Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1926
(1926)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 709]
| |
Bijdrage tot de Bio-bibliographie van Bernard Nieuwentyt (1654 † 1718)
| |
[pagina 710]
| |
Als arts te Purmerend gevestigd, werd hij raad en dan burgemeester. Eerst tot de wijsbegeerte van Descartes toegedaan werd hij later door de zwakheid van hare veronderstellingen getroffen en verkoos de proefondervindelijke natuurkunde, die Boyle in Engeland op zulke schitterende wijze had doen vooruitgaan; hij stichtte een Collegie te Purmerend waar hij de natuurkunde doceerde, en schreef een boek dat beroemd werd en in 1716 het licht zag: Wereldbeschouwingen. Van dit werk zegt vander Aa: ‘Zijn regt gebruik der Wereldbeschouwingen is eene teleologie, of, zooals hij in het voorberigt zegt, eene scopologie, ter aantooning van de wijze oogmerken Gods in het geschapene. Chateaubriand gaf er in zijn Genie du Christianisme een uittreksel van. Waarschijnlijk bedoelde hij onder de ongodisten en ongeloovigen, tegen welke hij schreef, Spinoza en diens aanhangers, die, hoe gunstig men ook over hem denke, toch zekerlijk verstandelijke en zedelijke oogmerken aan God en een doel aan de schepping ontzeidde.’ ‘Het is jammer, schrijft Van KampenGa naar voetnoot(4) dat Nieuwentyt, uit overdreven zucht om ook den geopenbaarden godsdienst te verdedigen, verscheidene bijbelplaatsen, die hij kwalijk verstond, heeft willen ophelderen, en tot zijn oogmerk gebruiken. Ook is natuurlijk door de reuzenschreden der natuurkunde veel van dit werk verouderd en onbruikbaar geworden; nogthans heeft het de verdiensten van bijna alles, wat men toen van de natuur wist, daarin bijeengebragt te hebben, weshalve het ook in 't Hoogduitsch en Fransch werd vertaald.’ Over dit boek, dat ‘na het oordeel van bijna alle, aldus in de Boeksaal van juni 1718, waar door de allerwoestste Godversaker in syn innigste schuilhoeken aangetast, en deerlijk overhoop gestort word’ werd door J. Bernard, hoogleeraar te Leiden, eenige bedenkingen gedaan, die in de Boeksaal van de maanden juni en september 1716 werden besproken. In de laatste jaren van zijn leven, werd Nieuwentyt verscheidene malen door lethargie- en voeteuvelaanvallen gekweld, alhoewel hij nooit anders dan water tot drank gebruikte. Een laatste aanval van lethargie tastte hem aan den Zaterdag 28 mei 1718, nadat hij nog denzelfden dag buiten zijn huis was gegaan, en hij overleed den daarop volgenden maandag 30 mei, om 11 ure 's avonds, bijgestaan door den eerw. Jacob Van Ostade, predikant te Gouda. Volgens de Levenschets van de Gronden van Zekerheid stierf aldus Nieuwentyt op 30 mei 1718; vander Aa vermeldt den 28 mei 1718. Bijna al de werken van Nieuwentyt heb ik kunnen lezen en bestudeeren, alleen de volgende kon ik niet treffen: | |
[pagina 711]
| |
Considerationes secundae circa calculi differentialis principia (genoemd door vander Aa), - Brief aan Bothnia de Burmania over het 27e artikel zijner meteores, eene wederlegging van Spinoza, Amsterdam 1720 (genoemd door vander Aa), - Disputatio de obstructionibus, Ultrajecti 1676 in 4, (British Museum Catalogus). De drie volgende boeken zijn zuiver mathematisch: [1694 Nieuwentyt]. Bernhardi Nieuwentüt Considerationes cirea Analyseos ad quantitates infinite parvas applicatae principia, et calculi difterentialis useum. In resolvendis problematibus Geometricès. Amstelaedami. Apud Joannem Wolters, Anno 1694. (Bibl. Univ. Gent Math. 719A, 17 × 11 cm., 48 blzz., 2 platen). De 11 hoofdstukken, na de bepalingen en de lemnata, bespreken: de curvatum tangentibus, de