Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1926
(1926)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 529]
| |||||||||||||||||||||||
Het Lichtgas te Gent honderdjarig
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 530]
| |||||||||||||||||||||||
Aan zyne Majesteyt den Konink der Nederlanden, Het Stadsarchief van Gent bevat onder meer de twee volgende stukken, - het eerste uitgaande van het Stadsbestuur, waardoor Louis Roelandt kennis van de door hem gevraagde Koninklijke vergunning wordt gegeven: Oost-Vlaenderen | |||||||||||||||||||||||
[pagina 531]
| |||||||||||||||||||||||
hun in de gelegentheyd te stellen om daer van modellen of beschryvingen te verveêrdigen. Die toelating werd door het Stadsbestuur op 24 november 1824 verleend. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 532]
| |||||||||||||||||||||||
De grondstoffen waarmede het lichtgas te Gent moest vervaardigd worden bestonden vooral uit hars, mineraal en plantaardig teer en terpentijnolie; de hoeveelheid steenkool is in het begin beperkt. De inventaris op 12 december 1828 opgemaakt, vermeldt in magazijn de grondstoffen, die het bedrijf tot op het einde van maart 1829 mogelijk maken:
Eene bedrijfsrekening van 31 december 1828 geeft de volgende geldwaarden:
De hoeveelheid gas in november 1829 bedraagt 775969 kubieke voeten, bereid uit 2192 Engelsche schepels steenkool, 29706 kg. hars en 99 Engelsche schepels gaskool; de opbrengstprijs wordt op f 4 en 23 3/4 centen de duizend kub. voeten berekend. De abonnementsprijs voor het jaar 1825 veranderde volgens de uren en wordt volgens het aantal gasbekken en de daartoe behoorende stralen geregeld. Zoo werd de prijs vastgesteld per lamp met 8 stralen op f 22 van het vallen van den dag tot 10 uren in den avond, terwijl de prijs op f 27 en op f 32 steeg, respectievelijk tot 11 uren en tot middernacht. De vlam mocht niet grooter zijn dan 2 1/2 duim, en moest door cylinderglazen beschut worden. Voor het verlichten van den openbaren weg, het aansteken en uitdooven der lantaarnen bestond er een bijzondere verordening; in het Stadsarchief berust daarover het volgend stuk van 1 mei 1828:
Reglement van de Gas-Lanteirn-Aanstekers, wegens het aansteken en uitdooven der Bekken.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 533]
| |||||||||||||||||||||||
Aldus gemaekt en door de Gas aanstekers aangenomen, den 1sten Mei 1828.
De Revue encyclopédique van april 1821, beschrijft de toestellen waarmede lichtgas uit olie wordt bereid en somt de voordeelen op van het gebruik van olie boven steenkool, die eerst werd benuttigd en waaraan heden de voorkeur wordt gegeven. Het toestel van Taylor, te Londen tot het verlichten van den schouwburg van Covent-Garden gebruikt, is samengesteld uit een retort in gegoten ijzer waarin de olie uit een bovenstaand vat vloeit; uit de retorten loopt het lichtgas eerst door water om gezuiverd te worden, en dan naar den gashouder; volgens de mededeeling van de Revue encyclopédique is de vlam van het oliegas zeer wit, en behouden de voorwerpen beter, als door de verlichting met steenkolengas, hunne oorspronkelijke kleur. Op 15 januari 1821 te Hull werd ook de voorkeur aan oliegas gegeven tot het verlichten van de stad. Daarentegen werd het steenkolengas te Parijs gebruikt, waar, ook in 1821, een gedeelte van de Palais du Luxembourg en van de Odeon, en een dichtbijliggende restauratiezaal, door toestellen van Pauwel werden verlicht. De prijs van het gas was op 25 centiemen gedurende den winter en op 15 centiemen gedurende den zomer per bek en per dag vastgesteld, de onderhoudskosten bijgerekend, terwijl in dien tijd het verlichten met vette olie per bek op 25-30 centiemen minimum werd geschat.
