Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1926
(1926)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 486]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste verslag: Dr. J. Cuvelier.Het handschrift dat aan de Academie ter uitgave aangeboden wordt is eene uitvoerige bewerking van een onderwerp dat reeds meermaals door den Heer Dr. V. Fris behandeld werd. Over een kwart eeuw reeds bestudeerde hij ‘De bronnen der Geschiedenis van den Opstand van Gent tegen Philips den Goede’Ga naar voetnoot(1) en kort daarna gaf hij beurtelings ‘Oorkonden betreffende dezen opstand’Ga naar voetnoot(2) en ‘Nieuwe oorkonden’Ga naar voetnoot(3) over deze belangrijke geschiedkundige episode uit. Kort vóór den oorlog liet hij nog een opstel met ‘Bewijsstukken’ over hetzelfde historisch feit verschijnenGa naar voetnoot(4). We hebben dus volkomen zekerheid dat de schrijver zich aan deze studie ‘con amore’ toegewijd heeft. En wie daarna nog mocht aan de degelijkheid van zijn onderzoek twijfelen dien zouden wij enkel naar de volledige bibliografie verwijzen die zijn werk voorafgaat. Nadat de schrijver in zijne inleiding het eigenlijke voorspel van den opstand, namelijk de weigering der zoutbelasting en den strijd om het dekenschap beschreven heeft, behandelt hij in een drietal hoofdstukken het geschil tusschen Vorst en Schepenbank in betrekking met de schepenenverkiezing van 1449 en hare verbreking, de samenzwering van Pieter Tijncke en het rechterschap. Het tweede en laatste deel van het werk is aan de omwenteling en het stadsbestuur gewijd. Hier worden beurtelings behandeld: De regeering der drie hoofdmannen, het beleg en ontzet van Oudenaerde, de regeering der vijf hoofdmannen, de inval van 't land van Waes en 't Fransch Gezantschap, en eindelijk de slag bij GavereGa naar voetnoot(5). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 487]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De echte beteekenis van dit langdurig geschil is gekend. Het geldt hier een kamp der alleenheersching tegen het zelfbestuur van het stedelijk gemeenebest, een vernietigingsoorlog door den vorst gezworen aan alles wat aan zijne centraliseerende inzichten in den weg stond. Ongetwijfeld mag, na deze uitgebreide studie, de zaak als bepaald uitgemaakt beschouwd worden. Misschien zal men doen opmerken dat het verhaal te uitvoerig behandeld werd. Geen enkel detail wordt den lezer gespaard en zeker is het dat de schrijver meer dan eens van de letterlijke aanhalingen uit dagboeken en kronijken misbruik heeft gemaakt. Het geheel geeft ook den indruk dat het niet afgewerkt is. De laatste bladzijden zijn bijna onleesbaar. Wellicht heeft de schrijver den tijd of de krachten niet meer gehad zijn opstel aan een zorgvuldige nalezing te onderwerpen. Wie zal de laatste hand aan het handschrift zetten alvorens het aan den drukker te laten geworden? Ware de schrijver nog in leven, zoo zou ik geen oogenblik geaarzeld hebben om de uitgave aan te bevelen. In den tegenwoordigen staat van het handschrift en zonder de waarborg van eenen bevoegden corrector durf ik dit niet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede Verslag: Mr. Leonard WillemsHet antwoord dat ingekomen is op de vraag ‘Den opstand van Gent tegen Filips den Goede’ bestaat uit 6 zware schrijfboeken, met een doorloopende pagineering tot ± 479 (schrijfboek IV). Eene inhoudstafel bevindt zich I, fol. 67, en zij geeft een duidelijk overzicht van hetgeen tot fol. 450 behandeld wordt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 488]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het handschrift is persklaar tot fol. 479. Maar te beginnen met fol. 480 staan wij voor een mikroskopisch en raadselachtig geschrift, waaruit geen enkel letterzetter ooit geraken zal. Hier en daar slaagde ik erin te raden wat schrijver wil zeggen. Maar in den regel kon ik niets ontcijferen. Te beginnen met 480 is er overigens geene pagineering meer. Wij staan dus voor een klad. De 20 eerste folios van schrijfboek V zijn met dit zelfde raadselachtig schrift beschreven. Op kap. IV moet een kap. V volgen, dat ik nergens vind, en waarvan ik den inhoud niet bepalen kan. Het 6de schrijfboek bevat een kap. VI: ‘De slag bij Gavere’. Hier is het geschrift leesbaar en het stuk persklaar. Dan volgt een titel: Kap. VII ‘De gevolgen van den slag bij Gaver’ - maar de tekst ontbreekt. Het antwoord op de vraag der Academie is dus stellig onafgewerkt gebleven. En indien het verhaal ten minste doorliep tot het einde van den slag bij Gaver, dan zou de vraag gesteld kunnen worden of de Academie dit gedeeltelijk antwoord niet zou kunnen uitgeven. Maar, zooals gezeid, kap. IV is grootendeels onleesbaar en kap. V ontbreekt. Evenmin als de eerste verslaggever durf ik dus het uitgeven voorstellen van dit handschrift dat onafgewerkt en ten deele onleesbaar is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde verslag: Prof. Dr. Leo van Puyvelde.Als derde verslaggever sluit ik mij aan bij het voorstel van de beide gezaghebbende mede-verslaggevers. In den staat, waarin het handschrift voorligt, kan het niet uitgegeven worden. Het is niet persklaar. Er ontbreekt een hoofdstuk met slotbeschouwingen. Enkele deelen zijn te uitvoerig. De taal zou moeten herzien worden, en niet minder de stijl. Het is wel jammer dat wij dit werk niet ter uitgave aan de Academie kunnen voorstellen. Het is een flinke brok historie van ons volk. En het blijkt de uitkomst te wezen van meer dan twintig jaren nauwgezette opzoeking en ernstige studie, de bekroning van een levenswerk. Ik kan niet nalaten den wensch uit te spreken dat deze arbeid niet zou te loor gaan en dat iemand, die daartoe de bevoegdheid heeft en de toewijding, dit werk in handen zou nemen om het geheel gereed te maken en het opnieuw aan de Academie ter uitgave voor te leggen. |
|