planorum curvilineorum dimensionibus, de corporum ex curvilineis ortorum dimensionibus, de superficierum, lineis curvis insistenticum dimensionibus, de curvarum dimensionibus, de mensura curvilineorum ex centris gravitatum, de maximis et minimis, de variis calculi in analysi infinitorum generibus et methodo infinitesimali directa, de aequationum in analysi infinitorum natura, et proprietatibus quibusdam, de methodo infinitesimali inversa, miscellanea. [1696 Nieuwentyt]. Bernhardi Nieuwentüt Considerationes secundae Circa calculi differentialis principia. Et Responsio ad Virum Nobilissimum G.G. Leibnitium. Amstelaedami, Apud Joannem Wolters, MDC.XCVI. (Bibl. Univ. Gent math. 719B, 17 × 11 cm., praefatio + 42 blzz.). ⋆⋆⋆
Van Het regt gebruik der Wereldbeschouwingen verschenen verscheidene uitgaven: Amsterdam 1716, 1720, 3e druk 1741 (vander Aa); - Amsterdam 1715, (Bibl. Univ. Gent); - Amsterdam 2e druk 1717, (Kon. Bibl. Brussel, Brit. Museum); - Amsterdam 3e druk 1720, (Kon. Bibl. Brussel); - 4e druk? - Amsterdam 5e druk 1730, (Bib1. A.J.J.V.); - 6e druk? - Amsterdam 7e druk 1759, (Bibl. Univ. Gent); - Fransche vertaling, L'existence de Dieu, Paris 1725 (Brit. Museum); Amsterdam 1727 (Brit. Museum); 1760 Nouvelle ed. Amsterdam en Leipzig, (Bibl. Univ. Gent); de Fransche vertaling van 1725 zou, volgens den Catalogus van het British Museum van | |
[pagina 712]
| |
de hand zijn van P. Noguez; - Engelsche vertaling: The religious philosopher: or the right use of contemplating the works of the creator. I In the wonderful structure of animal bodies. II In the formation of the element. III In the structure of the heavens: Designed for the conviction of atheists and infidels. Translated by J. Chamberlayne, 3 vol. London, J. Senex, 1718, (Brit. Museum); 4e edition, corr. 3 vol. London 1730 (Brit. Museum). [1715 Nieuwentyt]. Het regt gebruik der wereltbeschouwingen, ter overtuiginge van ongodisten en ongelovigen aangetoont, door Bernard Nieuwentyt, M.D. Met kopere platen. Tot Amsterdam. Bij de Wed. J. Wolters, en J. Pauli, op het Water, 1715. (Bibl. Univ. Gent Phys. 85, titelplaat, portret, voorrede, 916 blzz., bladwijsers, 28 platen, 23.7 × 18.2 cm.) Aan het begin van dit prachtig boek wordt de lezer door een mooie fijne titelplaat verrast, geteekend J. Goerée, voorstellende de wetenschap die de waarheid aan het onwetend menschdom ontsluierd. De plaat verbeeldt verscheidene natuurlijke verschijnselen, regenboog, bliksem, wolken, vuurberg, een aantal wetenschappelijke voorwerpen. Op de schoone vrouw die de wetenschap verbeeldt, dalen de lichtstralen van God θεος; op den laagsten zoom van haar mantel leest men de woorden: rerum magistra, terwijl op het voetstuk, waarop zij als een standbeeld staat, de titel van het boek wordt teruggegeven: B. Nieuwentyt's regt gebruyk der wereldbeschouwingen. Onder de plaat leest men: Te Amsterdam by de Weduwe J. Wolters en J. Pauli, 1715. Nevens de plaat, op de voorafgaande bladzijde, treft men de verklaring in verzen, waaraan de naam van den dichter ontbreekt. Verklaring der tytel-prent
Natuur-kunde onbeschroomt door 't onbetwist'lijk Waar
Der Ondervinding, pronkt hier veiligh op 't Altaar.
Sy ligt den Philosooph, die door sigh selfs bedrogen
Op syn Verbeelding rust, den blind-doek van syn oogen.
't Veelvuldigh konst-tuigh, dat beneden haar omringt,
Leert, hoe 't regt ondersoek der dingen dieper dringt
In ware wond'ren van Natuurs verborgentheden;
Dan 't vleyende Verstant, 't bloot Denkbeflt of de Reden:
Die als Ervarentheit ontbreekt, hoe trots, alleen
Ryk in gedagten syn en arm in saak'lykheên.