Op het einde van de 18e eeuw denken de scheikundigen er aan het steenkoolgas te benuttigen om op groote schaal te verlichten. Niettemin waren vroeger de verlichtende en verwarmende eigenschappen van het gas door het droog stoken van de steenkool verkregen, gekend. Jean Tardin van Tournon in 1618, Thomas Shirley in 1659, Stephen Hales in 1669, Becher in 1680, Dalsenius in 1686, John Clayton in 1691 hadden daarover menige onderzoekingen gedaan. Watson in 1769, Chaussier in 1776. Minkelers in 1785, Drummond in 1786, Driller in 1787, Murdoch in 1792, onder meer, beproefden toepassingen in het groot te doen. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 534]
| |||||||||||||||||||||||
Jean TardinGa naar voetnoot(6) geeft de beschrijving van eene bron brandbaar gas, in de omgeving van Grenoble; Thomas ShirleyGa naar voetnoot(7) heeft een dergelijk verschijnsel vastgesteld in het graafschap van Lancaster en schrijft het verschijnsel aan de aanwezigheid van koolmijnen in de omgeving toe. Aldus vermeldt de Collection académiqueGa naar voetnoot(8) over de mededeeling van Shirley: ‘Description d'une fontaine et d'une terre dans le comté de Lancastre, qui prend feu à l'approche d'une chandelle: remarquant que ce lieu étoit à environ 30 ou 40 brasses de l'ouverture d'une mine de charbon, qu'il y a en cet endroit, et que Urgan, Asthon, et tout le pays plusieurs milles autour, est rempli de mines de charbon; j'approchai ma main du lieu brûlant, et je sentis qu'il en sortoit un souffle impétueux, comme si c'étoit du vent’. De Vegetable staticksGa naar voetnoot(9) van Stephen HalesGa naar voetnoot(10) bevat | |||||||||||||||||||||||
[pagina 535]
| |||||||||||||||||||||||
belanrijgke inlichtingen, wellicht voor de eerste maal, over het proefondervindelijk droog stoken van verscheidene organische stoffen; daar vindt men een uitvoerige beschrijving der genomene proeven. In de vertaling van het boek door Buffon leest men onder meer, blz. 141: ‘Pour connoître la quantité d'air qui sort d'un corps quelconque, par la distilation ou par la fusion, je mis premièrement la matière que j'avois envie de distiler dans une petite rotorte r (fig. 33) à laquelle je lutai bien en a un vaisseau de verre a b d'une très grande capacité’. Verder, blz. 142: ‘L'abaissement de l'eau dans le matras montroit en quelle raison l'air, et la matière qui étoit en distilation, se dilatoient dans la retorte’. Hales bepaalt den omvang der verkregen gassen, waaraan hij stelselmatig den naam geeft van lucht, - het is onze beroemde landgenoot Van HelmontGa naar voetnoot(11) die voor de eerste maal de uitdrukking gas gebruikt -; Hales | |||||||||||||||||||||||
[pagina 536]
| |||||||||||||||||||||||
beproeft aldus bloed, vet, hout, erwten, zaden, was, suiker, steenkool. Uit een halven kubieken duim of 158 greinen steenkool van Newcastle bekomt hij 180 kubieke duimen lucht, waarvan het gewicht 51 greinen bedraagt. Die lucht brandt gemakkelijk; de vertaling van Buffon zegt daarover blz. 153: ‘Neuf jours après la production de cet air, je tirai hors de l'eau l'orifice renversé du récipient; je laissai couler l'eau, et je mis ensuite une chandelle allumée dans cet air sous le récipient; l'air s'enflamma dans l'instant’. In 1680 onderwierp BecherGa naar voetnoot(12) verscheidene malen de steenkool aan de droge distillatie; tusschen 1680 en 1682, gedurende eene reis in Engeland, bezocht hij de koolmijnen van Cornwallis en van Schotland, hetgeen hem beter in de gelegenheid bracht de eigenschappen der steenkool te bestudeeren. John ClaytonGa naar voetnoot(13) heeft in 1739 eene mededeeling over de steenkool in het licht gegeven: An experiment concerning the spirit of coals by the late Rev. John Clayton D.D. jan. 1739Ga naar voetnoot(14). Zeer zonderling is het dat Clayton door MaigneGa naar voetnoot(15) in zijn Dictionnaire des inventions wordt vermeld als hebbende in 1691 eene proef gedaan over het droog stoken van de steenkool; Clayton was in 1691 zes jaar oud!! In zijn handboek over het lichtgas zegt Accum dat in 1767 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 537]
| |||||||||||||||||||||||
