor elke der meest gebruikte eetwaren de wetgeving aan, en toont aan waarin de vervalsching bestaat.
Door de Commissie wordt het stuk van Prof. Vandevelde aanvaard ter opneming in de Verslagen en Mededeelingen. - Goedgekeurd.
3o) 2de Bijdrage tot de bibliographische Geschiedenis van het microscoop. - Lezing door Prof. Dr. A.J.J. Vandevelde.
De lezing van Prof. Vandevelde gaat over de ontdekking van het microscoop, de verbeteringen er aan toegebracht en vooral over de werken, die over het microscoop zijn geschreven geworden.
De micrographie begint omtrent de jaren 1600, met de uitvinding van Zacharias Jansen. Prof. Vandevelde gaat in zijne lezing tot het werk ‘Oculus artificialis’ van John, verschenen in 1702.
De lezing van Prof. Dr. A.J.J. Vandevelde wordt aangenomen voor de Verslagen en Mededeelingen.
| |
Dagorde.
1o) Nieuwe uitgaven van Leden der Academie. - Kan. Dr. J. Muyldermans biedt een ex. aan van Simon de Heuck, Pastoor van Leest (1773-1812). Eenige Nota's uit zijn kerkregisters.
***
| |
| |
IIo) Wedstrijden voor 1928. - Ingekomen Prijsantwoorden en Benoeming der Keurraden.
1o) Op 7 December is ingekomen een antwoord op de prijsvraag:
Letterkunde: Men vraagt eene studie over de verpersoonlijkte Dood in de Vlaamsche letterkunde van de late Middeleeuwen en de Renaissance.
Het ingezonden stuk is getiteld: Het thema en de uitbeelding van den Dood in de Letterkunde der laat-middeleeuwen en der vroeg-renaissance in de Nederlanden. 2 dln. Het draagt als kenspreuk: Antes muerto que mudado.
Tot leden van den Keurraad worden aangesteld: Prof. Dr. L. Scharpé, Prof. Dr. M. Sabbe en Prof. Dr. R. Verdeyen.
2o) Op 9 December is ingekomen een antwoord op de prijsvraag:
Folklore: Men vraagt eene studie over ziekte en bezwering van ziekte in het Vlaamsche Volksgeloof, in verband met de algemeene Folklore over ziekte en bezweringspraktijk.
Het draagt tot kenspreuk: In den beghinne was het wort.
Worden tot leden van den Keurraad aangesteld: Prof. Dr J. Vercoullie. Kan. Am. Joos en Is. Teirlinck.
***
IIIo) Minister Aug. Beernaert-Prijs: 8e tijdvak: 1926-1927. Benoeming van de Jury. - Worden benoemd: Frank Lateur, Prof. Dr. Persyn, Prof. Dr. M. Sabbe en Al. Walgrave.
Daarvan zal met bekwamen spoed kennis gegeven worden aan den heer Minister van Kunsten en Wetenschappen, met verzoek den afgevaardigde der Regeering te willen aanduiden.
***
IV. Karel Boury-prijs: Prijsvraag voor 1928. Worden gevraagd: tien vaderlandsche liederen voor het volk. Er werden vier reeksen liederen ingezonden.
Tot leden van den keurraad worden aangesteld: O. Wattez, Al. Walgrave en Herman Teirlinck.
***
| |
| |
V. Tooneelprijskamp van de Société des Auteurs et des Compositeurs dramatiques. 1ste tijdvak: 1926-1927. Benoeming van de Jury.
Worden benoemd: Herman Teirlinck, Prof. Dr. M. Sabbe, Prof. Dr. L. Scharpé, Frank Lateur en O. Wattez.
***
VI. Lezing door Dr. L. Simons: Een minder bekend meesterdichtje van Vondel.
Op voorstel van den heer Bestuurder, die Spreker geluk wenscht, beslist de vergadering dat de lezing van den heer Simons in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
|
|