Sy wyst met d'andre hand, waar ymand met vertrouwen
Fn eerbied 't heerlyk ligt der Waarheit kan beschouwen,
| |
[pagina 713]
| |
Terwyl een Sterke Geest, die 't ondersoek veragt,
Op desen glans vergrimt, in 't duist're van syn nagt.
Een straal der Godheit vergeselschapt dese kennis
Der schepselen, in spyt der stoutste Heilig-schennis;
En toont in 't groot Heel-al 't onloochenbare merk
Des Sprekers in syn Woort, des Makers in syn Werk.
De titel zelf van het boek draagt een kleine koperprent 4,5 × 7,4 cm., geteekend J. Mulder, verbeeldende een kleinen tempel waarin een brandende overgroote kaars haar licht verspreidt; aan den gevel van den tempel deze woorden: aliis inserviendo consumor; rond den tempel een bosch waarin vijf mannen aan het werk zijn. Na den titel komt een schoon portret van den schrijver, ongeteekend, en onder het portret, zijn naam Bernard Nieuwentyt, M.D. De wijze waarop het blad werd gesneden is de oorzaak waarom de teekening geen namen draagt; op de uitgaven van 1730 en van 1759 leest men, onder de plaat: Dk. Valkenburg pinx., P.v. Gunst sculps. [1717 Nieuwentyt]. Het regt gebruik der Wereltbeschouwingen, ter overtuiginge, van ongodisten en ongelovigen aangetoont, door Bernard Nieuwentyt, M.D. Met kopere Plaaten. Den tweeden druk. Tot Amsterdam, By de Wed. J. Wolters, en J. Pauli, op het Water, 1717, met Privilegie. (Kon. Bibl. Brussel II 23941 Ex Libris VanHulthem, titelplaat, portret, copye van het privilegie, voorrede, 916 blzz., bladwysers, 28 platen, 25.8 × 20.8 cm.). Geen verschil met de uitgave van 1715; op de titelplaat wordt de dagteekening van 1715 behouden. Het privilegie in naam van de Staaten van Hollandt ende Westvrieslandt is op 22 September 1716 door A. Heinsius en Simon van Beaumont geteekend. [1720 Nieuwentyt]. Het regt gebruik der Wereltbeschouwingen, ter overtuiginge van ougodisten en ongelovigen aangetoont, door Bernard Nieuwentyt, M.D. Met kopere Platen. Den derden druk. Tot Amsterdam. By Joannes Pauli, Boekverkoper op den Nieuwendyk het negende huis van den Dam in Seneca, 1720. (Kon. Bibl. Brussel VH 2050 Ex Bibl. VanHulthem, titelplaat, portret, copye van het Privilegie, voorrede, 916 blzz., bladwysers, 28 platen, 24.6 × 19.5 cm.). Geen verschil met de uitgave van 1717; de titelplaat draagt nog altijd het jaartal 1715: Te Amsterdam by de Weduwe J. Wolters en J. Pauli 1715. [1730 Nieuwentyt]. Het regt gebruik der Wereltbeschouwingen, ter overtuiginge van ongodisten en ongelovigen aangetoont, door Bernard Nieuwentyt, M.D. Met kopere platen. Den vyfden Druk. Tot | |
[pagina 714]
| |
Amsterdam. By Joannes Pauli, Boekverkooper op den Nieuwendyk het negende huis van den Dam in Seneca, 1730 (Bibl. A.J.J.V., titelplaat, portret, privilegie, voorrede, 916 blzz., bladwysers, 28 platen, 25.0 × 19.5 cm.). De titelplaat draagt de aankondiging: A Amsterdam chez Jean Pauli, libraire 1727. Het privilegie is geteekend A. Heinsius Vt, den Hage 22 september 1716, en ter Ordonnantie van de Staten van Hollandt ende Westvrieslandt, Simon van Beaumont. De voorrede ‘Aan den leser’ is langer als in de uitgave van 1715, en gansch gelijkend aan deze der uitgaven 1717 en 1720, en daarin zegt de schrijver onder meer: ‘Ik hebbe in het Nederduits geschreven om ook aan mijne Vaderlanders dienstig te kunnen syn’. Schrijven in de taal van zijn volk, dat is dus zijn volk dienen; na 200 jaren zijn er nog menschen die daaraan twijfelen. Het doel van dit boek is niet alleen de wetenschap te verspreiden, maar ook de ‘ongelukkige philosophen, onsekere twyffelaars, ongelovigen, en beklagelijke Esprits forts’ te overtuigen dat God bestaat. Op het einde van het Voorberigt geeft Nieuwentyt als antwoord aan de ongeloovigen over het nieuw gebruik van verrekijkers en microscopen de volgende bewijsvoering: ‘Ik weet wel, dat een