Richard Watson, toen bisschop van LlandaffGa naar voetnoot(16) steenkool wist te distilleeren en de daaruit verkregen gassen te laten branden: de gassen bleven brandbaar na een doortocht door water, en de verkregen waschwater bleek ammoniak te bevatten, terwijl eene olie ontstond die met teer gansch overeenstemde; in de verwarmingstoestellen bleef sponsachtige kool of cokes over. De verdienstelijke François ChaussierGa naar voetnoot(17) schreef in 1777 eene mededeeling over het ontvlambaar gas en in 1784 eene beschrijving van het vliegtoestel der Academie van Dijon. Daarin wordt opnieuw gehandeld over de merkwaardige eigenschappen van het gas uit de steenkool getrokken. In het boek van de la MetherieGa naar voetnoot(18) over de lucht en de luchtsoorten wordt een hoofdstuk gewijd aan de brandbare lucht. Daar wordt uitdrukkelijk vastgesteld dat allerlei dierlijke en plantaardige stoffen door het droog stoken aanleiding geven tot brandbare lucht, evenals steenkool en fossielen harsen; deze laatste stoffen zijn overbijfsels van organische wezens, en de brandbare gassen hebben altijd hun oorsprong in de organische wezens. Maar rond 1780 beginnen de onderzoekers vast te stellen dat het brandbaar gas door droog stoken van organisch materiaal verkregen, niet hetzelfde is als het gas, thans de waterstof, dat door de werking van zuren op zekere metalen ontstaat. de la Metherie zegt dat het lichtgas, evenals het gas uit bedervingsprocessen, en het moerasgas, een zekere hoeveelheid zuur gas bevat, dat het kalkwater troebel maakt, en aldus wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tusschen de waterstof en het steenkoolgas dat uit een mengsel van waterstof, methaan, koolzuurgas, enz. is samengesteld. Eindelijk is het vermeldenswaardig dat de la Metherie reeds | |||||||||||||||||||||||
[pagina 538]
| |||||||||||||||||||||||
van het watergas spreekt; in een hoofdstuk over de koolsoorten en over het zuiveren van het lichtgas leest men: (blz. 74) ‘Ce charbon mis dans une cornue et poussé à un grand feu, donne de l'eau, de l'air acide, de l'air inflammable, de l'air pur et de l'air impur... (blz. 95). Mais objecte-t-on, le charbon dépouillé de tout air par un grand feu, ou au moins n'en donnant plus à cette chaleur, en redonnera encore si on y fait passer de l'eau; et cet air est de l'air acide pur et de l'air inflammable qui viennent de la décomposition de l'eau’. En inderdaad de behandeling van gaskool met verhit waterdamp geeft een mengsel van waterstof en koolmonoxyde, gekend onder den naam van watergas.
Na deze hooger aangehaalde onderzoekingen die uitsluitelijk van wetenschappelijken aard zijn, begint voor het steenkoolgas een nieuw tijdvak, gedurende hetwelk de practische toepassing aan den voorrang komt, een tijdvak voor de nijverheid belangrijk. In 1785 verlichtte Minkelers, hoogleeraar te Leuven, zijne hoorzaal met steenkoolgas; eenigen tijd daarna, in 1786, gebruikte de apotheker Pickel te Würzburg het brandbaar gas getrokken uit beenderen om zijn apotheek te verlichten. Lord Dundonald te Cubross-Abdey, Lebon te Parijs, Lampadius te Freiberg, Henfrey te Baltimore zochten ook rond dien tijd de eerste toestellen te vervaardigen om het gebruik van het lichtgas in het groot mogelijk te maken. In 1792 werden te Redruth (Cornwallis), daarna te Birmingham, Manchester, Leeds en Glasgow de eerste gasfabrieken opgericht. Het leven en het werk van Jan-Peter MinkelersGa naar voetnoot(19) werden ons bekend gemaakt door eene rede in 1838 door MorrenGa naar voetnoot(20) in de Academie des Sciences van Brussel uitgesproken, door eene studie van Charles RigoutsGa naar voetnoot(21), apotheker te Antwerpen, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 539]
| |||||||||||||||||||||||
in 1869 verschenen, en door de Biographie nationale van 1897, waarin hij de uitvinder van het lichtgas wordt genoemd. Geboren te Maastricht in 1748, waar zijn vader apotheker was, studeerde Minkelers te Leuven en werd in 1772 leeraar in de natuurkunde aan het College van den Valk, en der vier paedagogiën der Universiteit Leuven. Op 5 juni 1783 deden de gebroeders Etienne en Joseph Montgolfier hunne eerste historische proeven met hun vliegtoestel te Ammonay, en onder de eerste luchtvliegers bevonden zich de scheikundigen Proust en Guyton de Morveau. De hertog van Aremberg liet in zijn kasteel van Heverlé dicht bij Leuven de proefnemingen van Ammonay hernemen. De eerste luchtballons werden naar omhoog gezonden, als gevolg van het verlagen van het soortelijk gewicht door een gepaste verwarming veroorzaakt; op de champ de Mars te Parijs liet de natuurkundige Charles een ballon met waterstof stijgen, het brandbaar gas uit ijzer en zuur door Priestley in 1772 verkregen. Minkelers was eerst de meening toegedaan dat de gebroeders Montgolfier waterstof hadden gebruikt; maar zooals hij in een geschrift in 1784 verschenen het zegt, werd toen dit nieuws verspreid dat de Montgolfiers zich uitsluitelijk van brandbare gassen uit stroo en wol bedienden; en daaruit besloot Minkelers dat deze gassen niets gemeens hadden met het echte brandbaar gas door stoken in een gesloten toestel bereid, en dat het stelsel op het verlagen van het soortelijk gewicht der lucht moest berusten. Gelast, te gelijkertijd met Thysbaert en Van Bouchaute, te Heverlé de proeven van de Montgolfiers te herhalen, probeerde eerst Minkelers een genoegzame hoeveelheid gas, licht genoeg om luchtballons te doen stijgen, uit organische stoffen te bereiden, doch vruchteloos; dan gebruikte hij steenkool: ‘le 1 octobre passé, ayant mis de la houille en poudre dans un canon de fusil, j'ai obtenu, zegt hij, de l'air inflammable en abondance et très promptement; quatre onces de houille me donnèrent un pied cubique, mesure de France, de cet air lequel ayant été pesé, fut trouvé quatre fois plus léger que l'air atmosphérique’. Op het einde van het geschrift van Minkelers, komt Thysbaert de ontdekking bevestigen. Men zal bemerkt hebben dat Minkelers zijne proef met steenkool op 1 october zonder jaartal stelt. Rigouts zoekt het jaar op 1783 te bepalen; en inderdaad wordt op 7 november 1783 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 540]
| |||||||||||||||||||||||
een brief door Thysbaert aan Dey, secretaris van den hertog van Aremberg gedurende een verblijf te Parijs, geschreven waarin de proefnemingen van Minkelers worden vermeld. Zeer zonderling is het dat in zijn geschrift Minkelers van verlichting niet spreekt; maar men weet door Van Hulthem die in 1785 de lessen van Minkelers te Leuven volgde en later curator der Gentsche Universiteit werd dat elk jaar Minkelers als gewoonte had zijne hoorzaal met steenkoolgas te verlichten, en dat hij verder demonstreerde hoe eens met dat gas de steden zouden kunnen verlicht worden. Op het exemplaar van het geschrift over het brandbaar gas dat Van Hulthem in juni 1785 van Minkelers had ontvangen, was dit door Van Huthem zelf vermeld, zegt Rigouts, en dit exemplaar met de aanteekening van Van Hulthem berustte in de Koninklijke Bibliotheek van Brussel. Ongelukkiglijk is het exemplaar in de Koninklijke Bibliotheek thans onbekend, waarvan in zijne mededeeling Rigouts het volgende zegt: ‘Heureusement pour la memoire de Minkelers, il avait en 1785 parmi ses auditeurs un étudiant qui fut plus tard curateur de l'Université de Gand, Van Hulthem, homme remarquable à tant d'égards. Sa présence à ses leçons est devenue un fait important pour l'histoire des sciences. Sans lui, sans l'habitude qu'il avait contractée de prendre des notes en toute occasion et sur toute chose, nous ne saurions point que son professeur de physique éclairait chaque année l'auditoire où il donnait son cours avec la flamme du gaz de la houille, et qu'il démontrait comment cette matière pourrait un jour servir à éclairer nos villes. C'est ce que Van Hulthem a communiqué en tête de l'exemplaire du mémoire sur l'air inflammable que l'auteur offrit à son élève, en juin 1785: cet exemplaire doit se trouver actuellement à la Bibliothèque royale de Bruxelles.’ De proefnemingen van Minkelers waren op betrekkelijk groote schaal gedaan: uit 20 pond steenkool wist hij 80 kubieke voeten brandbaar gas te bekomen; het gas was daarna door kalkwater gezuiverd. In 1790 kwam Minkelers terug naar Maastricht, waar hij zijn vader in zijn apotheek opvolgde; daar werd hij leeraar aan de Centrale school, en stierf op 4 juli 1824. De stad Maastricht heeft den naam van Minkelers gegeven aan de vroegere Heerenstraat, waar de gedienstige onderzoeker overleed. De rol van Minkelers in het ontstaan der gasnijverheid is niet onbeduidend. In de groote werken over lichtgas wordt zijn naam echter niet genoemd: noch door PeckstonGa naar voetnoot(22) in 1823, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 541]