Ongodist tegen dit laatste in sommige gevallen kan nbrengen: dat misschien ten tijd, als den Bybel beschreven is, de Verregezigten, en Microscopia al in gebruik syn geweest, en mogelyk tot soo grooten, indien niet grooter volmaaktheit gebragt waren, als sv in deze tvden bekomen hebben. Soo dat sy het bewys hetwelk wv uit de later Uitvindingen van deselve op eenige plaatsen genomen hebben, daar door sullen tragten te ontwyken. Om hier op met een woord te antwoorden, gelieve dese sigh voor te stellen. Eerst, dat schoon men Astronomische observatien van seer oude tvden, en ook daar nevens de beschryvinge van veel daar toe gebruikte werktuigen heeft, men egter geen gewagh van dese Verregesigten daar in vint; nogh ook dat by de Oude Natuur-Ondersoekers de kleingezigten oit genoemt syn. Ten anderen, dat van dese beide de Uitvinders, die in de voorgaande eeuwe geleeft hebben, by alle wiskundige bekent syn. Sonder dat ymant uit alle gedenkschriften eenige, die ouder syn, heeft kunnen aantoonen. Enz...’ Het boek bevat, buiten het voorbericht, 30 hoofdstukken Van de ydelheit van al het wereldsche, van al het sienlyke en van ons selfs in 't gemeen, van eenige byzonderheden in de mond, van de slokdarm, maagh en darmen, melkvaten en chylvoerder, hert, ademhalen, adergestel, zenuwen, watervaten, klieren en vliesen, spieren, beenderen, van eenige saken in opsigt van sekere schriftuurplaatsen, van het gesigt, gehoor, smaak, | |
[pagina 715]
| |
reuk, gevoel, van de vereeniginge van ziel en lichaam, de verbeeldinge en geheugenisse, van de menschelyke passien of driften en kortelyk van de voortteelinge, van de lugt, de luchtsverhevelingen, het water, de aarde, het Vyer, van dieren, vogelen, visschen, planten, hemel, van de onnoemelijke veelheit en onverbeeldelyke kleinheit der deeltjes, uit welke het geheel-al bestaat, van eenige natuurwetten, chymische natuurwetten, van de mogelykheit der opstandige, van het onbekende. Het is zooals men ziet een echte encyclopedie over natuurwetenschappen in verband met wijsbegeerte, met de grootste zorgen opgesteld, en waarin de hoofdstukken door een kort overzicht worden voorafgegaan. Het opstel is echter gestadig in betrekking met den Bijbel, waaruit talrijke aanhalingen worden getrokken om het bestaan van God te bewijzen. Talrijke bladzijden betreffen de chemie; aldus leest men op blz. 506 dat het antimoon door de verbranding van gewicht verhoogt, zooals het door Boyle werd vastgesteld: ‘Maar dat boven dit alles het vyer sigh in veele lichamen vast set, is uit de experimenten, by de Heer Boyle gedaan, openbaar genoegh. En seggen vele, dat Antimonie door een brandglas het vyer van de sonne stralen eenigen tyd uitgestaan hebbende, swaarder werd.’ In het hoofdstuk XXVIII, getiteld Beschouwinge van eenige chymische Natuurwetten bespreekt eerst Schr. het zuur en het alkali, van dierlijken als van plantaardigen oorsprong, en weet deze te onderscheiden door de kleur van violenstroop. Na de zouten, zeepen en loogen behandeld te hebben, stelt hij vast dat de zwavel in groote hoeveelheid den grond onvruchtbaar maakt en dat de boomen in zulken grond sterven. Hij maakt een duidelijk onderscheid tusschen de asch der planten en het zout, dat stellig hier kaliumcarbonaat is, en dat uit de asch door uitloogen met water wordt verkregen. Hij treedt dan in beschouwingen over het ingewikkeld maaksel van lucht, aarde, water en vuur: ‘Is de lugt niet een mengsel, ja een chaos van hondert duisenden verscheiden millioenen deelen?’ zegt hij, en gansch natuurlijk bespreekt hij het ‘Seer klein grondformeersel’ van alle gewassen en dieren, dat met den microscoop kan bestudeerd worden. Want voor Nieuwentyt is de micrographie niet onbekend. Alhoewel het hoofdstuk den titel draagt van ‘chvmische Natuurwetten’ treft men er geen wetten in; daarentegen worden verscheidene proefnemingen grondig besproken, alsook de betrekkingen tusschen de chemische verschijnselen en de gezegden van den Bijbel. Het hoofdstuk XXVI is gewijd aan ‘de onnoemelijke veelheit, en onverbeeldelyke kleinheit der deeltjes uit welke het Geheel-al bestaat’. Daarin wordt aan de proeven en de bereke- | |
[pagina 716]
| |
ningen van Boyle herinnerd, waardoor hewezen wordt dat een druppel water niet minder als uit 20 millioenen deeltjes samengesteld is, - deze van Leeuwenhoek die tot de vaststelling leiden dat 2000 milliarden diertjes in een druppel water kunnen begrepen worden. Daaruit komt Nieuwentyt op zeer logische wijze tot dit besluit dat, vermits de diertjes met een microscoop zichtbaar zijn, en de deeltjes van het water niet, ‘in eenen droppel water veel meer als duisend maal duisend millioenen deeltjes sigh waarlyk en sakelijk bevinden’. Het oneindig klein is, zooals men ziet, reeds rond 1700 een wetenschappelijk aangenomen feit. Zelfs berekent hij het aantal lichtdeeltjes die uit een brandende kaars uitvliegen. (blz. 734). Bij het lezen van het boek van Nieuwentyt, dat alhoewel langdradig, in een sierlijke taal is geschreven, dat een belangrijke uiteenzetting der natuurwetenschappen uitmaakt, krijgt men den indruk dat de schrijver toch meer een bewijs van het bestaan van God zoekt, als een wetenschappelijke uiteenzetting, en daarin is hij wel in volle overeenkomst met den titel van zijn boek. De zorgvuldig vervaardigde tafels geven den indruk van zuivere wetenschap; zij handelen over anatomie, physiologie, werktuigkunde, natuurkunde, meteorologie, werktuigkunde, biologie, sterrekunde. Een goed uitgewerkte bladwijzer der zaken maakt de opzoekingen in het boek gemakkelijk, en geeft te gelijker tijd eene lijst van vakwoorden over natuurlijke wetenschappen. [1759 Nieuwentyt]. Het regt gebruik der wereltbeschouwingen, ter overtuiginge van ongodisten en ongelovigen aangetoont, door Bernard Nieuwentyt, M.D. Met kopere platen. Den sevenden druk Tegens de eerste origineele geconfronteert en van seer veele Drukfouten gesuivert. Te Amsterdam, By Adrianus Douci, Boekverkoper, op de Nieuwezyds Voorburgwal, agter 't Stadhuys. 1759. (Bibl. Univ. Gent H 1446, titelplaat, portret, privilegie, voorrede, 916 blzz., bladwijsers, 28 platen, 24.8 × 19.7 cm.). Geen verschil met de uitgaven van 1715 en van 1730 waar te nemen. Alleen draagt de titelplaat onderaan: te Amsterdam bij A. Douci, boekverkooper 1759’. [1760 Nieuwentyt]. L'existence de Dieu, démontrée par les merveilles de la nature en trois parties; ou l'on traite de la structure du corps de l'Homme, des Elemens, des Astres, et de leurs divers effets. Par Mr. Nieuwentyt D. en M. Nouvelle édition. A Amsterdam et à Leipzig, chez Arkstee et Merkus, MDCCLX. (Titelplaat, portret, preface, 584 pp., tables des matières, 28 figurenplaten, 24.4 × 18.6 cm., Bibl. Univ. Gent Th 133). | |
[pagina 717]
| |
De zelfde schoone titelplaat als in de Nederlandsche uitgave, met de aanteekening onderaan: à Amsterdam chez Jean Pauli, libraire 1727, en met eene uitlegging in Fransche verzen, bijna de letterlijke vertaling van het Nederlandsch gedicht. De kopij van het Privilegie is de zelfde als in de Nederlandsche uitgave. Na het portret van Nieuwentyt krijgt men de preface en de discours préliminaire die letterlijke vertalingen zijn van het voorbericht, zonder den naam van den schrijver te doen kennen. Het Nederlandsch werk bedraagt 30 hoofdstukken onder den titel van beschouwingen; in het Fransch werk komen alleen twee contemplations en dan drie deelen: 1o La structure du corps de l'homme. 2o Des élémens et de leurs divers effets, 3o Des astres et de leurs divers effets. Ieder deel bedraagt een aantal hoofdstukken. De 28 platen zijn deze van de Nederlandsche uitgave.