| |||||||||||||||||||||||
noch door PelouzeGa naar voetnoot(23) in 1839, noch door AccumGa naar voetnoot(24) in 1816 Accum zegt in 1816, toen Minkelers nog leefde, dat de ontdekking van het lichtgas aan geen enkel levenden mensch behoort. Pelouze vermeldt alleen de Engelschen en de Franschen: ‘La question de priorité a été débattue entre les Anglais et les Français avec une ardeur tenace qui a fini par devenir fatiguante, et dont la polémique a dépassé toutes les bornes que l'importance du sujet n'autorisait pas à franchir sans tomber dans le ridicule’. Maar in den tijd waarop Minkelers zijne onderzoekingen deed waren Leuven en Maastricht onder Fransche heerschappij: volkeren door de militaire macht veroverd zijn niet eens noemenswaardig! Wij zullen hier niet onderzoeken of het lichtgasbedrijf een Hollandsche of een Belgische uitvinding is; wat Van Hulthem over Minkelers beweert werd opnieuw vastgesteld door Michel Smiets op het 12e Nederlandsch Congres te Middelburg in 1872. Aldus behoort Minkelers tot de Geschiedenis der Wetenschappen, die geen bijzonder volk erkennen, doch wel tot het gansche menschdom zonder onderscheid behooren. J.L.M. Van der Horn van den BosGa naar voetnoot(25) heeft aan de geschiedenis van het lichtgasbedrijf een belangrijke mededeeling gewijd, waarin hij de pogingen om uit het droog stoken van de steenkool lichtgas in het groot te bereiden beschrijft. In denzelfden tijd vervaardigden W. Murdoch en Ph. Lebon practische toestellen. Sedert 1792 verlichtte MurdochGa naar voetnoot(26) zijn woonhuis te Redruth met steenkolengas; in 1798 maake hij proefnemingen in de fabriek Boulton en Watt te Soho-Birmingham, en in 1803 verving hij in deze fabriek de olieverlichting met lichtgas; in 1805 werd het de beurt aan de katoenspinnerij Phillips en Lee te Manchester, en aan de spinnerijen Henry Lodge te Halifax. Rond dien tijd, in 1802, werd door Henfrey de stad Baltimore met gas verlicht. Ph. Lebon wilde eerst lichtgas bereiden door het droog stoken van hout, en zijn zoogenoemde thermolampe van 1785 was eerst tot dat doel bestemd; alleen later, op het tijdperk dat door Buret de Longchamps en ChaptalGa naar voetnoot(27) op 29 septem- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 542]
| |||||||||||||||||||||||
ber 1799 wordt vastgesteld, kwam Lebon op het gedacht in zijn toestel het hout door steenkool te vervangen. Een uitvindingspatent werd aan Lebon volgens RenauxGa naar voetnoot(28) op 6 Vendemiaire jaar VIII (28 september 1799) toegekend. De thermolampe bleef miskend, en na al zijn vermogen in zijne opzoekingen verloren te hebben, pleegde de ongelukkige Lebon op 2 mei 1802 zelfmoordGa naar voetnoot(29). Na zijn dood zette zijne weduwe Therese Francine Cornelie de Brambilla de onderzoekingen voort, zooals blijkt uit eene verhandeling die zij in 1811 aan de Société d'encouragement opstuurdeGa naar voetnoot(30). Het huis gelegen nr 12 in de rue St. Louis en l'île te Parijs draagt eene herinneringsplaat met de woorden: ‘Lebon Philippe. Maison où il a découvert le principe de l'éclairage et le chauffage par le gaz en 1799’. Of Lebon nu de uitvinder is van de gasverlichting, wel of niet, stellig is het dat hij een verdienstelijk man was die in een zijner geschriftenGa naar voetnoot(31) de aandacht vestigt op de wijze waarop men brandbare gassen verspilt, die een belangrijke waarde bezitten en die tot het verlichten en tot het verwarmen kunnen gebruikt worden. Te beginnen met 1806, wordt het steenkoolgasbedrijf een groote nijverheid: CleggGa naar voetnoot(32) zuivert en koelt het gas af, en gebruikt gashouders; een Duitscher met naam Winzer, die in Engeland zich Winsor liet noemen, sticht in 1812 te Londen de Chartered Gaslight and Coke Company; na het binnentreden van Clegg in deze vennootschap, werd de eerste straat te Londen op 1 April 1814 verlicht. Als gevolg van oneerlijke onderhandelingen werd Winsor verplicht Engeland te verlaten; hij kwam te Parijs, waar hij in zijne pogingen om het lichtgas in te voeren mislukte; alleen daar begon in 1839 een Engelsche vennootschap het bedrijfGa naar voetnoot(33). In 1811 vermengt Koning van AkerslootGa naar voetnoot(34) steenkoolgas | |||||||||||||||||||||||