⋆⋆⋆ [1720 Nieuwentyt]. Gronden van zekerheid, of de regte betoogwyse der wiskundigen So in het Denkbeeldige, als in het Zakelyke: Ter Wederlegging van Spinosaas Denkbeeldig Samenstel; En Ter aanleiding van eene Sekere Sakelyke Wysbegeerte, aangetoont, door Bernard Nieuwentyt. M D. Tot Amsterdam, By Joannes Pauli, Boekverkoper op het Water, 1720. (Bibl. Univ. Gent Phil. 85a, voorberigt, leven des schryvers, bladwyser, 458 blzz., 27 × 20.7 cm.). Het titelblad draagt het zelfde koperprentje (4,5 × 7,4 cm.) als ‘Het regt gebruik’. Het zeer uitgebreid voorbericht vermeldt dat het werk dat wordt uitgegeven het laatste is dat door den ‘vermaarden schrijver ten dienst van het Gemeen had gereet gemaakt’. De gansche 17e eeuw is onder den invloed van Descartes (1596 † 1650) die, steunende op een strenge methode, het verkrijgen van een vaste wijsgeerige overtuiging zoekt; Spinoza (1632 † 1677), die de vrijheid van zijne gjedachten, dank aan zijne behendigheid om lenzen van microscopen en verrekijkers te vervaardigen, kon behouden, kwam ook in strijd met de Christelijk-Aristotelische wijsbegeerte. Nieuwentyt, door zijne studieën op gebied van de micrographie en van de wiskunde, stelde boven de zwakke veronderstellingen van Descartes en van zijne aanhangers de proefondervindelijke methoden; maar bijna regelmatig verliest hij den zuiver wetenschappelijken weg met stelselmatig herhaalde methaphysische beredeneeringen. Zelfs gaat hij zoo ver Descartes en Spinoza onder de ongeloovigen te brengen. Het voorbericht is geteekend Jacob van Ostade, uit Gouda, die zich des schrijvers vriend noemt, en die zooals hooger werd | |
[pagina 718]
| |
gezeid, predikant was. Daarop volgen 3 blzz. met de levenschets van Nieuwentyt, getrokken uit de Boeksaal van juni 1718: ‘Het leven des Schrijvers. In de Maandelyke Uittreksels, of Boeksaal te Amsterdam uitgegeven, op de Maand Junii 1718. Word onder het Letternieuws, pag. 744 dit volgende kort Berigt gegeven nopens des Autheurs Leven en Sterven.’ De Gronden van zekerheid zijn verdeeld in 5 deelen waarin de schrijver opvolgentlijk de volgende onderwerpen bestudeert: 1o Van de redeneeringswijze der wiskundigen, 2o Hoe de wiskundigen zoeken en bewijzen over zaken buiten hun verstand, 3o Het nut van de methoden der wiskuridigen in de andere wetenschappen, 4o Wederlegging van de methoden van Spinosa, 5o Toepassing der methoden der wiskundigen tot de wijsbegeerte en tot de overnatuurkunde. In zijn geheel is het boek een verhandeling over logica, met een sterk metaphysischen grond. [1739 Nieuwentyt]. Gronden van zekerheid, of de regte betoogwyse des wiskundigen So in het Denkbeeldige, als in het Zakelyke: Ter Wederlegging van Spinosaas Denkbeeldig Samenstel; En Ter aanleiding van eene Sekere Sakelyke Wysbegeerte, aangetoont, Door Bernard Nieuwentyt M.D. Den Derden Druk. Tot Amsterdam, By Joannes Pauli, MDCCXXXIX. (Kon. Bibl. Brussel V B 3906, voorberigt, leven des schrijvers, bladwyser, 456 blzz., 23.8 × 18.7 cm.). Deze uitgave komt, op enkele kleine uitzonderingen na in de uitvoering, met de eerste volkomen overeen. |
|