[pagina 543]
| |||||||||||||||||||||||
met watergas, en verlicht op deze wijze het ziekenhuis van Amsterdam. In 1817 geeft J.C. Baron du TourGa naar voetnoot(35) een volledige beschrijving van een werktuigenstelsel om steenkool te stoken. In 1816 verlicht in Duitschland LampadiusGa naar voetnoot(36) verscheidene fabrieken; PrechtlGa naar voetnoot(37) doet hetzelfde te Weenen, maar het is alleen in 1833 dat deze stad een gasleiding krijgt. In 1815 verscheen A practical treatise on gaslight van de hand van Frederick Accum; het boek had een grooten bijval; na de 1e uitgave te Londen in 1815, verscheen in november van het zelfde jaar de 2e uitgave; het voorwoord der 3e uitgave is van 10 april 1816. In 1820 verscheen een verdere uitgave onder den titel: A pratical treatise on gasligt. Er bestaan een Duitsche uitgave, en ook twee Fransche. De twee Fransche zijn, volgens de vermeldingen, met de 3e Engelsche uitgave gemaakt geweest; beide zijn van 1816, maar hun inhoud verschilt in hooge mate. In een dezer vertalingen zonder den naam van den vertaler
Traité pratique de l'éclairage par le gaz où se trouve une description abrégée de l'appareil et du mécanisme les mieux appropriés à l'éclairage des rues, des maisons et des ateliers de fabrication par le moyen de l'hydrogène carburé ou gaz de charbon de terre; avec des remarques sur l'utilité, la sûreté, et la nature en général de cette nouvelle branche d'économie civile. Ouvrage traduit textuellement de l'anglais de Frederick Accum, chimiste praticien. sur la troisième édition; d'après lequel cet eclairage est établi par les fabricants, MM. Le Normand et Comp., dans la salle intérieure du jeu de Carrousel, rue Castiglione, à Paris. Orné de sept planches enluminées. Paris, au Cabinet des Arts, rue Castiglione, No 28. Imprimerie de Le Normant, rue de Seine, 1816 (15 × 23 cm., 187 pp., ex libris A.J.J.V.).Ga naar voetnoot(38) | |||||||||||||||||||||||
[pagina 544]
| |||||||||||||||||||||||
wordt op blz. 72 een overzicht gegeven over den oorsprong en de vorderingen van het gasbedrijf, met de namen van James Clayton, Hales, Watson, Murdoch, Lebon, Samuel Clegg, Accum. Murdoch gaat door om voor de eerste maal in 1792 de steenkool tot het bereiden van lichtgas gebruikt te hebben, in 1792 in het graafschap van Cornwall en in 1797 in het graafschap van Ayr. Ook wordt Winsor wel voor zijne groote bedrijvigheid, niet voor nieuwe ontdekkingen lof toegezwaaid, alhoewel hij op 18 mei 1804 een patentschrift bekwam voor het extraheeren en zuiveren van het ontvlambare gas tot het verwarmen en het verlichten bestemd, alsmede over het uittrekken van ammoniak, teer en andere producten en het verkrijgen van gaskool. De andere Fransche vertaling, ook in 1816 te Parijs uitgegeven, ditmaal echter ‘publié et augmenté par F.A. Winsor. auteur du système d'éclairage par le gaz en Angleterre’, enz. is:
Traité pratique de l'éclairage par le gaz inflammable contenant une description sommaire de l'appareil et du mécanisme employés pour l'illumination des rues, des maisons et des manufactures, à l'aide du gaz hydrogène carburé, tiré du charbon de terre; accompagné de remarques sur l'utilité, la sûreté et la nature générale de cette nouvelle branche d'économie civile; traduit de l'anglais sur la 3e édition de M. Accum; publié et augmenté par F.A. Winsor, auteur du Système d'éclairage par le gaz en Angleterre, fondateur de la compagnie incorporée par charte royale à Londres, et breveté par sa majesté pour l'emploi de ce système en France. Orné de huit planches. Prix 7 fr. A Paris, chez l'auteur, rue Saint Marc no 10 et chez Nepveu libraire, passage des Panoramas no 26, 1816. (14 × 21 cm., 176 pp., ex libris A.J.J.V.).
In het voorwoord zegt de beruchte Winsor, of Winzer, dat hij eenige deelen uit het boek van Accum heeft laten vallen, maar dat hij inlichtingen over besprekingen in het parlement en over prioriteitseischingen er bijvoegt. Op blz. 9 komt ook het historisch overzicht, maar met aanteekeningen van den vertaler, daar waar deze door den schrijver meent aangevallen te zijn. Op dit tijdstip van de Geschiedenis heeft het gasbedrijf een vaste plaats in de nijverheid genomen. Brussel werd met lichtgas van af 1819, Luik van af 1835 verlicht. Te Antwerpen werden de eerste gaslantaarnen in maart 1837 geplaatst; alleen echter in Augustus 1840, gedurende de Rubensfeesten, werd de openbare verlichting volledig ingericht. In de Geschiedenis van Antwerpen, van Martens en TorfGa naar voetnoot(39) leest men daarover (deel 7, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 545]
| |||||||||||||||||||||||
p. 742): ‘Sinds lange was men er op bedacht geweest, in dat gedeelte van den openbaren dienst verbetering te brengen, bij middel van het gazlicht. Reeds in 1818 had men daermede willen beginnen, door de verlichting der dokken, rondom welke men een dertigtal gazlantarens zoude hebben aengestoken; doch dit had vooreerst geen gevolg, zoo min als een meer algemeen ontwerp van gaz-verlichting, hetwelk in 1824 werd gevormd. Middelerwijl werd de harstgaz omdekt, en uit de genomen proeven scheen te blijken dat deze gaz zekere voordeelen boven de kolengaz bezat. Naer aenleiding van eenige gunstige verklaringen vormde zich in 1836 eene maetschappij, die een kapitael van 600000 fr. moest hebben. Deze maetschappij bekwam de koninklijke goedkeuring en begon dadelijk hare werkzaem heden, stichtende aan den Blijdenhoek eene gazfabriek, leggende de gazpijpen of geleibuizen, en in Maert 1837 de eerste lantaerns aenstekende. Maer nadien ging het dagelijks slapper, en eindelijk werd de onderneming geheel opgeheven. Nu werd door de stad in 1840 eene andere overeenkomst gesloten met de engelsche Vastelands-Maetschappij, welke de gebouwen en het gerief der vorige overnam, en de werken derwijze bespoedigde, dat men zich reeds in Augusty 1840, tijdens de Rubensfeesten, met eene gedeeltelijke gazverlichting mogt verblijden’. Te Gent werd de verlichting van den openbaren weg door het Koninklijk besluit van 3 Juli 1824 toegestaan, en de straten werden van af 1 juli 1827 verlicht. In het geheel genomen, is de leeftijd van het gasbedrijf ongeveer deze van het onafhankelijk Belgenland; te Gent is het gasbedrijf honderdjarig geworden. Alhoewel het gezond verstand ons oplegt de wetenschap als internationaal te beschouwen, kunnen wij bij deze gelegenheid toch niet nalaten vast te stellen dat twee Zuid-Nederlanders, van Helmont met zijne proeven over de gassen, en Minkelers met zijne opzoekingen om het steenkolengas te benuttigen, waardevolle diensten aan de internationale wetenschap en aan het menschdom hebben bewezen. |
|